Wie dit jaar aan een studie
Nederlands is begonnen, heeft al lang geen vanzelfsprekende kennis meer van rederijkers,
Multatuli en Hugo Claus. Sommigen voelen niet eens wat het verschil is tussen
lectuur en literatuur. Hoe komt dat? En wat is daaraan te doen?
Wie
schreef 'Bericht aan de reizigers'? De keus bestaat uit vier auteurs. Als Kris
Humbeeck, hoogleraar moderne letterkunde aan de Universiteit Antwerpen, zijn
eerstejaars bij het begin van hun studie deze meerkeuzevraag voorlegt, hebben velen
geen idee dat het antwoord Jan van Nijlen is. 'Sommigen zitten er twee eeuwen
naast. Ze kunnen het gedicht niet eens plaatsen in de tijd. Wij rekruteren
bijna 70 procent van de studenten uit onze provincie, maar een Antwerpse
dichter als Paul van Ostaijen herkent niet iedereen.'
De
achterstand aan kennis van literatuur waarmee studenten Nederlands tegenwoordig
aan hun studie beginnen is groot – de soms zeer belezen uitzonderingen
daargelaten. Jacqueline Bel, universitair hoofddocent moderne Nederlandse
letterkunde aan de VU, merkt het aan de 'leesbiografietjes' die ze eerstejaars
laat schrijven. 'Er staat meestal van alles op. Harry Potter, Isa Hoes,
fantasyboeken. Ook wel Couperus en W.F. Hermans, maar ze hebben soms geen begrip van
wat literatuur is. Voor hen is literatuur vaak synoniem met lezen.'
De
eindtermen voor het literatuuronderwijs verschillen in beide delen van het
taalgebied. In Nederland moeten vwo-leerlingen 12 oorspronkelijk Nederlandstalige
boeken lezen, waarvan 3 voor 1880. In Vlaanderen bestaat die specifieke eis
niet. In Nederland zijn de algemene eisen summier: 'De kandidaat kan een
overzicht geven van de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis, en de gelezen
literaire werken plaatsen in dit historisch perspectief'. In Vlaanderen zijn zulke
eisen breder omschreven.
Het
gevolg is, vindt Humbeeck, dat de Vlaamse studenten het minste weten. 'Als ze
een werk uit de romantiek moeten lezen, kunnen ze ook een Engels of Frans werk
in vertaling lezen, want de stroming bestond niet alleen in het Nederlands.'
Zijn collega Dirk de Geest van de Katholieke Universiteit Leuven, bestrijdt het:
'In de praktijk lezen Vlaamse leerlingen nog veel Nederlandse literatuur. Ook de
gebruikte handboeken zijn sterk gericht op Nederlandse literatuur. Nederlandse
studenten weten minder.'
De Geest is ook de enige van de voor dit stuk gesproken academici die het opneemt voor eerstejaars. Ze hebben weinig kennis van de nationale, historische literatuur, zeker. Maar: 'Hun kennis heeft een Wikipedia-achtige structuur. Als ze iets willen weten, zoeken ze het op. Ze zijn daarom minder ontvankelijk voor reputaties. Klassiekers zijn nog niet stukgelezen. Die naïeve, maar ook opener houding waarmee ze die werken alsnog lezen, kan interessante resultaten opleveren.'
De Geest is ook de enige van de voor dit stuk gesproken academici die het opneemt voor eerstejaars. Ze hebben weinig kennis van de nationale, historische literatuur, zeker. Maar: 'Hun kennis heeft een Wikipedia-achtige structuur. Als ze iets willen weten, zoeken ze het op. Ze zijn daarom minder ontvankelijk voor reputaties. Klassiekers zijn nog niet stukgelezen. Die naïeve, maar ook opener houding waarmee ze die werken alsnog lezen, kan interessante resultaten opleveren.'
Volgens Yra van Dijk, hoogleraar moderne letterkunde aan de
Universiteit Leiden, zijn de lacunes in kennis van literatuur mede ontstaan
door het belang dat aan literaire competentie wordt gehecht, waardoor te weinig
oog is voor wat literatuur eigenlijk is. Ze wijst op de classificatie op
Lezenvoorjelijst.nl: 'Een nuttige en leuke website, maar een nadeel is dat
leerlingen daar zelf de sterren toekennen. Dan lijkt Carry Slee al snel even
'goed' als bijvoorbeeld Benny Lindelauf. Ook voor minder belezen docenten is
het verschil moeilijk te zien.'
Bel zegt iets soortgelijks. 'Het onderwijs is
competentiegericht. Je moet leren spreken, schrijven, lezen. Heel belangrijk,
maar literatuuronderwijs is daardoor in de marge geraakt. Er is geen ruimte
voor kennisoverdracht meer, ook omdat leerlingen vaak opdrachten maken waarbij
de leraar als coach optreedt. Er wordt nauwelijks meer klassikaal lesgegeven, dé
mogelijkheid om inspirerend te vertellen over literatuur. Dat is de manier om
de vonk te laten overspringen.'
Geen kwaad woord over leraren. Er zijn nog genoeg bevlogen
docenten. Maar iedere leraar die tijdens zijn opleiding amper tijd heeft gehad
om zijn eigen achterstand weg te werken, heeft zelf te weinig bagage om 'het
mooiste dat ons vak te bieden heeft' (aldus Bel) te doceren. 'Zo ontstaat een
vicieuze cirkel', meent Humbeeck. 'Er staan in de laagste graden zelfs mensen
voor de klas die alleen een professionele bachelor hebben [hbo in Nederland,
md] en tijdens hun opleiding niets aan literatuurgeschiedenis hebben gedaan.'
Hoe kan het literatuuronderwijs weer een vanzelfsprekende
plek krijgen op de middelbare school? Nu Nederlands in Nederland de
twijfelachtige status heeft het saaiste vak op school te zijn, wordt daar in
ieder geval in dit deel van het taalgebied druk over nagedacht. Het ministerie
van OCW heeft twee Meesterschapsteams ingericht, die binnenkort met een
inhoudelijk advies komen. Van Dijk publiceerde deze maand in NRC Handelsblad met drie collega's een
pleidooi om het vak vanaf de grond opnieuw in te richten.
Waar moet dan rekening mee worden gehouden? 'Beleidsmakers
moeten zich bewust zijn dat studenten dingen leren als problemen oplossen of
genuanceerd argumenteren en denken via de confrontatie met literaire teksten',
zegt De Geest. In het verlengde daarvan wijst Bel op 'steeds meer onderzoek
naar de werking van hersenen, die laten zien dat het lezen van complexere
teksten goed zijn voor de creativiteit. Daar moeten mensen het in tijden van
robotisering van hebben.'
Ook zou de nadruk op leesplezier – waarvan geen academicus
het belang wil relativeren – moeten worden gecombineerd met kennisoverdracht.
De Geest: 'Leesplezier kan betekenen: maak het je zo gemakkelijk mogelijk. Lees
Aldi-literatuur. Of, en dat is beter: leer het plezier aan van iets te
veroveren. De Harry Potter-reeks werd met ieder deel complexer. De personages,
het plot. Geschiedenis en maatschappij gingen een rol spelen. Die ervaring zou
men als model voor literatuuronderwijs moeten nemen.'
Minstens zo belangrijk is dat docenten literatuur van
vroeger relevant maken voor vandaag. 'Je kunt niet meer zeggen dat literatuur
een tijdloze esthetische waarde heeft met een universele boodschap', zegt
Humbeeck. 'Je moet laten zien hoe het werk van een Hendrik Conscience een rol
speelde bij het creëren van Vlaamse sub-identiteit in België. Als leerlingen De leeuw van Vlaanderen zó lezen, worden
ze wel enthousiast omdat het aansluit bij kwesties die nu spelen en die daarom
studenten interesseren.'
Tegelijkertijd vinden de meeste academici dat middelbare
scholieren kennis moeten nemen van een canon. Dat is de basis. Zonder een
minimaal begrip van de verschillende stromingen en de belangrijkste werken kan
geen leerling een roman of gedicht plaatsen. Daarom juicht Humbeeck het
initiatief van de Vlaamse Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en
Letterkunde toe, die eerder dit jaar een lijst van 51 essentiële boeken
samenstelde. 'Jammer alleen dat er vooralsnog geen link met het onderwijs is
gelegd.'
Bel pleit ervoor dat docenten worden uitgedaagd om ook de
canonieke boeken op een prikkelende manier aan te bieden. 'Desnoods door
leerling een film te laten zien of zelf een toneelbewerking te maken.' Ook Van
Dijk wil docenten zelf ruimte bieden. 'De literair actiefste docenten vullen
met elkaar online een document met goed lesmateriaal. Dat is een vruchtbare
bron. Je zou twee leraren uit die groep een jaar vrij moeten maken om de goede
lesmethode te maken die – óók volgens henzelf – nu ontbreekt.'
Over de vraag of ook de zevendelige Geschiedenis van de Nederlandse Literatuur, die de Nederlandse
Taalunie heeft geïnitieerd, een rol kan spelen bij de heropleving van het
literatuuronderwijs verschillen de meningen. Humbeeck denkt van wel. Door de
veelvoud aan invalshoeken en manieren waarop literatuur functioneert in het pas
verschenen Bloed en rozen van
Jacqueline Bel, over de periode 1900-1945, wordt literatuur een tijdscapsule.
'En dat is nou juist het spannende voor leerlingen.'
Van Dijk en De Geest daarentegen vinden de delen te
gedetailleerd voor dat doel. Voor gebruik op school zou een meer didactische
opzet nodig zijn. 'Ik heb zelf al nauwelijks tijd om alle delen te bestuderen',
zegt De Geest, 'laat staan docenten op de middelbare school.' Wel kunnen de
verschillende delen, meent hij, waarin de nieuwste inzichten zo compleet bij
elkaar zijn gebracht, als basis dienen voor een nieuw handboek
literatuurgeschiedenis. 'Juist daar kan de Taalunie een bemiddelende rol in
spelen.'
Bel zelf
hoopt in ieder geval van harte dat Bloed
en rozen 'leraren zal inspireren om hun vak op een nieuwe manier aan te
bieden', zegt ze. 'Misschien voelen leerlingen zich aangesproken een boek op te
pakken wanneer ze bijvoorbeeld horen over de Spaanse burgeroorlog. Die
werkte in heel Europa polariserend. Links stond recht tegenover rechts.
Jongeren lieten alles in de steek om daar te gaan vechten. Met dit onderwerp,
maar ook vele andere onderwerpen, is de parallel met nu evident.'
(Eerder gepubliceerd op Taalunie:Bericht)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten