Sinds 20 oktober in de bioscoop: Genius. De film over de relatie tussen
Maxwell Perkins en Thomas Wolfe laat de archetypische verhouding zien tussen
een dienstbare redacteur en zijn dominante bestsellerauteur.
Als er ooit een
film moest komen over een literaire redacteur zou hij natuurlijk over Maxwell
Perkins (1884-1947) gaan. De redacteur van Scribner's geldt als de eerste die
meer deed dan alleen tik- en taalfouten aanstrepen. Hij begeleidde auteurs als
F. Scott Fitzgerald en Ernest Hemingway bij het schrijven en trad op alle
mogelijke manieren op als hun mentor. Hij kreeg in 1978 een biografie: Max Perkins. Editor of Genius van A.
Scott Berg, en zijn Wikipedia-pagina is maar liefst in zes verschillende talen
te lezen.
Regisseur
Michael Grandage concentreert zich in Genius,
gebaseerd op genoemde biografie, op de intensiefste relatie die Perkins had.
Eind jaren twintig ontdekt hij het genie van Thomas Wolfe (1900-1938), wiens
werk dan door talloze uitgeverijen is geweigerd. Hij redigeert zijn
instant-bestseller Look Homeward, Angel
(1929) en de nog veel succesvollere opvolger Of Time and The River (1935). Voor Perkins was Wolfe de zoon die
hij nooit had, Wolfe vond in hem een vader. Later raakten ze echter van elkaar
verwijderd.
De film is
misschien een tikje te schematisch, de relatie tussen redacteur en schrijver is
wél mooi uitgewerkt. Perkins – door Colin Firth neergezet als gereserveerde man
die zelfs in pyjama nog zijn hoed op houdt – voldoet precies aan het beeld dat
redacteuren tachtig jaar later nog altijd graag aan de buitenwereld presenteren.
Hij leest altijd (zelfs als hij zijn dochter vermanend toespreekt) buigt zich
nauwgezet over manuscripten. Je kan je hem alleen slecht voorstellen op
boekpresentaties die hij volgens zijn vrouw óók heeft.
De schrijvers
zijn typische egoïsten, zoals Wolfe – in de vertolking van Jude Law een man die
zijn emoties nooit binnenboord kan houden – die ieder nieuw gespreksonderwerp
uitsluitend gebruikt als haakje voor zijn eigen monologen. En anders zijn het
wel zielige neuroten, zoals F. Scott Fitzgerald die niet goed weet hoe het
verder moet met zijn leven en zijn carrière en zich daarom graag wat extra's
laat toestoppen door Perkins. Dat hij al genoeg voorschotten heeft geïnd
waarvoor hij nog geen werk heeft ingeleverd, doet er niet toe.
Juist die
wezenlijk verschillende karakters van redacteurs en schrijvers passen wonderwel
op elkaar, bewijst Genius.
'Redacteuren horen anoniem te zijn, het gaat om de auteurs,' zegt óók Perkins
als Wolfe zijn tweede roman aan hem opdraagt. Hijzelf is tevreden met de rijen
fraai gebonden hardcovers in de goedgevulde kasten achter hem, waarvan hij
alleen weet hoe verantwoordelijk hij er voor is. Laat de auteur maar genieten
van de groupies en de royalty’s. Laat de auteur zich maar aanpraten hoe
briljant hij is.
Want wat gebeurt
er als de verhouding verandert? Dan loopt het onherroepelijk spaak. Door
Wolfe's opdracht aan Perkins komen de praatjes in de wereld dat hij zijn succes
alleen te danken heeft aan de soms rigoureuze ingrepen van zijn redacteur. Zelf
zou Wolfe te woorddronken zijn om zijn verhaal recht te kunnen doen. Hoe blij
hij aanvankelijk ook met Perkins was, dát is natuurlijk niet de bedoeling.
Prompt laat hij zich verleiden door een gunstige bod van een concurrent – in
Wolfe's geval Harper's.
Het mooiste aan
de film is echter niet de verhouding tussen twee mannen die, als elke redacteur
en auteur, afhankelijk van elkaar zijn. Dat is dat Genius daadwerkelijk aandacht besteedt aan het redigeren. Perkins
leest een lange alinea van Of Time and
The River voor en gaat er vervolgens zin voor zin doorheen. Hij zegt niet
hóé het anders moet, het is immers Wolfe's boek, maar legt uit wat er mis aan
is. Die gedachte is niet geloofwaardig. Die formulering is cliché. En dan net
zo lang aandringen tot Wolfe het geheel naar zijn zin heeft herschreven.
Dat is misschien wel nooit in een film vertoond.
Iedere redacteur die Genius de
komende weken in de bioscoop gaat zien, kan zich daarom voor eens spiegelen aan
de beroemdste redacteur die er ooit is geweest. Hij kan zich afvragen, ook al
is het fictie: was Perkins echt zo goed? Heeft hij Wolfe's werk beter gemaakt?
Of – en dat is de angst van iedere redacteur, zoals Perkins die verwoordt – was
het boek in de allereerste versie zoals die moest zijn en heeft hij het alleen
maar veranderd of, erger, misvormd?
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 24 okt)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten