Het
museum dat is gewijd aan de drukkerij van Christoffel Plantijn en zijn
nageslacht is een grote schatkamer. Het dwingt je dan ook om de route twee keer
af te leggen. Alleen dan zie je alle juwelen.
Waar te beginnen? De oudste bewaard gebleven
degelpersen ter wereld. De atlas van Abraham Ortelius uit 1570 – de eerste
atlas die ook die naam draagt. De kolossale renaissancistische bibliotheek. De
talrijke portretten van Peter Paul Rubens en zijn leerlingen. Het pand zelf:
een zeventiende-eeuwse drukkerij en woning in één. Of de uitzonderlijk gave
36-regelige Gutenberg-Bijbel. Het Museum Plantin-Moretus kent te veel
hoogtepunten om op te noemen.
Het museum kent waarschijnlijk geen gelijke in
de wereld – het museum pocht er zelf niet over, anders zou je zo’n bewering met
meer stelligheid doen. Maar waar anders vind je een drukkerij uit de begintijd
van de boekdrukkunst dan de Officina
Plantiniana dat Christoffel Plantijn in 1555 begon? Compleet met duizenden
loden letters, sommige nog in hun oorspronkelijke verpakking, een originele
tafel voor proeflezers en ingebouwd sorteerrek voor in- en uitgaande post van
de bedrijfsleider.
Het is te danken aan de voor bedrijven zeer
uitzonderlijk bewaarzucht van de familie Moretus, die de drukkerij tot 1870
overeind hield, dat deze collectie is behouden. Het is krankzinnig om te
bedenken dat de waardevolle Gutenberg-Bijbel gewoon door Plantijn is aangekocht
ter voorbereiding op zijn eigen Bijbel-uitgave – zoals je nu een eerste druk
van Ernst Claes’ De Witte bij een antiquair aanschaft. De meeste van zulke
oude boeken gaan al eeuwen van de ene verzamelaarshand in de andere.
Een tocht over de voorgeschreven route door
het Museum Plantin-Moretus beneemt je dan ook voortdurend de adem. Om de
ontelbare schatten die er liggen. Om de luxe van de patriciërswoning, die sinds
de opening van het museum in 1877 in goede conditie is gehouden en alleen maar
is verbeterd. Maar bovenal: om de historische sensatie. In deze drukkerij werd
pas geschreven werk van Erasmus gedrukt. In deze boekhandel kocht de klant een
boekblok van de pas verschenen verzamelde werken van Justus Lipsius.
En dan valt het onderdeel van de collectie dat
Unesco heeft erkend als werelderfgoed niet eens op: het bedrijfsarchief. Je
moet zelf in het boekenvak werken om gecorrigeerde proefdrukken op waarde te
schatten – met dezelfde tekens die correctoren nu gebruiken. Een uitzondering
zijn Rubens ontwerpen voor titelpagina’s, inclusief schetsen van zijn opdrachtgever
Jan I Moretus. Omdat het Rubens is, valt het op. Maar ook andere kunstenaars
zouden de vellen bijzonder hebben gemaakt.
Er is slechts één bedenking te maken op het
museum – los van het overal klinkende gesnor van klimaatregelaars, dat wel
irriteert maar, met zoveel kostbare boeken, onvermijdelijk is. Vanaf de
boekhandel volg je het ontstaan van een boek in omgekeerde volgorde: de kamer
voor proeflezers, het kantoor van Plantijn, de drukkerij en, tot slot, de
lettergieterij, die overigens maar kort in gebruik was. Juist een boekenmuseum
zou toch moeten weten hoe je een verhaal goed vertelt?
Er zit dan maar een ding op. Als je na uren,
uitgeput, het einde van de route hebt bereikt, keer je op je schreden terug en
slenter je weer helemaal terug naar het begin. En dan ontdek je nog meer
schatten die je de eerste keer niet eens waren opgevallen. De boekbanden uit de verzameling Max Horn.
Een eerste druk van de encyclopedie van Diderot, D’Alembert cum suis. Doeken
van Erasmus Quellin. De allereerste uitgaven van Plantijn: een pedagogische
handleiding van Bruto. Enzovoorts.
Museum Plantin-Moretus is iedere dag, behalve maandag, geopend van 10 tot 17 uur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten