De kwaadaardige Tante
Tiny drukte een stempel op menig samenzijn van de familie Egberts. In De
helleveeg reconstrueert Albert Egberts,
de hoofdpersoon uit A.F.Th. van der Heijdens cyclus ‘De tandeloze tijd’, hoe
hij haar een halve eeuw heeft gekend.
Grimmig ja, pijnlijk nee
Er is een A.F.Th. van der Heijden voor de dood van zijn zoon
Tonio en een A.F.Th. van der Heijden na de dood. Zou dat verschil maken voor
zijn werk? Volgens de schrijver zelf wel. Hij is een grimmiger auteur geworden,
vertelde hij voorafgaand aan het verschijnen van De helleveeg, omdat alles zijn oorspronkelijke glans heeft
verloren. En hij moet betere boeken schrijven om zichzelf te kunnen imponeren.
Zijn hele oeuvre heeft in zijn ogen veel van zijn waarde verloren omdat geen
enkel boek het vreselijke ongeluk op 23 mei 2010 heeft kunnen voorkomen. Alles
is ten prooi gevallen aan de ‘verschaming’, zoals Van der Heijden het proces
noemt.
Toch is de eerste roman na het intense en massaal door pers
en publiek omhelsde requiem voor Tonio een aangename terugkeer naar de
schrijver die dertig jaar geleden naam maakte als de prominentste auteur van
zijn generatie. Voor het eerst sinds hij in 1996 de dubbelroman Het Hof van Barmhartigheid / Onder het plaveisel het moeras
publiceerde, keert hij terug naar de cyclus ‘De tandeloze tijd’. Dat betekent
een hernieuwde kennismaking met Albert Egberts en vele andere personages. Ze
spelen dit keer weliswaar een figurantenrol, zoals advocaat Ernst Quispel, maar
wel een herkenbare rol. Dat stemt nostalgisch.
Grimmig is De
helleveeg, dat het levensverhaal van Alberts tante Tiny vertelt, zeker. De
zus van zijn moeder slaagde erin ieder familiezijn te verzieken met haar
scherpe tong, verwijtende blik en een valse zorgzaamheid die iedereen in een
positie van afhankelijkheid dwong. Als Albert haar ‘ontdekt’ op zijn vierde,
wordt hij vooral aangetrokken door haar geurwolk en haar zestienjarige
schoonheid. Haar daden van haat – vooral jegens zijn grootouders en zijn moeder
– vindt hij fascinerend. Pas als hij ouder wordt, groeit ook bij hem de afkeer.
Ook al kent hij dan eindelijk de reden van tante Tiny’s eeuwig gesar – en van
haar smetvrees.
Van der Heijden heeft zich uitgeleefd in Tiny’s tirades.
Maar pijnlijk worden haar woorden en daden nooit. Daarvoor is het te
onwaarschijnlijk dat een volkse vrouw zich zo welluidend uitdrukt. Je gaat het
verhaal, ook door Van der Heijdens reputatie als mythisch schrijver, vanzelf
interpreteren als een symbolische vertelling in plaats van een geschiedenis
over een mens van vlees en bloed. Ook is het opvallend hoe vaak Van der Heijden
de ‘show don’t tell’-wet aan zijn laars lapt. Dat is zijn goed recht, maar de
lezer moet vaak maar aannemen dat Tiny weer in een hatelijke bui is. ‘Bitste
ze’, staat er dan. ‘Hoonde ze’. Of ‘snoof ze minachtend’. Je vóélt het niet zo.
Ook het drama uit Tiny’s jeugd is niet meer zó tragisch als
dat vlak na de Tweede Wereldoorlog was. Zeden en gewoontes zijn drastisch
veranderd, net als de houding van ouders ten opzichte van hun kinderen. Het is
hier niet de plaats te onthullen wat zich precies heeft voorgevallen. Ook al
voel je het lang van tevoren aankomen, Van der Heijden maakt er veel werk van
de mist rond de gebeurtenis langzaam te laten optrekken. Met als bonus een even
onverwachte als groteske draai, die Tiny’s vreugdeloze huwelijk met Koos in een
ander perspectief plaatst. Van der Heijden weet wel hoe hij een plot in elkaar moet
draaien.
Het intrigerendste aan De
helleveeg is juist het gegeven dat ook nu nog op een familiefeest voor een
pijnlijke stilte zorgt: de bloedschande die Albert Egberts pleegt. Hij deelde
al eens het bed met een nicht, in dit vijfde deel van ‘De tandeloze tijd’
blijkt hij als 26-jarige ook nog eens met zijn tante geslachtelijk te hebben
verkeerd. Althans, dat heeft hij geprobeerd. En Van der Heijden, die alles met
alles verbindt, zou Van der Heijden niet zijn als hij er niet op wees dat
Albert in zijn jongste jaren zo ongeveer door Tiny werd opgevoed, zodat hij
daar eigenlijk met zijn moeder lag. Het zijn de enige passages die me deden
huiveren.
Van der Heijden schreef De
helleveeg omdat hij per se de uitreiking van de P.C. Hooftprijs, de
belangrijkste Nederlandse oeuvreprijs, wilde opluisteren met nieuw werk.
Aanvankelijk hoopte hij Kwaadschiks,
een ander deel uit de cyclus, te kunnen presenteren. Maar deze roman, waaraan
het werk al werd onderbroken door de komst van twee politieagenten die hem naar
het sterfbed van Tonio brachten, kreeg hij niet op tijd voltooid. In slechts
twee maanden liet hij toen de ruim tweehonderd pagina’s over Tiny uit zijn pen
vloeien. Al weet je niet in hoeverre de schrijver, die aan zeven bureaus aan
talloze projecten tegelijk werkt, het boek al in de verf had gezet.
Het is niet eerlijk hierop te wijzen. Er zijn genoeg
meesterwerken in nog kortere tijd geschreven. Maar gecombineerd met de inhoud
voedt de wetenschap over de ontstaansgeschiedenis het beeld dat De helleveeg toch eerder een
tussendoortje is dan de spetterende comeback die de A.F.Th. van der Heijden van
na de dood van Tonio allicht voor ogen stond.
A.F.Th. van der
Heijden – De helleveeg (256 p.) –
De Bezige Bij
(Eerder gepubliceerd in BOEK 4, 2013)
Zie ook:
- A.F.Th. van der Heijden krijgt de P.C. Hooftprijs / de Libris Literatuurprijs
Geen opmerkingen:
Een reactie posten