vrijdag 8 november 2013

Met luistertaal begrijp je anderstaligen sneller (De Standaard)

Vreemdelingen begrijpen elkaar soms beter wanneer ze allebei hun moedertaal spreken dan wanneer ze overstappen op Engels. Luistertaal hanteren ze dan.

Een schrijver in het Duits interviewen? Ik zou wel gek zijn. Zo goed is mijn Duits niet. Maar Claudia Schreiber, bekend van Emma’s geluk, overtuigde me. Ik zou in het Nederlands vragen stellen, zij in het Duits antwoorden en we zouden elkaar heus wel begrijpen. Dat bleek maar al te waar. Binnen een paar minuten vergat ik dat we allebei onze moedertaal spraken en voerden we een levendig gesprek.
Zonder het te weten maakte ik gebruik van luistertaal. De Nederlandse taalkundige Jan ten Thije heeft die term gemunt voor het verschijnsel dat iedereen kent: een taal niet spreken, maar er genoeg van weten om hem te verstaan. Het verschijnsel bestaat zelfs al zo lang meertaligheid bestaat. Ten Thije wijst op de Hanzesteden. De handelaren volgden in de late middeleeuwen geen taalcursus voor ze op reis gingen. Iedereen verstond elkaars dialect goed genoeg.
In het veeltalige Europa, waarin iedereen privé of zakelijk steeds meer contacten heeft over de grens, kan luistertaal een uitstekend hulpmiddel zijn. ‘Als een Nederlander met een Duitser praat, kan geen van beiden in het Engels goed alle nuances weergeven,’ legt Ten Thije uit. ‘Integendeel: in zijn moedertaal kan men zijn bedoelingen vaak beter uitleggen. Bovendien ontslaat luistertaal de sprekers van de psychische belasting een taal te moeten spreken die je niet goed beheerst.’
Luistertaal werkt niet in alle gevallen. In een vergadering waarin sprekers van de 23 officiële EU-talen bij elkaar zijn, zijn er simpelweg te veel verschillende talen. Ook in onderhandelingen waar een juridisch contract moet worden vastgelegd kan beter een tolk of vertaler worden ingeschakeld.
Ten Thije: ‘In Scandinavië, zijn de talen zo verwant dat iedereen bijna automatisch luistertaal gebruikt. Tussen andere talen is een minimale basiskennis nodig. Hoe groot die kennis is, hangt af van de situatie. Dat kan heel weinig zijn. Als een Est een Rus – sprekers uit verschillende taalfamilies – op de kaart wil aanwijzen hoe hij moet lopen, kan een paar steekwoorden al voldoende zijn.’
Om luistertaal optimaal te kunnen inzetten is nog veel onderzoek nodig. ‘Ook moeten we nog nagaan hoe we een cursus voor onderwijs in luistertaal moeten opzetten. Welke strategieën moet je mensen aanleren? Hoe kunnen ze controleren dat de ander hen echt begrijpt? Voor leesvaardigheid in vreemde talen is daar wel al een stap in gezet: er is een methode bedacht waarbij je met behulp van zeven filters door vergelijking van verwante talen sneller een nieuwe taal kunt leren begrijpen. ’
Lang had Europa geen oog voor luistertaal. Volgens het taalbeleid moet iedereen in contact met Europese instellingen zijn eigen taal kunnen spreken. Ten Thije bespeurt nu meer openheid voor effectievere vorm van meertalige communicatie tussen burgers en organisaties . Mede om financiële redenen: grootschalige toepassing van luistertaal binnen Europa kan een forse besparing opleveren op kosten voor tolken en vertalers. Er is daardoor meer interesse en budget voor nader onderzoek.
In België kijken velen met een ideologische blik naar luistertaal. Niet iedereen accepteert het als mogelijkheid voor contacten tussen Frans- en Nederlandstaligen, heeft Ten Thije gemerkt. ‘Vanuit de geschiedenis is goed het belang te begrijpen dat Vlamingen en Walen aan hun eigen taal hechten. Maar luistertaal wordt wél gebruikt. Di Rupo verstond bij de regeringsonderhandelingen de Nederlandstaligen best. De tijd die de tolk nodig had, kon hij gebruiken om na te denken over zijn antwoord.’
(Eerder gepubliceerd in De Standaard, 5 nov 2013) 

Zie ook:

Geen opmerkingen: