dinsdag 22 december 2015

Hoogleraren Neerlandistiek: Maak literatuur van vroeger op de middelbare school relevant voor vandaag (Taalunie:Bericht)

Wie dit jaar aan een studie Nederlands is begonnen, heeft al lang geen vanzelfsprekende kennis meer van rederijkers, Multatuli en Hugo Claus. Sommigen voelen niet eens wat het verschil is tussen lectuur en literatuur. Hoe komt dat? En wat is daaraan te doen?

Wie schreef 'Bericht aan de reizigers'? De keus bestaat uit vier auteurs. Als Kris Humbeeck, hoogleraar moderne letterkunde aan de Universiteit Antwerpen, zijn eerstejaars bij het begin van hun studie deze meerkeuzevraag voorlegt, hebben velen geen idee dat het antwoord Jan van Nijlen is. 'Sommigen zitten er twee eeuwen naast. Ze kunnen het gedicht niet eens plaatsen in de tijd. Wij rekruteren bijna 70 procent van de studenten uit onze provincie, maar een Antwerpse dichter als Paul van Ostaijen herkent niet iedereen.'
De achterstand aan kennis van literatuur waarmee studenten Nederlands tegenwoordig aan hun studie beginnen is groot – de soms zeer belezen uitzonderingen daargelaten. Jacqueline Bel, universitair hoofddocent moderne Nederlandse letterkunde aan de VU, merkt het aan de 'leesbiografietjes' die ze eerstejaars laat schrijven. 'Er staat meestal van alles op. Harry Potter, Isa Hoes, fantasyboeken. Ook wel Couperus en W.F. Hermans, maar ze hebben soms geen begrip van wat literatuur is. Voor hen is literatuur vaak synoniem met lezen.'

De eindtermen voor het literatuuronderwijs verschillen in beide delen van het taalgebied. In Nederland moeten vwo-leerlingen 12 oorspronkelijk Nederlandstalige boeken lezen, waarvan 3 voor 1880. In Vlaanderen bestaat die specifieke eis niet. In Nederland zijn de algemene eisen summier: 'De kandidaat kan een overzicht geven van de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis, en de gelezen literaire werken plaatsen in dit historisch perspectief'. In Vlaanderen zijn zulke eisen breder omschreven.
Het gevolg is, vindt Humbeeck, dat de Vlaamse studenten het minste weten. 'Als ze een werk uit de romantiek moeten lezen, kunnen ze ook een Engels of Frans werk in vertaling lezen, want de stroming bestond niet alleen in het Nederlands.' Zijn collega Dirk de Geest van de Katholieke Universiteit Leuven, bestrijdt het: 'In de praktijk lezen Vlaamse leerlingen nog veel Nederlandse literatuur. Ook de gebruikte handboeken zijn sterk gericht op Nederlandse literatuur. Nederlandse studenten weten minder.'
De Geest is ook de enige van de voor dit stuk gesproken academici die het opneemt voor eerstejaars. Ze hebben weinig kennis van de nationale, historische literatuur, zeker. Maar: 'Hun kennis heeft een Wikipedia-achtige structuur. Als ze iets willen weten, zoeken ze het op. Ze zijn daarom minder ontvankelijk voor reputaties. Klassiekers zijn nog niet stukgelezen. Die naïeve, maar ook opener houding waarmee ze die werken alsnog lezen, kan interessante resultaten opleveren.'

Volgens Yra van Dijk, hoogleraar moderne letterkunde aan de Universiteit Leiden, zijn de lacunes in kennis van literatuur mede ontstaan door het belang dat aan literaire competentie wordt gehecht, waardoor te weinig oog is voor wat literatuur eigenlijk is. Ze wijst op de classificatie op Lezenvoorjelijst.nl: 'Een nuttige en leuke website, maar een nadeel is dat leerlingen daar zelf de sterren toekennen. Dan lijkt Carry Slee al snel even 'goed' als bijvoorbeeld Benny Lindelauf. Ook voor minder belezen docenten is het verschil moeilijk te zien.'
Bel zegt iets soortgelijks. 'Het onderwijs is competentiegericht. Je moet leren spreken, schrijven, lezen. Heel belangrijk, maar literatuuronderwijs is daardoor in de marge geraakt. Er is geen ruimte voor kennisoverdracht meer, ook omdat leerlingen vaak opdrachten maken waarbij de leraar als coach optreedt. Er wordt nauwelijks meer klassikaal lesgegeven, dé mogelijkheid om inspirerend te vertellen over literatuur. Dat is de manier om de vonk te laten overspringen.'
Geen kwaad woord over leraren. Er zijn nog genoeg bevlogen docenten. Maar iedere leraar die tijdens zijn opleiding amper tijd heeft gehad om zijn eigen achterstand weg te werken, heeft zelf te weinig bagage om 'het mooiste dat ons vak te bieden heeft' (aldus Bel) te doceren. 'Zo ontstaat een vicieuze cirkel', meent Humbeeck. 'Er staan in de laagste graden zelfs mensen voor de klas die alleen een professionele bachelor hebben [hbo in Nederland, md] en tijdens hun opleiding niets aan literatuurgeschiedenis hebben gedaan.'

Hoe kan het literatuuronderwijs weer een vanzelfsprekende plek krijgen op de middelbare school? Nu Nederlands in Nederland de twijfelachtige status heeft het saaiste vak op school te zijn, wordt daar in ieder geval in dit deel van het taalgebied druk over nagedacht. Het ministerie van OCW heeft twee Meesterschapsteams ingericht, die binnenkort met een inhoudelijk advies komen. Van Dijk publiceerde deze maand in NRC Handelsblad met drie collega's een pleidooi om het vak vanaf de grond opnieuw in te richten.
Waar moet dan rekening mee worden gehouden? 'Beleidsmakers moeten zich bewust zijn dat studenten dingen leren als problemen oplossen of genuanceerd argumenteren en denken via de confrontatie met literaire teksten', zegt De Geest. In het verlengde daarvan wijst Bel op 'steeds meer onderzoek naar de werking van hersenen, die laten zien dat het lezen van complexere teksten goed zijn voor de creativiteit. Daar moeten mensen het in tijden van robotisering van hebben.'

Ook zou de nadruk op leesplezier – waarvan geen academicus het belang wil relativeren – moeten worden gecombineerd met kennisoverdracht. De Geest: 'Leesplezier kan betekenen: maak het je zo gemakkelijk mogelijk. Lees Aldi-literatuur. Of, en dat is beter: leer het plezier aan van iets te veroveren. De Harry Potter-reeks werd met ieder deel complexer. De personages, het plot. Geschiedenis en maatschappij gingen een rol spelen. Die ervaring zou men als model voor literatuuronderwijs moeten nemen.'
Minstens zo belangrijk is dat docenten literatuur van vroeger relevant maken voor vandaag. 'Je kunt niet meer zeggen dat literatuur een tijdloze esthetische waarde heeft met een universele boodschap', zegt Humbeeck. 'Je moet laten zien hoe het werk van een Hendrik Conscience een rol speelde bij het creëren van Vlaamse sub-identiteit in België. Als leerlingen De leeuw van Vlaanderen zó lezen, worden ze wel enthousiast omdat het aansluit bij kwesties die nu spelen en die daarom studenten interesseren.'

Tegelijkertijd vinden de meeste academici dat middelbare scholieren kennis moeten nemen van een canon. Dat is de basis. Zonder een minimaal begrip van de verschillende stromingen en de belangrijkste werken kan geen leerling een roman of gedicht plaatsen. Daarom juicht Humbeeck het initiatief van de Vlaamse Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde toe, die eerder dit jaar een lijst van 51 essentiële boeken samenstelde. 'Jammer alleen dat er vooralsnog geen link met het onderwijs is gelegd.'
Bel pleit ervoor dat docenten worden uitgedaagd om ook de canonieke boeken op een prikkelende manier aan te bieden. 'Desnoods door leerling een film te laten zien of zelf een toneelbewerking te maken.' Ook Van Dijk wil docenten zelf ruimte bieden. 'De literair actiefste docenten vullen met elkaar online een document met goed lesmateriaal. Dat is een vruchtbare bron. Je zou twee leraren uit die groep een jaar vrij moeten maken om de goede lesmethode te maken die – óók volgens henzelf – nu ontbreekt.'

Over de vraag of ook de zevendelige Geschiedenis van de Nederlandse Literatuur, die de Nederlandse Taalunie heeft geïnitieerd, een rol kan spelen bij de heropleving van het literatuuronderwijs verschillen de meningen. Humbeeck denkt van wel. Door de veelvoud aan invalshoeken en manieren waarop literatuur functioneert in het pas verschenen Bloed en rozen van Jacqueline Bel, over de periode 1900-1945, wordt literatuur een tijdscapsule. 'En dat is nou juist het spannende voor leerlingen.'
Van Dijk en De Geest daarentegen vinden de delen te gedetailleerd voor dat doel. Voor gebruik op school zou een meer didactische opzet nodig zijn. 'Ik heb zelf al nauwelijks tijd om alle delen te bestuderen', zegt De Geest, 'laat staan docenten op de middelbare school.' Wel kunnen de verschillende delen, meent hij, waarin de nieuwste inzichten zo compleet bij elkaar zijn gebracht, als basis dienen voor een nieuw handboek literatuurgeschiedenis. 'Juist daar kan de Taalunie een bemiddelende rol in spelen.'
Bel zelf hoopt in ieder geval van harte dat Bloed en rozen 'leraren zal inspireren om hun vak op een nieuwe manier aan te bieden', zegt ze. 'Misschien voelen leerlingen zich aangesproken een boek op te pakken wanneer ze bijvoorbeeld horen over de Spaanse burgeroorlog. Die werkte in heel Europa polariserend. Links stond recht tegenover rechts. Jongeren lieten alles in de steek om daar te gaan vechten. Met dit onderwerp, maar ook vele andere onderwerpen, is de parallel met nu evident.'
(Eerder gepubliceerd op Taalunie:Bericht)

Geen opmerkingen: