maandag 30 november 2015

Ik kom terug: Natuurlijk legt moeder-Van Dis de uitgelezen boeken op de stapel KW

'Maar wat deed dat vele lezen met haar? Terwijl ik De bekentenissen van Zeno alleen maar rokend had kunnen lezen of me om het hoofdstuk moest afrukken bij Ik Jan Cremer, legde zij een roman na lezing onbewogen op de stapel KW – Kan Weg.'
(Uit: Ik kom terug, Adriaan van Dis, p. 72)

Adriaan van Dis' moeder, dat wil zeggen: de moeder die hij presenteert in zijn Libris-winnende roman Ik kom terug, hield van lezen. Haar hele leven lang. Drie à vier boeken per week, de een na de ander. Als moeder en zoon begin jaren zestig tegelijk in de huiskamer lazen 'haalde zij makkelijk zestig bladzijden per uur. Ik sukkelde tegen de twintig.' Maar ja – zie het bovenstaande citaat – wat deed het met haar?
De suggestie is dat de moeder, anders dan de latere schrijver zelf, alleen maar las om de tijd te doden. Of op zijn best om escapistische redenen. De voorliefde voor esoterie doet ook vermoeden dat ze het genot van een literaire sensatie niet kende. 'Als een detective te spannend werd', staat er ook nog, 'legde ze hem weg om de zenuwen met een ernstiger boek af te koelen.'
Maar Van Dis' moeder was gewoon ouder. Welke vijftigplusser voelt nog de behoefte te kettingroken bij een meeslepend boek? Om zich af te rukken bij een seksueel opwindend boek? Als je zelf nog een tiener bent snap je dat niet.
Ikzelf behoor nog niet tot die leeftijdscategorie, maar ik merk wel hoe makkelijk ik tegenwoordig een boek na lezing onbewogen op de stapel KW leg – Kan Weg. Mijn boekenkast is vol, waarom zou ik ruimte maken voor een roman die 'best aardig' was? Alleen boeken van een auteur die ik volg mogen in de kast. En boeken ja die me echt iets doen. Maar die worden steeds zeldzamer.
 Later in Ik kom terug blijkt dat deze theorie inderdaad voor Van Dis' moeder opgaat. In Indië, vertelt ze op p. 190, leende de officiersvrouwen elkaar 'gesuikerde verhalen over kleuterjuffrouwen die met rijke planters trouwden'. Een boek als Rubber van Madelon Székely-Lulofs hield ze voor zichzelf. Zulke schandalige romans, die het leven van de planters eerlijk beschreven, durfde ze niet uit te lenen.
Ze wist dus echt wel onderscheid te maken tussen goede literatuur en flutboeken.

Zie ook:
- De 'gevreesde' schrijver van Thomas Verbogt
- Niña Weijers in 'De consequenties' over literatuurliefhebbers

vrijdag 27 november 2015

Story Terrace breidt uit met crowdfunding-platform (Boekblad)

Story Terrace, dat levensverhalen in boekvorm verkoopt, heeft zijn aanbod verrijkt met een crowdfundingplatform. Via Storystarter kunnen consumenten gezamenlijk een biografie cadeau doen – en tegelijk foto's en herinneringen aandragen.

Story Terrace verkoopt via het platform exact dezelfde producten: een standaard Story Boek vanaf 1500 euro of een op maat gemaakte biografie. Alleen: nu kunnen bijvoorbeeld alle kleinkinderen gezamenlijk een boek voor hun opa kopen. Daarbij kunnen ze op het platform foto's uploaden en verhalen bijdragen, zodat ze meer doen dan alleen geld neerleggen.
'Onze filosofie is het zo toegankelijk mogelijk maken van professioneel geschreven compacte boeken over iemands eigen leven of iemand heel dichtbij', vertelt oprichter Rutger Bruining van Story Terrace. 'Het introduceren van een groepscadeau maakt het weer toegankelijker. En we maken van het geven van een biografie op deze manier een sociale activiteit.'
Storystarter – dat vorige week is aangekondigd – bestaat op dit moment alleen nog in bèta-versie. Wel zijn al een aantal klanten van StoryTerrace, dat ook actief is in Engeland, al een project opgestart. 'Ook hebben we nog niet de moeite genomen de site in het Nederlands te vertalen. Wie nu begint, komt op het Engelstalig platform. Maar ook dat gaan we snel in orde maken', zegt Bruining.
Met Story Terrace, dat precies een jaar geleden voor het eerst de publiciteit zocht, gaat het ondertussen goed. Bruining: 'Tot maart was het hard werken voor een klein aantal klanten, maar zeker sinds dat moment groeien we steady. We krijgen nu meerdere aanvragen per dag en verkopen drie, vier boeken per week. We hebben steeds zo'n veertig, vijftig projecten tegelijk lopen.'
Story Terrace viel recent op door aankondigingen in NRC Handelsblad. Wie via de krant een levensverhaal kocht, kon 10 procent korting krijgen. 'Dat was onze voornaamste samenwerking. Daarnaast maken we persoonlijke verhalen over managers voor Management Team, dat anders alleen over de carrière van managers schrijft. En binnenkort gaan we ook verhalen schrijven voor het Veteraneninstituut.'
Ook bracht het in september in samenwerking met De Kring Een bijzondere vriendschap uit, over de vriendschap tussen acteur Waldemar Torenstra en de voormalige Zuid-Soedanesekindsoldaat Kon Kelei. 'Dat heeft naar tevredenheid gelopen', blikt Bruining terug. 'Ik verwacht dat het boek het met Kerst en Sinterklaas ook goed zal doen, omdat een deel van de opbrengsten naar de school van Kon in Zuid-Soedan gaat.'

Zie ook:

donderdag 26 november 2015

Bibibliotheken in Brussel: geef ons leenrecht voor e-boeken

De Europese Commissie presenteert volgende maand haar standpunt over de benodigde hervorming van het auteursrecht. Daarmee begint een lang proces van debatteren voor een nieuwe Europese richtlijn is vastgesteld. Voor de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) was dit het juiste moment om in Brussel te pleiten voor een wettelijk vastgelegd leenrecht voor e-boeken. Twee aanwezige Europarlementariërs ondersteunden het pleidooi van bibliotheken.

De bibliotheeksector heeft geen traditie in militant lobbyen voor eigen belangen. Vice-voorzitter Chris Wiersma van de VOB, tevens directeur van De Nieuwe Bibliotheek in Almere, erkent het zonder enige schaamte. Maar belangen heeft de bibliotheek natuurlijk wel. In het digitale tijdperk zelfs meer dan ooit. Er bestaat geen leenrecht voor het e-boek. Bibliotheken kunnen daarom alleen e-boeken uitlenen waarvan het bij de uitgever een licentie koopt. Het is niet mogelijk, zoals bij papieren boeken, om naar eigen goeddunken titels in te kopen en aan leden beschikbaar te stellen. Dat moet veranderen.
Het was dan ook met een soort verlegen trots dat Wiersma met een delegatie uit de bibliotheeksector vorige week tijdens een breakfast session in het Brusselse Stanhope Hotel de zaak bepleitte. Zo legde directeur Erna Winters van de Bibliotheek Kennemerwaard aan het gehoor van Europarlementariërs helder uit dat bibliotheken de wettelijke taak hebben om toegang te verschaffen tot informatie, zodat burgers zich een mening kunnen vormen en volwaardig kunnen deelnemen aan een democratische samenleving. Maar in het digitale tijdperk is dat niet meer mogelijk.
'Bibliotheken worden geconfronteerd met een groot probleem bij het uitvoeren van hun wettelijke taak', zei Winters. 'Mensen hebben een toenemende vraag naar e-content. De verwachting is dat in 2025 veertig tot zestig procent van de boekenmarkt e-boeken zullen zijn. De Europese burgers verwachten van hun bibliotheek dat zij met deze ontwikkeling mee bewegen. Bibliotheken zijn ook meer dan bereid dat te doen. Maar: binnen het huidige auteursrecht worden e-boeken niet beschouwd als boek maar als dienst. Dat betekent dat bibliotheken moeten onderhandelen met elke uitgever over prijs, uitleentermijnen, hoeveel uitleningen enzovoorts. Als de onderhandelingen niet tot resultaat leiden, is het bibliotheken niet toegestaan het e-boek te kopen. Hun klanten – de Europese burgers, uw kiezers – blijven dan verstoken van deze informatie.'
Winters had meer argumenten. Europa heeft ongeveer 75 miljoen ongeletterde burgers. Met de grote vluchtelingenstroom stijgt dat aantal. Bibliotheken helpen hen – óók met het aanleren van digitale vaardigheden. Daar hoort optimale toegang tot de digitale wereld bij. Daarnaast wil Europa een leidende kenniseconomie zijn. Daarvoor zijn goed opgeleide, vakbekwame en creatieve mensen nodig. En dus is een ruimer auteursrecht nodig, die meer bewegingsvrijheid geeft aan creatieve mensen.
Directeur Vincent Bonnet van het European Bureau of Library Information and Documentation Associations (EBLIDA) vertelde dat de digitale revolutie eindelijk een droom uit de jaren 1950 binnen handbereik brengt: 'de bibliotheek zonder grenzen'. Het idee was: een bibliotheek die boeken naar de lezer bracht, waar die zich ook bevond, in plaats van dat de lezer altijd naar de bibliotheek moet. Deels is die droom gerealiseerd: 'bibliotheken zijn niet alleen maar magazijnen, maar community hubs die de vaak meest bezochte publieke ruimtes zijn en in afgelegen gebieden of achterstandswijken niet zelden de enige publieke dienst.'
Alleen het ontbreken van leenrecht voor e-boeken weerhoudt bibliotheken nu nog om letterlijk overal te zijn. Britse bibliotheken konden bijvoorbeeld in februari vorig jaar slechts 3 van de 45 boeken uit de top 100 die als e-boek leverbaar waren, daadwerkelijk uitlenen. Ook kunnen bibliotheken met een archieffunctie een e-boek niet archiveren – dat verbiedt het contract. Evenmin kunnen bibliotheken die over de grenzen samenwerkingsverbanden hebben gesloten e-boeken aan elkaar uitlenen – dat verbiedt het contract. En dat terwijl alle bibliotheken in Europa bij elkaar voor 5,1 miljard euro aan content inkopen bij uitgevers.
De bibliotheken hadden ook een auteur meegenomen om te laten zien dat deze groep helemaal niet tegen uitlenen van e-boeken is. Kinderboekenschrijfster Nanda Roep, die sinds een jaar of vijf haar boeken zelf uitgeeft, vertelde dat ze voor een derde van haar inkomen afhankelijk is van uitleenvergoedingen – plus een derde voor royalty’s en een derde voor honoraria voor optredens. In 2010 verkocht ze 10.000 boeken en werd haar werk 200.000 uitgeleend. In de digitale toekomst zal dat niet anders zijn: in de 'afgelopen maanden' verkocht Roep 18 e-boeken en werd haar werk 450 keer digitaal uitgeleend.
Maar: door het ontbreken van één vaste afspraak, die zou ontstaan als e-boeken onder het leenrecht vallen, hebben alle auteurs die hun werk níet zelf uitgeven geen enkel inzicht in wat uitgevers met hun werk doen. Uit onderzoek van de VvL van afgelopen oktober bleek dat veel schrijvers en vertalers niet eens wisten dat hun e-boeken konden worden uitgeleend. 'Uitgevers bepalen of het de bibliotheek is toegestaan om een e-boek uit te lenen. Uitgevers bepalen ook hoeveel moet worden betaald. En vervolgens bepalen uitgevers hoeveel een schrijver kan ontvangen van het bedrag dat is betaald. Voor alle duidelijkheid: schrijvers weten niet welk bedrag een uitgever aan de bibliotheek vraagt.'

Europarlementariër Julia Reda

De Duitse Europarlementariër Julia Reda (De Groenen/Vrije Europese Alliantie en Piratenpartei Deutschland) steunt de oproep voor de introductie van leenrecht voor e-boeken. Sterker: dat wil een 'overgrote meerderheid' in het Europees Parlement, vertelde Reda na afloop van de bijeenkomst. De maatregel stond in het rapport over de hervorming van het auteursrecht dat het parlement op eigen initiatief had opgesteld en dat in juli werd aangenomen. Reda was daarvan de rapporteur, reden waarom ook wel wordt gesproken van het Reda-rapport. 'Als de Europese Commissie dat niet wil invoeren, dan zullen ze met heel goede argumenten moeten komen om dat uit te leggen.'
Tijdens de bijeenkomst van de bibliotheken onderstreepte Reda het sociale én economische belang van bibliotheken. Maar ze sprak vooral over de beste manier om het leenrecht te introduceren. Volgens haar moet een e-boek simpelweg niet langer worden gezien als een dienst, maar als een product. Daarmee kan het e-boek meteen worden meegenomen in bestaande overlegstructuren zoals in Nederland Stichting Leenrecht waarin bibliotheken en rechthebbenden onderhandelen over een billijke vergoeding. Bovendien sluit het aan bij de beleving van de consument én wordt het mogelijk het BTW-tarief voor e-boeken te verlagen.
Helaas blijkt uit een gelekt document dat de Europese Commissie niet die kant op wil. De Commissie, zo legde Reda later uit, wil daarin alleen mogelijkheden scheppen om bestaande collecties te digitaliseren en e-content alleen binnen gesloten netwerken beschikbaar te maken. Denk aan: studenten die ín een universiteitsbibliotheek inloggen en dan e-content kunnen bekijken. 'Dat is een nogal beperkt idee van wat e-lenen eigenlijk is. De Commissie toont zich weinig ambitieus. Hopelijk kunnen wij – het hele parlement dus – druk uitoefenen om hen ambitieuzer te maken.'
Heeft wellicht de 'agressieve lobby van met name kranten- en academische uitgevers', zoals Reda het omschrijft, een rol gespeeld? Dat is moeilijk te zeggen. Maar: 'Ik begrijp niet goed waar uitgevers bang voor zijn. Bibliotheken lenen al decennia boeken, muziek en films uit. Dat is geen concurrentie, dat maakt die materialen alleen maar populairder. Bibliotheekleden willen materialen die ze goed vinden, zelf hebben of raden het mensen in hun omgeving aan. Uitgevers hoeven ook niet bang te zijn dat consumenten een populair boek te vaak digitaal lenen: omdat bibliotheken een vergoeding betalen, gaat straks hun hele budget op aan één titel – zoals een keer in Zweden is gebeurd. Dat zullen bibliotheken willen voorkomen. Er zal op een natuurlijke manier een evenwicht ontstaan.'
Als boekenuitgevers niet oppassen in hun verzet tegen e-lenen, gebeurt wellicht hetzelfde als met academische uitgevers. De manier waarop die hun marktmacht inzetten, verslechtert hun imago, waardoor politici minder snel geneigd zijn naar hen te luisteren. 'Academische uitgevers dwingen bibliotheken licenties op bundels te nemen, waardoor bibliotheken niet meer zelf kunnen kiezen. Ze willen extra geld zien als de teksten worden gebruikt voor data mining en dreigen toegang te staken als het toch gebeurt. Omdat bibliotheken de e-content niet bezitten staan ze machteloos. Het gevolg is dat overheden, zeker ook in Nederland, veel steun geeft aan open access.'
Het draait wat Reda betreft helemaal niet om uitgevers inkomen te ontzeggen, maar om een gelijk speelveld te creëren voor bibliotheken. Die hebben nu geen positie om goed te onderhandelen met uitgevers. 'Daarom was het ook goed om van een auteur te horen dat deze groep niet automatisch wordt vertegenwoordigd door uitgevers. Ook auteurs krijgen met leenrecht voor e-boeken meer controle op hun verdiensten uit uitlenen.'

Europarlementariër Mary Honeyball

De Britse Europarlementariër Mary Honeyball (Progessieve Alliantie van Socialisten en Democraten en Labour Party) sprak tijdens de bijeenkomst vooral over het belang van de hervorming van het auteursrecht. 'Ik ben hier al vijftien jaar. Dát de Commissie hier nu prioriteit aan geeft is al een doorbraak. Belangrijk is vooral dat er helderheid komt. Er zijn in heel Europa zo veel verschillende wetten. En, ten tweede, dat de makers zelf een eerlijke vergoeding krijgen voor hun werk.' Ook wanneer dat wordt uitgeleend, voegde ze eraan toe.
'Voor het uitlenen van fysieke boeken is een balans ontstaan tussen bibliotheken en rechthebbenden. Nu zijn er ook digitale boeken. Het is verschrikkelijk om te moeten constateren dat de Commissie voor dat onderwerp in relatie tot de bibliotheek wegloopt. Het lijkt alsof ze geen idee hebben wat ze ermee aan moeten. Toch moet erover nagedacht worden. Het e-boek gaat niet weg. Het moet ook beschikbaar komen voor bibliotheekleden. Als door uitblijven van goede regels de balans tussen bibliotheken en rechthebbenden wordt verstoord, zou dat een slechte zaak zijn – vooral voor de gemeenschap waarvoor de bibliotheek zo'n belangrijke rol speelt.'
Uitgevers zouden niet moeten betogen dat e-lenen al bestaat, zoals bijvoorbeeld de Britse uitgeversbond doet, vertelde Honeyball na afloop. Lang niet alle titels zijn digitaal uitleenbaar. 'En als mensen dat boek dan alleen kunnen krijgen door 10 pond te betalen bij Amazon, werkt dat alleen maar piraterij in de hand. De angst dat leenrecht voor bibliotheken hun businessmodel ondermijnt is niet zinnig. Als bibliotheken het niet aanbieden kijken mensen gewoon elders waar ze een titel voor weinig of niets kunnen krijgen. En bij bibliotheken kun je het tenminste nog technisch makkelijk organiseren dat alleen leden er gebruik van maken.'
Daarbij zou het one copy multiple use-systeem, zoals Nederland dat kent, alleen maar de voorkeur genieten. 'Het zou betekenen dat meer mensen zullen lezen dan wanneer een bibliotheek maar een beperkt aantal e-boeken tegelijk kan uitlenen. Hoe meer mensen lezen, hoe beter, is mijn persoonlijke mening. Daarbij denk ik dat je het pr-effect ervan niet moet onderschatten. Veel niet-leden zullen een boek dat een bibliotheeklid hen aanraadt vervolgens gaan kopen.'
(Eerder verschenen op onder meer Bibliotheekblad.nl en Boekblad.nl)

Zie ook:

vrijdag 20 november 2015

Wat betekent de mediawet voor uitgevers? (Boekblad)

Mag een publieke omroep over alle mogelijke onderwerpen een boek maken met een uitgeverij? Wat mag de uitgeverij dan op een buikbandje zetten? En wat kan de boekhandel vervolgens doen rond de promotie van dat boek? De streng afgebakende regels van de Mediawet beperken de mogelijkheden. Hoe gaan uitgeverijen daarmee om?

Mag een presentator van een tv-programma een pas verschenen boek aan zijn kijkers laten zien? Ja, dat mag. Wat als dat boek is voortgekomen uit dat programma of een rubriek daarvan? Ook dan mag het. Maar wat kan de presentator er dan bij zeggen? In ieder geval niet: 'Dit boek ligt nu in de winkel, ga het allemaal kopen.' Een presentator moet in alle gevallen neutraal blijven.
Samenwerken met een publieke omroep is gebonden aan nauw omschreven regels, Melanie Zwartjes van Kosmos Uitgevers weet er alles van. Zij publiceert boeken in samenwerking met RTL (Herman den Blijker) en de publieke omroep (Heel Holland Bakt). 'Voor ieder boek trek je alle registers open om het aan de man te brengen. Met boeken die je maakt met een publieke omroep moet je voorzichtig zijn. Niet alleen met wat op televisie wordt gezegd, maar bijvoorbeeld ook met wat je op het omslag zet. Direct aanhaken bij het programma mag niet. "Bekend van de populaire show X of rubriek Y" kan niet. Te wervend.'

Uitgeverijen werken graag samen met publieke omroepen. Van uitgeverij L.J. Veen die een aantal verhalen uit Andere Tijden in boekvorm bracht tot Unieboek|Het Spectrum die, recenter, hetzelfde deed met Andere Tijden/Sport. Van uitgeverij Q die Borgen van Jasper Malmose tot Kok die De Bijbel. Het verhaal van God en ons allemaal van Mark Burnett en Roma Downey bracht – gebaseerd op de tv-series die respectievelijk de VARA en de EO uitzond. Iedereen doet het.
Een blik op de kijkcijfers zegt genoeg over de gretigheid van uitgeverijen. Heel Holland Bakt trok in week 38 (14 tot en met 20 september) 2,26 miljoen kijkers, Flikken Maastricht 1,79 miljoen en Tussen Kunst en Kitsch 1,58 miljoen. Wie wil er dan niet 'het boek van het tv-programma' brengen? Als niet meer dan een half procent van het aantal HHB-kijkers het bijbehorende boek aanschaft, staat het al bijna in de top 100 bestverkochte boeken van het jaar.
Alleen: uitgeverijen krijgen dan te maken met de Mediawet en de regelingen die deze wet nader uitwerken. De publieke omroep, die alle voorbeelden uit bovenstaande alinea uitzendt, moet krachtens deze wet een media-aanbod brengen dat vrij is van commerciële invloeden (art. 2 lid d). Dat betekent dat een omroep op geen enkele manier 'dienstbaar [is] aan het maken van winst door derden en dat desgevraagd [kan] aantonen' (art. 2.141, lid 1).
Omroepen mogen dan ook alleen onder strikte voorwaarden samen met uitgeverijen een boek maken. Zij moeten om te beginnen van tevoren toestemming vragen aan het Commissariaat voor de Media. Deze toetst de nevenactiviteit op drie criteria. Een: of het boek inhoudelijk verband houdt met de media-opdracht van de omroep (de relatietoets). Twee: of de boekuitgave op een marktconforme manier gemaakt en verkocht wordt. En drie: of de omroep er geen verlies op lijdt.
Daarnaast gelden voor deze producten dezelfde beperkingen als voor ieder ander product of dienst. De omroepen mogen in hun programma's op radio en televisie geen sluikreclame en productplaatsing toestaan (art. 2.88 lid 3), geen reclame- en telewinkelboodschappen opnemen (art. 2.89 lid 1a) en geen 'vermijdbare andere uitingen die onmiskenbaar tot gevolg hebben dat de afname van producten of diensten wordt bevorderd', laten horen (art. 2.89 lid 1b).

Ook aan 1000 vergeetwoorden om te koesteren heeft het Commissariaat voor de Media dit voorjaar toestemming verleend. Deze uitgave van Van Dale die volgende maand uitkomt, is een vertaling op papier van een populaire rubriek van het radioprogramma De Taalstaat van KRO-NCRV, dat FritsSpits iedere zaterdag op radio 1 presenteert. Tegelijk gaf de raad van bestuur van de NPO akkoord, die mogelijke strijdigheid met het belang van de publieke omroep als geheel toetst.
De relatie tussen media-aanbod en boek is evident, legt Frank Weijers uit, coördinator licensing & sales van KRO-NCRV. Ook was het boek kostendekkend. Van Dale exploiteert de uitgave voor eigen rekening en risico. De kosten voor KRO-NCRV bleven beperkt tot de uren die Weijers in het project stak. Dat wordt ruimschoots vergoed door de geldsom die de omroep krijgt voor het gebruik van de merknaam en een percentage uit de opbrengst van het boek.
'Het zou misschien anders zijn als wij duizend exemplaren van het boek zouden inkopen om ze via een eigen webwinkel te verkopen. Dan zouden we de inkoop daarvan moeten terugverdienen uit de opbrengsten van de verkoop en ook van tevoren moeten aantonen dat we dat gaan doen. Dat kan lastig zijn. Je loopt immers het risico om met exemplaren te blijven zitten én dus ook het risico op een boete van het CvdM, omdat we deze nevenactiviteit niet kostendekkend hebben gehouden.'
Anders was het met de eis dat de nevenactiviteit marktconform is. Dat houdt in dat de KRO-NCRV een in de markt normale vergoeding krijgt voor het gebruik van haar logo, maar bijvoorbeeld ook dat de prijs die Van Dale voor de uitgave vaststelt – in dit geval € 12,50 – gangbaar is. Dat bleek aanvankelijk niet in orde. Na opmerkingen van het Commissariaat, zo staat te lezen in het toestemmingsbesluit, is de omroep opnieuw met de uitgeverij gaan onderhandelen.
Weijers: 'Dat had te maken, dacht ik, met de vergoeding die we voor het e-boek hadden afgesproken. Het is ook lastig om in markten die zo in beweging zijn als die voor het e-boek, vast te stellen wat marktconform is. Mijn aanvraag was gebaseerd op een eerdere afspraak die wel was goedgekeurd, maar blijkbaar had het CvdM inmiddels de indruk dat hogere vergoedingen normaal zijn. Zo ontstaat, in een samenspel tussen ons en het CvdM, consensus over wat marktconform is.'

Uitgeverijen hebben geen probleem met het toestemmingstraject en de invloed die het Commissariaat zo uitoefent op onderhandelingen over licentieovereenkomsten. 'Je moet altijd afspraken maken', meent uitgever Jaap Parqui van Van Dale. 'Het is normaal dat je het dan ook over de prijs hebt.' Anders is dat met de invloed van de Mediawet op de marketing. Niet zozeer omdat die de mogelijkheden beperkt, maar omdat de wet zo moeilijk te vertalen is naar concrete boekuitgaven en marketingplannen.
'De scheidslijn tussen wat wel en niet mag is dun', zegt Parqui. 'Je mag wel zeggen dat een boek is voortgekomen uit een programma, maar niet dat het bekend is van het programma. Het moet puur informatief zijn, maar het is subtiel of het informatief genoeg is. Het is voor ons moeilijk te beoordelen. Dus wij leggen voor 1000 vergeetwoorden om te koesteren alles voor aan KRO-NCRV en varen blind op hun expertise. Sterk uitgedrukt misschien, maar daar komt het wel op neer.'
Voor Zwartjes, die meer ervaring heeft met samenwerkingen met de publieke omroep, geldt feitelijk hetzelfde. 'Contractueel is vastgelegd wie waarvoor verantwoordelijk is. Maar wij leggen toch alles voor: het omslag, het marketingplan. Als de omroep bijvoorbeeld zegt dat de abri-campagne moet worden aangepast, dan doe je dat. De omroep krijgt weliswaar de boete van het CvdM, maar als wij de fout hebben gemaakt die op ons verhaald kan worden. Ook dat is vastgelegd.'
En dan nog blijft het voor de uitgeverij zaak goed op te blijven letten. 'Wij hadden een keer een boekhandel die met een leuke actie inhaakte op een uitgave van een tv-programma', vertelt Zwartjes zonder in details te willen treden. 'Zij gebruikte daarvoor de naam van het programma. Dat mag niet. Dat is commercieel aanhaken bij een tv-programma. Dus wij hebben de boekhandel moeten vragen die actie, waar we normaal heel blij mee zouden zijn, niet uit te voeren.'

Al laten uitgeverijen het over aan deskundigen als Weijers, toch is de grens voor hem ook niet altijd helder. 'Juristen zeggen altijd: er staat haarfijn in de wet wat niet mag. Je mag een product niet promoten. Punt. Dus geen tijd in een STER-blok eromheen kopen, niet de naam van een programma op een flyer gebruiken. Enzovoorts. Van Dale mag daarom niet zeggen: "met voorwoord van de presentator van De Taalstaat", en wel – zoals nu gebeurt – "met voorwoord van Frits Spits".
Maar bij iedere samenwerking komen dingen naar boven waarover hij moet nadenken. 'Je komt snel in een schemergebied terecht. En als het mij zelf ook niet duidelijk is, ben ik toch geneigd aan de veilige kant te gaan zitten. Je mag bijvoorbeeld geen sticker op het omslag plaatsen: 'Het boek van De Taalstaat', maar mag je dat wel op een bladwijzer zetten? In dat soort gesprekken wil ik niet verzeild raken. Doe het gewoon niet, adviseer ik dan. Ik probeer te voorkomen dat er gedoe ontstaat.'

KADER De commerciële omroep
Een commerciële omroep mag veel meer. Productplaatsing? Sponsoring? Nevenactiviteiten? De beperkingen ervoor zijn gering en ingegeven door andere overwegingen. Zo mogen ook deze zenders geen reclame voor alcoholhoudende dranken tussen 6 en 21 uur maken (art. 3.7). Melanie Zwartjes van Kosmos, die bijvoorbeeld RTL4-kok Herman den Blijker in het fonds heeft: 'Als ik met hem een boek maak, kan ik wél adverteren met "bekend van het populaire tv-programma X", mits we echt samenwerken met de betreffende omroep. De mogelijkheden zijn veel ruimer.'

KADER Wat als er al een boek is?
Wat mag een uitgeverij als een auteur al een aantal boeken heeft gemaakt en dan een tv-programma krijgt? Dat overkwam uitgeverij Fontaine. Hoe kon de uitgever van Yvette van Boven profiteren van het VPRO-programma Koken met Van Boven dat in augustus twee weken dagelijks op NPO2 te zien was?
'Toen het rond was, gingen wij nadenken wat we ermee konden doen', vertelt Michiel Boek van Fontaine. 'Meteen waarschuwde alle partijen ons: pas op, ga eerst met advocaten praten. Het vervelende was toen dat we nergens konden vragen wat dan mag. Het Commissariaat voor de Media verwijst alleen door naar algemene regels en bestaande casussen, maar geeft geen antwoord op concrete nieuwe gevallen.' Uiteindelijk heeft Fontaine een abricampagne georganiseerd die niet direct verwees naar het tv programma, maar wel in dezelfde periode van start ging. ‘Graag hadden we directer verwezen naar het programma, maar ik had het gevoel dat er geen ruimte was.'
Fontaine laat het daar niet bij zitten. In november verschijnen heruitgaven van Home made en Home made winter met nu wel een foto van de kok zelf op het omslag. 'Geen foto die expliciet naar het programma verwijst. Wel verwachten we dat mensen in de boekhandel haar nu herkennen van televisie.' Ook wordt er voor dit najaar een grotere marketingcampagne voor Yvette van Boven in de steigers gezet.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, okt 2015)

maandag 16 november 2015

Interview vertaalster Elly Schippers over Jenny Erpenbeck (De Boekensalon)

Een vertaler moet weten wát er staat. Niet in de eerste plaats wat de auteur ermee bedoelt. Een gesprek met Elly Schippers, de vaste vertaler van Jenny Erpenbeck, die dit jaar de Europese Literatuurprijs kreeg voor Een handvol sneeuw.

Niemand leest zo zorgvuldig als een vertaler. Elly Schippers, al meer dan vijfendertig jaar actief als vertaler van Duitstalige auteurs als Joseph Roth, Charles Lewinsky, Edgar Hilsenrath, Arthur Schnitzler en Erich Kästner, zegt het zonder een spoor van twijfel. 'Ik wil me daarvoor niet op de borst slaan', haast ze zich wel eraan toe te voegen. 'Maar ik moet wel. Als ik een boek in mijn eigen taal moet weergeven moet ik héél goed weten wat er staat.'
Ze is van nature toch al een grondige lezer. 'Als ik bij het lezen – ook van een boek dat ik niet ga vertalen – het idee heb dat ik het niet helemaal volg, lees ik die passage gerust nog een keer en nog een keer. Net zo lang tot ik door heb wat erachter zit. Dat heeft voordelen: dan heb ik al een goed beeld van de stijl als ik het boek moet vertalen. Maar ook nadelen. Je leest minder.'

Schippers heeft vanaf het begin al het werk van Jenny Erpenbeck vertaald. Uitgeverij Van Gennep gaf haar ooit een stapel boeken. Welke wilde zij doen? Toen ze alles had gelezen, koos ze voor de jonge Duitse schrijfster van Het verhaal van het oude kind en Atropa belladonna. De lange, concentrische zinnen die Erpenbecks lyrische proza zo'n mooi ritme geven, bevielen haar erg goed. Al zou het een ongelofelijke uitdaging zijn om die goed in het Nederlands om te zetten.
Als haar vaste vertaler las Schippers Aller Tage Abend meteen toen dat in 2012 verscheen. Opnieuw een meesterwerk, vond ze. In deze roman schetst Erpenbeck het leven van een vrouw dat de hele twintigste eeuw omvat. Steeds sterft de vrouw, waarna het verhaal wordt hernomen. Stel dat ze niet als baby was gestorven, wat was er dan gebeurd? Stel dat ze als tiener niet die suïcidale jongen was tegengekomen? Stel dat?
Het effect daarvan, zoals de Nederlandse uitgeverij het op de achterflap formuleert, is dat de levensbeschrijving 'een diepgravende reflectie op leven, dood en de rol van het toeval' wordt. 'Natuurlijk denk ik daar dan ook over na. Ik sta stil bij vragen als: wat als ik niet in Zeeland, maar in Oekraïne was geboren? Maar of ik dat meer doe dan een gemiddelde lezer? Dat weet ik niet. Ik ben ook geen gemiddelde lezer. Maar voor de vertaling zijn zulke overwegingen niet essentieel.'
Ook voelde Schippers, als iedere lezer, kippenvel bij dé gruwelscène van de roman: de pogrom waarbij de opa van de hoofdpersoon wordt vermoord. 'Ik weet nog precies waar ik was toen ik dat las en verbijsterd dacht: jezus. Maar dat is alleen de eerste keer, als ik het boek gewoon lees. De volgende keer kom ik die scène tegen bij het vertalen. Dan ben ik gewoon aan het werk. Dan ben ik alleen maar technisch bezig.'

Er is voor een vertaler een duidelijke scheiding tussen wát er staat en wat de auteur ermee bedoelt of welk effect hij hoopt te bereiken. Zo is het voor Schippers belangrijk om op te merken dat Erpenbeck vanaf het derde deel van de roman niet haar typerende stijl hanteert, maar opeens veel onafgemaakte zinnen schrijft. Dat moet zij dus overnemen in haar Nederlandse vertaling. Maar waarom dat gebeurt? Dat weet ze eerlijk gezegd niet altijd precies.
Ook als de vertaler met vragen blijft zitten en die de auteur voorlegt, gaat het meestal niet over literaire intenties. Maar, zeg, over die afgebroken zinnen. 'In sommige gevallen heb ik gevraagd hoe ze verder lopen. Ik kon het dan niet raden of twijfelde eraan. Toch moest ik het zeker weten om bijvoorbeeld te zien of ik in het Nederlands een voltooide of onvoltooide tijd moest gebruiken.'
Het leuke van een nauwgezette lezing van wat er staat, zegt Schippers met merkbaar plezier, is wel dat een vertaler 'altijd grote of kleine onzorgvuldigheden' ontdekt. In deze roman was dat een doorhaling op een typemachine. 'Er staat dan in het Duits: zij draait de rol door. Dat moet natuurlijk zijn: draait de rol terug. Toen ik het Erpenbeck voorlegde, draaide ze er een beetje omheen. Maar ik heb het toch verbeterd. Kijk maar, pagina 160. Na al die jaren durf ik dat gewoon te doen.'
En ondertussen weet ze dondersgoed waar de roman over gaat. Anders had ze, samen met de uitgever, nooit op zo'n treffende Nederlandse titel kunnen komen. Aller Tage Abend is deel van een spreekwoord. In het Nederlands: 'tussen heden en morgen kan veel gebeuren'. Maar wie koopt een boek met zo'n titel? Daarop kwam Een handvol sneeuw naar boven. De sneeuw redt de eerste keer alsnog het leven van de hoofdpersoon én benadrukt perfect de onbestendigheid van het toeval dat zo belangrijk is in deze roman.
'Ik legde het Erpenbeck voor. Ze mailde onmiddellijk: doen! Mooi!'
(Eerder in iets ingekorte vorm verschenen in De Boekensalon)

Zie ook:

zaterdag 14 november 2015

Stephan Enters schrijflessen 2: Een milieu tot leven wekken (Schrijven magazine)

Bij ieder boek stelt Stephan Enter zichzelf voor nieuwe uitdagingen. Wat heeft zijn eigen oeuvre hem geleerd? Een schrijfcursus in zes lessen – 2: een milieu tot leven wekken

Hoe gaat het eraan toe op een schermvereniging? Hoe staan conservatoriumstudenten in het leven? In een kort verhaal kan een schrijver zulke specifieke milieus nooit tot in detail oproepen. 'De ruimte is te beperkt', zegt Stephan Enter. 'Je zet wat scènes neer en dat is het. Als je het toch probeert, creëer je een waterhoofd. De lezer denkt dan snel: kom op, dit is een verhaal, terug bij de les.'
Dus toen Enter na zijn debuut begon aan de roman die Lichtjaren zou worden, wilde hij – zoals je ook ziet in werk van bijvoorbeeld Dickens en Proust – de lezer in voor hem onbekende werelden meevoeren. Hoewel de liefdesgeschiedenis van Nils en Hella, die elkaar leren kennen op een schermvereniging, niet autobiografisch is, baseerde Enter zich daarbij wel degelijk op eigen ervaringen.
'Ik heb zelf geschermd', vertelt hij. 'Ik heb een relatie gehad met een studente van het conservatorium. Ik kreeg zo toegang tot milieus die de meeste mensen weinig vertrouwd zijn. Dat is goud voor een schrijver. Het gepiep van schoenen op de mat tijdens een schermwedstrijd. Het gerinkel van degens tegen elkaar. Alleen als je dat ooit hebt gehoord kun je het zó opschrijven dat het echt is.'

Natuurlijk kan iedere schrijver research doen. Boeken lezen over schermen. Conservatoriumstudenten interviewen. Maar het gevaar op fouten is dan groter, vindt Enter. 'Een lezer moet erop kunnen vertrouwen dat een schrijver weet waarover hij het heeft. Alleen dan laat hij zich meevoeren. Een lezer die een schrijver betrapt op een slordigheidje, doet gelijk twee stappen naar achter.'
Essentiëler is het gevaar op het romantiseren van een milieu. Een voorbeeld vindt Enter De Nederlandse maagd van Marente deMoor: ook een roman over schermen, maar een die hij na een bladzijde of tachtig weglegde. 'Zij beschrijft alleen de gloed van het schermen. Het ridderlijke, het schreeuwen als je een uitval doet, kortom, het pathetische clichébeeld. Ik vond het moeilijk te geloven dat ze zelf had geschermd.'
Voor Enter is een milieu pas goed neergezet als het in zijn volledigheid wordt geschetst. 'Literatuur lezen betekent voor mij het inzicht in het leven verdiepen – of op zijn minst dat ik erover aan het denken wordt gezet. Een boek wordt daarom pas echt interessant als iemand beide kanten laat zien. Zoals Proust die de hoogste kringen beschreef: de glans, maar óók de vulgariteit ervan.'

Aan de andere kant is schrijven over de werelden die je kent evenmin zonder risico. Ook op de schaal van de roman is het mogelijk een milieu met zo veel bijzonderheden te beschrijven dat de lezer verveeld afhaakt. Bijvoorbeeld door het geven van details die niet specifiek en dus overbodig zijn. Een kantine van een schermvereniging wijkt echt niet zo veel af van de kantine van andere sportverenigingen.
Enter: 'Iedere auteur schrijft voortdurend te wijdlopige scènes. De kunst is te schrappen. Hoe meer ervaring je hebt, hoe sneller je gaat zien welke passages eruit moeten. Ik zie dat nu ook beter dan toen ik Lichtjaren schreef. Ik heb de roman in 2012 voor de vierde druk herzien: van 318 bladzijden werden het er 300. Woordjes met te weinig zeggingskracht, te nadrukkelijke bijvoeglijke naamwoorden – het moest er allemaal uit.'

Mocht een schrijver het daarentegen zelf niet zien: laat altijd je tekst lezen. 'Ik heb gelukkig een aantal goede meelezers die recht in mijn gezicht durven zeggen: wat je nu doet, werkt niet. De ene is scherp in de psychologische karaktertekening, de ander is een kommaneuker. Zulke mensen moet je koesteren. Ik kan aspirant-schrijvers alleen maar aanraden om zo'n groepje lezers te verzamelen.'
(Eerder gepubliceerd in Schrijven Magazine 5, 2015)

Zie ook:
- Les een

woensdag 11 november 2015

Geert van Oorschot: De beste uitgever van zijn generatie (Athenaeum.nl)

Ter gelegenheid van haar zeventigste verjaardag publiceerde uitgeverij Van Oorschot de biografie van zijn spraakmakende oprichter, die het bedrijf meer dan vier decennia leidde. In Geert van Oorschot, uitgever vertelt NRC Handelsblad-journalist Arjen Fortuin niet alleen het verhaal van diens leven, maar maakt hij ook duidelijk waarom Van Oorschot de reputatie verdient de beste literaire uitgever van zijn tijd te zijn. De uitstekende biografie kan daarom ook gelezen worden als een oproep aan zijn erfgenamen om in zijn geest te blijven werken.


Er zijn meer mensen die, met het zicht op het einde, geld en spullen weggeven. Geert van Oorschot pakte het wel heel opzichtig aan. Hij haalde honderdduizend gulden in contanten van de bank en verstuurde de losse briefjes van honderd en duizend per aangetekende post aan iedereen die hem dierbaar was. 'Denk niet dat het koud of zakelijk is', legde hij Rutger Kopland de onverwachte zending uit. 'Hou het [biljet] maar eens even tussen duim en wijsvinger en je zult voelen dat het bloedheet is.'
Het tekent de theatrale Van Oorschot (1909-1987), bij wie alles larger than life is. Hij wilde in zijn jeugd niet de maatschappij verbeteren – hij ijverde energiek voor niets minder dan een revolutie. Hij gaf geen romans en poëziebundels uit – hij bracht het liefst meteen een meerdelig verzameld werk. Hij had geen gewone vriendschappen – hij had allesverscheurende vriendschappen met hoge pieken en diepe dalen. En in zijn verhalen over zijn leven en werk dikte hij alles nog eens aan.
De uitgever was echt zo. Een biografie ontmaskert vaak de mythes die het onderwerp van de levensbeschrijving over zichzelf verspreidt. Maar juist van de man die zo'n snoever was dat je niet anders verwacht dan dat Arjen Fortuin het beeld dat we van hem hebben radicaal corrigeert, komt de indruk die je van hem krijgt overeen met zijn imago. Het is geen toeval dat de verschijning van de biografie gepaard is gegaan zonder nieuwsberichten vol gepeperde onthullingen.
Ook de ontstaansgeschiedenis van de Russische bibliotheek, hét uitgeefproject van Van Oorschot, blijft net zo prikkelend als altijd gedacht. Het was weliswaar geen plan dat al in de Tweede Wereldoorlog was gesmeed, zoals de uitgever beweerde. Het was een impulsieve beslissing bijna tien jaar later. Maar het feit dat Van Oorschot de realisering van zijn ingeving tegen al het gezond verstand in nastreefde – ondanks trage vertalers en hoge financiële risico's – doet je toch naar adem happen.

Hierin zit precies waarom Geert van Oorschot, uitgever zo'n uitstekende biografie is. Fortuin geeft de kale feiten, rijkelijk puttend uit de archieven van de uitgeverij, de duizenden brieven die Van Oorschot schreef en ontving en de levendige herinneringen – positief en negatief – van velen die hem hebben gekend. Tegelijk slaagt hij erin om, met af en toe een ironisch terzijde die zijn recensies in NRC Handelsblad ook kenmerken, een meeslepend verhaal te vertellen.
En hij analyseert goed. De biografieën die louter en alleen uit opsomming van gebeurtenissen en citaten bestaan, geven je vaak het gevoel dat je weliswaar alles komt te weten, maar nog steeds niets van de gebiografeerde weet. Fortuin plaatst voortdurend Van Oorschots doen en laten in een groter verband, zodat je snapt waarom hij was wie hij was – en, belangrijker, waarom hij de reputatie verdient om de beste naoorlogse literaire uitgever te zijn.
Dat zit hem in de manier waarop Van Oorschot de Russische bibliotheek op de markt bracht. Hij nam niet zomaar risico's, hij leefde pas op als hij risico kon nemen. Alleen als hij er failliet aan kon gaan leek een uitgave voor hem de moeite waard. Al wist hij dat heel goed te voorkomen door subsidies aan te boren en garanties te zoeken en bij zijn aanvragen de grens van de legitimiteit op te zoeken. Niet zonder zelfkennis noemde hij zichzelf eens een 'financiële tovenaar'.
Van Oorschot zei er vaak bij dat hij alleen voor auteurs die hem dierbaar waren zulke schitterende dundrukuitgaven kon maken. Van Multatuli en Du Perron tot Hermans en Reve, van Richard Minne en Jan van Nijlen tot Vasalis. Maar uiteindelijk was zelfs dat ondergeschikt. Wat had hij immers met de klassieke Russen? Van Oorschot zag een kans toen de toneelstukken van Tsjechov na de oorlog populair worden, maakt Fortuin duidelijk, de liefde voor de Russen verzon hij er later bij.
Toch kende de behoefte aan risico grenzen. De uitgeverij moest genoeg omzet maken om te overleven. Daarom is Van Oorschots loopbaan geplaveid met ruzies. Met alle auteurs in zijn fonds die op een gegeven moment door hun succes een positie kregen dat ze durfden te protesteren tegen Van Oorschots neiging de royalty's te beperken of zijn onwil onverkoopbare uitgaven te publiceren, eindigde de relatie onherroepelijk in conflict. Echt niet alleen met Reve en Hermans.

Zo krijgt de lezer een scherp beeld van Van Oorschots optreden als uitgever. Dankzij – het kan niet genoeg benadrukt – Fortuins gelukkige keuze om zich niet alleen te concentreren op de uitgever Van Oorschot, zoals ook de titel aangeeft, maar ook om daar zo uitgebreid stil bij te staan. Van Oorschots verhouding met alle schrijvers die zijn pad kruisten is goed gedocumenteerd. Daarvoor verdient de schrijver meer dan een obligate pluim, maar tenminste een biografieprijs.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 10 nov)

Zie ook:
- Biografie van Em. Querido (bij wie Van Oorschot heeft gewerkt)

maandag 9 november 2015

Interview Dimitri Verhulst over 'Bloedboek': 'de Bijbel is geen literair meesterwerk' (Knack)

In zijn bewerking van de eerste vijf boeken van de Bijbel is God een rancuneuze tiran. Dimitri Verhulst kon er niet ontkomen, vindt hij, om in Bloedboek de schijnwerpers te zetten op de vraag: wie is God eigenlijk?

Een roman die begin november verschijnt ligt niet op de Boekenbeurs. Alleen boeken die minimaal twee weken voor het begin van de beurs in de boekhandel liggen mogen uitgevers in Antwerp Expo verkopen. Dimitri Verhulst kan er niet mee zitten. 'Ik heb toch de indruk dat ik daar als literair auteur steeds minder te zoeken heb. Het is kijken naar bekende mensen, die iets hebben te betekenen in de wereld van het televisie-entertainment en hun roem bekronen met een boek. Het is fijner om de boekhandel een hart onder de riem te steken. Het boek ligt nu alleen bij hen.'
Bloedboek zou aanvankelijk in februari verschijnen. 'Maar de kerstperiode is een mooie periode om de Bijbel cadeau te krijgen, niet? En het boek was af. Als een boek klaar is mag het wat mij betreft de markt op. Waarom het opzettelijk in de ijskast stoppen? Ik ben geen beursgenoteerde schrijver die wacht met het uitbrengen van zijn boek op het moment dat zijn aandeel op zijn hoogst staat. Mijn volgende boek is trouwens ook al klaar. Moet ik dan twéé boeken in de ijskast stoppen? Daarbij: drie maanden eerder, waar hebben we het over?'
In Bloedboek concentreert Verhulst zich op Mozes. In het eerste deel, toepasselijk 'Soap' getiteld, is hij het die zijn familiegeschiedenis vertelt: van de eerste man, geschapen uit 'een snuifje kurkdroog stof der aarde, en een hap lucht om in diens neusbollen te blazen', tot Jozef die alle 'Israelezen' opdroeg naar Egypte te verhuizen. In het tweede deel doet Mozes zijn eigen verhaal. Onder de titel 'Mijn veldtocht' vertelt hij hoe hij, min of meer tegen zijn zin, in opdracht van de opperste leider een volk dat hem voortdurend tegenwerkt terug naar huis leidt.
Het eindresultaat doet nog het meest denken aan Verhulst' Librisprijs-winnende Godverdomse dagen op een godverdomse bol. 'Toen ik dat boek in 2008 maakte, dacht ik al: dit is het begin van een tweeluik. In Godverdomse dagen beschreef ik de geschiedenis in een oudtestamentische taal. In een zo bloemrijke taal dat je vergeet dat het de werkelijkheid is. Nu grijp ik terug op de oudtestamentische taal om een narratief te schrijven, dat voor veel mensen de kracht van werkelijkheid heeft en nog altijd een motivatie is om – goede of slechte – daden te begaan.'

Waarom wilde je de Bijbel bewerken?
'Om ontzettend veel redenen. Voor mij persoonlijk omdat in de Bijbel de oorsprong van mijn vertelzucht ligt. Ik ben enorm schatplichtig aan de Bijbel. Het zijn de eerste verhalen die tot mij zijn gekomen: op school, tijdens catechisatielessen, via de nonnen die op mijn pad kwamen. En iedere schrijver wil weleens terugkeren naar de bronnen waardoor hij in het schrijverschap is gerold, maar dan als iemand die het métier in de vingers heeft – of denkt te hebben. Een andere reden is dat vertellen weliswaar heel mooi is, maar dat het nog mooier is om iets te hervertellen. Hoe meer nadruk je iets geeft door het te herhalen, hoe essentiëler het wordt. Het verlangen naar hervertellen zit in onze natuur, kijk maar naar kleine kinderen. Als je kinderen een verhaal voorleest is de kans groot dat hij het nog een keer wil horen, liever dan een nieuw verhaal.'

Maar waarom is het voor een schrijver mooier om te hervertellen?
'Omdat je zo dicht met de neus op de stijl gedrukt wordt. Hoe schik ik verhaallijnen? Welke tijd kies ik? Welke personages gebruik ik? Niet dat daarom de inhoud minder belangrijk is. Vorm is inhoud. Ik kan me voorstellen dat lezers van Bloedboek worden gewezen op een aantal aspecten van de Bijbel die hen eerder waren ontgaan. Dat komt door de vorm die ik heb gekozen.'

De Bijbel is al onnoemelijk vaak bewerkt. Tegenwoordig heeft Guus Kuijer succes met zijn serie 'De Bijbel voor ongelovigen'. Wat wilde je aan die enorme bibliotheek toevoegen?
'Ik heb ik me niet gestort in alle andere bewerkingen. Ik wilde me niet besmetten met andere visies. Ja, vroeger heb ik kinderbijbels gelezen, maar dan kun je net zo goed geen Bijbel lezen, daar staat niets in. Kinderbijbels negeren dat de Bijbel een gruwelijk boek is vol smerigheden. Dat je bepaalde volken mag afslachten omdat ze minderwaardig zijn of omdat ze de verkeerde god aanbidden. Dat je slaven mag kloppen. Dat je krijgsgevangen vrouwen mag neuken, als ze maar kaalgeschoren zijn. Dat staat allemaal in de Bijbel, maar niet in de kinderbijbel.'

Die verhalen hoorde je dus ook niet van de nonnen die je in je leven tegenkwam.
'Nee. Het katholicisme focust op het Nieuwe Testament, Ik kan me ook goed voorstellen dat er op bepaald moment behoefte was aan een brave sloeber als Jezus om de Bijbel te verzachten. Dat boek begon lelijk te stinken. Met verhalen over hem ben ik dus ook opgegroeid. Met wat details uit het Oude Testament: de toren van Babel, de ark van Noach. Die verhalen worden zo opgepompt dat je denkt dat ze de kern van het Oude Testament zijn, maar de toren van Babel is tien lijnen. De ark van Noach: een alinea. De rest is allemaal smeerlapperij. Dochters die hun vaders verkrachten. Die scènes zie je ook niet terug in de schilderkunst.'

En toen ging je op een gegeven moment de Bijbel zelf lezen?
'Ja. Dat vond ik choquerend. Niet eens om de inhoud, maar omdat het zo slecht is geschreven. En toen ik het omwille van dit boek ging herlezen, vond ik dat weer. Verdomd, die Mozes kon wel een redacteur gebruiken. De structuur is een grote knoeiboel. Er komen duizenden personages in voor. De Bijbel is nog niet begonnen of je krijgt hele stambomen. Omdat je dan nog niet weet of al die namen belangrijk zijn voor het vervolg denk je: oei, goed opletten. Je ziet door de bomen het bos niet meer. Ik ben opgegroeid met een orale traditie. De verhalen zijn mij vertéld. Met Bloedboek wilde ik terug naar die traditie.'

Opmerkelijk. Er zijn juist talloze auteurs – denk: Jan Wolkers – die weglopen met de taal van de Bijbel. Althans, in de vertaling van de Statenbijbel.
'Ik heb de Statenbijbel en de Willibrordvertaling gebruikt, maar ik vind ze alle twee krukkig. Er zullen mensen zijn die het choquerend vinden dat ik dat zeg, maar voor mij is het geen literair meesterwerk.'

Heb je zelf eigenlijk geloofd – zoals schrijvers als Wolkers?
'Zéér. Tot ik twaalf was. Ik was het vroomste jongetje op aarde. Ik viel iedere avond biddend in slaap, Jezus was mijn beste vriend. Ik ben misdienaar geweest. Twee keer per dag eucharistie. Tot het opeens voorbij was. Ik heb nog één spannende nacht beleefd omdat ik voor het eerst niet had gebeden. Als dit maar goed komt! Er gebeurde natuurlijk niets. En waarom die omslag? Er was geen aanleiding eigenlijk. Een ongelukkige jeugd kan geen reden zijn geweest. God vindt al die miserie juist heerlijk: de laatste zullen de eerste zijn en zo. Hoe meer miserie, hoe beter zelfs, want: hoe schoner de troostprijs van het paradijs na je dood. Nee, op een dag was het voorbij en ben ik agnostisch geworden. Ik weet het niet, dat is het enige juist antwoord dat je kunt geven op de vraag naar het mysterie van het leven.'

Mag ik Bloedboek interpreteren als bovenal een familiegeschiedenis?
'Ik heb de stamvaders centraal gezet, ja. God had die ene familie – waarom, wordt er niet bij gezegd – uitverkoren om een groot volk te stichten. Dan is het evident je te focussen op die kerels.'

Juist dingen die je niet in de typische soap tegenkomt, heb je geschrapt. Ik denk aan de worsteling van Jacob met de engel.
'Naar mijn idee staan er veel passages in de Bijbel om bepaalde woorden uit te leggen. Na de worsteling met de Engel krijgt Jacob een nieuwe naam: Israël, wat betekent: hij die met God vocht. Dat zijn taalgrapjes die misschien in het Hebreeuws werken. In het Nederlands leidt het af van het verhaal: de familiegeschiedenis, die uitkomt bij Mozes. Ik wilde in Bloedboek vooral een inkijkje geven in die man. Zoals Rushdie gedaan heeft in De Duivelsverzen: in het hart van een aartsvader kijken en zijn twijfel blootleggen.'

Waarom wilde je dat?
'Het zal je maar overkomen dat je op een dag wordt aangesproken door een man die in een bosje staat te branden en je een levenstaak geeft die niet voor de poes is. Een immense verantwoordelijkheid, opgedragen door de hoogste autoriteit van het universum. En dan alle tegenkanting die hij krijgt, alle opofferingen die hij zich getroost.'

Is Mozes de meest tragische personage uit de Bijbel?
'De menselijkste in ieder geval. Israël is echt een smeerlap. Hij bedriegt zijn broer Esau, komt door leugens en listigheden aan het hoofd van het geslacht. Mozes heeft ook andere kanten: zijn twijfel. Al zijn voorgangers zijn ook hypergefocust op het baren van kinderen. En anders appelleert God hen wel: hoe zit het met de voortplanting? Mozes is daar niet zo mee bezig. Er wordt amper iets verteld over zijn gezin. In een paar regels zou je kunnen lezen dat hij twee vrouwen had – zoals iedereen toen. Veel meer staat er niet. De stilistische ontwikkeling in het boek reflecteert die menselijkheid van Mozes. In het begin schrijf ik heel ritmisch, met veel klankrijm. Gaandeweg Mozes meer in beeld komt, maakt de spielerei langzaam plaats voor menselijker taalgebruik. Dat heb ik goed gedaan, vind ik.'

Ik zie Bloedboek ook als een ontmaskering van God. Aan het eind heeft een lezer een grote hekel aan hem gekregen.
'Iedereen heeft de keuze om God te zien zoals hij wil, ik alleszins kan hem niet anders zien dan als fascist. Er is wel wat met mij gebeurd tijdens het schrijven. Op een gegeven moment vond ik dat het taalplezier niet belangeloos kon zijn. Kijk, de Bijbel is geen boek dat ik kan aanbevelen als een levensgids, maar mooi taalgebruik kan het in de hand werken dat je een boek zo gebruikt. Ik wilde dus niet zomaar vertellen dat je van God allerlei volkeren mag afslachten. Ik wilde de schijnwerpers ten volle richten op vragen als: wie is die God eigenlijk? Hoe zit hij in elkaar? Welk levensbeeld dringt hij ons op?'

Tijdens het schrijven werd je bewuster van zijn, wat je noemt, fascisme?
'Nou, ik wist al wel dat de Bijbel geen aanbevolen literatuur van Amnesty International was. Er is geen grotere mensenrechtenschender dan God. Hij zou eigenlijk voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag moeten worden gebracht.'

Zou je het prettig vinden als Bloedboek de lezers de ogen opent – en ze van hun geloof vallen?
'Prettig? Het is alleszins niet prettig om je godsgeloof te verliezen. Je gaat, mét God, tenminste lachend de put in, omdat je weet dat dan alles begint. Als je net als ik zonder God de kist in gaat, lig je met heel weinig vooruitzichten weg te rotten. Weg paradijs. Maar ik denk niet dat mijn boek het einde van iemands geloof kan veroorzaken. Je moet wel heel blind zijn gebleven als je mijn boek nodig hebt om je ogen te openen. Daarbij: ik wil niemand verbieden te geloven. Zo'n verbod is toch onmogelijk. Het enige wat moet gebeuren is nadenken hoe we de vrijheid van godsdienst kunnen verzoenen met andere vrijheden. De tijd daarvoor is nu echt aangebroken.'

Want?
'Wat IS momenteel doet gebeurt ook in naam van een godsdienst die is toegestaan in de universele rechten van de mens. Ze mogen dat geloof aanhangen, maar jezusmina, wat spoken ze uit? Welke mensenrechten schenden ze niet? Tegelijk lijken we in een periode te zijn beland waarin steeds minder mensen opstaan om er iets van te zeggen – uit angst dat ze op straat in elkaar worden geklopt. Ik ga het debat graag aan. Niet om te zeggen: schaf het katholicisme of de islam af, maar om het evenwicht te vinden tussen het aanhangen van een god en je toch niet gedragen naar de leefregels van die god, als die god zegt dat alle homo's verdelgd moeten worden.'
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 4 nov)

Zie ook deze interviews met Verhulst:

vrijdag 6 november 2015

Camperts bedrieglijke eenvoud laat zich niet gemakkelijk vertalen (Taalunie:Bericht)

Hoe zeg je Het leven is vurrukkulluk in het Italiaans? Wat voor daad is poëzie in het Duits? En hoe stamp je in het Engels op de vloer om een feest te laten ontstaan? Camperts vertalers leggen uit.

