woensdag 11 maart 2020

Interview: Hans Boland – 'Wat een abnormaal mooi boek!' (Bibliotheekblad)

Een zo goed mogelijke Nederlandse tekst schrijven. Dat is de eerste opdracht van een vertaler, vindt Hans Boland – en moeilijker dan het lijkt, omdat sommige vertalers elkaar willen bewijzen dat ze hun taal kennen. 'Dat is de kunst van vertalen: de juiste balans vinden.'

Hans Boland denkt er geregeld met plezier aan terug. Aan het einde van zomer liep hij 's avonds over straat. Een jonge twintiger, die stond te morrelen aan zijn fiets, keek hem op zo'n manier aan dat hij zich gedwongen voelde te vragen: 'Kennen wij elkaar?' Waarop de jongen antwoordde: 'U bent toch die vertaler? Ik heb net Anna Karenina gelezen. Wat een abnormaal mooi boek!'
Dáár doet Boland het voor. Gewone lezers overtuigen dat de Russen die hij heeft vertaald – Tolstoi, Poesjkin, Lermontov en anderen – zulke schitterende boeken schreven dat je er helemaal verslingerd aan kunt raken. 'Zelfs een roman in verzen als Jevgeni Onegin van Poesjkin. Mijn neef, helemaal geen lezer, pakte het een keer op een avond uit de kast en las het in één ruk uit.'
Hij bewerkstelligt dat effect door de oorspronkelijke tekst om te zetten in een Nederlands dat je doet vergeten dat het boek eigenlijk in het Russisch is geschreven. 'Iedereen weet dat de verhalen van Tsjechov zich in een ander land en in een andere tijd afspelen. Dat is genoeg. Je moet ook niet worden teruggeworpen door een Nederlands waarin een vreemde taal doorschemert.'
'Authentiek Nederlands' streeft hij na, in tegenstelling tot het Vertalersnederlands dat hij zo vaak aantreft in vertalingen uit het Russisch. 'In het buitenland is het vanzelfsprekend dat een vertaling in de eerste plaats onberispelijk Engels of Duits is. Hier niet. Hier is het alsof je bij de juf of meester de indruk wil wekken dat je weet wat er in de oorspronkelijke tekst staat.'

Het was Anna Achmatova die Boland (1951) als derdejaars student slavistiek tot vertalen aanzette. 'Dát was nog eens echte poëzie, dacht ik. Ik had er voortdurend mijn mond van vol. Maar niemand kende die gedichten. Ze waren tot het einde van de Sovjet-Unie ook taboe in Rusland. Daarom ontstond de wens ze te vertalen: om ze aan mijn vrouw en mijn vrienden te kunnen laten lezen.'
Acht jaar werkte hij aan deze teksten. Meestal tijdens lange fietstochten. 'Ik stopte eerst een gedicht in mijn hoofd: een paar keer lezen, en dan kende ik het. En onderweg dacht ik na: hoe kon ik alle elementen uit het Russisch omzetten in het Nederlands zonder een element toe te voegen of een element weg te laten? Ik wilde dus ook het rijm en metrum overbrengen.'
Dat gold in die tijd als hopeloos gedateerd. 'Rijm? Metrum? Dat was vies en achterhaald', smaalt Boland. 'Je vertaalde de inhoud – of zo nodig alleen de vorm, maar zeker niet allebei. Ik vind vorm en inhoud echter onlosmakelijk met elkaar verbonden. En ik merkte: hoe meer ik die in mijn Nederlandse tekst probeerde te krijgen, hoe preciezer ik ook de inhoud kon overbrengen.'
Na Achmatova wilde Boland nooit meer iets anders dan vertalen – zó verknocht was hij geraakt aan het oppoetsen van alle schoonheid en gruwel die in de rijke klassieke romans aantrof. 'Ik denk nog iedere ochtend als ik opsta: fijn, ik mag weer. Daarom ben ik blij, nu ik de zeventig nader, dat dit werk is dat je op mijn leeftijd net zo intens kan blijven doen.'

Sinds zijn debuut heeft Boland een reputatie opgebouwd als dé vertaler van de klassieke Russische literatuur. Dat komt boven alles vanwege de titels op zijn cv en de kwaliteit van zijn werk, maar ook omdat hij onomwonden kritiek spuit op collega's. Media smullen daarvan. De vertaler zat daarom tot twee keer toe bij verschijning van een nieuwe vertaling bij De Wereld Draait Door.
Boland verwijt zijn collega's te vertalen voor elkaar. Ze willen laten zien dat ze de tekst goed begrepen hebben. 'Dan krijg je zinnen zoals ik in een nieuwe Tsjechov-vertaling vond: "Door de hele kamer loopt van hoek tot hoek een waslijn." Niemand zegt dat zo. Waarom daar niet van maken: "Dwars door de kamer was een waslijn gespannen"?'
Bijna iedereen leest bij zulke zinnen gedachteloos door. Je begrijpt immers wat er staat. 'Maar onbewust werkt het door. Want als je na afloop een boek met zin na zin zulke taal dichtslaat, denk je sceptisch: is dit nou die geweldige Tsjechov? Dan ben je als vertaler toch je doel voorbij geschoten. Het doel zou moeten zijn dat de Nederlandse tekst net zo meeslepend is als het origineel.'
Neem Dostojevski, van wie Boland begin dit jaar de vertaling van Misdaad en straf publiceerde. 'Dostojevski schrijft prachtig Russisch, waarin je wordt meegesleurd als door een lawine, maar in het Nederlands had hij vaak iets onbeholpens. Daarom was hij bij ons ook nooit zo populair als in de rest van de wereld. Hij had gewoon zijn vertaler voor het Nederlands nog niet gevonden.'

Zelf gaat Boland tamelijk ver om een tekst in onberispelijk Nederlands te scheppen. Hij schroomt niet van het origineel af te wijken als dat nodig is. 'In het Russisch kun je in één zin de woorden "maar" en "echter" gebruiken, om een extra klemtoon te leggen. Maar in het Nederlands is dat fout. Stilistisch is het ook lelijk. Dus: weg met dat overbodige "echter".'
Dat levert hem op zijn beurt kritiek op van andere vertalers. Hij geeft als voorbeeld het Russische woord voor 'slank'. 'Ik vertaal dat als 'mager' of 'dun'. Dan zou ik een fout maken. Nee. Ik maak die keuze omdat dát het gevoel is dat Russen hebben bij dat woord. Ikzelf heet in Nederland ook slank, maar in Rusland ben ik zelfs een keer "uitgeteerd" genoemd.'
Ook verbetert hij fouten, schaaft hij kleine stilistische onvolkomenheden glad en gebruikt hij woorden die zijn vaak 19e eeuwse auteurs onmogelijk hadden kunnen gebruiken. Simpele woorden als: oké. 'Ik weet heel goed dat ze dat niet zeiden in 1878, maar als dat beantwoordt aan de bedoeling van de brontekst werkt dat beter dan een zogenaamd letterlijke vertaling.'
Krijgt een 19e eeuwse Russische roman dan geen anachronistische vertaling? 'Zeker niet. Sla Dostojevski of Tolstoi maar open. Het is 's nachts donker op straat. Ze reizen per koets. En zo zijn er nog honderden details waarmee je automatisch in die tijd bent. Natuurlijk moet het ook niet aanvoelen als een hedendaagse historische roman. Maar dat is de kunst van vertalen: de juiste balans vinden.'

Hoe dan ook hebben de meeste mensen geen idee van het werk van de vertaler, merkt Boland. 'In de tijd dat ik aan de universiteit werkte, hadden we een bolletjestypemachine van IBM, waarop ook het cyrillisch alfabet zat. Soms meldde zich dan iemand: of wij een tekst even in het Russisch konden vertalen? Alsof we de Nederlandse tekst tikten en er Russisch uitkwam!'
En waarschijnlijk denken in wezen veel mensen nog steeds zo. 'Tot je hen vertelt wat vertalen eigenlijk is. Ik geef vaak lezingen aan leken. Voor je het weet, hangen ze aan je lippen – totaal gefascineerd. Dat komt omdat vertalen gaat over taal. Iedereen gebruikt taal. Zonder zouden we niet kunnen leven. Taal is als zuurstof. En daarom is iedereen onbewust geïnteresseerd in vertalen.'
Eigenlijk zouden daarom meer vertalers lezingen over hun werk moeten geven – bijvoorbeeld in de openbare bibliotheek, die hun werk vaak uitgebreider en langer aanbieden. 'Vertalers zijn erg gedreven. Maar vertalen is ook nog meer dan schrijven een solitaire bezigheid, en dat trekt al gauw wat mensenschuwe types aan. Zet er vijf bij elkaar in een colloquium en er komt nog bijna niets uit.'
En dus zal het grote belang van vertalen wellicht altijd onzichtbaar blijven. 'Vertalers zijn nu eenmaal de postpaarden van de beschaving, zei Poesjkin. Zo vanzelfsprekend dat je nooit over ze nadenkt, maar van essentieel belang voor het functioneren van de maatschappij. Iets wat de computer nu is. Daarom heeft het mij altijd het gevoel gegeven bijzonder werk te doen.'
En als dan af en toe iemand zegt dat dat leidt tot 'abnormaal mooie boeken' in het Nederlands, is dat genoeg.
(Eerder verschenen in Bibliotheekblad, november 2019)

zondag 8 maart 2020

Interview: Mark Beumer en Francien Schuursma van De Bezige Bij (Boekblad)

In het kroonjaar staat De Bezige Bij er goed voor. Het bedrijfsproces is op orde gebracht. Chequebook publishing is vaarwel gezegd. Er zijn tal van vernieuwingen gelanceerd. En de schrijvers stromen weer toe.

De Bezige Bij vierde dit najaar haar 75ste verjaardag. Meer dan welke jubilerende uitgeverij ook stond ‘de Bij’ stil bij de literaire hoogtepunten uit het glorieuze verleden. Er verscheen een driedubbelelpee met opnames van alle dichters die de uitgeverij ooit heeft gepubliceerd. Er kwam een reeks in linnen gebonden klassiekers met uit elke kwarteeuw een novelle: Het behouden huis van Willem Frederik Hermans, De elementen van Harry Mulisch en Zijde van Alessandro Baricco. En er was een box met 75 ansichtkaarten van iconische omslagen: van De avonden van – toen nog – Simon van het Reve tot De acht bergen van Paolo Cognetti.
Natuurlijk vergat de uitgeverij het heden en de toekomst niet. Er stonden ook hedendaagse dichters op de elpee. Alma Mathijsen leverde met Ik wil geen hond zijn de novelle voor de komende kwarteeuw. Maar de link met het verleden was nooit ver. Dat blijkt het best uit de festiviteiten van deze maand. De Bezige Bij onthulde een nieuwe rijmprent van Ramsey Nasr, waarin hij de waarden van De achttien dooden – het gedicht van Jan Campert waarmee het in 1944 allemaal begon – relevant voor het heden maakt. En op het grote jubileumfeest gingen, net als in 1969 en 2004, 129 auteurs en 41 'Bezige Bijen' opnieuw op de foto in de bibliotheek van het Rijksmuseum, dit keer vastgelegd door de Vlaamse topfotograaf Stephan Vanfleteren.
Is De Bezige Bij daarmee een uitgeverij die te veel in het verleden blijft hangen? Toch niet. Eerst keerde een hernieuwde rust terug na een woelige periode halverwege dit decennium, die werd gekenmerkt door enkele verliesgevende jaren en twee directeuren die kort na elkaar wegens gezondheidsklachten hun werk moesten neerleggen. Daarna nam de uitgeverij onder leiding van directeur Mark Beumer (aangetreden in mei 2018) en uitgever Francien Schuursma (aangetreden in februari 2017) een reeks opvallende nieuwe initiatieven: van rechtenbureau Bee Rights tot een abonnement op literaire romans in samenwerking met de Triple A-boekhandels.

Hoe komt het dat De Bezige Bij zich zó bewust is van het verleden?
MB: 'Dat komt natuurlijk door onze verzetsgeschiedenis. Iedereen hier is daarvan doordesemd. We zitten ook al sinds 1945 in dit pand aan de Van Miereveldstraat. We leven iedere dag midden in die roemruchte geschiedenis. Dan werk je bijna vanzelf vanuit een traditie. En je moet niet vergeten dat wij veel beeldbepalende schrijvers hebben gepubliceerd die een ongelooflijk belangrijke stem in de naoorlogse literaire wereld hadden – en nu nog steeds hebben. Dan wil je dat laten zien. Iedere uitgeverij viert een jubileum op een manier die bij haar past.'
FS: 'Ook de unieke relatie van De Bezige Bij met haar schrijvers speelt een rol. Ons pand is eigendom van de schrijvers – een overblijfsel uit de tijd dat de uitgeverij een coöperatie was. Wij betalen daardoor huur aan onze eigen schrijvers. Welke uitgeverij kan dat zeggen? Wij vragen ook bij onze Schrijversvereniging subsidies aan: voor bijzondere essayistiek, voor alle poëzie, voor bijzondere uitgaven zoals de poëzieplaat. En we betrekken hen bij het reilen en zeilen van de uitgeverij: we vergaderen om de vier maanden met het bestuur. Door die relatie voelt dit huis voor schrijvers echt als een tweede thuis – van Remco Campert, die hier al komt sinds de jaren veertig, tot schrijvers die we sinds kort uitgeven.'

Om die reden kon het jubileum ook niet anders dan in eigen huis worden gevierd?
MB: 'Absoluut. Ondanks alle gedoe waarmee dat gepaard gaat. Er moesten twee verdiepingen helemaal worden leeggeruimd. We hadden daar zelfs een verhuisbedrijf voor nodig. Mensen konden twee dagen niet op hun werkplek zitten. Velen hebben ook hard meegewerkt aan de opbouw van het feest: iedere kamer had een ander thema. Maar het feest kón alleen maar hier plaatsvinden.'

Hoe heeft De Bezige Bij na de onrust in 2016 de weg omhoog gevonden?
MB: 'Dat is heel simpel. Door gezamenlijk na te denken over vragen als: wat gaat er goed? Wat kan beter? We hebben daarbij, nog onder leiding van Johan de Koning, besloten minder titels uit te geven: geen 250 maar 150 boeken per jaar, zodat we meer aandacht hebben voor alle facetten van het uitgeefproces. Tegelijk hebben we nagedacht over de komende jaren. Waar liggen kansen? Zo zijn er een aantal initiatieven ontplooid, puur omdat collega's een goed idee hadden waarvoor wij ruimte hebben gemaakt. Bee Rights, het agentschap van onze rechtenmanagers Marijke Nagtegaal en Uta Matten, is daarvan een goed voorbeeld. Maar ook maken we nu ieder jaar een echt luxe boek in samenwerking met Uitgeverij JEA, zoals dit jaar Het geheim van Marten Toonder, in een gelimiteerde oplage van 1500 exemplaren. De winkelprijs is 300 euro, maar het gaat als een malle.'
FS: 'Ik zie vooral de keuze om compacter te worden als een heel belangrijk gegeven in het succes van de uitgeverij. Met 150 titels per jaar zijn wij aan de ene kant groot genoeg om bij wijze van spreken als eerste bij Libris aan tafel te zitten. En tegelijk zijn we klein genoeg om de intimiteit van een literaire uitgeverij te waarborgen.'
MB: 'We hebben in die eerste fase ook ons hele uitgeefbeleid tegen het licht gehouden: het volledige proces vanaf het moment dat een auteur gaat zitten met een redacteur tot het moment dat het boek verschijnt. Welke systemen gebruiken we? Welke processen? Wat doen de mensen? Daarmee kun je altijd je brutomarge verbeteren. Altijd. Je kunt bijvoorbeeld geld verdienen door ervoor te zorgen dat je een drukproef op tijd bij de drukker aanlevert. Het is zo simpel. En zo zijn er legio voorbeelden te geven van op zichzelf kleine dingen die het verschil maken.'

De organisatie is ook afgeslankt?
MB: 'Toen ik zeven jaar geleden hier begon, had De Bezige Bij 60 man in dienst. Nu hebben we 35 tot 40 medewerkers. Een substantieel verschil.'
FS: 'Op deze schaal kun je snel dingen in gang zetten. Dat gebeurt letterlijk in een paar dagen. Iemand heeft een goed idee – of dat nu de jongste redacteur is of iemand op de rechtenafdeling. Wij zeggen: dat gaan we doen. We roepen er mensen bij die het idee handen en voeten kunnen geven. En dan ben je vertrokken. De mensen blijven ook eigenaar van het idee. Ze mogen het brengen tot waar ze het maar willen brengen. Zij mogen daarvoor het podium op, dat hoeven Mark of ik niet te doen. Daarom presenteerde Merijn Hollestelle tijdens ons Dichtersbal de poëzieplaat. Daarom krijgt Anne van den Heuvel alle credits voor Bee Speakers. Dat werkt heel stimulerend. En dat merk je onmiddellijk terug in de sfeer en in het elan van de uitgeverij.' 

Wat zijn jullie minder gaan doen?
FS: 'We zijn gestopt met een aantal imprints. Oog & Blik, Balans, Voetbal International, Ludion, Lido – het zat allemaal bij ons in huis. Onze catalogus was een pizzadoos met vijftien boekjes. Nu beperken we ons tot drie fondsen, en tot drie boekjes: De Bezige Bij, Cargo en Thomas Rap. En ook daarbinnen hebben we gekeken of we niet minder kunnen doen. We geven nu circa 90 titels per jaar uit bij De Bezige Bij, 30 bij Cargo en 30 bij Thomas Rap, al zijn die aantallen niet in beton gegoten. En wát we doen – dat is natuurlijk de crux – moeten we heel goed kiezen. Dat durven we beter dan vroeger.'

Hebben jullie binnen deze fondsen andere accenten gelegd?
MB: 'Nee. We hebben niet specifiek gekozen voor minder vertaald of meer non-fictie. Kijk naar onze grootste bestsellers: vorig jaar Cognetti en Harari, dit jaar Buwalda en Van Loo. Allemaal heel verschillende soorten boeken. We hebben alleen de lat hoger gelegd. We kijken daarbij natuurlijk wel naar de mix: naast poëzie moeten titels staan die commercieel werken. Maar ook aan poëzie willen we geld verdienen. Dat betekent dat we ook voor die uitgaven heel goed kijken hoe we het bereik ervan zo groot mogelijk kunnen maken. En omdat we minder titels uitgeven, is daar ook tijd en ruimte voor.'

De trend om minder titels uit te geven is wel voorbij, begreep ik. Want: het totaal aantal titels op de markt wordt niet minder, dus een uitgeverij geeft er te veel omzet voor op.
MB: 'Het is de vraag: wil je minder omzet maar een beter rendement, of meer omzet en onder aan de streep verlies maken? Wij hebben bewust gekozen voor kwaliteit boven kwantiteit. We geloven niet meer in een schot hagel. In het verleden hebben we soms enorme omzetten gemaakt en toch dik verlies geleden. Nu is de omzet lager, maar het rendement positief. We maken in 2019 voor het derde jaar op rij winst, iets waar ook Thomas Rap onder aanvoering van uitgever Arend Hosman een belangrijke bijdrage aan leverde.'
FS: 'Deze strategie heeft ook een ongelooflijke uitwerking gehad op het team. Dat moet je niet onderschatten. Wij waren lange tijd te scheutig met voorschotten. Het geeft een beklemmend gevoel als je dat soort lasten en risico's meedraagt. Er waren te veel titels waarvan je bij wijze van spreken iedere dag dacht: we moeten het voorschot terugverdienen! Zeker als je twijfels hebt bij de hoogte van het voorschot. Door afscheid te nemen van chequebook publishing hebben we een rust herwonnen om ons te concentreren op waar het eigenlijk om gaat: een zo goed mogelijk boek maken. En creatief te zijn. En dat maakt weer dat de beste mensen hier willen werken, niet alleen op de redactie, maar ook op alle andere afdelingen in huis.' 

Waar leidt dat toe?
FS: 'Iedere uitgeverij van deze omvang heeft elk jaar één of twee titels nodig waarvan de verkoop door het dak gaat. Dat geeft een noodzakelijk fundament. De afgelopen drie jaar hadden wij die gelukkig, dit jaar hadden we er zelfs twee. Door de herwonnen vrijheid heb ik alle vertrouwen dat we ook de komende jaren die bestsellers zullen hebben, sterker nog: dat weet ik vrij zeker. Wij zijn gezegend met de allerbeste auteurs van Nederland, en er is de energie om zelf met goede boekideeën te komen. Daarin kun je je als uitgeverij onderscheiden. Een mooi voorbeeld is de geschiedenis van Suriname à la David Van Reybroucks boeken over Congo en volgend jaar Indonesië. Wij vonden dat die er moest komen. Welke auteur kan dat verhaal van binnenuit, met empathie en met een literaire pen, schrijven? Uiteindelijk hebben we daarvoor Karin Amatmoekrim gevraagd, en die heeft daar gelukkig ja op gezegd. De onderlinge samenwerking tussen de verschillende redacties is heel stimulerend, iedereen heeft zijn eigen expertise, maar de uitwisseling van dit soort goede ideeën stroomt volop.' 
MB: 'Overigens kunnen we ook in een jaar zonder een titel waarvan meer dan 100.000 exemplaren zijn verkocht een hartstikke mooi resultaat halen. Waarom? Omdat ook de backlist in de breedte goed verkoopt en blijft verkopen. Dat is belangrijk in een tijd waarin je minder hoge aantallen per titel verkoopt, maar wel – mede door de btw-verhoging – eindelijk de barrière van 20 euro is geslecht en de gemiddelde verkoopprijs per boek is gestegen. Wij lopen voorop in prijsverhogingen omdat we vinden dat onze boeken dat waard zijn. Met de drie fondsen als stabiele driepoot hebben we zo een basis gelegd voor een gezonde bedrijfsvoering. En dat in korte tijd, daar mogen we trots op zijn.'

Betekent het einde van chequebook publishing dat er nu titels aan jullie neus voorbijgaan?
FS: 'We merken dat agenten De Bezige Bij gelukkig nog steeds zien als een goede uitgeverij om een boek bij onder te brengen, en met hoofdredacteuren als Peter van der Zwaag en Haye Koningsveld hebben we mensen in huis die dankzij hun geweldige internationale netwerk belangrijke boeken voor dit huis weten binnen te halen. We zijn ook nog steeds bereid het bedrag neer te leggen dat een titel waard is. We hebben een ervaren team dat heel goed kan inschatten wat een boek op de Nederlandse markt kan doen. We laten ons alleen niet meer gek maken. We hebben daarom de nieuwe Thomas Piketty aan ons voorbij laten gaan. Wij hadden een mooi bod neergelegd, vonden wij, waarbij we rekening hielden met de grote investering aan vertaalkosten. De agent ging niet akkoord. Prima, dan niet, even goede vrienden.'

Het is wel ironisch dat Peter Buwalda, een van dé succesauteurs van 2019, ooit binnen is gekomen omdat Robbert Ammerlaan tien jaar geleden een enorm voorschot neerlegde voor een auteur zonder – toen nog – enige reputatie.
FS: 'Maar dat ging niet om tegen elkaar opbieden in een veiling. Dat is een auteur de ruimte bieden om een boek voor ons te maken. En dát doen we nog steeds. Je kunt hooguit zeggen dat we daar kritischer of realistischer in zijn geworden, maar wat we betalen is nog steeds een bedrag dat hen alleszins in staat stelt om aan hun boek te werken. Bevlogen nuchterheid, daar gaat het om: lef tonen, maar ook realistisch zijn.'

Welke nieuwe activiteit beschouwen jullie als de belangrijkste?
FS: 'Het is én én én. Audioboeken, Bee Rights én Bee Speakers. Aan de basis van al deze nieuwe initiatieven ligt natuurlijk de kwaliteit van onze redactie. Voor de Nederlandstalige literatuur van de Bij werken uitzonderlijke hoofdredacteuren als Suzanne Holtzer en Katrijn van Hauwermeiren, en daarnaast hebben we drie heel goede fulltime bureauredacteuren in huis. Dat zijn mensen die het verschil maken. Auteurs die nieuw bij ons zijn, kijken daar echt van op: hoe zorgvuldig en intens wij naar ieder manuscript kijken. Daarom willen we ook altijd de volledige exploitatie van alle nevenrechten in een contract, omdat we vinden dat we, met zo’n sterke rechtenafdeling, die redactionele inspanningen ten volle moeten kunnen terugverdienen.

Betalen de vernieuwingen zich uit?
MB: 'Dat is nog te vroeg. Bee Speakers is net opgericht, overigens met digitale ondersteuning van Schwung, de innovatieclub van WPG. Bee Rights is een jaar geleden van start gegaan, maar de eerste resultaten zijn veelbelovend. De eerste titels van auteurs die wij niet zelf in Nederland uitgeven – waarvoor het bureau juist is opgezet – zijn net verschenen: de nieuwe boeken van Dimitri Verhulst en Geert Mak. De vertaalrechten van Mak zijn nu inmiddels aan meer dan tien landen verkocht. Audioboeken vormen duidelijk een groeimarkt. Onze omzet daarin is in een jaar meer dan verdrievoudigd: van 80.000 naar 275.000 euro. We hebben natuurlijk een backlist die zich er prachtig voor leent om in deze vorm te worden geëxploiteerd. We investeren er daarom fors in: door een collega ervoor vrij te maken, door rechten terug te halen van bepaalde auteurs. Volgend jaar willen we 180 titels in audiovorm leverbaar hebben. En dat is nóg weinig, als je bedenkt dat we 2100 leverbare e-boeken hebben.'

Hoe succesvol is het literaire boekenabonnement?
MB: 'Van tevoren werden we warm gemaakt door grote verwachtingen. Dat valt tegen. We halen slechts een vijfde van wat we hadden ingeschat. Ons hoofd verkoop Erik Dasselaar is druk in overleg met de Triple A-winkels: gaan we ermee stoppen? Of kan het op punten beter? De mensen die een abonnement hebben aangeschaft zijn zeer tevreden. Ze vinden het er prachtig uitzien en zijn enthousiast over de keuze voor Cees Nooteboom, Robert Seethaler en Roberto Camurri. Het bereik moet alleen groter. In 2020 gaan we er zeker mee door, omdat we nog kansen zien. Bij winkels die hun klanten goed kennen, gaat het beter dan bij winkels waar het iets anoniemer is. Ook kunnen we zelf meer doen om het abonnement actiever onder de aandacht te brengen. En lukt het dan nog niet? Dan zijn we pragmatisch genoeg om ermee te stoppen. Het is all in the game.'

Maar vooralsnog betalen de vernieuwingen zich uit. Ik hoor al enkele jaren nauwelijks meer over auteurs die De Bezige Bij verlaten.
FS: 'Ze komen eerlijk gezegd vooral náár ons toe: Peter Middendorp, Joris van Casteren, Ronald Giphart, Maarten Asscher, Coen Simon. Hoewel we daar natuurlijk prudent mee omgaan, is het zeker een teken dat ze denken dat wij weer het verschil kunnen maken.’
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, dec 2019)

donderdag 5 maart 2020

Recensie: Matilda Gustavsson, 'Het bolwerk' (Athenaeum)

Het gesloten fort waarbinnen men zich onaantastbaar waant

Waarom kon Jean-Claude Arnault zo lang vrouwen misbruiken? En waarom sleepte de cultuurpaus bijna de Zweedse Academie mee in zijn val? In Het bolwerk zet Matilda Gustavsson helder en slim het gecompliceerde #MeToo-verhaal rond de Nobelprijs voor de literatuur uiteen.

Jean-Claude Arnault is – helaas – geen uitzondering. De artistiek leider van Forum, hét culturele podium van Stockholm, vergreep zich decennialang aan vrouwen. Jonge stagiaires, optredende artiesten of domweg bezoeksters op wie de geboren Fransman zijn oog had laten vallen. Hij zette alle manipulatietechnieken in om zijn seksuele lust door te drijven. Anders drogeerde hij zijn slachtoffers wel. Het is walgelijk en misdadig. Maar hij was niet slechter dan die andere mannen die zich onaantastbaar waanden en die in de nasleep van #MeToo ten val werden gebracht.
Dat deze verkrachter in een uithoek van Europa desondanks de wereldpers haalde, dankte hij aan zijn voornaamste subsidiegever: de Zweedse Academie, waar zijn echtgenote – de dichteres Katarina Frostenson – al een kwart eeuw lid van was. Omdat deze eerbiedwaardige instelling, in 1786 door koning Gustaaf III opgericht om 'de zuiverheid, kracht en verhevenheid van de Zweedse taal' te bewaken, de Nobelprijs voor literatuur toekent, zijn alle ogen van de wereld op de instelling gericht zodra er een schandaal uitbreekt.

De opgeschorte prijs

En schandaal was er. Toen Arnault in november 2017 publiekelijk werd beschuldigd, kon de Zweedse Academie – die Forum ook subsidies had verstrekt – niet anders dan bij zichzelf te rade gaan. Wat wisten wij? Zijn we de fout ingegaan? Wat betekent dit voor de toekomst? De discussie daarover leidde tot intern conflict. Een handvol leden, ooit voor het leven benoemd, stapte woedend op. En toen de Academie conclusies had getrokken, bleken die zo onbevredigend voor de Nobelstichting, dat die daarop besloot de uitreiking van 's werelds prestigieuste literaire prijs op te schorten.
 De affaire-Arnault kwam aan het licht dankzij de destijds 30-jarige journaliste Matilda Gustavsson, verbonden aan de cultuurredactie van Dagens Nyheter. Aangespoord door de berichtgeving over filmproducent Harvey Weinstein, waarmee seksueel geweld tegen vrouwen voor het eerst prominent op de journalistieke agenda belandde, besloot ze enkele geruchten uit de Zweedse culturele wereld na te trekken. Dat onderzoek nam al gauw ongekende proporties aan. Uiteindelijk vond ze achttien vrouwen bereid tegen Arnault te getuigen.

Niet voor niets

In Het bolwerk heeft Gustavsson nauwgezet verslag gedaan van haar onderzoek. Ze beschrijft hoe #MeToo haar aan het denken heeft gezet , het eerste contact met de slachtoffers, de gevoelens van ongemak om onbekenden zulke emotionele vragen te stellen, de angst als ze een vernissage bij Forum bezoekt. En zo door tot aan de publicatie, gevolgd door de opluchting als blijkt dat de vrouwen worden geloofd en het nieuws daadwerkelijk opschudding veroorzaakt. Het was allemaal niet voor niets geweest.
Gustavsson heeft dat verhaal buitengewoon goed verpakt. Ze bouwt haar verhaal zorgvuldig op, zonder het risico te lopen de lezer te vervelen met nog een keer een soortgelijk verhaal van het volgende slachtoffer. Ze reflecteert op de betekenis van de affaire en haar eigen rol daarin. Ze slaat nergens een veroordelende toon aan, maar blijft nuchter en helder – ook als ze aantoont dat Arnault en Frostenson subsidies verduisterden en kunstwerken stalen. En ze plaatst Arnault en zijn entourage in een duidelijk verband, zodat ook wie weinig afweet van de Zweedse literaire wereld hem goed kan plaatsen.

De club

Toch is het #MeToo-verhaal in wezen het minst interessante aspect van het boek, dat slechts enkele maanden na de publicatie in Zweden al in vertaling uitkomt. Zoals gezegd: het verhaal van Arnault onderscheidt zich op hoofdlijnen niet van dat van Weinstein, comedian Bill Cosby of tv-baas Roger Ailes. Hij was de zoveelste man die zijn macht, zijn invloed en het aura van de culturele wereld inzette om ambitieuze, vaak onzekere jongere vrouwen te misbruiken én daarna het stilzwijgen op te leggen.
Gustavsson lijkt zich daarvan bewust te zijn geweest. Kijk naar de titel: Het bolwerk verwijst niet naar Arnault als individuele misdadiger, maar direct naar de Zweedse Academie. Het zet de instelling neer als een gesloten fort waarbinnen iedereen kan doen waar hij zich gemachtigd toe voelt. In het Zweeds werkt het nog beter: Klubben – ofwel 'De club'. Die titel verwijst niet alleen naar de Academie, maar breder naar het informele netwerk van de culturele jetset die onderling sterk bevriend was en geneigd was af te geven op de buitenwereld. Ook die context verschafte Arnault een vrijbrief. Die 'clubcultuur' laten zien is het belangrijkste.

De burgerlijke buitenwereld

Zelf heeft Gustavsson weinig te maken gehad met de nasleep. Het follow up-nieuws werd verzorgd door collega's. Ze had alleen sporadisch contact met toenmalig permanent secretaris van de Zweedse Academie Sara Danius. Later heeft ze, vermoedelijk speciaal voor dit boek, enkele Academieleden geïnterviewd – zoals de schrijver Horace Engdahl, die vanwege zijn meer dan dertig jaar durende gevoelens van vriendschap voor Arnault en Frostenson tot in het absurde blijft geloven in hun onschuld. Het zou allemaal een complot zijn van de burgerlijke buitenwereld die het niet heeft op 'opvallende' mensen.
 Gustavsson heeft wel zo goed mogelijk het conflict binnen de Academie uit de doeken gedaan. En vooral: waarom de leden Arnault niet eensluidend veroordeelden. Daarin zit de grootste meerwaarde van Het bolwerk in de kleine hausse aan journalistieke #MeToo-boeken. Ze slaagt erin de kaders bloot te leggen die misbruik mogelijk maken. Niet alleen seksueel, ook financieel. De Zweedse Academie hoeft traditioneel als koninklijke instelling geen verantwoording af te leggen over de honderdduizenden kronen die het jaarlijkse uitdeelt. En dat in een sector waar, nog meer dan in Nederland, niemand geld heeft.
Dat zet je toch aan het denken.

(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl) 

dinsdag 3 maart 2020

Interview Jannes Hessels: Royal Jongbloed zoekt verbreding (Boekblad)

Verbreden – dat is het kernwoord van de uitdaging waar de uitgeverijtak van Royal Jongbloed voor staat. De grafische tak wil zich nadrukkelijker richten op premium producten. 'Met de indeling van heldere fondsen, de investering in een goed team én een scherpere keuze hebben we een paar mooie successen behaald die ons op weg helpen naar een nog betere positie in de markt', aldus directeur Jannes Hessels.

Uitgeverij/drukkerij Royal Jongbloed in Heerenveen stelde een jaar geleden Jannes Hessels aan als algemeen directeur. De benoeming was bedoeld als sluitstuk van een roerige periode, zoals het destijds in het persbericht heette. Na de fase die werd gekenmerkt door het vertrek van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) als partner en een reeks veranderingen in de top van het bedrijf, ging de oud-directeur van Edu'Actief en voormalig chief information officer van Infinitas Learning energiek aan de slag met het uitwerken en implementeren van een nieuwe strategie. Zo hoopt Royal Jongbloed opnieuw te kunnen groeien. Het bedrijf doet dat onder meer door zich niet langer exclusief te richten op de christelijke markt, die al jaren krimpt – in 2019 met 6%.

Hoe bent u bij Royal Jongbloed terechtgekomen?
'Ik werd geattendeerd op de functie. Ik was in 2018 kort voor de zomer gestopt bij Infinitas Learning. Ik had genoten van mijn vrije tijd, rondgereisd ook, en toen ik hoorde dat Royal Jongbloed op zoek was naar een CEO, heb ik een mailtje gestuurd naar het wervingsbureau met de vraag naar meer informatie. Ik kende het bedrijf toen een beetje. Als directeur van Edu'Actief was ik een keer naar Heerenveen gekomen om te praten over mogelijke samenwerking op educatief vlak. Het leek mij een goede nieuwe stap in mijn carrière.'

Waarom?
'Vier redenen. Royal Jongbloed is een prachtig bedrijf: door zijn rijke historie, de bijzondere producten die wij maken, en de combinatie van uitgeverij en drukkerij. Waar zie je dat nog? Ook is het een nichebedrijf: er zijn maar weinig bedrijven in de wereld die net als wij zijn gespecialiseerd in dundruk, en dan werken wij het ook helemaal af. Ieder product verlaat volledig gereed het bedrijf. Dat spreekt mij zeer aan. Ten derde vind ik de combinatie lokaal en internationaal interessant. Als uitgeverij werken wij 100% voor Nederland, maar in het grafisch bedrijf gaat 90% naar het buitenland. Tot slot zochten ze iemand die, zoals ik het noem, een Royal Jongbloed 2.0 kon definiëren voor de komende jaren. Dingen veranderen, dat heeft me altijd geboeid.'

Bij een bedrijf als dit is natuurlijk ook altijd de vraag: wat heeft u met het christelijke karakter ervan?
'Dat was niet de eerste vraag aan mij. Maar wel de eerste vraag van mij aan hen. Ik ben namelijk christelijk opgevoed maar op dit moment niet praktiserend christen. Dus ik zei meteen: "Is dat een knock-out criterium?" Zo ja, dan waren we snel klaar met het gesprek, dan werd ik hier geen directeur. Maar dat bleek niet echt een issue te zijn. Nu ik hier een jaar werk, snap ik ook waarom. Er werken hier veel mensen die inhoudelijk alles van de producten en de markt weten. Mensen die bijvoorbeeld de reformatorische gebruiken en manier van praten herkennen omdat ze zelf tot de reformatorische gezindte behoren. Ik heb daar niets aan toe te voegen. Maar wat ík kan, is leiding geven aan de stappen die dit bedrijf moet zetten: bedrijfsmatig, strategisch, wellicht ook cultuurtechnisch. Die taakverdeling werkt goed.'

Ik kan me voorstellen dat sommige klanten er wel een probleem mee hebben.
'Ik spreek ook klanten, ja. En er zitten er zeker tussen voor wie dat belangrijk is. Ik ben er altijd open over. Dat kan ook niet anders, ik kan me niet anders voordoen dan ik ben. Maar ik zeg er bij: uw contactpersoon of uitgever is wel gelovig, dus dat aspect is gewaarborgd binnen onze organisatie. Ik ben hier voor andere dingen. Dat heeft tot nu toe geen enkel probleem opgeleverd.'

Wat voor bedrijf trof u bij uw komst aan?
'Er was weer rust. Iedere directeur in de afgelopen jaren had zijn eigen ideeën geformuleerd en daar ook besluiten over genomen, maar het was nooit 100% uitgevoerd – en dat in een wereld waarin de ontwikkelingen zo snel gaan dat je zelf ook moet blijven ontwikkelen, anders kachel je gewoon achteruit. Royal Jongbloed kénde ook een aantal verlieslatende jaren. Maar de interim-directeur had samen met het managementteam en anderen een strategie vastgesteld, waarmee na een aantal jaren van te veel wisselingen op directie- en managementniveau stabiliteit, rust en focus te creëren.'

Kon u zelf ook richting geven aan de verandering van het bedrijf?
'Uiteraard. Dat een strategie was vastgesteld wilde niet zeggen dat ik daar niets van mocht vinden. Integendeel, ik kreeg de vrije hand van de aandeelhouders en raad van commissarissen om daar mijn mening over te geven. Dat is ook logisch.'

En?
'In grote lijnen was ik het ermee eens. Ik heb de strategie hier en daar bijgeschaafd en sommige dingen anders gepositioneerd. En – belangrijk – ik heb hem daarna vastgezet, zodat we hem kunnen uitrollen. 2019 was daarin het jaar van de focus: Wat doen we wel? Wat niet meer? Ook concentreerden we ons op dingen als: professionaliseren, het implementeren van een nieuw contentmanagementsysteem, efficiënter werken. 2020 wordt het jaar van de groei: de zaadjes die we hebben geplant, moeten tot bloei komen. En 2021 wordt het jaar van verdere uitbouw en consolidatie.'

Wat is de strategie – te beginnen bij de uitgeverij?
'Wij hebben een helder portfolio gedefinieerd, waarin de verschillende gezindten in kerkelijk Nederland zich goed herkennen. We hadden eerst een – voor een in wezen niet zo grote uitgeverij – nogal complexe en onduidelijke indeling in clusters, waar de verschillende Bijbeluitgaven doorheen gingen. We hebben nu een indeling in fondsen, die allemaal een duidelijke kleur hebben. En op al die fondsen hebben we een portfolioanalyse gedaan. Tegelijk hebben we hier en daar mensen verschoven, die ook zelf vonden dat ze op hun nieuwe plek beter tot hun recht komen.'

Wat zijn de verschillende fondsen?
'Groen is voor de reformatorische markt, waarin alle soorten uitgaven zitten. Waarom? Omdat deze markt heel herkenbaar is, ook voor de doelgroep zelf. Ark Media is, na de overname in 2017, voor de evangelische markt. Dit fonds richt zich met name op geloofsbeleving: vertaalde boeken uit Amerika, dagboeken, kinderbijbels en wat je 'religieuze zelfhulptitels' zou kunnen nemen. Het derde fonds is Sestra, waar romans, bijbelstudieboeken en dagboeken en twee magazine in zitten die specifiek voor vrouwen tussen de 25 en 45 worden gemaakt. Dat is een algemeen christelijk fonds. Daarnaast hebben we het kinderboekenfonds Columbus – ook algemeen christelijk. En een apart Bijbelfonds: Royal Jongbloed.'

Wat kwam er uit de portfolioanalyse?
'Dat we te veel producten maken. Juist omdat we kleine markten bedienen, krijg je al gauw de neiging om heel veel uit te brengen. Om zo maar een zekere omzet te behalen. Maar dan verliest je portfolio aan scherpte en kwaliteit. Met 220 tot 230 nieuwe titels per jaar zitten we nu nog steeds aan de hoge kant, maar dat komt omdat we vrij veel fondsen hebben en ieder fonds een zekere omvang nodig heeft en steeds vernieuwd moet worden. Wel kiezen we scherper en spelen we beter in op actuele thema's.'

Helpt deze inkrimping voor het behoud van de marktpositie binnen de christelijke markt?
'Ik denk dat wij na KokBoekencentrum een goede nummer 2 zijn. KokBoekencentrum – goed in theologie en romans – heeft de naam, de bekendheid, met VBK een groot concern achter zich. Achter ons komen De Banier en Den Hertog en daarna een heleboel kleinere uitgeverijen, zoals De Vuurbaak. Ik denk dat wij met de indeling voor heldere fondsen, de investering in een goed team én de scherpere keuze een paar mooie successen hebben behaald die ons op weg helpen naar een nog betere positie in de markt.'

Wat voor successen?
'De Zij Lacht Bijbel. Wij werken daarvoor samen met Liza de Jonge, een ondernemende dame van begin twintig die een hele online community achter zich heeft. In maart 2018 verscheen de eerste druk, inmiddels zijn we drie drukken verder. Ik moet erbij zeggen dat we er tegenwoordig eerder voor kiezen om de oplage laag te houden – dus hogere initiële kosten, maar lagere voorraadkosten – maar toch: deze Bijbel is haast niet aan te slepen.'

Tegelijk gaat Jongbloed meer doen: door zich te richten op de algemene markt.
'Dat doen we op twee manieren. Ten eerste denken wij dat we een aantal aansprekende kinderboekenauteurs hebben die puur vanwege de kwaliteit van hun werk ook een algemeen publiek kunnen aanspreken. Denk aan: Corien Oranje, Judith van Helden, Liesbeth van Binsbergen. We hebben uitgebreid met de algemene boekhandel gesproken over de vraag: wat is ervoor nodig om hen een stukje van de markt te veroveren? We hebben ook overwogen er een ander fonds voor op te richten, maar de feedback daarop was: hoeft niet. De reputatie van Columbus is sterk genoeg.'

En ten tweede?
'In de zomer van 2020 lanceren wij een zingevingsfonds: Zilt. We beginnen met acht uitgaven per jaar. Ik kan nog geen titels en auteurs noemen, omdat we momenteel finetunen wat zingeving voor ons precies moet zijn. "Zingeving" is zo'n containerbegrip. Iedereen is er ook mee bezig. Door zingeving helder te kaderen, kunnen wij onderscheidend zijn. Wij denken nu in de richting van de thema's mens, natuur, duurzaamheid. Daar zien we een gat in de markt, terwijl deze thema's naadloos aansluiten bij de rest van ons fonds. We contracteren hiervoor auteurs uit eigen kring, maar ook van buiten. Dankzij een toenemend aantal medewerkers met een brede werkervaring hebben we ook een breder netwerk dan vroeger.'

Hoe komt Royal Jongbloed binnen bij de algemene boekhandel?
'Het is duidelijk dat we niet zoals KokBoekencentrum onze algemene uitgaven in de pukkel van de VBK-vertegenwoordigers mee kunnen geven. Maar hoe dan wel? Dat onderzoeken we nog. De boekhandel zegt in ieder geval: zorg dat het specifieke aandacht krijgt. We presenteren het daarom in een aparte catalogus. En er komt een evenement om het nieuwe aanbod voor het voetlicht te brengen. Na de eerste aanbieding zullen we bijsturen. We beginnen niet voor niets voorzichtig.'

Hoe gaat het met het Bijbelfonds?
'Het vertrek van NBG heeft  veel omzet gekost. Dat vinden we nog steeds niet grappig. Maar gelukkig hebben we de omzet kunnen opvangen. De NBG heeft de populairste vertaling: De Nieuwe Bijbelvertaling. Wij hebben vier andere vertalingen: Het Boek, de Statenvertaling, de Herziene Statenvertaling (HSV) en de katholieke Willibrordvertaling. Met name de laatste twee zijn steeds geliefder. We hebben een aantal goedlopende titels in die vertalingen, zoals een HSV-kinderbijbel.'

Ligt dat uitsluitend aan ontwikkelingen binnen christelijk Nederland waar jullie geen invloed op hebben? Of ook aan slim uitgeven?
'Allebei. Het is absoluut waar dat er steeds meer mensen zijn die bijvoorbeeld bij verschijnen zijn overgestapt op de Nieuwe Bijbelvertaling, maar zich nu toch meer senang voelen bij de Herziene Statenvertaling. Maar wij hebben daar goed op ingespeeld. Ten eerste met uitgaven die dankzij hippe omslagen en betere leesbaarheid goed aansluiten bij de behoefte. Ten tweede door mee te bewegen met wat online gebeurt. Daar zijn een hoop jonge mensen, twintigers veelal, erg actief, voor wie wij toepasselijke Bijbels hebben gemaakt. De Zij Lacht Bijbelpast hierbij. Dat is een HSV-Bijbel.'

Komt NBG ooit terug bij Royal Jongbloed?
'Wat mij betreft wel. Ik wil me niet mengen in de discussie over wat toen verkeerd is gegaan. Dat was voor mijn tijd. Maar als ik bedenk dat de markt krimpt, vind ik het geen goede ontwikkeling als we elkaar beconcurreren. Natuurlijk houdt concurrentie je scherp, maar voor mij persoonlijk wegen de voordelen van samenwerking zwaarder. Gelukkig zijn de contacten nu goed.'

Hoe gaat het met de educatieve tak?
'Ook daar willen we verbreden. We geven uitsluitend uit voor het primair onderwijs. We zijn marktleider in het reformatorische onderwijs. Dat willen we behouden. Maar we willen dit segment uitbouwen. Dat betekent: meer vakken voor het reformatorische onderwijs. Ten tweede: een groter aandeel in het algemeen christelijk onderwijs. We hebben twee methodes op het digitale vlak – Bas voor Nederlands,  My name is Tomvoor Engels. Dat willen we uitbouwen. Ten derde willen we naar de algemene markt. Basen My name is Tomzijn daar geschikt voor, maar we willen er ook gericht methodes voor maken. Denk aan een methode godsdienst. Dat zou goed bij ons passen, terwijl dat voor een reus als Noordhoff of Malmberg te klein is.'

Wat is daarvan al gerealiseerd?
'Vorig jaar hebben we met succes al een nieuwe methode voor het reformatorisch onderwijs gelanceerd, speciaal voor groep 3: Taaloceaan. En dit jaar gaan we Bas herlanceren als primair digitale methode. Daarmee willen we de crossover maken naar de algemene markt. Om dat te realiseren heb ik al besloten niet langer zelf de gesprekken met scholen en de verkoop te doen, maar dat over te laten aan de distributeurs, Heutink en de Rolf Groep bijvoorbeeld. Het hangt daarmee niet af van twee medewerkers in de buitendienst die óók de boekhandel bezoeken, maar van een veel grotere groep vertegenwoordigers die toch al bij algemene scholen binnenkomen. In het eerste jaar heeft dat goed gewerkt.'

Heeft het bij de toegenomen investeringskosten voor een kleine speler als Royal Jongbloed nog wel zin om te investeren in educatief?
'Er zijn twee soorten investeringen die educatief uitgeven heel kostbaar maakt. De investering om een methode te maken, en de investering als je daarbij een online platform wilt. Die investeringen zijn navenant. We proberen dat op te lossen door samen te werken met andere educatieve uitgeverijen. We hoeven niet alles zelf te ontwikkelen. In sommige gevallen lukt dat goed. Ik zie in ieder geval nog te veel potentie in educatief om ermee te stoppen.'

Tot slot de derde tak van het bedrijf. Hoe gaat het met de drukkerij?
'We zien een continuering van de omzetgroei. Wel wil ik daar een verschuiving van de mix. Wij doen voor 60% wat we noemen standaardproducten: rechttoe rechtaan hardcovers. De rest zijn luxeproducten: dundrukuitgaven die we helemaal afwerken, met geitenlerenomslag, goud op snee, duimgrepen, leeslint, noem maar op. De kwaliteit daarvan is zo hoog dat Bijbeluitgevers in Amerika onze producten hebben liggen als referentiekader: zó moeten hun premiumbijbels eruit zien. Ook de dwarsliggers, die wij als patenthouder als enige ter wereld kunnen maken, vallen in deze categorie. Het aandeel in de omzet hiervan moet omhoog.'

Omdat de marges beter zijn?
'Dat ook. Maar vooral omdat we er veel beter in zijn. Dat rechttoe rechtaan-werk wordt op meer plekken ter wereld gedaan. Ook in China zijn twee drukkerijen gespecialiseerd in dundruk. Die draaien meer volume, hebben meer persen. Daar kunnen wij niet mee concurreren. In de luxeproducten kunnen we ons meer onderscheiden. We blijven ook innoveren in bijvoorbeeld manieren van afbinden of omslagen maken. En dan nog zijn we duurder dan China. We profiteren gelukkig van de spanningen rondom China. Amerikaanse uitgeverijen vinden het belangrijk om een deel van het werk in Europa te laten doen. In 2019 werden we daarom meermaals benaderd door partijen die met ons wilden praten.'

Is die beweging al ingezet?
'Door die push vanuit de klant, ja. Maar ook onze salesmensen hebben meer luxeproducten in hun pukkel bij zich. Daarbij vertellen wij nadrukkelijker: wij leveren de beste kwaliteit, wij garanderen een hoge service – en dat heeft nu eenmaal een prijs. Dat is anders dan standaardproducten, waarbij het gesprek als eerste over prijs gaat. In 2020 gaan we dat verhaal sterker aanzetten door meer aan storytelling te doen. We willen laten zien dat wij dit al doen sinds 1862 en daarom de echte expert zijn.'

Royal Jongbloed investeert ook in kwaliteit, begrijp ik.
'Inderdaad. We zijn op zoek naar een nieuwe pers en vervangen waar nodig onderdelen van ons machinepark, zoals vorig jaar een vergaarmachine. We zijn de enige in Europa die 22-gramspapier doet. Dat vraagt iets van je pers, die – deels door de fabrikant, deels door onze technische dienst – moet worden aangepast aan onze wensen. Zo'n pers heb je niet zomaar gevonden.' 

Halen jullie genoeg omzet uit de dwarsligger?
'Hij is nu verkrijgbaar in Nederland, Turkije en Amerika. In Nederland exploiteert Ambo|Anthos die naar onze tevredenheid. Er zijn inmiddels 600 titels. Zij doen hun uiterste best ervoor. Het lukt hen ook steeds beter andere uitgeverijen ervoor te interesseren. In Amerika, waar we een contract hebben met Penguin en twee kleinere uitgeverijen, kunnen we nog groeien. Ze gebruiken hem nu vooral voor kinderboeken. Daar is meer mogelijk. Daarnaast willen we natuurlijk meer landen aansluiten, die overigens voor een deel in het verleden al dwarsliggers kenden. Maar een uitgever vinden is niet vanzelfsprekend. Dwarsliggers zijn een volumeproduct: je kunt niet met twee titels beginnen, je moet er in het eerste jaar gelijk twintig, dertig hebben. Dat is een investering.'

De dwarsligger bestond in 2019 al tien jaar. Had het niet al in de halve wereld gemeengoed moeten zijn?
'Veel mensen zijn enthousiast. Maar zoals ik zei: je moet er de titels voor hebben, het moet geproduceerd worden, het moet vervoerd worden vanuit Heerenveen. En dat voor een product dat niet goedkoper is dan een gewoon boek, vanwege het speciale proces om het te maken. Dat is echt een investering. Maar het gáát groeien. We zijn nu in gesprek met Rusland. En we verhogen de marketingpower en salesinspanningen in landen als Italië en Spanje.'
(Eerder gepubliceerd in Boekblad Magazine, 2020/1)

zondag 1 maart 2020

interview: Dido Michielsen over de Nederlandse Boekhandelsprijs (Boekblad)

Dido Michielsen kreeg de Nederlandse Boekhandelsprijs voor haar roman 'Lichter dan ik'. In deze historische roman, die ook op de longlist van de Libris Literatuurprijs staat, kijkt de lezer door de ogen van de eigenzinnige inlandse vrouw Isah naar de Nederlanse overheersing van Indië en de gevolgen daarvan.

Hoe was de uitreiking donderdag bij Scheltema?
'Het was geweldig. Zoveel lof ben ik niet gewend. Adriaan van Dis gaf me het eerste gebonden exemplaar en riep de recensenten op tijd en ruimte te maken voor Lichter dan ik: “Deze roman gaat niet alleen over het verleden maar ook over onze verhouding met de koloniale tijd, die ons nu meer bezig houdt dan ooit.” Ik kreeg naast de eer, een prachtige boekensteun in de vorm van het aapje dat in mijn boek voorkomt, kortom ik werd zeer gefêteerd!'

Wat betekent de Boekhandelsprijs voor je?
'Ongelooflijk veel. Mijn boek heeft niet één serieuze recensie gehad in een grote krant. Het is alleen besproken op weblogs en zo. Maar dankzij het enthousiasme van de boekverkopers is Lichter dan ik, na een langzame start toen het alleen in de Indische gemeenschap wat deed, toch al aan de negende druk toe. Boekverkopers zijn belangrijke ambassadeurs. Zij leggen het boek goed neer in hun winkel. Zij raden het hun klanten aan. En dan kan het zich als een olievlek verspreiden. Hoewel het boek ook op Bol.com goed is gerated [vijf sterren bij 34 beoordelingen, md.], bedenk ik nu. Maar dat juist zij mij een prijs geven, is heel bijzonder.'

Waar blijkt het enthousiasme van de boekhandel uit?
'Het boek lag bijvoorbeeld op veel plekken waar ik kwam in de top 10 van de boekhandel. Soms zelfs op 1. Ook als ik lezingen gaf, merkte ik aan de introductie dat het boek bij boekverkopers zelf echt een snaar had geraakt. En van de mensen in het publiek die het boek op dat moment al hadden gelezen, hadden veel van de boekverkoper gehoord dat het mogelijk iets voor hen was.'

De presentatie was op 4 september vorig jaar ook bij een boekhandel: Paagman.
'Dat was een idee van de uitgeverij: een boekhandel in Den Haag, vanwege de Indische gemeenschap natuurlijk. Het was een erg leuke avond. Er was een stel Javaanse hofdansers – in het boek komen die ook voor – en ik overhandigde het eerste exemplaar aan Reggie Baay. Zijn boek over de njai [de inlandse bijvrouw van Nederlandse kolonialen, md] was een belangrijke bron voor me tijdens het schrijven van Lichter dan ik. Ik wond me op dat er zo weinig bekend is over het lot van deze vrouwen en wilde ze daarom aan de vergetelheid ontrukken.'

En daarna trad je vaak op in boekhandels?
'Dat begon even langzaam als het boek, maar ik kreeg al vrij snel steeds meer uitnodigingen – ik denk omdat boekverkopers zoiets ook aan elkaar aanraden. Tot nu toe heb ik uitsluitend in boekhandels lezingen gegeven, maar in maart ga ik ook naar leesclubs, een bibliotheek, een museum. En nog meer boekhandels. Het wordt een drukke maand.'

Wat vertel je dan tijdens je lezing?
'Het is een roman waarvan je al snel een spoiler weggeeft. Dat vind ik zonde. Ik vertel daarom over mijn research en waarom ik vond dat dit niet zoals al mijn vorige boeken non-fictie kon zijn. Er is te weinig over Isah bekend, maar ik weet wel veel over de tijd waarin ze leefde. Zo kan ik toch vanuit háár perspectief Nederlands-Indië laten zien. En ik neem ook foto's van mijn familieleden mee, die in het boek voorkomen.'

Het is ook nog een prijs voor je eerste roman...
'Dat maakt het extra leuk. Ik heb heel veel soorten stukken en boeken geschreven, maar nooit een roman. Ik heb het altijd gewild, maar nooit gedurfd. Tot ik bij dit onderwerp dacht: dit ís een roman. Het is ook nog mijn eerste Indische onderwerp. Geweldig. Ik heb nooit iets in mijn leven gewonnen. Ja, de eerste prijs bij een tekenwedstrijd van de Tina. Ik ben nu 62, kun je nagaan hoe lang geleden dat is.'

Hoeveel exemplaren zijn er inmiddels verkocht van Lichter dan ik?
'Ongeveer vijftien- tot twintigduizend, e-boeken en luisterboeken niet meegerekend.'

En nu kan het doorgroeien naar honderdduizend?
'Ik zou daar niet tegen zijn. Om te beginnen komt er een gelimiteerde gebonden uitgave van 10.000 exemplaren en een landelijke advertentiecampagne voor het boek. Daardoor krijgt het opeens brede aandacht. Dus wie weet.'

Met welk deel van de prijs ben je het blijst: de gebonden uitgave of de advertentiecampagne?
'De gebonden uitgave. Dat is tenminste tastbaar. Ik vind het al bijzonder om een boekhandel binnen te lopen en dan mijn boek te zien liggen. En dan nu in een mooie uitvoering met daarop het woord "winnaar". Ik geloof dat ik iedere keer nog zal moeten bedenken dat dat echt waar is.'

Kom je veel in boekhandels?
'Jazeker. Vroeger ging ik altijd naar Linnaeus Boekhandel. Daar woonden we in de buurt. Na de verhuizing naar de Jordaan heb ik nog geen vaste boekhandel. Tot nu toe ging ik steeds naar De Dolfijn. Ik heb weleens gedacht: zal ik zeggen dat ik dat boek op die tafel heb geschreven? Nu de gebonden editie er is, is dat een mooi moment het ook echt te doen.'

Je gaat wel altijd naar fysieke boekhandels?
'Tegenwoordig wel. Ik ben in oktober bestraffend toegesproken door Gerda Aukes toen ik iemand in het buitenland een link voor mijn boek had gestuurd naar Bol.com. Zij had daarmee toch gelijk: iedereen moet gewoon naar de boekhandel. Dus sindsdien heb ik niets meer bij een internetboekhandel besteld. Daarvoor deed ik het regelmatig, ook omdat ik veel tweedehands boeken uit Amerika laat komen. En ik heb een e-reader. Dan is het heel fijn om midden in de nacht een boek te kunnen aanschaffen.'
(Eerder in uitgebreide vorm gepubliceerd op Boekblad.nl, 23 feb)