Jet van Vuuren: ‘In
de bibliotheek gaat een boek veel langer mee’
Hennie de Groot werkt in de bibliotheek Almere en schrijft,
onder haar pseudoniem Jet van Vuuren, thrillers. Op 15 mei verschijnt bij
Karakter Uitgevers haar derde thriller Zomerzin.
De Groot zou niet alleen van de pen willen leven. Daarvoor is het werk in de
bibliotheek een te belangrijke inspiratiebron.
Hoe lang werkt u al in
de bibliotheek?
‘Sinds drie jaar. Ik heb lang in de boekhandel gewerkt – in
Amsterdam en later in Almere. Toen de boekhandel failliet ging en ik zonder
werk kwam te zitten, las ik in de krant een verhaal over de veranderingen in de
bibliotheek, die meer de kant van retail opging. Dat vond ik zo leuk dat ik een
open sollicitatie heb gestuurd. Ik werd uitgenodigd en, omdat er een vacature
bleek te zijn, meteen aangenomen. Ik werk nu 15 uur per week in de frontoffice,
altijd op zaterdag en zondag.’
Vindt u het leuk in de
bibliotheek?
‘Heel leuk. Het werk lijkt veel op het werk in de
boekhandel: klanten wegwijs maken, klanten helpen. Dat is de verkoopkant waar
de bibliotheek geen vanzelfsprekende rol in speelt. Bibliothecarissen zijn sterk
in het zoekwerk, terwijl ik denk: als een klant niet kan vinden wat hij zoekt,
kan ik hem misschien met een ander boek helpen. Maar voor mezelf was het ook
wennen. Ik was nooit lid van een bibliotheek. Waarom zou ik ook? In de
boekhandel had ik alles onder handbereik.’
Niet alles, toch?
‘In de boekhandel verdwijnt een boek na een paar maanden, in
de bibliotheek gaat een boek veel langer mee. Ook mijn eigen boeken, die altijd
uitgeleend zijn. Zo kreeg ik vorig jaar van Stichting Lira nog 400 euro voor
het uitlenen van mijn eerste boek Zomerdruk
uit 2011. Prachtig. En ik wist niet eens dat dat instituut bestond.’
Hoe lang schrijft u
inmiddels?
‘Ook zo’n drie jaar. Ik werk als beeldend kunstenaar. Geef
daarin ook cursussen. In 2008 had ik met een cursiste een boek gemaakt, met
veel beeld erin. Gaandeweg ging ik steeds meer schrijven. Ik deed mee aan
schrijfwedstrijden en won steeds. Toen vond ik in no-time een uitgever voor
mijn eerste boek – een thriller nog wel, terwijl ik die zelf nooit zo gelezen
heb. Inmiddels verschijnt mijn derde boek, terwijl het vierde al klaar ligt en
ik met een vijfde bezig ben.’
Heeft het werken in de
bibliotheek daar een rol in gespeeld?
‘Door de bibliotheek weet ik dat de thriller een heel
populair genre is. Maar daarom ging ik geen thrillers schrijven. Ik schreef op
wat ik leuk vind. Maar het past wel bij mij. Ik ben niet van de hoge
literatuur, ik schrijf graag korte, pittige stukjes. Pas toen ik bij een
uitgeverij zat, hebben we een plan gemaakt – zo gaat dat tegenwoordig – om meer
soortgelijke boeken te schrijven.’
Praat u met klanten
veel over thrillers?
‘Natuurlijk. Als men naar boeken zoekt, beveel ik alleen
niet mijn eigen boek aan. Mijn collega’s doen dat wel, dat is heel aardig van
ze, maar zelf vind ik het gênant. Dan valt me op hoe vaak ze Nederlandstalige
thrillerschrijfsters willen lezen. En dan ook echt schrijfsters: toen Suzanne
Vermeer een man bleek te zijn, was dat voor velen een schok. Daarom heb ik een
vrouwelijk klinkend pseudoniem gekozen. Hennie de Groot, dat zou ook een man
kunnen zijn.’
Leert u uit dat soort
gesprekken ook wat wel en niet werkt in thrillers?
‘Nee. Ik volg helemaal mijn eigen koers. Ik verdiep me ook
niet in andere thrillers, dan ben ik veel te bang dat mijn werk daar op gaat
lijken. Ik vind het veel leuker om het zelf uit te vogelen. Zo maak ik een
proces door, waarin mijn boeken steeds beter worden. Ik vind Zomerzin mijn beste tot nu toe.’
In uw debuut was de
hoofdpersoon Helen Bredius een bibliothecaris. Heeft u daarvoor veel inspiratie
uit uw werk gehaald?
‘Ik werkte toen net een blauwe maandag in de bibliotheek.
Het was de tijd van de verhuizing naar het nieuwe pand, waar het retailconcept
werd ingevoerd. Dat was helemaal mijn ding, maar om mij heen hoorde ik: dat is
toch belachelijk, boeken op kleur in plaats van op SISO! Die eigenschap heb ik
aan Helen gegeven. Ze is een narrige, vervelende vrouw die tegen de VUT aanzit.
Het klagen over nieuwe methoden paste goed bij haar.’
Helen is niet
gebaseerd op een collega?
‘O, nee! Collega’s roepen wel eens: “als ik er maar niet in
voorkom”, maar iemand één op één beschrijven vind ik niet interessant. Voor Bloedheet heb ik wel aan een Poolse
collega gevraagd of ik haar naam – Ania – en accent mocht gebruiken, omdat ik
die beide zo mooi vind. Daar was ze erg trots op.’
Is het werk in de
bibliotheek ook op een andere manier inspirerend?
‘Als bron van informatie. Ik gebruik de materialen voor
research. En ook van collega’s hoor ik veel. Mijn volgende thriller, die in het
najaar uitkomt, speelt in Groningen. Nu bleek de directeur Chris Wiersma uit
Groningen te komen en daar ook bibliotheekdirecteur te zijn geweest. Hij gaf me
veel tips. Ik kom hem niet vaak tegen, omdat ik in het weekend werk, maar hij
is altijd heel enthousiast. Ook de andere collega’s steunen me enorm.’
Kijkt u desondanks uit
naar het moment om te stoppen met werken om fulltime van de pen te leven?
‘Nee. Ik vind de mix van schrijven en werken ideaal. Ik weet
niet of ik het vol kan houden als ik het drukker zou krijgen met alles om het
schrijven heen, maar ik zou echt een inspiratiebron missen. Ik hoor veel
verhalen van klanten. Een bibliotheek is een openbaar gebouw, ik heb een
openbare functie. Het is daarom een laagdrempelig gebouw waar mensen makkelijk
binnen komen, soms lang blijven hangen en hun verhaal kwijt willen. Hoewel het
bij ons redelijk druk is, luister ik daar toch vaak naar. En ja, die verhalen
sijpelen dan mijn werk binnen.’
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten