zondag 27 december 2015

Leermiddelen uitgeven voor het voortgezet onderwijs anno 2015 - aflevering 3 (Boekblad)

De markt voor leermiddelen in het voortgezet onderwijs is fors gekrompen. Maar uitgeverijen klagen niet. Zeker de versnelling van de digitalisering van het onderwijs stemt hen optimistisch. Aflevering 3.

Je zou bij de digitalisering van het onderwijs kunnen spreken van vier fases. In de eerste fase worden de boeken simpelweg vervangen door pdf's. Daarna worden daar allerlei (interactieve) functionaliteiten aan toegevoegd. In de derde fase wordt het lesmateriaal adaptief: het systeem reageert op de prestaties van de leerling en biedt zo iedereen eigen routes aan. In de laatste fase wordt dat gepersonaliseerd: het systeem houdt dan rekening met persoonskenmerken zoals dyslexie.
De gemiddelde middelbare school zit feitelijk nog in de eerste fase. Zij gebruiken papieren lesmateriaal aangevuld met wat digitaal lesmateriaal. Dat komt deels doordat docenten een stuk minder ambitieus zijn dan schoolbesturen. 'In het vmbo heb je vaak ook docenten vanuit de praktijk: een kok of een timmerman. Die zijn niet digitaal', zegt Visser. Deels komt het doordat scholen aangeschafte boeken eerst in vijf jaar moeten afschrijven, waardoor ze in feite met oud materiaal werken.
'Het materiaal dat een school nu voor het vijfde jaar gebruikt hebben wij zeven jaar geleden op de markt geïntroduceerd en dus negen jaar geleden ontwikkeld', rekent De Valk voor. 'Noordhoff heeft daarom een licentiemodel geïntroduceerd, waardoor scholen binnen hun contract ieder jaar recht hebben op de nieuwste editie van alle methodes.' Anderen, zoals bijvoorbeeld Malmberg, volgen daarin.
Zulke contracten helpen wel, maar – waarschuwt Visser – een uitgeverij kan een school niet dwingen over te stappen op digitaal lesmateriaal. 'We hebben wel eens een aantal klanten verkooptechnisch, door korting te geven, onder druk gezet. Dat werkte niet. Na drie, vier maanden stapten ze allemaal weer over op papier. Je moet als uitgever zorgen dat digitaal lesmateriaal en implementatieteams beschikbaar zijn en dan meegaan met het tempo van de klant.'

Ook uitgeverijen zijn niet allemaal in het laatste stadium. Het ideale digitale leermiddel dat leerlingen volledig op maat bedient en docenten desondanks in staat stelt om een groep van dertig of meer leerlingen te kunnen begeleiden en iedereen tegelijk klaar te krijgen voor het eindexamen, is nog altijd niet op de markt. Maar het moge duidelijk zijn dat uitgeverijen met de ontwikkeling van nieuwe producten verder zijn dan wat in het onderwijs momenteel de standaard is. Ten minste in fase drie.
Noordhoff, Edu'Actief en Malmberg melden pilots van adaptieve producten te hebben uitgevoerd. 'Wij hebben in het voorjaar een pilot gedaan met 1500 leerlingen op twintig scholen', zegt Rhodes. 'Die pilot is - ik durf het bijna niet te zeggen - héél goed ontvangen. Dat was een grammaticatrainingsprogramma voor Engels, dat we nu voorbereiden om op de markt te introduceren. Vanaf 2016 moet het gebruikt worden. Ook vertalen wij de techniek nu naar andere vakken.'
Alleen ThiemeMeulenhoff zegt verder te zijn. Razenberg: 'Sinds ruim twee jaar hebben we Got it: een leersysteem voor rekenen en taal. Leerlingen doen een instaptoets en krijgen dan een eigen route aangereikt. Daar hebben we al 300.000 licenties van verkocht. Nu gaat onze tijd en energie vooral naar Nextin, dat ook rekening houdt met persoonlijke leerstijlen of iemands dyslexie. Zo'n 3500 leerlingen op 25 scholen testen werken daar dagelijks mee. Met hun feedback geven we het verder vorm.'
Al die innovatietrajecten betekenen dat uitgeverijen nog altijd in de fase van investeren en veranderen zitten. De ict-afdelingen blijven groeien, nu uitgeverijen ook data-analisten, requirement engineers of interaction designers nodig hebben, die nadrukkelijk samen met productontwikkelaars én de scholen de nieuwe producten bouwen. En dat is nog los van samenwerkingen met partijen van buiten – zoals de meest opvallende: die van Malmberg met het Amerikaanse Knewton.
Maar ooit komen er weer stabiele jaren – waarin leermiddelen voor het voortgezet onderwijs ook weer een groeimarkt zal zijn. 'Als uitgeverijen proberen we scholen ervan te overtuigen leermiddelen niet te zien kostenpost, zoals nu te veel gebeurt, maar heel effectieve instrumenten om het onderwijs te helpen verbeteren', zegt Razenberg. 'Leermiddelen zijn een investering. Zeker als de beloften van gepersonaliseerd leren worden waargemaakt, zullen scholen dat ook gaan zien. Daar ben ik van overtuigd.'

De rol van schoolboekdistributeurs
In theorie is het simpel. Een school neemt een licentie op een digitale lesmethode, een leerling logt in op de servers van de uitgeverij. Wat hebben schoolboekdistributeurs nog te zoeken op een volledig gedigitaliseerde markt? In de praktijk is de rol van Van Dijk Educatie en Iddink niet uitgespeeld – los van het feit dat de meeste leermiddelen nog op papier worden verspreid. Zij leveren unieke diensten, zoals de mogelijkheid van gespreid betalen of het opstellen van leermiddelenlijsten.
Beide partijen verkopen ook licenties voor digitale leermiddelen, maar kijken daarnaast naar nieuwe diensten voor het digitale tijdperk. Iddink heeft zich gestort op een schooladministratiesysteem: Magister, dat wordt gebruikt door 470 scholen in het voortgezet onderwijs, beroeps- en volwassenenonderwijs, met daaraan gekoppeld toegang tot digitaal lesmateriaal. Van Dijk Educatie heeft in dit opzicht 'de slag gemist', zegt een uitgever, maar het bedrijf zit absoluut niet stil.
Via de toegang tot digitaal lesmateriaal concurreert Magister tot op zekere hoogte met platformen als 24Boost van Edu'Actief of Schooltas van ThiemeMeulenhoff. Mede dankzij de GEU zijn er standaarden gekomen, waardoor verschillende systemen interoperabel zijn geworden. Rhodes (Malmberg): 'Binnen de Stichting Beter Digitaal Leren hebben we er al voor gezorgd dat een leerling maar een keer hoeft in te loggen, ongeacht welke methode hij gebruikt. Zo is er alleen nog concurrentie op methode.'

Geen opmerkingen: