woensdag 6 november 2013

Oek de Jong: Alleen een roman verplaatst je in het hoofd en hart van mensen (Knack)

Natuurlijk heeft de roman toekomst. Oek de Jong sprak zich al tijdens een lezing in het voorjaar optimistisch uit over de perspectieven van het genre dat hij beoefent. Nu heeft hij die stelling nader uitgewerkt in het essay ‘Wat alleen de roman zeggen kan’. Het is het vijfde deel in de reeks ‘Over de roman’, waar eerder A.F.Th. van der Heijden, Connie Palmen, Bas Heijne en Marcel Möring een bijdrage aan leverden.
De titel van het essay, ontleend aan Milan Kundera, is programmatisch. Er zijn dingen die film of televisiedrama in de dominante beeldcultuur nooit kunnen laten zien: de binnenwereld van de mens. Of zoals De Jong het noemt: het intieme. Een camera kan nooit in het hoofd kruipen van mensen en hun tastende gedachtegang of de draaikolk van hun emoties tonen. Daarom blijft de roman noodzakelijk.
Van het grootse belang is volgens De Jong de stijl die auteurs hanteren. Zintuigelijk proza, dat zijn kracht ontleent aan helderheid, precisie en beeldend vermogen, kan een personage zo levensecht maken dat een lezer daadwerkelijk in zijn hoofd en hart kan kruipen. Zeker in een tijd van grote concurrentie met andere media moet een schrijver proberen met een zintuigelijke stijl zijn lezers te betoveren.
Minder belangrijk zijn nieuwe vormen. Binnen het traditionele, nog altijd dominante negentiende-eeuwse concept van de realistische roman is voldoende ruimte om nieuwe dingen te ontdekken en te laten zien. De roman past zich wel aan door technieken van nieuwe genres over te nemen, zoals recentelijk van de soap, maar het is niet nodig om te experimenten om het experiment alleen.
Tot zover is ‘Wat alleen de roman zeggen kan’ overtuigend. Op de vraag of er voldoende lezers overblijven voor de unieke mogelijkheden van het genre, moet ook De Jong terugvallen op een slecht beredeneerd vertrouwen dat dat inderdaad het geval zal zijn.
De Jong citeert de inmiddels befaamde uitspraak van Philip Roth. ‘Ik geloof niet […] dat de roman stervende is,’ verklaarde de Amerikaan bij de aankondiging van zijn besluit te stoppen met schrijven. ‘Ik heb gezegd dat de lezers uitsterven. […] Ik heb gezegd dat het scherm de lezer de das omdoet, en dat is ook gebeurd. Eerst het bioscoopscherm, toen het televisiescherm en nu, als genadeklap, het computerscherm.’
 De Jong beaamt dat er in de nabije toekomst minder lezers zijn. Maar er zullen er wel genoeg zijn. In Europa althans. ‘De Europese beschaving is zeer veel ouder dan de Amerikaanse en beschaving is hier dan ook zeer veel dieper verankerd in de samenleving. De Amerikaanse cultuur is bovendien veel meer dan de Europese een televisiecultuur.’ Een redenering die me zeer discutabel lijkt.
 Hij lijkt er bovendien vanuit te gaan dat alle romanlezers veellezers zijn. De Jong weigert te geloven dat het type kind dat in zijn jeugd verslingerd raakt aan lezen zal uitsterven. Nee, natuurlijk niet. Maar dat type, voor wie lezen een eerste levensbehoefte is, is altijd in de minderheid geweest. Om te overleven als genre heeft de roman bovenal de massa aan incidentele lezers nodig.
 Om de groep mensen die intuïtief aanvoelen dat een roman interessant of verheffend kan zijn, op peil te houden, is de inzet van het onderwijs bijvoorbeeld van groot belang. Juist middelbare scholen hebben, volgens de veel bespiegelaars over de toekomst van de roman, iedere vorm van gedegen literatuuronderwijs uitgebannen. Maar over de rol van het onderwijs zegt De Jong helaas niets.
Alleen de toekomst kan uitwijzen wie gelijk heeft – Philip Roth of Oek de Jong. Maar wat de toekomst ook brengt, het is in ieder geval goed om optimistisch te blijven. Daarom is Roth gestopt met schrijven en De Jong niet. Hij blijft lezers proberen te winnen voor de roman. Uiteindelijk is De Jongs Pier en oceaan (2012) misschien wel het beste bewijs van zijn eigen stellingen over de kracht van het genre.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 5 nov 2013)


Zie ook:

Geen opmerkingen: