De Nacht van de Poëzie was eindelijk terug op zijn vaste
locatie. De eenmalig terugkeer van Remco Campert maakt deze toch al uitmuntende
editie van de Nacht legendarisch.
Zelden zal een dichter zo’n warm welkom zijn bereid op de
Nacht van de Poëzie als ditmaal Remco Campert. Presentator Piet Piryns kon zijn
introductie over de laatste van de Vijftigers niet eens afmaken. Zodra de
ongelooflijk broos geworden dichter opkwam, barstte de zaal los in een
stormachtig applaus. Iedere grappige wending, hoe bekend ook, oogstte hartelijk
gelach. En na afloop probeerde de 85-jarige te buigen voor de staande ovatie
die hem ten deel viel.
Het was dan ook niets minder dan een afscheid. Eigenlijk
wilde Campert niet meer optreden. Nu las hij, met zijn ongebroken stem als een
fluisterende klok, toch nog een keer zijn allerbekendste gedichten: ‘Poëzie is
een daad’ (van bevestiging), ‘De eerste keer’, ‘Lamento’. Om te besluiten met ‘Licht
van mijn leven’ uit de gelijknamige, in 2012 verschenen bundel, waarin hij zijn
eigen dood beschreef: ‘waarna ik, mijn tijd opgeheven, / voor eeuwig uiteenval
(…) / en word meegenomen met de glimlach / en de dromen van het meisje / dat ik
eens op een tramhalte zag’.
Natuurlijk mocht Campert niet ontbreken op deze nostalgische
Nacht. De terugkeer, na zeven jaar, naar de gerestaureerde achthoekige zaal van
TivoliVredenburg werd gevierd met een terugblik op de eigen geschiedenis. Zo’n
beetje iedere nog levende dichter die tijdens de eerste editie in 1980 optrad
mocht terugkeren. Naast Campert onder meer Judith Herzberg, Jean Pierre Rawie
en zelfs Bart Chabot, die eigenlijk niet serieus meer wordt genomen als dichter
(zoals hij zelf ook leek te beseffen).
Ieder kreeg veel bijval. Ook het publiek leek dolblij te
zijn dat de jaren van de diaspora voorbij waren. Of het nu de anekdotische
poëzie met filosofische conclusie van Wim Brands, de bloedserieuze verwerking
van zijn langdurig verblijf in een Antwerps ziekenhuis van Leonard Nolens of de
van erotiek doordrenkte gekte van Els Moors was – in de ogen van de volle zaal
was het allemaal goed. Nolens kreeg zelfs applaus na ieder deel van zijn cyclus
‘De kuur’.
Maar de meeste viel er toch te genieten bij de groeiende groep
auteurs die ook als acteur talent hebben. De sadistische toonhoogte van Erik
Jan Harmens die soms alledaagse zinnen een heel eigen lading geven. Of het
meeslepende optreden, diep in de nacht, van Maud Vanhauwaert, die ook als
cabaretière succes heeft. ‘Ik ben vorige week bevallen’, zei ze – waarna weer
een stormachtig applaus door de zaal denderde. ‘Van mijn tweede bundel’, repliceerde ze gevat. Maar de fijnzinnige, rijke gedichten die ze er toen uit voorlas, riepen
het verlangen op ze ook te lezen.
Er komt een man naar mij toe
Hij zegt: ik zou je tegen het licht willen houden
als een geldbiljet
om te zien of je echt bent
Ik ga in het licht staan
en wacht; de man is alweer weg
Van de entr’actes was Rufus Wainwright het onbetwiste
hoogtepunt. Wat een stem heeft die Canadees, waarmee hij onder meer een sonnet
van Shakespeare en Leonard Cohens Hallelujah zong. Licht slissend, maar zo
Begrijpelijk dat er mensen waren die alleen voor hem een kaartje voor de Nacht
leken te hebben gekocht – na zijn optreden liep de zaal leeg. Aan Miriam
Van hee de ondankbare taak de achterblijvers weer op te poken. Haar subtiele,
wat brave poëzie bleek daar maar matig in staat.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 22 sep)
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten