Zo vrolijk is de kermis niet
Kan een forain ooit afscheid nemen van het kermisleven? Arthur van Hooylandt niet. De oude man heeft geen nagel om z’n kont te krabben. Zijn vrouw – ‘een crupuleus serpent, zoals alle wijven’ – is er vandoor. Een overval op zijn eigen draaimolen, uitgevoerd om de verzekering te tillen, is op een mislukking uitgedraaid. Nu piekert hij over een snoepkraam. Hij kan toch niet ergens op z’n gat gaan zitten?
Het enige dat de ook in het echt bestaande Arthur van Hooylandt in leven houdt, schrijft Erik Vlaminck in zijn nieuwe roman Suikerspin, is zijn clangevoel. Zijn trots op het kermisbestaan. Zijn grootvader reisde al sinds 1896 langs de Vlaamse dorpen en steden met ‘fenomenen’: een zeemonster (in werkelijkheid zijn geestelijk gehandicapt broer), een vrouw met een baard, de Siamese tweeling Joséphine en Anastasia. Wat een man moet dat zijn geweest.
Maar ook die trots is misplaatst, ontdekt Vlaminck in de archieven. Het leven van de eerste Van Hooylandt is een en al ellende en miserie. Hij is in armoe geboren en door zijn vader verkocht aan een forain die een hulpje kon gebruiken. Hij koelt op iedereen, zijn ‘fenomenen’ in de eerste plaats, zijn woede op het lot dat hem dit leven zonder geluk doet leiden. En uiteindelijk treft hij vooral zichzelf.
Zo is Suikerspin, geschreven met veel gevoel voor het treffende detail, veel tegelijk. Het roept een wereld op die iedereen slechts kent als onschuldig, vrolijk en misschien wat ouderwets vermaak. Het schetst een schijnend beeld van het leven dat ‘fenomenen’ vroeger leidden. Het is een intrigerend onderzoek naar de ware afkomst van Arthur van Hooylandt. En meer.
In alle opzichten overtuigt Vlaminck. Hij bindt de verschillende lijntjes strak aan elkaar en weet zijn personages werkelijk tot leven te roepen.
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2008)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten