maandag 20 mei 2013

Interview Jan Brokken (1): over 'In het huis van de dichter' (BOEK)


Acht jaar, tot aan zijn dood in 1988 aan aids, was Jan Brokken goed bevriend met de wereldberoemde pianist Youri Egorov. In zijn nieuwe roman In het huis van de dichter schetst Brokken een intens en rijk gekleurd beeld van een getormenteerde mens wiens leven was getekend door zijn vlucht uit de Sovjetunie. ‘Hij was de Jim Morrison van de klassieke muziek.’

Van een echte vriend wil je alles weten

Blijkbaar was de tijd rijp voor een herontdekking. Jan Brokken werkte al enige tijd aan een roman over de Russische pianist Youri Egorov – op z’n Engels gespeld, zoals hij dat graag wilde – toen hij platenmaatschappij EMI belde. Hadden zij nog plannen om oude opnames opnieuw uit te brengen? Dan kon hij dat vermelden achter in In het huis van de dichter. Inderdaad. Een zeven cd’s tellende verzamelbox. ‘De critici zijn daar laaiend over’, zegt Brokken. ‘Youri was min of meer vergeten. Nu verbaast iedereen zich erover hoe rijp hij klonk toen hij op zijn vierentwintigste Chopin opnam. Le monde de la musique verkoos de box tot cd van de maand. Andere bladen ook.’
Egorov was al jong zeer getalenteerd. Hij werd derde op het vermaarde Koningin Elizabethconcours. In 1976, pas 22 jaar oud, vluchtte hij uit de Sovjetunie. Hij vestigde zich in Amsterdam omdat die stad hem deed denken aan het tegendeel van wat hij achterliet. Vrijheid. En omdat een Nederlandse muziekdirecteur hem ooit zijn hulp aanbood. Vier jaar later leerde Jan Brokken hem kennen. Toen hij voor de Haagse Post een musicus wilde interviewen koos hij voor de man die hij in zijn straat, even verderop de Brouwersgracht, altijd hoorde oefenen. En altijd zo virtuoos. Uit dat ene interview bloeide een intensieve vriendschap.
Op 16 april 1988 overleed Egorov op 33-jarige leeftijd aan de gevolgen van aids. Hij had altijd gezegd jong te sterven, vertelt Brokken in het Franse familiehuis van zijn vrouw. Hij leefde met een gretigheid en een haast omdat hij in de korte tijd die hij zichzelf toedichtte nog alles wilde meemaken. Hij bezocht voortdurend musea en concerten. Hij had overal vriendjes en wisselende contacten. Zijn feesten konden nooit lang genoeg duren. Hij dronk veel. Probeerde elke drugs uit. Toen aids halverwege de jaren tachtig een nieuwe, mysterieuze epidemie werd, wist Egorov dat hij met zijn levensstijl groot gevaar liep.

Vlak voor zijn dood gaf Youri je zijn dagboeken. Kennelijk met de bedoeling dat je over hem zou schrijven.
‘Hij zei alleen: voor later. We hadden net de Stichting Youri Egorov opgericht, de dagboeken konden ook daarvoor zijn. Maar ik denk wel dat als er over hem zou worden geschreven, hij het prettig vond als ik het deed. Hij was altijd bang verkeerd begrepen te worden. Hij had de pest aan journalisten die hem alleen maar gebruikte om anticommunistische gevoelens aan te wakkeren. Maar mij kende hij. Mij vertrouwde hij.’

Waarom heb je zo lang gewacht om In het huis van de dichter te schrijven?
‘Ik had tijdens zijn leven al een opzet gemaakt voor een roman die op zijn leven was geïnspireerd. De pianist moest die heten. Maar ik ging naar Afrika, kreeg daar andere ideeën en liet het rusten. Ook toen hij overleed, wilde ik direct over hem schrijven. Weer bleef het liggen. Omdat hij zijn vrienden vroeg zorg te dragen voor zijn muzikale erfenis, ging dat voor. Dat bleek ontzettend veel tijd en gedoe te kosten om bij radiozenders opnames los te krijgen. Pas toen ik in 2004 Mijn kleine waanzin had voltooid, een autobiografische roman over mijn jeugd, zag ik in dit boek het vervolg. Mijn eerste jaren in Amsterdam zijn gekenmerkt door de vriendschap met Youri. Ook in een ander opzicht is het een vervolg: hoe mensen slachtoffer van de geschiedenis zijn. Mijn ouders en mijn broers door het jappenkamp, Youri door de Sovjetunie.’

Was Youri een gedoemd mens? Uit het boek krijg je die indruk.
‘Daar kan ik niet over oordelen. Al lang voor hij ziek was, dacht Youri dat hij niet oud zou worden. En omdat hij het zelf geloofde, had hij daar zijn leven op ingesteld. Een snel, heftig, uitzinnig leven. Daarom nam hij ook steeds de concorde naar New York, dat gaat sneller. Maar waar dat gevoel vandaan kwam? Ik zei een keer tegen hem: je denkt vroeg te sterven omdat je gewoon bang bent voor de dood. “Nee”, antwoordde hij, “ik ben niet bang, ik wéét het”.’

Leed Youri door zijn vlucht?
‘Hij vond het ondraaglijk. Los van zijn familie te zijn en nooit meer terug kunnen. Dat was de tragiek van zijn leven. Hij was altijd met Rusland bezig tot hij het op het laatst idealiseerde. Als ik hem hier in de buurt meenam naar de bossen, zei hij meteen: net Rusland. Hij volgde de Russische politiek, de Russische poëzie. En hij wist dat zijn familie zwaar onder zijn vlucht leed. Zijn broers waren ook goede musici, maar zij mochten na zijn vlucht alleen maar leraar in de provincie worden. In periodes leed hij daar waanzinnig onder.’

Hoe?
‘Nog meer drank, drugs en wisselende contacten. Bijvoorbeeld toen de Sovjets hem voorlogen dat zijn vader was overleden om hem terug te lokken, ging hij zich maanden lang te buiten aan van alles. In Amsterdam kon je alle stuff ook gewoon kopen. En dat naast de grote spanning van de concertpraktijk.’

Waarom was hij gevlucht?
‘Hij zei altijd dat hij was gevlucht vanwege zijn anticommunisme. En in de tweede plaats uit angst te worden opgepakt om zijn homoseksualiteit. Toen ik aan het boek begon, was ik daar ook van overtuigd. Maar de belangrijkste was de laatste. Als bekend pianist – als zeventienjarige was hij dat al – kon hij rekenen op de maximale straf: acht jaar strafkamp in Siberië. Het fysieke geweld tegen homoseksuelen was daar verschrikkelijk, dat is later ook gebleken. Hij zei altijd dat hij zijn ouders had ingelicht over zijn geaardheid. Maar dat was niet zo. Hij was veel te bang dat het zijn familie nog meer zou schaden dan het toch al deed.’

Zou hij minder hebben geleden als hij alleen uit anticommunisme was gevlucht?
‘Nee. Zijn homoseksualiteit en anticommunisme zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door het verbod op homoseksualiteit besefte hij dat hij in een dictatuur leefde. Hij groeide niet op in een anticommunistisch milieu. Zijn ouders waren partijlid. Maar langzaam drong de Sovjet-werkelijkheid tot hem door. Zijn leraar Jakov Zak mocht niet optreden omdat hij joods was. De staat verbood iedere avant-garde in de kunst. En dan zijn homoseksualiteit, waar hij zelf overigens geen problemen mee had.’

Is het wrang dat hij een jaar voor de val van de muur stierf?
‘Buitengewoon. Toen de muur viel en Rostropovitsj cello speelde tussen de puinhopen dacht ik: mijn god, Youri, waarom speel jij daar nu niet op een afgeragde piano een partita van Bach. Maar niet alleen is hij gestorven zonder dat hij Rusland heeft leren kennen. Rusland heeft hem ook niet leren kennen. Hij zou zeker in 1990 in Moskou en Leningrad hebben opgetreden. Maar nu? Marcel Worms, Youri’s enige Nederlandse leerling, trad in 1996 op in Kazan, waar Youri op de muziekschool had gezeten. Marcel had cd’s van Youri meegenomen. De directeur van de muziekschool was in tranen. Maar aan de andere kant: waarom hadden ze toen zijn platen nog steeds niet? Pas nu gaat de belangstelling in Rusland komen, denk ik.’

Youri pleegde euthanasie. In dit licht is dat extra wrang.
‘Ik was daar toen ook tegen. Niet om principiële redenen, maar omdat ik dacht dat er snel medicijnen op de markt zouden komen. Ik vergiste me. Het duurde nog vijf, zes jaar voor een goede cocktail beschikbaar was. Maar het maakte niet meer uit. Youri was moreel niet meer in staat om het vol te houden. Zeker toen hij zijn zicht verloor, had hij geen doel meer in zijn leven. Hij leefde alleen voor de piano.’

Youri hield niet van interviews. Herkende hij in jou meteen iemand die meer kon zijn dan de zoveelste interviewer?
‘Ik denk dat hij bij mij snel in de gaten had dat ik echt was geïnteresseerd in de pianist en niet in de Sovjet-vluchteling. Daarom nodigde hij me uit voor het verhaal mee te gaan op tournee. Ik dacht zelf meteen: hier zou weleens een vriendschap kunnen uitgroeien. Als journalist heb ik dat maar twee keer meegemaakt. Bij Youri en de schilder Jan Dibbets.’

Toch lijken jullie heel anders. Wat bond jullie?
‘De liefde voor de Russische literatuur. Met die gedeelde belangstelling begon het. Maar ik denk dat echte vrienden tegengesteld zijn. Als je hetzelfde karakter en dezelfde achtergronden hebt, ben je snel uitgepraat. Hij was vrolijk, uitbundig, boosaardig soms en ik heb een veel egaler humeur. Ik ben ernstiger. Hij was ook toleranter, milder dan ik. Door die tegenstellingen waren we nooit uitgepraat.’

Je schrijft dat je op een gegeven moment alles van Youri wilde weten.
‘Dat is een wezenskenmerk van echte vriendschap. Vriendschap is iets miraculeus. Het is onbaatzuchtiger dan liefde – daar zit een hebberige kant aan. Op vrienden kun je rekenen. Daarom wilde ik bepaalde dingen weten: hoe hij dacht over de politiek, de maatschappelijke ontwikkelingen, de kunst, waar hij vandaan kwam. En andersom. Hij ging een keer mee naar het dorp waar ik opgroeide.’

O ja? In het boek lijkt hij me tamelijk egocentrisch.
‘Dat is inherent aan kunstenaars. Dat herkende hij ook in mij, denk ik. Toen mijn debuut verscheen – De provincie – heeft hij dat gelezen met een woordenboek in zijn hand. Zijn Nederlands was helemaal niet zo goed. Dat maakte diepe indruk op me. En hij las mijn werk goed. Op zijn sterfbed citeerde hij nog uit mijn verhaal ‘Het laatste oordeel’, waarin een doodzieke boer tegen mijn vader de dominee over zijn leven zegt: “Viel mee”.’

Wat maakte hem uniek als jouw vriend?
‘Hij was een van de alleraardigste mensen die ik ooit heb gekend. Zo hartelijk, zo warm. Hij was een Rus. Voor zijn land voelde ik altijd al grote fascinatie. Daarbij was hij een gigantische kunstenaar. We hebben zo vaak gepraat over literatuur, muziek, kunst, fotografie. We waren allebei jong. We zochten nog onze weg. Slepen voortdurend onze meningen aan elkaar. Dan liet ik hem een nieuwe plaat horen. Dan vroeg hij mij wat ik van dat gedicht van Anna Achmatova vond. Die gesprekken waren voor ons allebei van groot belang.’

Ben je hem door dit boek beter gaan begrijpen?
‘Naarmate ik langer aan dit boek schreef, realiseerde ik me sterker hoe eenzaam hij moet zijn geworden door zijn vlucht uit de Sovjetunie. Die dagboeken die hij toen bijhield en die ik in het boek publiceer: wat een eenzaamheid spreekt daar uit, wat een wanhoop. Zijn existentiële eenzaamheid was nog erger dan ik dacht.’

Waarom noem je Youri in de titel dichter en geen pianist?
‘Iedereen die hem hoorde, roemde zijn dichterlijke spel. Ook nu weer op de radio in Frankrijk heet hij le poète Egorov. Zijn spel is zeer sensitief. Droevige passages zijn bij hem in- en indroevig. Hij was een genie in het opwekken van stemmingen. Ook grimmige of buitengewoon opgewekte. En ik gebruik woorden als “genie” heel spaarzaam. En er zat bij hem altijd iets onder. Die gelaagdheid maakt hem ook dichterlijk. Met Dinu Lipatti en Sviatoslav Richter behoort hij voor mij tot de beste pianisten.’

Je schrijft ook dat hij altijd opstandigheid in zijn spel legde.
‘Hij ging altijd zijn eigen weg. Hij rebelleerde tegen de burgerlijke smaak. Tegen de burgerlijkheid überhaupt. Hij was de Rimbaud onder de pianisten. De Jim Morrison van de klassieke muziek. Ook door zijn levensstijl: de tomeloosheid, de drank en de drugs, het voortdurend wegvluchten.’

Ging je hem meer waarderen omdat je hem van zo dichtbij kende?
‘O ja, ik kende alle fases voor een uitvoering. Ik wist wat er fout kon gaan. Welke toonladders voor hem een opgave waren. Als die er tijdens een concert achteloos kwamen uitrollen, maakte dat de uitvoering alleen maar grootser. Dat wordingsproces bijwonen is een van de interessantste dingen die ik heb meegemaakt in mijn leven. Alsof je van een groot schrijver alle weggegooide en verbrande versies mag lezen. Van alle aarzelingen deelgenoot wordt gemaakt.’

Zonder hem zou je niet de schrijver zijn die je bent geworden, schrijf je ergens.
‘Ik suggereer het alleen. Zijn passie en toewijding, zijn enorme zelfkritiek – dat was echt een voorbeeld. Ik heb nooit meegemaakt dat hij na afloop in de solistenkamer zei dat het geweldig was. “Hoorde je die fout?” zei hij. Of: “Dat middelste deel, oef”. Zoals ook een schrijver zijn drukproeven leest en denkt: tja. Een pianist weet alleen dat hij de volgende avond een nieuwe kans krijgt. Een schrijver moet drie jaar werken aan een nieuw boek.’

Alles in In het huis van de dichter is waar gebeurd. Waarom noem je het toch een roman?
‘Het is een misverstand dat een roman verzonnen zou moeten zijn. In Van Dale is een roman “een verhaal in prozastijl”. Dat is In het huis van de dichter. Ik wilde het verhaal van onze vriendschap vertellen. Geen biografie schrijven.’

Heb je dan ook geen research gepleegd?
‘Af en toe, als ik aarzelde over een gebeurtenis of detail, heb ik met vrienden gesproken. Hoe herinnerden zij iets? Ik beschikte over Youri’s dagboeken, een complete lijst van concerten – met de muziek die hij daar speelde – en de brieven die hij aan Tatjana had gestuurd. Meer niet. Ik heb overwogen naar Kazan te gaan. Maar dat paste niet, vond ik. In onze vriendschap was Kazan een verre, ook voor westerlingen onbereikbare stad. Die rol moest de stad behouden.’

Je had het boek ook als een memoir kunnen publiceren, zoals dat in de Angelsaksische wereld heet.
‘Herinneringen aan Youri Egorov, zoiets. Het had gekund, als het niet zo duf had geklonken. Het suggereert alsof ik uit de losse pols herinneringen heb opgehaald. Zo’n boek wilde ik niet schrijven. Ik wilde een pakkend, aangrijpend, goed geschreven verhaal met verschillende lagen vertellen.’
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2008)

Zie ook:

Geen opmerkingen: