zaterdag 27 september 2014

Jan van Mersbergen: De vitaliteit van de kleine gemeenschap (Ons Erfdeel)

Ivan is een ontsnappingskunstenaar. De veertiger die in het begin van de jaren 1990 met een vriend uit het met oorlog bedreigde Joegoslavië is gevlucht, verdient in Amsterdam zijn geld door in een nachtclub een act op te voeren waar Houdini zich niet voor zou schamen. Hij laat zich vastbinden door iemand uit het publiek, waarna hij belooft zich los te maken binnen de tijd die nodig was om hem vast te binden. Terwijl zijn jas in de fik staat en de vlammen langzaam naar zijn nek kruipen.
Ook privé is de hoofdpersoon van De laatste ontsnapping, de jongste roman van Jan van Mersbergen, een ontsnappingskunstenaar. Ivan schuwt iedere verantwoordelijkheid die hem zou kunnen hinderen in zijn onbekommerde leven dat draait om drank, uitgaan, vrouwen. Hij vlindert door het leven. Hij werkt en leeft 's nachts en verblijft overdag in een huis dat niet van hem is. Vrouwen versieren gaat hem jaloersmakend makkelijk af, maar hij gaat altijd mee naar hun huis, hij neemt ze nooit mee naar zijn bed; en hij blijft uit principe nooit slapen.
Er is een telefoontje van een tienjarig jongetje voor nodig om dit losbandig leven te beëindigen. Dat jongetje is Deedee, die zegt dat Ivan zijn vader is – verwekt tijdens een van zijn vele slippertjes. Hoe moet Ivan zich tot hem verhouden? Deedee lijkt bovendien sprekend op zijn jongere broer, die hij in Joegoslavië achter heeft gelaten en die later is gesneuveld in de burgeroorlog. Kan Ivan de schuld die hij daardoor voelt, goed maken door een echte vader voor Deedee te zijn?
De laatste ontsnapping vertelt het verhaal vanaf het moment dat Ivan met Deedee naar Zuid-Frankrijk vertrekt. Samen met een bevriende vader – de verteller van de roman – en diens zoontje, die Deedee's beste vriend is. Daar voert Ivan zijn act nog een laatste keer op. Hij wil er liever mee stoppen, nu hij merkt dat hij zich er niet meer op kan concentreren. Deze keer mislukt zijn act ook dramatisch, waarna hij een radicaal besluit neemt. Voor het eerst neemt hij zijn verantwoordelijkheid.

Het oeuvre van Jan van Mersbergen wordt wel omschreven als een opgaande lijn. Vanaf zijn debuut De grasbijter (2001) zou de inmiddels 43-jarige auteur iedere roman steeds beter zijn gaan schrijven – culminerend in zijn zesde roman Naar de overkant van de nacht (2011), dat werd bekroond met de BNG Nieuwe Literatuurprijs, nominaties verzamelde voor alle drie de grote commerciële prijzen (een keer shortlist, twee keer longlist) en werd vertaald in het Spaans, Catalaans en Turks.
Waarom eigenlijk? Is De laatste ontsnapping dan weer een stap vooruit? Of zou dat het moeten zijn?
Wie de roman naast De grasbijter legt – of een willekeurige andere roman van Van Mersbergen – vallen vooral de overeenkomsten op. In beide boeken deinst de auteur ervoor terug gedachten en gevoelens van zijn personages te beschrijven. Nooit waagt hij zich aan poëtische metaforen, aforismen of filosofische beschouwingen. Vrijwel geen zin is de moeite van het citeren waard. Met een minimum aan bijvoeglijke naamwoorden noteert hij in uitgebeende zinnen uitsluitend handeling en dialoog (consequent zonder aanhalingstekens, wat de serene toon versterkt). Beschrijvingen, van bijvoorbeeld de omgeving, zijn spaarzaam. Dat de hoofdstukken van De laatste ontsnapping titels hebben, lijkt al frivool.
Tegelijkertijd slaagt Van Mersbergen erin om met dat kale en soms staccato proza emotie los te maken. Hij vertelt vaak precies zo veel dat de lezer feilloos kan aanvullen wat de personages voelen. De frustratie en woede van Ronnie uit De macht over het stuur (2003), de eenzaamheid en liefdesverdriet van Edward uit De hemelrat (2005), de zorgen van de pas bevallen Evana in Zo begint het (2009) – niet een keer benoemt de auteur die gevoelens en toch voel je ze tot in je tenen.
Van Mersbergen doet dat door zijn onderwerp van heel dichtbij te omsingelen en zo een web van verwijzingen en betekenissen te spinnen. Neem De hemelrat. Vanaf het moment dat Edward in het proefdierlaboratorium een rat redt, wordt op talrijke manieren een parallel getrokken tussen het lot van die ene rat en dat van Edward, die een relatie krijgt met Nora. Beiden zijn eenzaam, beiden denken gered te worden – maar in beide gevallen is de redder op zijn eigen geluk uit. Aan het einde is het web zo verfijnd dat de lezer niet anders kan dan haarscherp Edwards pijn te voelen.
Het beste is de werkwijze toegepast in Morgen zijn we in Pamplona (2007). Terwijl de bokser Danny naar Spanje lift, nadat hij in een café iemand tegen de grond heeft gewerkt, wordt in flashbacks langzaam duidelijk wie hij heeft neergeslagen en waarom: zijn liefje dat zijn liefje niet was, maar hem gebruikte om zwanger te kunnen worden. Omdat die onthulling perfect wordt voorbereid door een vloed aan verwijzingen naar een gelukkig gezinsleven, hoeft Van Mersbergen daarna niets meer te zeggen. Het is wel duidelijk wat Danny voelt op het perron.
In De laatste ontsnapping werkt het niet anders. Vanaf de eerste scène, waarin Ivan de gordel in zijn vliegtuigstoel vastklikt, draait alles om de banden waarmee mensen zichzelf  ketenen. Op het niveau van het plot: zie de eerste scène, zie Ivans beroep. Maar vooral op het niveau van het thema: Van Mersbergen brengt alles terug naar de vraag welke banden de moeite waard zijn om aan te gaan. De band met je familie? Met je werk? Je partner? Waarna je het boek alleen kan dichtslaan als je een antwoord hebt geformuleerd op die vraag.

Ook in de keuze voor zijn thema is Van Mersbergen opmerkelijk constant. De vragen uit De laatste ontsnapping zijn een herhaling van kwesties die hij in eerder werk centraal stelde. In elke roman opnieuw bezingt Van Mersbergen de vitaliteit van de kleine gemeenschap – aanvankelijk het dorp, later het gezin. De gemeenschap biedt geborgenheid, een kader om binnen te leven, een reden om voor te leven. De personages die binnen de gemeenschap leven, tasten soms de randen af om er veilig binnen te blijven. De personages die erbuiten leven, verlangen er hevig naar.
Nergens wordt dat explicieter gemaakt dan in De macht over het stuur. Ronnie lijdt onder het verlies van zijn beste vriend. Zijn frustratie uit zich in agressief gedrag –niet naar de mensen uit zijn dorp, maar naar buitenstaanders: de witte boorden in wiens kantoor hij de kelder verbouwt, de kermisexploitanten. De inwoners van het dorp zijn juist de enige die het verdriet kunnen meevoelen. Dat komt naar buiten tijdens een kermisavond, waarin iedereen via de muziek Ronnie troost biedt.
In De hemelrat betreurt Edward niets meer dan dat hij uit de gemeenschap is gestoten en naar Amsterdam is verhuisd. Zo ervaart hij dat tenminste: omdat hij toevallig slim bleek, dacht iedereen dat hij ging studeren, en omdat iedereen dat dacht, ging hij. Of eigenlijk: zijn vriendin maakte het uit omdat ze dacht dat hij weg zou gaan, en omdat zijn relatie voorbij was, ging Edward maar. In Amsterdam echter verlang hij alleen maar terug, wanhopig zoekend naar een alternatief.
Vanaf Morgen zijn we in Pamplona wordt het gezin het alternatief in Van Mersbergen werk. Danny verlangt ernaar één te stichten. De dolende Ralf uit Naar de overkant van de nacht, die als schipperskind nergens kon wortelen, vindt houvast in een pleeggezin dat hem als vader aanvaardt. En Ivan uit De laatste ontsnapping ontdekt dat zijn vrije bestaan minderwaardig is ten opzichte van een gedeeld leven: hij aanvaardt zijn vaderschap en sluit vrede met zijn ouders.
Regelmatig voert Van Mersbergen een tweede persoon op die als contrast met de hoofd-persoon dient en zo diens verlangen naar een gemeenschap extra aanzet. In Morgen zijn we in Pamplona rijdt Danny met een echte gezinsman mee, die hem doet inzien dat hij zijn liefje niet in elkaar had moeten slaan, maar dat hij had moeten proberen in een rol in haar leven te blijven spelen. Zij draagt tenslotte ook zijn zoon. In De laatste ontsnapping is de verteller blij dat hij is ontslagen. Eindelijk kan hij een leven leiden – een leven zoals dat van Ivan. Omdat hij de vrije tijd niet besteedt aan zijn zoon, maakt Van Mersbergen duidelijk dat Ivan de juiste keuze maakt.
Wel moeten de personages af en toe stoom afblazen. De gemeenschap kan beklemmend woorden als je niet uit de band springt. Alleen als je, eventjes, losgeslagen bent, kun je de vastheid van een geworteld bestaan omarmen. Zoals Danny wordt verteld door de man die een keer per jaar naar het stierenrennen in Pamplona gaat: 'Ik werk het hele jaar voor mijn gezin, maar de helft van de tijd weet ik niet waarom ik dat doe.' Door drie minuten te rennen is hij er weer een jaar van doordrongen.
Naar de overkant van de nacht draait zelfs helemaal om de noodzaak uit de band te springen. Tijdens het carnaval, hét feest van de omkering van alle waarden, herontdekt Ralf de betekenis en waarde van het leven dat Sara en zijn vier kinderen hem hebben gegeven – ook al bedankt ze hem er nooit voor en voelt hij zich van tijd tot een tijd sloof. Het carnaval werkt als een reiniging van alle gevoelens van sleur en tevergeefs die zich in hem hebben opgehoopt.

Terug naar de beeldvorming van Van Mersbergens oeuvre. Waarom lijkt hij met zo'n consistent oeuvre met iedere roman beter te worden? Misschien omdat het op zichzelf weinig spectaculaire romans zijn. De grasbijter, De hemelrat, Zo begint het – het zijn goed geschreven, doordachte romans, mooi van toon, maar ook romans zonder vuurwerk. Van Mersbergens werk heeft daarom tijd nodig gehad voor het een kritische massa liefhebbers had die het propageren.
De laatste ontsnapping is daarom geen stap vooruit of een stap terug na Naar de overkant van de nacht. Van Mersbergen lezen is eerder iets als Modiano lezen: de boeken lijken zo op elkaar dat de eerste kennismaking de indrukwekkendste leeservaring is. Hooguit kun je zeggen dat de aanpak van de auteur in het ene boek beter werkt dan in het andere boek. Mijn persoonlijke tip zou dan Morgen zijn we in Pamplona zijn, omdat het subtiel geschilderde portret van twee zwijgzame mannen zo goed samengaat met een plot. De laatste ontsnapping is explicieter, daardoor rechtlijniger en eigenlijk ook te ongeloofwaardig als pleidooi voor de familie.
(Eerder gepubliceerd in Ons Erfdeel 2, 2014)

JAN VAN MERSBERGEN, De laatste ontsnapping, Cossee, Amsterdam, 2014, 219 p; Naar de overkant van de nacht, 2011, 176 p; Zo begint het, 2009, 266 p; Morgen zijn we in Pamplona, 2007, 192 p; De hemelrat, 2005, 175 p; De macht over het stuur, 2003, 176 p; De grasbijter, 2001, 192 p.


1 opmerking:

Erik N. zei

Als je Naar de overkant van de nacht hebt gelezen (De veerman!) kun je toch niet meer serieus beweren dat Van Mersbergen niet aan poëtische metaforen doet? Hoeveel poëtischer en beeldsprakiger wil je het hebben?