Het Afrikaans maakt een bloeiperiode door. Dat
zegt de prominente Afrikaanse taalkundige Wannie Carstens. Meer sprekers, meer
studenten en gunstige wetsvoorstellen – dat zijn zijn bewijzen.
Het wetsvoorstel voor het taalonderwijs in Zuid-Afrika
was natuurlijk geen slecht nieuws voor het Afrikaans. Kinderen in het lagere en
middelbare onderwijs moeten, zo stelde de regering afgelopen juni voor, niet
langer in twee talen, maar in drie talen les krijgen. Vroeger kregen leerlingen
les in hun thuistaal en een van de officiële Afrikaanse talen. Straks krijgen
ze les in hun thuistaal en twee van de officiële Afrikaanse talen. Meer
Zuid-Afrikanen zullen zo Afrikaans leren.
“Fantastisch”, noemt Wannie Carstens het
onomwonden. De directeur van de Skool vir Tale aan de Potchefstroomkampus van
de Noordwes-Universiteit en voorzitter van de Suid-Afrikaanse Akademie vir
Wetenschap en Kuns hoopt nu alleen dat deze en andere taalwetten snel worden
geïmplementeerd. “Het ANC bevindt zich momenteel in verkiezingsmodus. Daarom
maken ze geen haast wetten uit te voeren. Maar dat is geen onwil. Het is
laksheid.”
Voor Carstens (61) gold het Afrikaans al lang
een Afrikaanse taal. Dat was het al zo’n honderd tot honderdvijftig jaar nadat
de eerste Nederlanders zich in de zeventiende eeuw in de Kaap vestigden. De
wetgeving is daar alleen maar een erg late reactie op – van de
grondwetswijziging in 1961 die het Nederlands als officiële taal verving voor
het Afrikaans tot de recentste wetsvoorstellen voor het taalonderwijs. “Het
Nederlands was de penwortel, waarna de taal hier takken heeft gekregen,” zegt
hij.
Nederlanders kunnen het Afrikaans nog altijd
eenvoudig begrepen – zeker als je het, al dan niet hardop, voorleest. Carstens,
die werkt aan een boek over de geschiedenis van het Afrikaans, schat de
overeenkomsten tussen de zustertalen op circa tachtig procent. “De woordenschat
en de taalstructuur komen grotendeels overeen. Alleen de uitspraak verschilt.
Ik heb het zelf ook gemerkt toen ik dit jaar op sabbatical in Nederland was. Ik
kon mij met Afrikaans overal verstaanbaar maken.”
Maar de talen groeien steeds verder uit
elkaar. Een belangrijke oorzaak is het verbreken van het contact in het
tijdperk van de apartheid. De culturele boycot van de jaren zeventig en tachtig
vernietigde de historische banden tussen Zuid-Afrika en Nederland, waardoor
jongere generaties weinig weten van de taalverwantschap. In beide landen.
Zuid-Afrikaanse kinderen leren op school weinig over Nederland. Nederlandse
kinderen zingen op school al jaren geen Afrikaanse liedjes als Sarie Marais.
“Veel Afrikaanstaligen zijn ook bruin,” zegt
Carstens. “Zij hebben helemaal geen boodschap aan Nederland. Maar ook blanken
hebben steeds meer moeite met het Nederlands, waarvan de klankverschillen
steeds groter worden. Ik zie het aan mijn eigen kinderen. Wij kunnen hier de
tv-zender BVN ontvangen. Hoewel hier dikwijls Nederlandstaligen over de vloer
zijn geweest, kunnen zij dat moeilijk verstaan. Door de geringe blootstelling
aan Nederlands zal dat niet beter worden.”
De laatste jaren zijn de contacten tussen
beide landen wel aangehaald. Zie het Festival voor het Afrikaans dat eerder dit
jaar voor de tweede keer – dit keer in Den Haag. Of de discussie over de vraag
of Zuid-Afrika tot de Nederlandse Taalunie moet toetreden. Carstens voelt, als
hij voor onderzoek in Nederland en Vlaanderen is, de nieuwsgierigheid er ook
toenemen. Maar hij is zich er terdege van bewust “dat het in werkelijkheid maar
om een klein groepje gaat”.
De andere redenen dat Afrikaans en Nederlands
uit elkaar groeien hebben te maken met ontwikkelingen in Zuid-Afrika. De
invloed van het Engels, de voorkeurstaal van de Zuid-Afrikaanse regering, is zo
groot dat nieuwe woorden eerder uit die taal komen dan uit het Nederlands. Een
mobieltje of gsm heet in het Afrikaans ‘selfoon’. En het werkwoord ‘aanspreken’
wordt niet meer alleen gebruikt in ‘ik spreek je aan op je gedrag’, maar ook in
de betekenis van ‘ik adresseer een probleem’ – van ‘to address’.
“In het Afrikaans is men sneller geneigd een
eigen woord te maken,” zegt Carstens. “In Nederland gebruiken veel mensen
achteloos Engelse woorden. De taalcomité van de Suid-Afrikaanse Akademie vir
Wetenschap en Kuns beslist daar al sinds 1917 over. Maar dan komt de democratie
om de hoek kijken: veel mensen gebruiken meer en meer termen uit het Engels.
Die komen dan uiteraard in de standaardwoordenboeken terecht. Zoals dat in alle
talen gaat.”
Daarbij is sinds het einde van de apartheid
niet langer het Afrikaans van de blanken de standaard. De taalvariaties van de
bruine sprekers – inmiddels 55 procent van de sprekers – wordt nu ook erkend.
Carstens: “Het Afrikaans kent tal van woorden van Afrikaanse herkomst. Ubuntu bijvoorbeeld: vreedzame
samenleving. Of indoena: belangrijk
persoon. Maar tot 1991 werden deze leenwoorden maar zeer beperkt
gedocumenteerd. Nu nemen ze een heel hoofdstuk in het woordenlijst van de Suid-Afrikaanse
Akademie vir Wetenschap en Kuns in.’
De nieuwe wetsvoorstellen is niet de enige
reden waarom Carstens positief is over het Afrikaans. Het aantal sprekers was
bij de laatste volkstelling in 2011 met 800.000 gegroeid, terwijl in vijftien
jaar een miljoen Afrikaanstaligen het land hebben verlaten. In totaal spreekt
13,5 % van 51,8 miljoen inwoners Afrikaans als eerste taal. “Niemand kan de
groei verklaren. Misschien is de census beter uitgevoerd. Misschien durven meer
Zuid-Afrikanen toe te geven dat Afrikaans hun thuistaal is.”
Ook het aantal studenten trekt aan. “In de
jaren 2000 was er nog sprake van een daling,” zegt Carstens. “Zo’n 35
tweedejaarsstudenten schreven zich aan de Potchefstroomkampus van de
Noordwes-Universiteit in voor Afrikaans. Nu zijn het er bijna zestig. Het is
geen spectaculaire stijging in één keer, maar elk jaar groeit het een beetje.
Dit studiejaar zijn de aantallen weer gegroeid. Er is ook genoeg werk voor
studenten: als tolk, vertaler, redacteur of in het onderwijs.”
Misschien is er ook iets af te dingen op de
jubel. Er zijn ook Afrikaanse taalkundigen die vrezen dat de taal wordt
verdrongen door het Engels. Maar dat strookt niet met Carstens principiële
positieve grondhouding. “Ras als een factor begint te verdwijnen in
Zuid-Afrika. Oude mensen hebben nog de perceptie van het Afrikaans als taal van
de Apartheid, maar dat verdwijnt ook. Wij – Afrikaanstaligen – zijn van plan
hier te blijven. Dan kun je het best positief werken om de taal te versterken.”
Carstens moet dan ook lachen als hij wordt
geconfronteerd met in essentie beledigende citaten over het Afrikaans als ‘een
wat kinderlijk klinkende taal met koddige woorden’. “Ik zeg dan altijd: dit is
de taal die jullie in Nederland en Vlaanderen over honderd jaar spreken. Zie de
boeken van Joop van der Horst. Vereenvoudiging is een normaal proces voor
talen. Dat is precies wat er met het Nederlands is gebeurd toen het evolueerde
in het Afrikaans. Daarom lopen wij voorop."
(Eerder gepubliceerd op Taalschrift.org)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten