In het Amsterdamse filiaal van de Apple Store vertelde Leon de Winter gisteren voor het eerst waarom zijn aartsvijand Theo van Gogh een rol heeft in zijn nieuwe roman VSV.
Meer dan vijfentwintig jaar lang koesterde Leon de Winter een diepe haat tegen Theo van Gogh – zó grof was diens belediging. Als de schrijver met zijn vrouw Jessica Durlacher naar bed ging, schreef de provocerende filmmaker in een column, wond hij een stuk prikkeldraad om ‘de knots van de geweldenaar’ en terwijl hij haar nam, kraamde hij hijgend uit: ‘Treblinka! Treblinka!’. Rechtszaak op rechtszaak volgde. Tot meer dan een paar duizend gulden boete leidde het nooit.
Neemt De Winter nu wraak door Van Gogh in VSV, dat op 20 juni verschijnt, genadeloos af te maken? Integendeel, zei hij gisterenavond tegen interviewster Eva Jinek in de matig gevulde, rumoerige Apple Store. ‘Er is geen personage dat zachtere emoties oproept dan Theo,’ zei hij. ‘Het ging er mij om dat ik nu eindelijk een gesprek met heb kunnen voeren. Dat is in het echt nooit gebeurd. Ik heb Theo nooit gekend. Maar dat is het mooie van literatuur: dat het in de verbeelding wel kan.’
De fictieve dialoog met Theo was niet therapeutisch bedoeld. ‘Daarom schrijf je niet. Dat doe je in eerste instantie om jezelf en anderen te vermaken. En in tweede instantie om de boodschappen te kunnen betalen – en af en toe een nieuwe iPhone. Pas daarna komen allerlei andere dingen zoals een eventueel therapeutisch effect. Maar het heeft wel zo gewerkt. Ik vind het nu jammer dat ik hem nooit heb gekend. Een heel gekke ervaring.’
De Winter werkte al twee jaar aan VSV toen hij toevallig op Youtube een oude tv-uitzending met Van Gogh zag. Hij werd daarin geconfronteerd met zijn antisemitische uitspraken. ‘Maar weet u dan niet dat Leon de Winter in werkelijkheid stukjes prikkeldraad uit concentratiekampen verzamelt,’ weerlegde Van Gogh de aanval. ‘Zo grof,’ zei De Winter nu, ‘zo over the top, dat het zijn critici verstomt. En ik was er kapot van. Drie, vier dagen. Tot ik bedacht: Theo moet in mijn boek.’
Daarop gooide De Winter het plot van VSV over de crimineel Max Kohn die een nieuw hart van een zwarte priester krijgt, helemaal om. Theo werd Kohns beschermengel om zo toegang tot het dodenrijk te verdienen. ‘Toen dacht ik: dan moeten ook andere publieke figuren in het boek. En ikzelf. En mijn vrouw, die mij verlaat voor een architect in Los Angeles. En Eva Jinek. En [de advocaat] Bram Moszkowicz, die jij verlaat. [Jinek en Moszkowicz hebben in werkelijkheid een relatie].’
Zouden al die mensen daar blij mee zijn? vroeg Jinek zich af. ‘Ik denk niet dat ze daar een probleem mee hebben,’ vond De Winter. ‘Ik voer alleen mensen op met een publiek bestaan en ik behandel ze met respect. Zelfs iemand als de moordenaar van Van Gogh probeer ik zuiver en integer te benaderen. Goed, een aantal mensen komen er niet goed vanaf. Maar zelf kom ik er slechtst van af – ik ben twintig kilo te zwaar, een grote praatjesmaker, slecht in bed. Dat is ook ijdelheid natuurlijk, want ik doe het zelf.’
En wat zou Theo ervan hebben gevonden? ‘Ik denk dat hij het uitermate verrassend had gevonden na zoveel jaren van vete. En ook dat ik hem zo zacht beschrijf, zeker in de passages waarin hij over zijn kind vertelt. Of in de scène waarin hij slaagt voor zijn examen als beschermengel. Hij krijgt dan vleugels, hij mag voor het eerst vliegen. Een van de mooiste scènes uit het boek, vind ik, waarin Theo even weer gelukkig is. Ik gun hem dat geluk.’
Vanaf vandaag zijn fragmenten van VSV te lezen in de iBookstore.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten