Toen we op vakantie in Praag uit de parkeergarage naar boven
kwamen, stonden we oog in oog met het Rudolfinum. Ik moest meteen denken aan Mendelssohn op het dak van Jiri Weil
(1900-1959). In deze roman vindt de beroemde scène plaats waarin de nazi's twee
Tsjechen het dak op sturen om het beeld van Felix Mendelssohn te verwijderen.
Een jood boven het nieuw ingewijde Huis der Duitse kunsten, ook al had diens
vader zich al lang bekeerd tot het gereformeerde geloof, dat kon natuurlijk
niet. Er staan alleen geen namen op de beelden. Dus welke is Mendelssohn? Die
met de langste neus, zegt de nazi. Goed, dat is deze. Waarna de nazi nog net op
tijd kan verhinderen dat de Tsjechen dat beeld daadwerkelijk weghalen. Die met
de langste neus, dat was Richard Wagner.
Ik had Mendelssohn op
het dak nooit gelezen. Als ik het nog wilde doen, dan nu ik zelf een korte
en tevergeefse poging had gedaan om de Jood op het dak te herkennen. Dus toen
we eenmaal thuis waren. Enzovoorts.
Inmiddels weet ik dat de postuum verschenen roman van Jiri
Weil niet zo komisch is als deze scène doet vermoeden. Je denkt aan een wrange comedy of errors. Of zoals de Lonely
Planet (editie 2003) die we bij ons hadden, beweert: aan een 'darkly comic
novel'. Niet dus. Weil volgt een aantal personages die op een of andere manier
bij het neerhalen van het standbeeld betrokken raken gedurende de oorlog. Een
nazi als Reinhard Heydrich, die de opdracht gaf tot verwijdering. Hij wordt
vermoord. De Tsjechische arbeider die wordt ingeschakeld voor de Arbeidsinsatz
in Duitsland. En natuurlijk een aantal Joden die worden beroofd, vernederd,
vervolgd, opgesloten in het getto Theresiendstadt, en uiteindelijk vermoord.
Tot er geen enkele Jood meer over is in Praag. Daar is werkelijk helemaal niets
grappigs aan.
Eigenlijk is Mendelssohn
op het dak wranger en uitzichtlozer dan Weils andere oorlogsroman: Leven met de ster. Waar hij in
'Mendelssohn' een caleidoscopisch beeld van de Tsjechische ervaringen in de
Tweede Wereldoorlog schetst, volgt hij in deze roman één Joodse man. Vanaf de
eerste bladzijde heeft hij niets anders dan honger, angst en wanhoop. Hij
klampt zich vast aan Ruzena, met wie hij ooit een affaire had, en een poes die
komt aanwaaien. Lijdzaam aanvaardt hij wat hem wordt opgedragen: van het dragen
van de ster tot een baantje op het kerkhof, wachtend tot ook hij de oproep krijgt
naar Theresienstadt te gaan. Pas als hij bericht krijgt dat Ruzena dood is en
de poes is verdwenen, en hij dus niets meer heeft, vindt hij de kracht om zich
te verzetten tegen zijn lot.
Mendelssohn op het dak
is daarom alleen maar lijden. Onontkoombaar lijden. Leven met een ster biedt een sprankje hoop.
Zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten