vrijdag 31 mei 2013

Tommy Wieringa laat zich niet verontrusten door jeugd die niet leest of schrijft (Knack)


De roman is een uitgetelde bokser. Hoe vaak hebben oude mannen hem niet knock out proberen te slaan, met hun jeremiades over het uitblijven van nieuwe grote schrijvers na Kafka. Hoe vaak hebben jongeren hem niet doodverklaard omdat er nieuwe vormen en nieuwe media waren gekomen. Toch bleef de bokser overeind, dankzij zijn kolossaal uithoudingsvermogen.
Dat betoogde Tommy Wieringa gisterenavond in Amsterdam, op de derde discussieavond over de toekomst van de roman die de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam had georganiseerd. De roman functioneert misschien niet meer zoals, zeg, een halve eeuw geleden. De winnaar van de Libris Literatuurprijs 2013 was niet blind. En toch kunnen die ontwikkelingen hem niet verontrusten. 
In zijn lezing ging hij lang mee in ‘de mysterieuze reflex om de roman te marginaliseren’. Op scholen schrijft niemand meer een liefdesbrief, zei hij – eindeloos herschreven teksten waarin borsten in reeën kunnen veranderen. Bijna niemand houdt ook nog een dagboek bij – die eerste poging om het dagelijkse leven vast te leggen, te duiden, er rekenschap van af te leggen. De jeugd leeft in een wereld van pictogrammen.
En toch blijft de diepzinnige roman bestaan, zonder welke Wieringa niet kon voorstellen dat hij zelf bestond. Omdat er mensen zijn die deze blijven schrijven. Althans: blijven proberen die te schrijven. Slechts een enkele keer lukt het om een grote roman te schrijven, meestal niet. Zo gaat dat nu eenmaal. ‘Je hebt ook een groot leger nodig voor één Napoleon,’ aldus Wieringa.
Feit is dat geen enkele ‘geestelijke duursport’ zo laagdrempelig is literatuur. Je hoeft er geen notenschrift voor te leren. Geen lichamelijke oefening voor te doen. Er niet voor verbonden te zijn met het energienet. Een potlood is genoeg. Of een vulpen, die Wieringa gebruikt. ‘Literatuur leent zich daarom ook zo goed voor het ondergrondse en het subversieve.’ Pas later ontdek je hoe veel uithoudingsvermogen schrijven kost.
Feit is ook dat taal niet zo snel veroudert als pixels. Een tv-serie als Floris of een film als Jesus Christ Superstar, die de schrijver in zijn jeugd gretig bekeek, vindt hij hopeloos veroudert. Terwijl Moby Dick uit 1851 weliswaar gaat over een walvisjacht die in bijna geen enkel land nog wordt uitgeoefend, maar de werking van een obsessie toont alsof je door een fris gewassen raam naar buiten kijkt.
Zo blijft voor iedere jongere die geen vaardigheid meer heeft om een boek te lezen, de kans groot om een keer op een boek te stuiten die zo’n indringende ervaring biedt dat je meer wilt. Voor de zestien jaar oude Wieringa was dat James Baldwin. Hij schreef over zwarten in Amerika. Over gelijkgeslachtelijke liefde. Baldwins wereld kon onmogelijk verder van hem af staan – en toch was het alsof hij zelf die boeken had doorleefd.
De vraag is dan eerder: wie leest er in de toekomst romans? Een vraag die vooral Margriet de Moor in de discussie na afloop met de jonge critici Simone van Saarloos en Sebastiaan Kort opwierp. Misschien blijft er maar een kleine elite over. Daarmee is de roman niet ten dode opgeschreven. ‘Jij en ik hebben meer lezers dan Dante indertijd,’ zei De Moor tegen Wieringa. ‘Een meesterwerk heet niet veel lezers nodig om te overleven.’
Wieringa kon dat alleen maar beamen. ‘Ik zei al: literatuur leent zich uitstekend voor het ondergrondse. Desnoods blijft het alleen daar bestaan.’
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 30 mei)

Zie ook:

Geen opmerkingen: