zondag 31 januari 2016

Waarom Garth Risk Hallbergs 'Stad in brand' het verdient gelezen te worden

Al wat schittert van Eleanor Catton en Stad in brand van Garth Risk Hallberg hebben meer met elkaar gemeen dan alleen de enorme lengte. Beide auteurs gebruiken een complexe whodunnit met talloze personages om de spanning bij de lezer op te voeren en hem zo toch in korte tijd door de honderden en honderden pagina's te jagen, terwijl het hun eigenlijk om iets anders gaat. Dat merk je aan de manier waarop beide auteurs, zeker Hallberg, de clou gewoon weggeven. Bijna als een terzijde.
Catton gaat het in wezen om een diepgaande beschouwing over lot en toeval. Hallberg schetst een caleidoscopisch portret van het New York van de jaren 1970, waarmee hij laat zien hoe iedereen, ondanks alle onderlinge verschillen, juist in zo'n grote stad echt met elkaar samenleeft. Ieders lot is onderling verbonden.
Alleen de manier waarop de boeken roem vergaarden verschilt – en daarom ook de nogal verschillende waardering die ze krijgen.
Al wat schittert won in 2013 The Booker Prize. Recensenten en andere lezers dachten daarom: eens zien waarom het die prijs verdient. Misschien waren sommigen sceptisch – zo goed kan dat boek toch niet zijn? – maar de meesten zullen zich aangespoord voelen te zoeken naar argumenten om de roman te prijzen. Ze wilden het bewijs van excellentie vinden. Ze wilden net zo slim, onderlegd en belezen zijn als de jury.
Stad in brand kreeg een reputatie omdat het Amerikaanse Knopf die veiling om de uitgeefrechten won daarvoor een recordbedrag neertelde. Twee miljoen dollar! Voor een debuut! Recensenten en andere lezers dachten daarom toen het boek in oktober daadwerkelijk verscheen: dat zal het wel niet waard zijn, het kan niet anders of die roman is een commerciële pageturner zonder al te veel diepgang. Ze wilden het bewijs vinden dat het boek tegenviel. Ze wilden laten zien dat ze zich niets laten wijsmaken door een commercieel bedrijf dat een uitgeverij uiteindelijk is.
Ik moet bekennen dat dat ook voor mij geldt. Ik was na de uitreiking van de Booker erg nieuwsgierig naar Al wat schittert (al beviel Cattons debuut De repetitie me uiteindelijk meer). En ik had helemaal geen zin om Stad in brand te lezen. Integendeel, ik verlustigde me in sommige matige recensies. Als ik niet werd gevraagd om Hallberg te interviewen voor Border Kitchen was ik er nooit aan begonnen.
En dat zou jammer zijn geweest. Stad in brand bleek een meeslepende ervaring. Soepel switchend van het ene personage naar het andere weet Hallberg met zijn lange, woordrijke maar altijd heerlijk meanderende zinnen een schitterend beeld op te roepen van een stad waarin de grootste tegenstellingen naast elkaar leven. Die tussen arm en rijk, die tussen verval en opbouw, die tussen autochtone bewoners die hun positie proberen vast te houden en nieuwkomers die hun plekje proberen te veroveren.
Maar dan moet ik oppassen niet te veel over de inhoud te schrijven, daar schrijf ik dit stukje niet voor. Ik schrijf dit om iedereen die sceptisch is over een boek waar uitgevers zo veel geld voor over hebben, op te roepen: lees Stad in brand toch. Het is alle moeite waard.

zaterdag 30 januari 2016

Christophe Vekeman, 'Hotel Rozenstok' - ontoereikend genoeg

Het zou al te makkelijk zijn om na lezing van Hotel Rozenstok te zeggen: Christophe Vekeman, stop met schrijven. De hoofdpersoon heeft dezelfde naam als de schrijver en het plot draait om zijn beslissing te stoppen met schrijven. Zijn kortstondig opgeflakkerde populariteit is tanende, hij heeft het vertrouwen verloren dat het nog wat wordt. Na een mislukte sollicitatie vertrekt de Vlaming naar een hotel in Nederland om te bedenken hoe het verder moet in zijn leven. En passant geeft hij het drinken eraan. Het is dat hotel dat hij óf iets zo vreemds meemaakt dat hij weer gaat schrijven óf zich iets zo vreemds inbeeldt dat hij weer gaat schrijven. Dat wordt niet helemaal duidelijk. Alleen dat hij toch weer gaat schrijven is duidelijk.
Het zou dus te makkelijk zijn om de hoop uit te spreken dat Vekeman bij zijn besluit was gebleven. Maar het is een feit dat deze roman me een stuk minder beviel dan eerder werk, zoals Een uitzonderlijke vrouw uit 2012 dat ik de beste vond van de drie romans die ik heb gelezen (of beter: vier, met Hotel Rozenstok erbij). Vekeman slaagt daarin een portret van een vrouw te schetsen die zelf decennialang het gevoel heeft boven de middelmaat uit te stijgen, dat een heel boek lang intrigerend blijft omdat je net niet helemaal de vinger achter de oorzaak van haar gekte krijgt. Laat ik zeggen dat ik hoop dat de auteur de volgende keer weer met iets dergelijks komt.
Wat mijn bezwaren tegen dit boek zijn? Het gegoochel met een alter ego heb ik vaker gezien – en vaak beter. Vekeman doet er weinig indrukwekkends mee. Of ik moet, als Nederlander, te weinig weten van zijn publieke imago in Vlaanderen. Misschien zie ik de verwijzingen niet. Ook geeft het voortdurende redeneren van de hoofdpersoon met zichzelf de stijl iets langdradigs. Maar het ergste is nog wel de mislukte humor. De karikaturale beschrijving van personages als Cathérine, de uitbaatster van het hotel, de plaatselijke barman of de vrouw bij wie hij gaat solliciteren: die zijn allemaal te bedacht, te geforceerd, te nep.

Toch is er een reden waarom ik blij tot het einde te hebben doorgelezen (want zo slecht dat ik er voortijdig mee stopte, zoals in dit geval, vond ik het blijkbaar niet). Dat is de liefdesverklaring aan Wanda op letterlijk de laatste pagina. '...en ik prevelde zacht in haar nek dat ik van haar hield. Ik hield van haar, ik hou van je; de woorden waren ontoereikend, maar ze zijn ontoereikend genoeg.' Die woordspeling met 'ontoereikend' geeft de uitdrukking iets origineels waardoor deze mij oprecht wist te roeren.

vrijdag 29 januari 2016

Uitgeefagentschap Gibbon staat voor beste jaar uit nog korte geschiedenis (Boekblad)

Uitgeefagentschap Gibbon is uitgebreid van drie naar vijf vennoten. Na een professionaliseringslag trekt ook de verkoop aan.

Gibbon is in het najaar van 2011 opgericht door Gert Jan de Vries, Daan Rosenberg Polak en Esther Brandt. Medio vorig jaar traden Coen Borgman (eigenaar van uitgeverij SpeakEasy en werkzaam bij Fosfor) en journalist Annet de Groot (met uitgeefervaring bij onder meer Bzztoh, Veen, Luitingh-Sijthoff en Contact) toe. 'Formeel moet het nog worden bekrachtigd', zegt De Vries, 'maar dat is een kwestie van een paar handtekeningen zetten bij de notaris. Feitelijk werken we al met zijn vijven.' Het aantal titels zal door de uitbreiding niet echt groeien: het waren er tien per jaar, nu zegt De Vries dat Gibbon op 'tien à vijftien' mikt.
Gibbon draait na viereneenhalf jaar goed. De samenwerking tussen de vennoten die geen salaris krijgen maar onderling de winst delen verloopt soepel. 'Je zou zeggen: zo kun je alleen maar ruzie krijgen, maar we hebben een formule verzonnen waardoor we geen uren hoeven te tellen en ook niet intern naar elkaar kijken. Welke formule? Ik weet niet of het verstandig om dat te zeggen. Bovendien is onze manier van samenwerken niet zo veel anders dan bij andere uitgeverijen. Die moeten het ook van de omzet hebben. En daar draagt ook iemand het financieel risico, hier zijn wij het alleen zelf.'
De verschenen titels doen het goed in de pers, zegt De Vries. Alleen de verkoop blijft daar tot nu toe bij achter. 'De omzet is nog niet goed genoeg. In 2015 draaiden we ongeveer gelijk als in 2014. Maar sinds we per 1 november bij New Book Collective zijn aangesloten merk ik dat de verkoop aantrekt. Ons beste verkochte boeken zijn nu Het palingoproer van Martin Schouten, De magie van harmonie van Johannes Witteveen en het fotoboek Elke dag een lach van Thomas Schlijper. Die bleven allemaal onder de 10.000 steken.'
Dat gaat nu veranderen. Dit jaar wordt Gibbons beste jaar, vermoedt De Vries. Een van de redenen is het nieuwe boek van Xaviera Hollander, die met uitgeverij SpeakEasy meekwam. 'Supersex verscheen in de jaren tachtig al in Amerika, wij brengen het voor het eerst in het Nederlands. Het is een helemaal opgefriste editie: up to date gemaakt, nieuwe tekeningen, en dergelijke. Tegelijk brengen we voor het eerst sinds 2002 een heruitgave van De happy hooker. Ik merk aan het tempo waarin de pers erop stort, dat zij nog altijd een ouderwets verkoopkanon is. Sinds de aankondiging houdt het niet meer op.'
Ook verwacht Gibbon veel van twee vergeten klassiekers. Op 8 april verschijnt Gescheiden kamers van Pier Vittorio Tondelli, wiens werk niet alleen om zijn vroege dood aan aids doet denken aan Frans Kellendonk. 'Hij is echt groot in Italië, maar hier nooit verschenen.' Later volgt: Chocolates for breakfast van Pamela Moore, dat zij in 1956 op achttienjarige leeftijd publiceerde. De vrijmoedige manier waarop de 'Amerikaanse Françoise Sagan' over seks, zelfmoord en andere taboes schreef maakte, sloeg destijds in als een bom. In de jaren vijftig verscheen er een 'inmiddels sterk achterhaalde' Nederlandse vertaling bij A.W. Bruna.
(Eerder verschenen op Boekblad.nl, 25 jan)

donderdag 28 januari 2016

Poëzieboekhandel Perdu is na verbouwing beter zichtbaar (Boekblad)

De gespecialiseerde poëzieboekhandel van literaire stichting Perdu in Amsterdam ging afgelopen zaterdag – net voor de Poëzieweek – na een verbouwing officieel weer open. De winkel heeft meer ruimte voor haar assortiment gekregen.

De poëzieboekhandel is na een korte sluiting van twee weken sinds afgelopen vrijdag alweer officieus open. 'We hadden een ratatouille aan boekenkasten. Nu hebben we mooie houten kasten die doorlopen tot het plafond', zegt bureaumanager Ruben Ing. 'Daardoor zijn we beter zichtbaar vanaf de straat. Er staat een groot bord op de Kloveniersburgwal, maar men liep er toch makkelijk aan voorbij. Ook hadden we een relatief grote showtafel, nu een kleinere. Daardoor is er meer ruimte voor het assortiment, dat zo ook beter in de winkel zelf onder de aandacht wordt gebracht.'
De verbouwing moet de groei van de winkel verder omhoog stuwen. Ing: 'De winkel is de afgelopen jaren licht gegroeid. Als speciaalzaak hebben wij het voordeel dat steeds meer lezers van poëzie elders minder goed terecht kunnen. Ook zit er groei in de webwinkel en in de verkoop via boekentafels. Dat laatste doen we intern, bij activiteiten in onze eigen theaterzaal, als extern. Zo zijn we vaste partner bij theater- en poëziecentrum De Nieuwe Liefde en staan we geregeld in de OBA.'
Het omslagjaar was 2012. Toen startte de webwinkel en werd de strategische keuze gemaakt vaker boekentafels te bemensen. Het was ook het jaar dat Perdu groeide van een betaalde kracht, een zakelijk coördinator, naar drie: naast directeur Marije Koens en bureaumanager Ruben Ing is dat technicus Bram Giebels. De boekhandel, die 29 uur per week is geopend (ma-vr 13-18 uur en za 13-17 uur), wordt gerund door vrijwilligers en draagt per saldo bij aan de inkomsten van de stichting. Hoe hoog de omzet en winst van de winkel precies maakt, houdt Perdu voor zich.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 22 jan)

woensdag 27 januari 2016

Eruditie kan nog spannend zijn ook - de romancier, dichter en essayist Stefan Hertmans (Bibliotheekblad)

Stefan Hertmans schreef dit jaar de geschenkbundel van de Poëzieweek. Net als Oorlog en terpentijn, dat zijn doorbraak naar het grote publiek betekende, zal Neem en lees veel lezers verleiden meer van de productieve Vlaamse schrijver te willen lezen.

Stefan Hertmans had de herinneringen van zijn grootvader aan zijn armoedige jeugd in Gent en de verschrikkingen van de loopgraven lange tijd laten liggen. De romancier, dichter en essayist had de twee dikke schriften, bij elkaar zeshonderd pagina's, van hem gekregen in 1981, toen hij negentig jaar oud was, enkele maanden voordat hij zou sterven. Hertmans, zelf net dertig geworden, was dat jaar gedebuteerd met de roman Ruimte. Hij had andere dingen aan zijn hoofd.
'Ik had me voorgenomen', legt hij uit op een van de eerste bladzijden van het zo elegant geschreven Oorlog en terpentijn, 'dat ik zijn memoires pas zou gaan lezen wanneer ik er ten volle de tijd voor had, ervan uitgaande dat de lectuur ervan me zo zou overweldigen dat ik meteen zijn levensverhaal zou willen schrijven, dat ik met andere woorden vrij zou moeten zijn, niets meer omhanden moest hebben dan dit, om hem ten dienst te staan. Maar de jaren gleden voorbij.'
Er was zoiets triviaals als een jubileum voor nodig om Hertmans eindelijk de schriften te laten lezen en, zoals hij instinctief aanvoelde, direct het leven van zijn grootvader te beschrijven. In 2014 zou de Eerste Wereldoorlog honderd jaar geleden begonnen zijn. Er zou een vloed aan geschiedenisboeken, romans, fotoboeken en meer over de Groote Oorlog verschijnen. Als hij wilde dat iemand interesse had in het verhaal van zijn grootvader moest het vóór 2014 verschijnen.
En hij zette zich aan het werk.

Wat een verschil heeft dat ene boek gemaakt. Oorlog en terpentijn, uitgekomen in de late zomer van 2013, kreeg juichende recensies in vrijwel alle Nederlandstalige media. Er werden binnen negen maanden 90.000 exemplaren verkocht – inmiddels staat de teller boven de 200.000 exemplaren. Het boek won de AKOLiteratuurprijs 2014 en werd genomineerd voor talloze andere prijzen. Het boek is of wordt nog vertaald in 14 talen, waaronder het Engels, Frans, Kroatisch en Japans.
Oorlog en Terpentijn bleek, meer dan welke andere loopgravenroman, de Great Flemish Novel te zijn over de belangrijkste gebeurtenis in het België van de twintigste eeuw. Hertmans beschreef niet eenvoudigweg wat zijn grootvader had meegemaakt aan het IJzerfront, maar liet aan de hand van het ontroerende lot van één Vlaming ook de armoede zien waaruit het land is ontstaan en, via zijn grootvader en hemzelf, hoe het land met het oorlogstrauma heeft geworsteld.
Het heeft van Hertmans een auteur gemaakt die niet alleen – aanvankelijk in Vlaanderen, later ook in Nederland – wordt gewaardeerd in de kleine kring, maar ook een groot publiek heeft. Net zoals Jan Siebelink na het ongekende succes van Knielen op een bed violen werden de belangrijkste boeken uit zijn backlist in een uniforme vormgeving herdrukt. En hij kwam in aanmerking om te worden gevraagd voor geschenkboeken, zoals dit jaar de bundel van de Poëzieweek.

Hertmans heeft nooit over erkenning te klagen gehad. Voor Ruimte kreeg hij al de Prijs voor het beste debuut van de Vlaamse brancheorganisatie voor het Boekenvak (tegenwoordig Boek.be) en de prijs van de provincie Oost-Vlaanderen. Hij is ook een van de weinige auteurs die de shortlist haalde voor de prijs van boek van het jaar voor proza (AKO Literatuurprijs 1998, 2001, 2014, Libris Literatuurprijs 1995, 2014, en Gouden Uil 2014) én poëzie (VSB Poëzieprijs 1995 en 2000).
Maar zijn omvangrijke oeuvre gold als afstandelijk en 'moeilijk'. Zeker in de beginjaren. In 1987 schreef Anne Marie Musschoot in Septentrion over de subtiele verwijzingen naar moderne en postmoderne filosofen in Hertmans' werk, de sfeer van absolutisme en onwerkelijkheid, zijn liefde voor abstractie, vervreemding – karakteriseringen kortom van teksten die hun geheim zo moeilijk prijsgeven dat ze, erkende ook Musschoot, er bereidwilligheid van lezers nodig is om ze tot zich te nemen.
Interessant zijn ook de brieven die Hertmans van Herman De Coninck kreeg, die als dichter zijn tegenpool is. In 1985 wijst die namens het Nieuw Wereld Tijdschrift een verhaal van Hertmans af. De lyrische passages zijn sterk, maar het verhaal als geheel moedwillig ontoegankelijk abstract. 'Probeer je verhalen eerst eens uit op je vrouw (...). En probeer rekening te houden met wat zij niet meteen snapt. En probeer je er dan eens van te doordringen dat zulks jouw schuld is, niet de hare.'
Maar in 1990 schrijft De Coninck: 'Ik dacht [toen ik vijf jaar geleden in de Poëziekrant een recensie van je las]: als Hertmans zo nog een tijdje doorgaat, moet de pasverschenen driedelige Van Dale binnenkort een vierde deel krijgen, het zal allemaal wel erudiet zijn – maar waarom moeten daar zoveel lelijke woorden bij (...) Vandaag lees ik in dezelfde Poëziekrant je recensie van Marsman. En denk ik: dat is inderdaad erudiet, en eruditie kan nog spannend zijn ook.'

Het schetst de ontwikkeling van Hertmans' werk in een notendop. Zijn proza getuigt nog altijd van een grote intelligentie en kennis – dat zie je onmiskenbaar terug in Oorlog en terpentijn – maar de lyrische toon en het gevoel voor de juiste dosering zijn steeds meer gaan overheersen. Zijn werk stelt zich, zonder werkelijk concessies te doen, open voor lezers die het niet in de eerste plaats interesseert dat Hertmans in zijn succesroman thema's als herinneren en schijn en wezen uitdiept.
Een eerste voltreffer was het autobiografische Naar Merelbeke (1994). In korte stukken schetst deze roman het leven van een jongen die in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw de seksualiteit ontdekt. Het is een zoektocht naar een verloren tijd waar de verteller niet echt naar terugverlangt. Want het mag dan mooi zijn te denken dat Merelbeke een fantastische plek zijn, het is beter te weten dat het een onooglijk dorp is en op zoek te gaan naar wat werkelijk de moeite waard is.
Een ander hoogtepunt – in een heel ander genre – is de essaybundel Steden (1998). In ieder stuk bezoekt hij een stad: van Bratislava en Wenen tot Sydney en zijn eigen Gent. Hij loopt er rond, bekijkt de architectuur, proeft de sfeer, maar betrekt ook alles wat hij erover gelezen heeft en wat hij van de lokale geschiedenis bij zijn fragmentarische verhalen. Hij legt zo van iedere stad de essentie bloot, terwijl hij tegelijkertijd het verlangen oproept om zelf naar die steden af te reizen.

Ook de gedichten in de gedichtendagbundel Neem en lees laten zien dat Hertmans niet dezelfde ontoegankelijke postmoderne dichter van vroeger is gebleven. De cyclus van tien gedichten over herinnering lijken in het geheel niet te theoretiseren, maar tonen juist indringend de kracht van herinneringen. Sterker: in 'A 1000 xx deep' ironiseert hij zijn vroegere zelf: 'Ik zei: herinneringen zijn ervaringen / Die zinken in het slib van je emoties. / Je vond het vergezocht. Ik ook.'
Het is zonder twijfel winst dat er na het succesboek Hertmans met deze geschenkbundel opnieuw een boek heeft geschreven dat – omdat het door zijn lage verkoopprijs een groot publiek trekt – veel lezers de weg kan wijzen naar een heel oeuvre. Na het proza volgt nu wellicht de doorbraak voor zijn poëzie.
(Eerder verschenen in Bibliotheekblad, jan 2016)

Zie ook:

maandag 25 januari 2016

Why I Love This Book viert eerste lustrum (Boekblad)

Met de publicatie van de duizendste video viert Why I Love This Book zijn vijfjarig jubileum – en sluit de site de eerste fase in zijn bestaan af. In de komende vijf jaar gaat oprichter Marc Barteling de zaken groter aanpakken.

In de jubileumvideo raadt Matthijs van Nieuwkerk Kees de jongen van Theo Thijssen aan. De keuze voor Van Nieuwkerk, wiens tip al tijdens Manuscripta in Zwolle is opgenomen, is niet toevallig: 'Ik maak filmpjes met lezers, schrijvers en BN'ers. Hij is het alle drie', zegt Barteling. Bovendien blijkt uit Van Nieuwkerks pleidooi zonneklaar wat de bedoeling is van Why I Love This Book: in minder dan een minuut legt hij even helder als bevlogen uit waarom hij de klassieker van Thijssen ieder jaar in januari herleest. 'Je mist meer dan je meemaakt, behalve als je Kees de jongen leest, want dan maak je reusachtig veel mee. En als je maar blijft dromen, houdt het leven nooit op.'
In zo'n korte tijd zo veel filmpjes te maken vond Barteling niet gemakkelijk. 'We begonnen met alleen lezers te filmen, waarvoor we veel naar evenementen gingen. Boeken- en andere culturele evenementen. Later werd het wel makkelijker omdat we auteurs gingen filmen, die over hun eigen boek en een favoriet boek praten. Dan had ik er meteen twee. Nu komen ze ook naar mijn studio in de Oude Kerk in Amsterdam. Maar het is vooral een kwestie van doorzetten geweest, dan kom je vanzelf op duizend.'
In totaal zijn de video's inmiddels meer dan 500.000 keer bekeken – met als absolute uitschieter die waarin Stephen Fry de loftrompet afsteekt over Ulysses van James Joyce: 121.252 views. Dat aantal groeit steeds sneller omdat de filmpjes op steeds meer plekken te zien zijn. Zo plaatsen Bol, ECI en Paagman alle auteursvideo's op de relevante productpagina's, zet Bol elke week een nieuwe video op de redactionele boekenpagina, heeft Scholieren.com 200 filmpjes bij even veel titels staan en De Boekensalon een groot aantal films bij boeken waarvoor deze site discussietips aan leesclubs geeft. Daarnaast zijn er talloze sites die met enige regelmaat video's doorplaatsen.
Barteling begon Why I Love This Book puur uit enthousiasme. 'Omdat ik het een goed idee vond en boeken leuk vind', vat hij samen. Gaandeweg boorde hij enkele inkomstenbronnen aan: een commissie als affiliate partner van diverse sites, een vergoeding van de evenementen waar hij naartoe gaat en – vooral – het maken van auteursvideo's in opdracht van uitgeverijen. Barteling vraagt daar sinds afgelopen zomer 100 euro per auteur voor. Uitgeverijen als WPG, VBK, Singel, LannooMeulenhoff en Xander zijn zo klant van Why I Love This Book geworden.
'Het houdt nog steeds niet over', zegt Barteling. 'De inkomsten gaan op aan een video-editor die ik voor twee dagen in de week inhuur, en een freelancer die me helpt met publiciteit. Ook heb ik geïnvesteerd in betere apparatuur. En dan blijft er een klein beetje voor mezelf over. Maar ik moet nog steeds af en toe freelance klussen aangaan [onder andere met het bouwen van sites en het geven van trainingen]. Dat vind  ik eigenlijk vervelend. Ik heb nog zoveel plannen, het is zonde dat ik dan mijn tijd daaraan moet besteden.'
Om een stap vooruit te kunnen zetten heeft Barteling afgelopen zomer de Stichting Why I Love This Book opgericht – met als bestuursleden schrijver Ronald Giphart, advocaat Hans Bousie en hoofdredacteur van De Boekensalon Annemarie van der Poel. 'Het idee is dat er naast een commerciële tak – de auteursvideo's voor uitgeverijen, waarvan ik hoop dat ze die standaard opnemen in hun checklist bij het opstellen van een marketingplan – een ideële tak blijft. Ik wil allerlei projecten opzetten die goed aansluiten bij wat ik nu doe, omdat ze te maken hebben met video, online en boeken. Daarvoor kan ik dan als stichting subsidie aanvragen bij allerlei fondsen. Daar ben ik nu bezig.'
Ideeën die Barteling heeft zijn onder meer een project om auteur in de vorm van een reeks video's aanwezig te laten zijn bij leesclubs. Met deze video's kunnen auteurs een impuls geven aan de discussie ter plekke over hun boek. Een ander idee draait om het filmen van zangers, rappers en andere muzikanten die vertellen over hun favoriete boek toen ze op de middelbare school zaten. Zo kunnen middelbare scholieren door hun idolen worden geïnspireerd om te gaan lezen.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 22 jan)

zondag 24 januari 2016

De Nederlandse Boekengids gaat door, Polis wordt Vlaamse uitgever (Boekblad)

De Nederlandse Boekengids gaat door. Voor het nulnummer was voldoende animo. Het non-fictietijdschrift wordt vanaf het eerstvolgende nummer in Vlaanderen uitgegeven door Polis.

De Nederlandse Boekengids, een opvolger van het gesneefde De Academische Boekengids, heeft ongeveer 1500 exemplaren van het nulnummer verkocht via ongeveer vijftig boekhandels. Inmiddels hebben zo'n vierhonderd abonnees zich gemeld. Dat is nog ver verwijderd van de gehoopte drieduizend, erkent hoofdredacteur Merlijn Olnon, maar de animo is groot genoeg om toch door te gaan. 'Het zou zonde zijn om er nu een streep door te zetten. Bovendien moesten we in december beginnen met het maken van een nieuw nummer. Daar kan je niet mee wachten.'
Bovendien: met drieduizend abonnees zou het blad optimaal gefinancierd zijn. Olnon: 'Dan is er ruimte auteurs wat meer te betalen, de site uit te bouwen en ook onszelf te vergoeden. Maar ook met een lagere verkoop kunnen we uitkomen. Behalve losse verkoop hebben we inkomsten uit advertenties. In het nulnummer stonden acht pagina's advertenties. Daar was veel belangstelling voor. We verwachten dat het aantal advertenties voor het komende nummer op hetzelfde peil blijft.'
Polis wordt co-uitgever van De Nederlandse Boekengids naast Amsterdam University Press omdat het blad gretig aftrek vindt in Vlaanderen. Ongeveer een kwart van het aantal abonnees is Vlaams. 'Wellicht omdat het in Vlaanderen veel meer politiek-sociale betekenis heeft om Nederlandstalig te zijn en in het Nederlands te schrijven. Men is serieuzer bezig met zijn eigen taal, maar ik durf het niet echt te verklaren.' Ook namen relatief veel Vlaamse boekhandels een zogeheten boekhandelsabonnement. 'Wij geven een handelskorting van veertig procent. Uniek voor een tijdschrift.'
Het dochterbedrijf van uitgeverij Pelckmans zal zorgen voor de distributie van het blad in Vlaanderen, maar ook inhoudelijk een rol spelen. Polis, die zitting neemt in de redactieraad van De Nederlandse Boekengids, zal zorgen voor meer Vlaamse auteurs. De bedoeling is om 'een stevige inhoudelijke Vlaamse bijdrage te krijgen', zegt Olnon, 'die zou kunnen groeien naar een verhouding van een derde Vlaamse auteurs en twee derde Nederlandse auteurs. De praktijk zal moeten uitwijzen hoe het precies uitpakt.'
Het eerste nummer van jaargang 2016 verschijnt eind februari in een oplage van 10.000 exemplaren. Het nummer met als informeel thema 'Europa en de wereld' bevat essays van Maarten Asscher, Pieter van den Blink, Arthur Eaton, Rob Hartmans, Siegfried Huigen, Henk Kern, Tracy Metz, Marja Vuijsje, Boudewijn Walraven en David Rijser. Het blad bevat ook de eerste speciaal geschreven bijdrage van een auteur van DeFusie – een gevolg van de samenwerking tussen het tijdschrift en het online platform voor serieuze essayistiek.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 20 jan)

Zie ook:

vrijdag 22 januari 2016

Een ontroerend sprookje. 'Compassie' van Stephan Enter (Ons Erfdeel)

Hoe kan een relatie mislukken als je elkaar leert kennen via een online datingbureau? In interviews ter gelegenheid van het verschijnen van Compassie sprak Stephan Enter afgelopen voorjaar vrijelijk over het achterliggende idee van zijn roman. Ooit ontmoette je een geliefde op een sportvereniging of in de kroeg. Je ontdekte eerst hoe iemand rook, wat voor stem die had. Je vroeg je af of je gevoelens wederzijds waren. Tegenwoordig lees je eerst iemands profiel en weet je direct van elkaar dat je op zoek bent naar een partner. Dat kan niet zonder gevolgen blijven.
In Compassie raakt de bijna veertiger Frank van Luijn geïntrigeerd door het afwijkende profiel van Jessica. In de mails die ze hem daarna stuurt, geeft ze de pedante Frank – hij ziet zichzelf als een ervaren, geweldige minnaar – precies zo veel weerwerk dat zijn veroveringsinstinct wordt aangewakkerd. Hij heeft daardoor al zo'n positief beeld van de half-Duitse promovenda bij hun eerste date, dat hij alleen maar geniet van het prettige gesprek, de gezelligheid, haar accent. Hij negeert dat hij zich eigenlijk helemaal niet tot haar voelt aangetrokken.
Zo loopt Frank een fuik in. Als ze bij een volgende ontmoeting zoenen en weer later vrijen, ontdekt hij dat Jessica ondanks haar 32 jaar geen enkele ervaring in de liefde heeft. Als hij haar blote lichaam ziet, begrijpt hij ook waarom: ze is onaantrekkelijk. Maar hij ziet óók de littekens op haar arm. Wat zou er dus gebeuren als hij onmiddellijk de prille relatie verbreekt? Frank besluit daarop – uit mededogen – een paar maanden bij haar te blijven. Zo zal ze zich eindelijk geaccepteerd en begeerd voelen. Ze zal opfleuren, en daardoor de man van haar leven kunnen vinden. Die hij niet is.

Het uitgangspunt van Compassie kan dus niet meer verschillen dan dat Enters andere liefdesroman: Lichtjaren uit 2004. Daar ontmoeten de studenten Nils en Hella elkaar op de traditionele manier. Ze draaien op een schermvereniging maanden om elkaar heen. Zij heeft aanvankelijk een ander, hij pretendeert alsof hij een ander heeft – uit angst dat ze hem op afstand houdt als ze weet dat hij niet meer dan een smachtende vrijgezel is. Nils weet al zo veel van haar vóór de eerste kus. Toch zijn er opmerkelijke parallellen in de manier waarop de relatie uiteindelijk mislukt.
Frank is in Compassie ondanks zijn wereldwijsheid, zoals Jessica meteen op hun eerste afspraak meent, 'een eiland waar [hij] anderen niet op toelaat'. Als hij onderdeel wordt van Jessica's warme vrienden- en familiekring, heeft hij het gevoel alsof eindelijk iemand hem uit zijn isolement heeft gehaald. Eindelijk is hij opgenomen in een groter verband. Hij heeft dan ook moeite om de relatie te verbreken. Sterker: hij wil zijn plan niet meer uitvoeren. Maar dan maakt Jessica het uit. Zij wil hem niet meer omdat hij altijd op afstand blijft, haar nooit toelaat in haar leven.
In Lichtjaren wordt Nils om nagenoeg dezelfde reden verlaten door Hella. Hij kan haar nooit 'helemaal' zien, hij observeert aspecten van haar – precies zoals hij als student sterrenkunde nooit het heelal in zijn geheel kan zien. Op die manier houdt hij ongewild afstand. Typerend is ook dat Hella een voorliefde heeft voor levenloze dingen (als verloren knuffels) die ze van straat pikt. Dus ook Nils, die zelf analyseert dat hij van zijn rivaal in de liefde wint door zijn 'gebrek aan esprit'. Op den duur ontdekt Hella dat er niet samen te leven is met een levenloze man.
Kennelijk is dat de constante in Enters oeuvre. De onmacht die zijn vertellers ervaren om met anderen samen te smelten. De observerende houding die ze bewaren. De afstand die, nagenoeg onbewust voor Enters mannen zelf, voortdurend door hun geliefden wordt gevoeld. Het is dan ook de vraag wie met wie compassie moet hebben. Frank wendt voor dat te voelen voor Jessica. Daarom stapt hij over zijn fysieke afkeer van haar heen. Maar in werkelijkheid heeft Jessica compassie met hem. Ze probeert hem te kraken. Hem open te breken. Tot het haar te veel wordt en ze niet verder kan.

Enter presenteert Compassie als een modern sprookje. De liefdesgeschiedenis van Frank en Jessica is, anders dan Grip uit 2011 dat zijn doorbraak naar een groter publiek betekende, een eenduidig verhaal dat eenvoudig van a tot z wordt verteld. Met een heldere moraal, die in een coda van twee bladzijden wordt uitgelegd. 'Je moet mee met die ademhaling van de eeuwigheid [van de altijd voortkabbelende golfslag van de zee] want als je dat niet doet, sta je erbuiten, dan leef je eigenlijk helemaal niet, dan zie je het leven alleen maar aan je voorbijstromen.'
Enter benadrukt het sprookjeskarakter door het motto: een citaat uit de sprookjes van Grimm. Frank laat zich ook door Jessica uit Grimms Märchen voorlezen om zijn Duits te oefenen. Tegelijk onderstreept het motto het voor sprookjes gebruikelijke belang van de moraal van het verhaal door het plot weg te geven. Het komt uit 'De duivel met de drie gouden haren': een veerman klaagt dat hij altijd heen en weer vaart en nooit wordt afgelost, de duivel vertelt hem dat hij de volgende keer dat hij iemand overzet, de stang moet overdragen aan zijn passagier. Dan zal hij vrij zijn.
Zo gebeurt het ook. Jessica is aan het einde bevrijd van haar nauwelijks uitgesproken teleurstellingen in de liefde en het leven. Ze heeft snel een nieuwe vriend, ze vindt na haar promotie een mooie baan. Frank is daarentegen niet meer in staat om van vriendin naar vriendin te fladderen zoals hij altijd deed. Voor het eerst voelt hij zich eenzaam. Enter zou Enter niet zijn als hij niet letterlijk in de tekst het overdragen van de stang zou verwerken. Dat zit hem in de eerste blik die Frank op Jessica werpt: als hij later zichzelf opeens als een ander ziet, beseft hij te zijn veranderd.
Door de inzet van Compassie ben je geneigd de onwaarschijnlijkheid van Franks ambivalente gevoelens te vergeven. Zo veel van Jessica houden en tegelijk haar zo afstotelijk vinden, Enter slaagt er niet in dat aannemelijk te maken. Maar omdat het een sprookje is, maakt dat niet uit. Bovendien is er in Enters vijfde boek weer die verrukkelijke stijl, vol precieze, uitgebreide beschrijvingen die paradoxaal genoeg juist daardoor sterke ontroering oproept. Aan het slot voel je werkelijk compassie voor die onuitstaanbare, maar in feite tragische ijdeltuit.
(Eerder gepubliceerd in Ons Erfdeel 2015/4)

Zie ook:
- Stephan Enters schrijflessen - aflevering 1, aflevering 2, aflevering 3

donderdag 21 januari 2016

Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) opent filiaal naast De Nieuwe Boekhandel (Boekblad)

De Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) opent dit voorjaar een filiaal direct naast De Nieuwe Boekhandel. Beide instellingen gaan samenwerken met onder meer een gezamenlijke programmering.

Het filiaal op de Bos en Lommerweg is voor de OBA de tweede volgens het nieuwe vestigingsbeleid na OBA Linnaeus dat begin volgend jaar openging. Deze vestigingen kenmerken zich 'door de combinatie van een goed zichtbare locatie met een uitnodigende inrichting, ruime openingstijden, een actuele collectie en een aantrekkelijke programmering in samenwerking met lokale partners', aldus het persbericht van de bibliotheek. Voor OBA Linnaeus is dat de 450 meter verderop gelegen Linnaeus Boekhandel.
 Hoe de samenwerking tussen bibliotheek en De Nieuwe Boekhandel vorm gaat krijgen, is nog onderwerp van gesprek. Eigenaar Monique Burger: 'Tot nu toe gingen de gesprekken over de verhuizing zelf. Vrijdag is het huurcontract getekend. Ik ben nu bezig met het opstellen van een lijstje van bestaande evenementen en nieuwe ideeën, dat ik met de bibliotheek ga bespreken. De bibliotheek wordt twee keer zo groot als mijn winkel.  Wij kunnen evenementen organiseren voor 70 mensen, de capaciteit van de bibliotheek is het dubbele. Zonder dat ik de activiteiten wil verplaatsen naar de bibliotheek. Ook wij behouden onze volle agenda. Ook werken wij samen met twaalf basisscholen. De bibliotheek heeft van oudsher ook een sterke band met scholen. Misschien kunnen we die relatie versterken.'
Dat de komst van de bibliotheek voordeel heeft, is voor Burger evident. 'Kijk naar het succes van de OBA op de Linnaeusweg. Het eerste jaar kwamen daar 100.000 mensen. Als de bibliotheek dat aantal hier ook haalt, is dat goed voor de traffic van alle winkels in de straat; en verbetert ook het winkelaanbod. Gezamenlijk kunnen wij een soort boekenplein maken dat alle lezers uit de buurt trekt. Ik heb er ook geen bezwaar tegen om tijdens lezingen 100 in plaats van 50 boeken te verkopen. Ik sta te popelen.'
Dat de bibliotheek in feite niets meer doet dan een aantal boekenkasten neer te zetten en die te vullen met boeken om daarna samen met de buurt de bibliotheek invulling te geven, sluit ook goed aan bij de filosofie van De Nieuwe Boekhandel. Burger heeft dit weekend net een oproep gedaan voor een klantenpanel: een keer per maand wil ze de aangemelde klanten een aantal vragen stellen over het reilen en zeilen van de winkel. Die vragen kunnen over van alles gaan: van het assortiment tot de programmering. Na de nieuwsbrief van zaterdag is het panel nu al voor de helft gevuld. 
Het liefst zou Burger ook een muur doorbreken om een deur tussen boekhandel en bibliotheek te maken. Dat vereist nog overleg met de eigenaar van het pand, maar ze offert er graag twee boekenkasten voor op. 'Wij houden ons allebei bezig met leesbevordering, het is een gouden combinatie.'
Eigenaar Anja Duitsmann van Linnaeus Boekhandel zegt dat de boekhandel met de bibliotheek samenwerkt – 'voor lezingen en allerlei middagen, dat werkt heel prettig'. Dat gebeurt al jaren, dat is niet speciaal geïntensiveerd sinds de opening van het bibliotheekfiliaal. 'We zijn wel heel blij dat de bibliotheek is gebleven en deze vestiging heeft geopend. Het filiaal wordt ook omarmd door de bewoners.' Profiteert Linnaeus Boekhandel daar expliciet van? 'Een bibliotheek in de buurt is altijd goed voor een boekhandel. Vanwege de wervende kracht die daarvan uit gaat.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 12 jan)

Zie ook:

woensdag 20 januari 2016

Lees ik wat iedereen leest? (in 2015)

De top 100 van 2015 is weer bekend gemaakt. Niet eens zo veel: elf titels – maar wel drie uit de top 10. Ook de drie kinderboeken zijn er wel eens meer geweest.

19. De gorgels - Jochem Myjer
45. Boer Boris gaat naar zee - Ted van Lieshout & Philip Hopman
48. De onderwaterzwemmer - P.F. Thomése
77. Rupsje Nooitgenoeg - Eric Carle

Interessant is ook de top 100 meest uitgeleende boeken die dit jaar voor het eerst is samengesteld door de CPNB. Daarvan heb ik er door de overvloed aan thrillers, jeugdboeken en romantische fictie nog minder van gelezen.

28. Hemelen - Marion Pauw
56. Ik kom terug - Adriaan van Dis
82. Boer Boris gaat naar zee - Ted van Lieshout & Philip Hopman
96. Kom hier dat ik u kus - Griet Op de Beeck

Zie ook de lijsten van 201120122013 en 2014.

dinsdag 19 januari 2016

Rechter stelt Haasbeek Herenhof in het gelijk in zaak tegen verzekeraar (Boekblad)

De rechter stelt Haasbeek Herenhof (Alphen aan den Rijn) in het gelijk in de zaak die de boekhandel had aangespannen tegen Reaal. De verzekeraar weigerde uit te keren na de brand in de winkel, inmiddels bijna twee jaar geleden.

De vicepresident van de Haagse rechtbank heeft eigenaars Annelize en Martijn Haasbeek vlak voor kerst laten weten aan dat zij voornemens is in hun voordeel uitspraak te doen. Het vonnis volgt uiterlijk medio februari. Haasbeek had de verzekeraar alsnog een schikking voorgesteld, waarop Reaal – die tot afgelopen vrijdag de tijd had – niet heeft gereageerd. Als de verzekeraar een lagere schadevergoeding had geaccepteerd, was er geen vonnis gekomen en was dus ook hoger beroep niet mogelijk.
De totale schade is iets meer dan een miljoen euro. Het schikkingsvoorstel was ongeveer 75 procent van dat bedrag. Haasbeek: 'Je geeft veel geld weg, maar als de verzekeraar akkoord gaat, kunnen wij er eindelijk een punt achter zetten. Dat is voor ons heel fijn, dat hebben we ervoor over. Met dit bedrag kunnen we in ieder geval alle schulden terugbetalen die we zijn aangegaan om de winkel weer op te starten én te investeren in een deel van het assortiment waar we tot nu toe niet in hebben kunnen investeren. Maar Reaal heeft niet eens de moeite genomen iets te laten horen.'
Haasbeek vindt het vooral verheugend dat hij straks zijn crowdfunders kan terugbetalen. 'Als je geld leent van particulieren – vrienden en relaties – voelt dat toch anders dan wanneer je geld van een bank leent. De druk om het netjes terug te betalen voelt nog groter. Het is een hele opluchting dat we straks kunnen zeggen: "bedankt, jullie hebben ons letterlijk uit de brand geholpen, we zijn zorgvuldig met jullie geld omgegaan."'
Het voordeel voor de verzekeraar om op het schikkingsvoorstel in te gaan was evident: Reaal hoeft minder te betalen én er ontstaat geen jurisprudentie waar rechters zich in toekomstige, vergelijkbare zaken op kunnen en moeten baseren. 'Maar wellicht willen ze er een principezaak van maken', zegt Haasbeek. 'In dat geval zouden ze tot de Hoge Raad kunnen procederen om het vonnis ongedaan te maken. Het voordeel voor ons is wel dat ze moeten betalen als ze in hoger beroep gaan.'
Het conflict draaide om de onderhoudsplicht voor de meterkast, waar de brand is ontstaan. Reaal beweerde dat Haasbeek niet tijdig onderhoud had laten verrichten. Haasbeek toonde daarop aan dat de brand is ontstaan in dat deel van de kast waar niet hij maar het gemeentelijk energiebedrijf verantwoordelijk voor is. Bovendien had hij kort daarvoor een ING servicepunt in de winkel gekregen. Door ING toestemming te geven een gecertificeerde installateur in te huren die na de aanpassingen de elektrische installatie heeft opgeleverd, heeft Haasbeek indirect wel aan zijn onderhoudsplicht voldaan.
De rechter is met beide redeneringen meegegaan. Haasbeek: 'Het bedrijf dat ING had ingehuurd heeft een uitgebreide verklaring afgelegd over hun werkwijze en over het feit dat ze geen onregelmatigheden in onze elektrische installatie hebben aangetroffen. Dat vond de rechter een voldoende verklaring, zodat ze bereid was deze te accepteren als inspectieverklaring.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 11 jan - en bewerkt nadat Reaal niet op de schikking is ingegaan.)

zaterdag 16 januari 2016

Julian Barnes schreef zijn Sjostakovitsj-roman bij het zoemen van een IBM 196c (Knack)

'Een held kun je maar een keer zijn, een lafaard moet je een leven lang elke dag zijn.' Julian Barnes vertelde gisterenavond over zijn nieuwe roman Het tumult van de tijd – die meer is dan een vie romancée van Dmitri Sjostakovitsj.

Het stond niet in de sterren geschreven dat Julian Barnes ooit een roman zou schrijven over een componist. Klassieke muziek trok hem juist aan vanwege zijn eigen abstractie die niets te maken heeft met literatuur. Muziek met woorden – opera, liederen, oratoria – stond hem decennia zelfs tegen. Ook voor de makers toonde hij weinig belangstelling. Hij las geen componistenbiografieën. Tot hij de memoires van Dmitri Sjostakovitsj in handen kreeg. Nooit eerder, begreep hij, 'had zo'n briljante componist op zo'n dagelijkse, levenslange schaal onder druk gestaan van de machthebbers'. Dáár zat een roman in.
De inmiddels 69-jarige Barnes vertelde dit woensdagavond in een afgeladen Vondelkerk in Amsterdam. Hij was voor een bliksembezoek afgereisd om Het tumult van de tijd te presenteren, zijn eerste roman sinds het Booker Prize-winnende Alsof het voorbij is. Hij praatte als echte Brit – met voortdurend kwinkslagen en luchtige anekdotes – vrijelijk over zijn relatie met klassieke muziek en het pessimistische karakter van Sjostakovitsj die daarom de grootste moeite had te voldoen aan de eis van het regime om optimistische, opbouwende muziek te componeren.
Barnes groeide op in een huis zonder muziek. 'We hadden wel een piano in huis. Mijn moeder was ook een goede pianist. Ze had meer dan vijftien jaar piano gestudeerd tot ze – 21, 22 jaar oud – ontdekte dat ze een stuk van Aleksandr Skrjabin niet onder de knie kreeg en ook nooit onder de knie zou krijgen. Ze gaf de piano op en speelde nooit meer. Wel verhuisde de piano altijd met haar mee, meer dan zestig jaar lang nadat ze was gestopt, met bovenop de piano een stapel bladmuziek. Bovenop die stapel lag al die tijd de bladmuziek van dat ene stuk van Skrjabin.'
Zelf heeft Barnes als twintiger klassieke gitaar gespeeld: een maandje, tot hij besefte dat het niets zou worden. 'Ik ben als mijn moeder'. Hij was meer een luisteraar. 'Mijn drie jaar oudere broer raakte geïnteresseerd in klassieke muziek. Zodra hij een bepaalde plaat zat was verkocht hij die aan mij. Mijn eerste plaat was de ouvertures van Tsjaikovski. Sjostakovitsj leerde ik kennen toen ik, achttien jaar oud, zijn vijfde symfonie hoorde in de London Festival Hall. We zaten op de eerste rij. We dachten dat dat de beste plaatsen waren. En toen begon het: enorm heftig. Schitterend, dat vind ik nog steeds.' 
Interviewer Arjan Visser zoomde daarop in op de meest voor de hand liggende manier om Het tumult van de tijd te lezen: als vie romancée van Sjostakovitsj. Wat was dat voor een man? Een lafaard? 'Zo noemde hij zichzelf meerdere malen. Dat moest hij ook zijn. Was hij een held, dan had dat hem zijn leven gekost. Als iets democratisch was in Stalins Rusland was het wel in de straffen voor de bevolking. Maar hij redeneert ergens in het boek dat het moeilijker is om een lafaard te zijn. Een held kun je maar een keer zijn, een lafaard moet je een leven lang elke dag zijn. Die sarcastische kant van hem trekt me ook aan.'
En toch zocht Sjostakovitsj ruimte om de componist te zijn die hij wilde zijn. Barnes: 'Hij componeerde gemakkelijk. Hij kon ook snel filmmuziek en liedjes schrijven – de muziek die het regime wilde dat hij maakte. Daarnaast schreef hij dingen expliciet voor zichzelf, zijn kwartetten met name. En muziek die publiek én privaat was. Daarin zocht hij compromissen, zoals in het slot van de vijfde symfonie. Dat heet de triomf van het socialisme te verklanken, maar het is zo hysterisch dat het als een parodie klinkt. Je hoort de dictator die met stok slaat en roept: "verheug je!" Diep ironisch.'
De interviewer vroeg zelfs: Waarom is Het tumult van de tijd een roman en geen biografie? Barnes legde uit dat een romancier de vrijheid heeft om het leven te interpreteren zoals hij wil. 'In het eerste deel zet ik Sjostakovitsj in 1937 op de overloop. Daar wachtte hij elke nacht tot het regime hem kwam ophalen. Zo hoopte hij te voorkomen dat de geheime dienst ook zijn vrouw en pas geboren kind meenamen. Iedereen vertelt die anekdote over hem, maar toen ik er met zijn biografe over sprak zei die: dat zeiden ze over iedereen in die tijd, er is geen bewijs dat het ook waar is. Een biograaf moet daar rekening mee houden, ik niet.'
Maar er is meer: Barnes zet in zijn roman het conflict tussen kunst en macht superieur op scherp. Het tumult van de tijd – een titel die het beroemde verwijt uit de Pravda echoot dat de componist 'chaos in plaats van muziek' maakte – draait niet voor niets om drie cruciale episodes in Sjostakovitsj' leven waarin hij in aanraking kwam met de macht. Steeds weet hij zich er door geluk en totale zelfontkenning uit te redden. Maar hij weet ook dat 'the noise of time' (zoals de toepasselijker, Engelse titel luidt) zal verstommen terwijl zijn muziek blijft klinken. Muziek die eindelijk zuiver klinkt zonder de associatie met zijn maker.
Helaas werd dat thema in Amsterdam slechts aangestipt. Eerder ging het over de vraag of Barnes zijn roman had gestructureerd als een compositie van Sjostakovitsj. Quod non. 'Je hoort wel eens schrijvers zeggen dat ze muziek maken. Nee. Het ritme en de beweging van proza is fundamenteel anders dan dat van muziek. Ik heb niet eens Sjostakovitsj geluisterd tijdens het schrijven. Ja, de eerste dag: zijn preludes en fugas voor piano. Maar dat hinderde me te veel. Ik heb nog een IBM 196c. Die maakt een heerlijk zoemend geluid. Heel bevredigend, alsof het zegt: ik ben er voor je. Dat was genoeg.'
(Eerder verschenen op Knack.be, 14 jan)

vrijdag 15 januari 2016

Waarom ik niet verder kwam dan pagina 66 in 'Ik zag een man' van Owen Sheers

De eerste zin van deze roman luidt: 'De gebeurtenis die al hun levens veranderde vond plaats op een zaterdagmiddag in juni, vlak nadat Michael Turner – veronderstellend dat het huis van de Nelsons leeg was – via hun achterdeur naar binnen liep.'
Vervolgens lees je in het amper vijf bladzijden tellende eerste hoofdstuk wat Turner doet. Feitelijk niet veel. Er is niemand thuis, terwijl de achterdeur open stond. Ra ra, hoe kan dat? Hij durft het niet te onderzoeken en vertrekt naar zijn schermles. En ondertussen krijg je de nodige achtergrondinformatie: Turner is weduwnaar en dankzij het gezin-Nelson is hij er bovenop gekomen.
Maar wat de belangrijke gebeurtenis precies is? Geen woord. De lezer moet maar doorlezen om erachter te komen.
Als hij daarna de bladzijde omslaat en begint aan hoofdstuk twee, staat er: 'Met Josh had Michael het eerst kennisgemaakt, die avond zeven maanden eerder toen hij verhuisd was naar South Hill Drive.'
O nee, dacht ik meteen, nu krijgen we tientallen pagina's met: wat er allemaal is voorafgegaan. Iedere nieuwsgierigheid naar dé gebeurtenis moet ik zelf proberen levend zien te houden. De schrijver zelf zal die voorlopig niet meer prikkelen. Hij is te druk bezig met opsommen van achtergronden.
En inderdaad, op pagina 66 wist ik weinig meer van Turner en de Nelsons dan wat ik na het eerste hoofdstuk al wist. Ja, Turner is schrijver van literaire non-fictie. Hij heeft in New York gewoond. Zijn vrouw was journaliste. Et cetera et cetera. Maar het is alleen detaillering van wat je al wist, de informatie voegt niets toe.
Zo voelde het in ieder geval.
Dat is nog tot daar aan toe als de auteur, bijvoorbeeld, een schitterende stijl had of de lezer op een andere manier in het leven van zijn hoofdpersoon had gezogen. Helaas is dat niet het geval. Hij slaagt er niet in Turner neer te zetten als een mens van vlees en bloed. Integendeel, hij leek me ontzettend bedacht. Hoe meer ik van hem te weten kwam, hoe minder ik in hem geloofde.

Dus waarom doorlezen? Alleen maar om erachter te komen wat die schokkende gebeurtenis is? Dat kan ik ook wel even googlen, dan kan ik al die vrijgekomen uren tenminste besteden aan het lezen van een goed boek.