Campert vertalen – je zou zeggen: zijn glasheldere taal en begrijpelijke redeneertrant maken dat een gemakkelijke klus. 'Maar als je het in je eigen taal moet weergeven, merk je opeens hoe hard je moet werken om hetzelfde effect te krijgen', zegt David Santoro, die kort na elkaar drie Campert-romans in het Italiaans vertaalde. 'Zijn stijl is licht, vloeibaar, maar met een hoog soortelijk gewicht. Als je iets te veel toevoegt, wordt het te zwaar. Als je er iets te veel van afdoet, blijft er niets van de stijl over.'

Zomerfeest
Ook Camperts woordspelingen in met name zijn werk uit de jaren zestig en zeventig vragen veel inventiviteit. 'Voor Het leven is vurrukkulluk is het moeilijk een oplossing te vinden die aanvaardbaar is voor een Italiaanse lezer. Uiteindelijk is de titel Festa d'estate ('Zomerfeest') geworden. Een commerciële reden gaf de doorslag. Voor een uitgeverij is literatuur uit een minderheidstaal al moeilijk te verkopen, laat staan met een rare titel die helemaal niet klinkt.'
In de tekst zelf heeft Santoro genoeg Italiaanse woordspelingen bedacht. 'Je moet steeds iets nieuws bedenken dat bij het personage past. Het opgeruimde meisje Panda zegt dat "het leven beter is dan een rooman". In "rooman" zit de associatie met schuim. Bij mij is dat: "romanzoo", met een associatie van dierentuin. En de oude man klaagt over jongeren: "zakkenrollers, rokkenrollers". Dat werd: "mano lesta, mano lenta". Ofwel: snelle hand, langzame hand. Dat laatste verwijst dan naar Eric slowhand Clapton.'

Vondel Prize
Alle vertalers van Campert voelen een oprechte liefde voor zijn werk. David Santoro had de auteur zelf voorgesteld aan een uitgeverij. De Brit Donald Gardner is Camperts poëzie zelfs gaan vertalen nog voor hij er een uitgever voor gevonden had. Alleen Marianne Holberg, die inmiddels vijf prozawerken en een bloemlezing uit zijn poëzie naar het Duits heeft vertaald, deed het de eerste keer in opdracht. Maar dat doet niets af aan de bewondering waarmee ze over zijn werk praat.
'Ik vertaal teksten voor musea, architectuurbureaus en andere kunstinstellingen in het Engels', vertelt de dichter Donald Gardner, die eerder deze maand de Vondel Translation Prize voor zijn recentste Campert-vertaling In those days kreeg. 'Toen moest ik voor een tentoonstelling in de Nieuwe Kerk, waarvoor fotografen en dichters samenwerkten, een gedicht van Campert vertalen. Ik kende hem al, ik had een bibliofiele uitgaven van hem. Maar sindsdien – 2002, denk ik – ben ik hem altijd blijven vertalen.'

Belangrijke menselijke dingen
Camperts poëzie vindt hij zó mooi dat hij hem, ondanks de Prijs der Nederlandse Letteren, zelfs in Nederland ondergewaardeerd vindt. 'Het is de ironische toon van zijn gedichten. De ingetogenheid, zonder overvloed aan de detail, en de bescheidenheid, zonder poespas, gewichtigheid of retoriek. Hij behandelt alledaagse onderwerpen – ontmoetingen op straat, gesprekken met zijn geliefde of met niet-geliefden – terwijl je voelt: het gáát over belangrijke menselijke dingen.'
De grootste kunst om dat te vertalen vindt Gardner de 'bedrieglijke eenvoud' goed overbrengen. 'Wat vanzelfsprekend lijkt in het Nederlands, riskeert in vertaling kaal te worden. Of te hard. Het moet intiem blijven. De humor van zijn alledaagse toon en spel met spreektaal moet intact blijven. Het is niet makkelijk, maar wel prettig werk: om daar steeds oplossingen voor te vinden. De teksten die ik anders vertaal, vol algemene taal, kan ik zelfs in mijn slaap nog omzetten in het Engels.'

Ein tat
Marianne Holberg prijst Camperts relativeringsvermogen. 'Hij haalt de hele wereld naar zich toe. Hij schrijft politieke, morele en kritische scènes. Maar de moraal druipt er nooit vanaf. Het is onsentimenteel, terwijl je er diep door wordt getroffen. Ook doordat er aan het einde van een gedicht of een column altijd een draai zit die alles lichter maakt. Iets waaruit blijkt: neem het allemaal niet zo serieus. Dat relativerende schept een balans met de empathie waarmee hij naar de wereld kijkt.'
Camperts 'lichtvoetigheid en doorzichtigheid' komt niet automatisch over in het Duits. Een te letterlijke vertaling wordt al gauw zwaarmoedig en serieus. 'In zijn gedichten heb ik daarom alleen het eerste woord van een zin met een hoofdletter geschreven. Zijn beroemde regel "Poëzie is een daad / van bevestiging" wordt dan "Poesie ist ein tat". Correct Duits is: Tat. Ik heb er lang over nagedacht, maar ik vond die hoofdletter echt niet passend.'
Lijkt Campert in het Duits daarmee geen experimenteler dichter dan hij is? 'Het wordt wel controversieel gevonden, maar dat is dan maar zo. Het grappige is wel dat Duitse dichters in de jaren twintig evenmin hoofdletters gebruikten en er nu ook steeds meer dichters zijn die dat doen. Dat vind ik passend bij Campert. Zijn werk is experimenteel, maar ook van deze tijd. Hij verandert niet, hij is altijd jong gebleven en dus kan zijn werk heel goed modern lijken.'

Prettig contact
Niet alle vertalers hebben contact met Campert gehad om te overleggen over mogelijke onduidelijkheden. Santoro had het niet nodig. 'Als je begint met twijfelen over een betekenis en de auteur om opheldering wil vragen, stel je je al gauw over alles vragen. Dat kost te veel tijd. Ik probeer zo veel mogelijk oplossingen zelf te verzinnen. Pas als het écht onbegrijpelijk wordt, zoek ik eventueel contact. Dat was in dit geval niet nodig. Campert verwijst weinig naar actualiteiten die ik niet ken.'
Holberg en Gardner spraken wel met Campert – juist omdat ze ook poëzie deden, waarin de vertaling van ieder woord veel nauwer luistert. Prettig was dat. Holberg kon merken dat Campert vroeger zelf ook vertaald heeft, onder andere Een kus voor je sterft van Ira Levin, dat nog altijd in druk is. 'Ik heb ooit een non-fictieboek gedaan. Geschreven door een heel aardige man. Maar hij zei bij een ontmoeting vooraf: "U hoeft alleen maar in het Duits te zeggen wat er in het Nederlands staat." Haha. Campert zo zoiets nóóit zeggen.'
Gardner, de enige van deze drie vertalers die (deels) in Nederland woont, kwam bij Campert thuis. 'Dat was heel prettig. Tijdens een lunch, met een paar glazen thee en later wijn. Hij spreekt heel makkelijk Engels en heeft altijd een paar suggesties. Maar nooit veel. Ik denk dat hij mij altijd goed heeft gevonden. Ik ben na Campert meer dichters gaan vertalen. Er zijn er die veeleisender zijn.'

Gebrekkige belangstelling
Volgen er binnenkort nog meer Campert-vertalingen? Santoro heeft het vertalen eraan gegeven. Het betaalt té weinig in Italië. Holberg kampt met gebrek aan belangstelling, ook al verkochten de Duitse vertaling niet zó slecht. Er zijn immers pockets van verschenen. Nadat Camperts Duitse uitgeverij is overgenomen, wilde het diens Hôtel du Nord uit 2013 niet meer. 'Wie weet komt het nog eens. Gelukkig is er genoeg ander werk nu Nederland en Vlaanderen volgend jaar gastland op de Buchmesse zijn.'
Alleen Gardner heeft werk van Campert onder handen. Hij heeft een deel van Dagboek van een poes voltooid. 'Ik zoek er wel nog een uitgever voor.' En hij werkt aan het verhaal 'De jongen met het mes', dat volgend jaar verschijnt in een Penguin-anthologie van de beste verhalen uit de Nederlandstalige literatuur. Dat verhaal bevat de iconische Campert-zin: 'Je stampte met je voet op de grond en er was een feest'. Kan hij al kwijt hoe hij die vertaalt? 'Het spijt me. Ik ben nog niet 100% tevreden over mijn oplossing.'

Remco Camperts werk is niet veelvuldig, maar wel regelmatig vertaald. De vertalingendatabase van het Nederlands Letterenfonds geeft 49 uitgaven in 11 talen voor de laureaat van de Prijs der Nederlandse Letteren 2015. 
(Eerder verschenen in Taalunie:Bericht, okt 2015)

Zie ook: