dinsdag 23 september 2014

Remco Campert neemt afscheid van een dankbaar publiek (Knack)

De Nacht van de Poëzie was eindelijk terug op zijn vaste locatie. De eenmalig terugkeer van Remco Campert maakt deze toch al uitmuntende editie van de Nacht legendarisch.

Zelden zal een dichter zo’n warm welkom zijn bereid op de Nacht van de Poëzie als ditmaal Remco Campert. Presentator Piet Piryns kon zijn introductie over de laatste van de Vijftigers niet eens afmaken. Zodra de ongelooflijk broos geworden dichter opkwam, barstte de zaal los in een stormachtig applaus. Iedere grappige wending, hoe bekend ook, oogstte hartelijk gelach. En na afloop probeerde de 85-jarige te buigen voor de staande ovatie die hem ten deel viel.
Het was dan ook niets minder dan een afscheid. Eigenlijk wilde Campert niet meer optreden. Nu las hij, met zijn ongebroken stem als een fluisterende klok, toch nog een keer zijn allerbekendste gedichten: ‘Poëzie is een daad’ (van bevestiging), ‘De eerste keer’, ‘Lamento’. Om te besluiten met ‘Licht van mijn leven’ uit de gelijknamige, in 2012 verschenen bundel, waarin hij zijn eigen dood beschreef: ‘waarna ik, mijn tijd opgeheven, / voor eeuwig uiteenval (…) / en word meegenomen met de glimlach / en de dromen van het meisje / dat ik eens op een tramhalte zag’.
Natuurlijk mocht Campert niet ontbreken op deze nostalgische Nacht. De terugkeer, na zeven jaar, naar de gerestaureerde achthoekige zaal van TivoliVredenburg werd gevierd met een terugblik op de eigen geschiedenis. Zo’n beetje iedere nog levende dichter die tijdens de eerste editie in 1980 optrad mocht terugkeren. Naast Campert onder meer Judith Herzberg, Jean Pierre Rawie en zelfs Bart Chabot, die eigenlijk niet serieus meer wordt genomen als dichter (zoals hij zelf ook leek te beseffen).
Ieder kreeg veel bijval. Ook het publiek leek dolblij te zijn dat de jaren van de diaspora voorbij waren. Of het nu de anekdotische poëzie met filosofische conclusie van Wim Brands, de bloedserieuze verwerking van zijn langdurig verblijf in een Antwerps ziekenhuis van Leonard Nolens of de van erotiek doordrenkte gekte van Els Moors was – in de ogen van de volle zaal was het allemaal goed. Nolens kreeg zelfs applaus na ieder deel van zijn cyclus ‘De kuur’. 
Maar de meeste viel er toch te genieten bij de groeiende groep auteurs die ook als acteur talent hebben. De sadistische toonhoogte van Erik Jan Harmens die soms alledaagse zinnen een heel eigen lading geven. Of het meeslepende optreden, diep in de nacht, van Maud Vanhauwaert, die ook als cabaretière succes heeft. ‘Ik ben vorige week bevallen’, zei ze – waarna weer een stormachtig applaus door de zaal denderde. ‘Van mijn tweede bundel’, repliceerde ze gevat. Maar de fijnzinnige, rijke gedichten die ze er toen uit voorlas, riepen het verlangen op ze ook te lezen.

Er komt een man naar mij toe
Hij zegt: ik zou je tegen het licht willen houden
als een geldbiljet
om te zien of je echt bent
Ik ga in het licht staan
en wacht; de man is alweer weg

Van de entr’actes was Rufus Wainwright het onbetwiste hoogtepunt. Wat een stem heeft die Canadees, waarmee hij onder meer een sonnet van Shakespeare en Leonard Cohens Hallelujah zong. Licht slissend, maar zo Begrijpelijk dat er mensen waren die alleen voor hem een kaartje voor de Nacht leken te hebben gekocht – na zijn optreden liep de zaal leeg. Aan Miriam Van hee de ondankbare taak de achterblijvers weer op te poken. Haar subtiele, wat brave poëzie bleek daar maar matig in staat.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 22 sep)

Zie ook:

Geen opmerkingen: