vrijdag 28 oktober 2016

'Genius' geeft redacteuren de kans zich te vergelijken met Maxwell Perkins (Boekblad)

Sinds 20 oktober in de bioscoop: Genius. De film over de relatie tussen Maxwell Perkins en Thomas Wolfe laat de archetypische verhouding zien tussen een dienstbare redacteur en zijn dominante bestsellerauteur.

Als er ooit een film moest komen over een literaire redacteur zou hij natuurlijk over Maxwell Perkins (1884-1947) gaan. De redacteur van Scribner's geldt als de eerste die meer deed dan alleen tik- en taalfouten aanstrepen. Hij begeleidde auteurs als F. Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway bij het schrijven en trad op alle mogelijke manieren op als hun mentor. Hij kreeg in 1978 een biografie: Max Perkins. Editor of Genius van A. Scott Berg, en zijn Wikipedia-pagina is maar liefst in zes verschillende talen te lezen.
Regisseur Michael Grandage concentreert zich in Genius, gebaseerd op genoemde biografie, op de intensiefste relatie die Perkins had. Eind jaren twintig ontdekt hij het genie van Thomas Wolfe (1900-1938), wiens werk dan door talloze uitgeverijen is geweigerd. Hij redigeert zijn instant-bestseller Look Homeward, Angel (1929) en de nog veel succesvollere opvolger Of Time and The River (1935). Voor Perkins was Wolfe de zoon die hij nooit had, Wolfe vond in hem een vader. Later raakten ze echter van elkaar verwijderd.
De film is misschien een tikje te schematisch, de relatie tussen redacteur en schrijver is wél mooi uitgewerkt. Perkins – door Colin Firth neergezet als gereserveerde man die zelfs in pyjama nog zijn hoed op houdt – voldoet precies aan het beeld dat redacteuren tachtig jaar later nog altijd graag aan de buitenwereld presenteren. Hij leest altijd (zelfs als hij zijn dochter vermanend toespreekt) buigt zich nauwgezet over manuscripten. Je kan je hem alleen slecht voorstellen op boekpresentaties die hij volgens zijn vrouw óók heeft.
De schrijvers zijn typische egoïsten, zoals Wolfe – in de vertolking van Jude Law een man die zijn emoties nooit binnenboord kan houden – die ieder nieuw gespreksonderwerp uitsluitend gebruikt als haakje voor zijn eigen monologen. En anders zijn het wel zielige neuroten, zoals F. Scott Fitzgerald die niet goed weet hoe het verder moet met zijn leven en zijn carrière en zich daarom graag wat extra's laat toestoppen door Perkins. Dat hij al genoeg voorschotten heeft geïnd waarvoor hij nog geen werk heeft ingeleverd, doet er niet toe.
Juist die wezenlijk verschillende karakters van redacteurs en schrijvers passen wonderwel op elkaar, bewijst Genius. 'Redacteuren horen anoniem te zijn, het gaat om de auteurs,' zegt óók Perkins als Wolfe zijn tweede roman aan hem opdraagt. Hijzelf is tevreden met de rijen fraai gebonden hardcovers in de goedgevulde kasten achter hem, waarvan hij alleen weet hoe verantwoordelijk hij er voor is. Laat de auteur maar genieten van de groupies en de royalty’s. Laat de auteur zich maar aanpraten hoe briljant hij is.
Want wat gebeurt er als de verhouding verandert? Dan loopt het onherroepelijk spaak. Door Wolfe's opdracht aan Perkins komen de praatjes in de wereld dat hij zijn succes alleen te danken heeft aan de soms rigoureuze ingrepen van zijn redacteur. Zelf zou Wolfe te woorddronken zijn om zijn verhaal recht te kunnen doen. Hoe blij hij aanvankelijk ook met Perkins was, dát is natuurlijk niet de bedoeling. Prompt laat hij zich verleiden door een gunstige bod van een concurrent – in Wolfe's geval Harper's.
Het mooiste aan de film is echter niet de verhouding tussen twee mannen die, als elke redacteur en auteur, afhankelijk van elkaar zijn. Dat is dat Genius daadwerkelijk aandacht besteedt aan het redigeren. Perkins leest een lange alinea van Of Time and The River voor en gaat er vervolgens zin voor zin doorheen. Hij zegt niet hóé het anders moet, het is immers Wolfe's boek, maar legt uit wat er mis aan is. Die gedachte is niet geloofwaardig. Die formulering is cliché. En dan net zo lang aandringen tot Wolfe het geheel naar zijn zin heeft herschreven.
Dat  is misschien wel nooit in een film vertoond. Iedere redacteur die Genius de komende weken in de bioscoop gaat zien, kan zich daarom voor eens spiegelen aan de beroemdste redacteur die er ooit is geweest. Hij kan zich afvragen, ook al is het fictie: was Perkins echt zo goed? Heeft hij Wolfe's werk beter gemaakt? Of – en dat is de angst van iedere redacteur, zoals Perkins die verwoordt – was het boek in de allereerste versie zoals die moest zijn en heeft hij het alleen maar veranderd of, erger, misvormd?
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 24 okt)

Geen opmerkingen: