donderdag 31 oktober 2019

Interview Susanne Diependaal over de wederopstanding van kinderboekenfondsen Van Holkema & Warendorf en Van Goor (Boekblad)

Van Holkema & Warendorf is succesvol vernieuwd, Van Goor keert terug naar zijn roots. Susanne Diependaal spreekt aan de vooravond van de Kinderboekenweek over de jeugdboekenmarkt en de positie van de uitgeverijen daarin. ‘Als de slinger de andere kant op gaat, zoals altijd gebeurt, zijn wij er klaar voor.’

De tijd is voorbij dat Susanne Diependaal in het najaar met haar auteurs langs scholen en boekhandels reisde. De senior uitgeefster van Van Holkema & Warendorf en Van Goor, de kinderboekenfondsen van Unieboek|Het Spectrum, zit tijdens de Boekenweek voor Jongeren (20 t/m 29 september) en de Kinderboekenweek (2 t/m 13 oktober) vooral op kantoor. Dat neemt niet weg dat ze er zoals ieder jaar naar uitkijkt. ‘Het is de enige week in het jaar dat kinderboeken het nieuws en de bestsellerlijst domineren. Op de Buchmesse hoor je de uitgevers van boeken voor volwassenen dan ook wel eens zeggen dat er eigenlijk een speciale Bestseller 60 voor kinderboeken moet komen.’
De Kinderboekenweek betekent altijd een mooie verkooppiek. ‘Ook in de Sint- en Kerstperiode worden veel kinderboeken verkocht, maar die periode is meer verspreid en dus zie je niet altijd duidelijk één, maar als het goed is een wat uitgesmeerdere piek in de GfK-cijfers.’ Dit jaar zal het niet anders zijn. ‘Reizen en vervoer’ vindt Diependaal een aansprekend thema. ‘Ik ben alleen wel erg benieuwd wat de nieuwe opzet van het Kinderboekenbal doet. Er zullen geen kinderen meer bij zijn, waardoor het meer een soort vakborrel wordt. De CPNB organiseert een persmoment met kinderen de volgende ochtend op een school. Ik ben benieuwd of we daar effect van zien in de media.’
De Boekenweek voor jongeren wint aan belang, maar leidt nog niet tot een vergelijkbare piek. ‘Het eerste jaar had ik twee auteurs in 3PAK. Dat zag ik niet meteen heel duidelijk terug in sales van hun backlist. Hun populariteit nam wel toe: meer volgers op sociale media, meer bibliotheekuitleningen. Dat is ook belangrijk. Auteurs staan mede dankzij de tours die tijdens deze week worden georganiseerd, midden in de doelgroep. Zo hadden wij een fantastisch omslag gemaakt voor het nieuwe boek van Daniëlle Bakhuis. Maar toen zij het in een mbo-klas liet zien, werd er niet enthousiast op gereageerd. We hebben dus een nieuw omslag laten maken.’
Van Holkema & Warendorf en Van Goor spelen tegen deze achtergrond vooral in op de Kinderboekenweek. Zoals ieder jaar hebben Vivian den Hollander en Dagmar Stam een thematitel gemaakt: Instappen maar!. Ook is er het jaarlijkse avi-leesboekje, eveneens van Den Hollander: Goede reis, opa!. ‘Bij onze uitgeefpitch heerste korte verwarring over de titel; ze dachten even dat het ging over de dood. Gelukkig ontkracht het omslag ieder misverstand.’ En het boek van de in 2018 gestarte jaarlijkse samenwerking rond het Kinderboekenweekthema van Tosca Menten en Jozua Douglas heeft de CPNB uitgekozen tot Kerntitel: Pech onderweg.
‘De auteurs hebben ieder een andere uitgeverij, daarom doen we de exploitatie om en om’, zegt Diependaal. ‘Vorig jaar deed Luiting-Sijthoff het boek [toen deed Manon Sikkel ook mee, red.], dit jaar zijn het nog twee auteurs en publiceert De Fontein, volgend jaar wij. Het is leerzaam om zo een kijkje in elkaars keuken te nemen. De marketeers hebben met elkaar gebrainstormd, zodat je elkaars kracht leert kennen. Je ziet ook hoe zij bijvoorbeeld naar contracten kijken. Het is tekenend voor het kinderboekenvak dat dit kan. Het is een bijzonder vriendelijk vak.’

Wat heb je geleerd van deze samenwerking?
‘De kracht van netwerken bijvoorbeeld. Wat het kan opleveren als je daar gericht tijd voor vrij blijft maken in je agenda. Een ander aspect is: auteursmanagement. Het is interessant te zien hoe een andere uitgeverij dat doet.’

Zijn auteurs de afgelopen twintig jaar veeleisender geworden?
‘De sociale media hebben alles veranderd. Het is een zegen: je kunt heel gericht targeten. We weten precies welke bloggers en Instagrammers we moeten benaderen om een titel onder de aandacht te brengen. Maar het is tegelijkertijd ook intenser geworden: auteurs zien precies wat de uitgeverij en ik doen. Een keer een foutje in een post levert meteen reacties op. Dat is soms lastig. Het is ook heel makkelijk geworden om via meerdere kanalen te communiceren. Dat heeft wel als voordeel dat je als uitgever altijd onder handbereik bent. Daardoor krijg je soms zo’n nauwe band dat het bijna meer dan een werkrelatie is. Gelukkig is er te midden van al die drukte online ook een groeiende behoefte zichtbaar van terug naar de basis willen.’

Hoe bedoel je?
‘Auteurs willen een inhoudelijke relatie met de uitgeverij. Zeker ook schrijvers van kinderboeken. Hun werk is hun kindje. Wie een kinderboek maakt, wil daar een gesprek over kunnen voeren. Daarom begeleiden mijn redacteuren hun auteurs inhoudelijk zelf en maken hun werk intern persklaar. Dat kun je eigenlijk niet uitbesteden als je inhoudelijk wilt kunnen meedenken met de maker. Ik deed dat altijd al, maar toen ik merkte dat auteurs op ons afkomen vanwege de in house-redactie, ben ik er nog bewuster op gaan sturen. We leggen regelmatig agenda’s naast elkaar en gaan zo nodig schuiven, zodat we deze belofte waar kunnen maken.’

Diependaal is eigenlijk bij toeval het kinderboekenvak ingerold. Als ze maar bij een uitgeverij werkte, daar ging het om. Ze vond na de opleiding Boekhandel en Uitgeverij aan de Hogeschool van Amsterdam een baan als bureauredacteur bij Uitgeverij PBO (zoals Prometheus toen heette). Omdat eigenaar Mai Spijkers Carry Slee binnenhaalde, begon hij een kinderboekenlijn. Diependaal was degene op de bureauredactie die de kinderboeken wilde doen. Kort daarop kwam Van Goor erbij, en toen dat in 2004 overging naar Unieboek verhuisde zij mee. Ondertussen groeide ze naar assistent-uitgever, acquirerend redacteur en – sinds 2014 – uitgever.
Nu zou ze niet anders meer willen. ‘Ik raak nooit uitgekeken op kinderboeken. Ik vind het zo mooi om aan de fantasie van kinderen te appelleren en hen stiekem iets bij te brengen. Kinderboeken zijn ook een mooie tegenhanger van al het digitale. Veel ouders lezen nog altijd traditioneel voor. En het is leuk om twee doelgroepen tegelijk aan te spreken. De kinderen enerzijds, die voor het verhaal en de illustraties vallen. Én anderzijds de ouders, grootouders en leerkrachten die de boeken moeten kopen. Dat doe je door de kwaliteit die je denkt te brengen, zó te verpakken dat zij denken: ja, waar voor ons geld. Dat heb je bij geen enkel ander genre.’
Omdat ze twee fondsen onder zich heeft, is ze ook nauwelijks beperkt tot een bepaalde niche. Van Holkema & Warendorf richt zich op de basisschooljeugd: van de Dribbel-boekjes voor de kleinsten, via de boeken van Vivian den Hollander, de non-fictie van Arend van Dam en de 7+-titels van Janneke Schotveld tot de schoolromans van Jacques Vriens. De titels van Van Goor beginnen wel bij de basisschool maar lopen door tot jeugdromans voor 15-jarigen. Van Holkema & Warendorf omschrijft ze als ‘vriendelijk en dichtbij’: ‘Ook als een zwaar onderwerp wordt aangeraakt, een kind slaat het boek altijd dicht met een goed gevoel.’ Van Goor is wat uitdagend voor de lezer, de uitgaven zijn eerder ‘gelaagd’.
Dummie de mummie van Tosca Menten hebben mensen op het eerste gezicht wel eens als plat beschouwd’, vertelt ze. ‘Totdat je de boeken leest, en je ontdekt hoeveel je leert over Egypte of het land waar de personages heen reizen. Het gaat ook over universele thema’s als vriendschap en loyaliteit. Door de meerdere lagen zit de serie bij Van Goor, waar het een commercieel succes is geworden. Of neem een boek dat we dit najaar brengen: Prinses Kevin van Michaël Escoffier. Een prentenboek over verkleden, diversiteit, gender, dat opvalt door de combinatie van de thema’s en de lay-out. Dat zouden we niet bij Van Holkema & Warendorf brengen. Onze Kidsweek-titels zitten juist wel daar, want: voor de basisschoolleeftijd.’

Hoe gaat het met Van Holkema & Warendorf?
‘Toen ik dat in 2014 erbij kreeg, was het fonds voor een groot deel steady. Veel bekende Nederlandse auteurs, bestaande series en characters. Het was: blijven doen waar we goed in waren, terwijl de doelgroep verandert, nieuwe interesses krijgt. Er moest een betere mix komen tussen bestaande auteurs en een nieuwe generatie. We moesten hierbij ook lastige beslissingen nemen. Als uitgever moet je van ieder boek kunnen uitleggen waarom je het uitgeeft, waarom het in je fonds past. Om dat te realiseren, was het nodig om te vernieuwen.’

Hoe?
‘Het is een mix van wat wij vinden dat erbij hoort, van waar de doelgroep naar op zoek is en van wat je auteurs willen maken. In die tweede categorie zit bijvoorbeeld Minecraft- en Fortnite-fan fiction. In die laatste categorie vallen de recente titels van Arend van Dam en Janneke Schotveld. Beiden wilden iets anders doen dan wat ze tot die tijd deden. Goed, doe maar, zeiden wij. Arend kwam met De reis van Syntax Bosselman, dat de Thea Beckmanprijs en een Zilveren Griffel won. En Janneke had de alternatieve sprookjesbundel De kikkerbilletjes van de koning, dat heel goed is besproken en een Vlag en Wimpel won. We hebben daarvoor ruimte gecreëerd door kritisch naar andere uitgaven te kijken.’

En sindsdien plust Van Holkema & Warendorf weer?
‘Ja. Sinds 2017 gaat het goed met het fonds, dat in 2018 werd bekroond met al die mooie recensies en in 2019 met de fantastische prijzen. Het vernieuwde fonds staat er en hoe.’

Maar dat geldt niet voor Van Goor?
‘Van Goor heeft van oudsher het gelaagdere profiel dat ik schetste. Maar omdat we zo veel succes hadden met de Twillight- en Hunger Games-boeken, die ik puur acquireerde omdat ik ze zo bijzonder vond, hebben we veel commerciële YA-titels gedaan. En met veel succes. Die markt is echter – wereldwijd – gedaald. Daardoor verandert je positie in de boekhandel. Dat dwong ons terug te gaan naar onze roots. Van Goor is onderscheidend ten opzichte van Van Holkema & Warendorf en consumenten blijken bereid meer te betalen voor “bijzondere” projecten. Daar zetten we sinds ongeveer anderhalf jaar meer op in. Een van de bijzondere projecten is Een spectaculaire wereld vol vlinders – een prachtig vormgegeven non-fictieboek dat voor alle leeftijden is en aandoet als een koffietafelboek. Een ander niet-standaard project is Rariteiten – een heerlijk uitdagend zoek-de-verschillenboek voor alle leeftijden. De begeleidende tekstjes zijn erg leuk voor de oudere lezer (ook voor volwassenen!), maar het zijn toch vaak de jongere kinderen die in no time de verschillen ontdekken. Juist die kinderboeken die voor alle leeftijden zijn, laten mijn hart sneller kloppen.’

Waarom is YA ingezakt?
‘Het genre is dankzij verfilmingen van bijvoorbeeld Twillight en Hunger Games, die veel meer bezoekers trokken dan kinderfilms, ontdekt door het grote publiek. Volwassenen gingen ook YA lezen. De boekhandel, die de populariteitsgroei zag, legde deze titels sneller neer tussen de titels voor volwassenen. Nu de hype over het hoogtepunt heen is, moeten lezers weer gerichter op zoek naar YA. Het genre ligt vaak niet naast de fictie voor volwassenen, zoals in Amerikaanse en Britse boekhandels gebeurt, maar bijna uitsluitend bij de kinderboeken. Daarnaast is het toenemend gemak waarmee jongeren Engels lezen een bedreiging. Ze beschouwen zichzelf al snel als tweetalig, hebben vanuit die bravoure vaak – onterechte – kritiek op de vertalingen en kiezen dan liever de goedkoopste optie: bij Book Depository, dat geen verzendkosten rekent, kun je voor de prijs van één Nederlandstalige titel twee of drie Engelstalige krijgen.’

Hoe verweert de uitgeverij zich tegen deze concurrentie?
‘We brengen, als het haalbaar is, de vertaling altijd simultaan. Schaduwjaar van Kim Liggett, dat we dit najaar uitgeven, verschijnt zelfs eerder. Heel fijn dat dat mocht van de Amerikaanse agent. Ook maken we de simultaan verschenen uitgaven anders. Bijvoorbeeld: toen Veronica Roth met een nieuwe serie kwam – Carve the Mark – hebben we de binnenkant van de paperback met goud bedrukt en een toffe boekenlegger erin gestopt. Ook breng ik de vertaling steeds vaker, als het origineel in paperback verschijnt, in hardcover. Jongeren betalen dan iets meer voor de vertaling, maar hebben ook het gevoel waar voor hun geld te krijgen. Daarmee lukt het ons nog steeds om oplagen te drukken waarmee we YA heel rendabel kunnen exploiteren en is het – ook op langere termijn – een fondslijn die zijn weg vindt en blijft vinden. We geven wel iets minder YA-titels uit, om de titels die we publiceren goed onder de aandacht te kunnen brengen bij de doelgroep die we voor ogen hebben.’

Hoe gaat het met de kinder- en jeugdboekenmarkt als geheel?
‘De markt is stabiel. Maar als je de bestsellers eruit haalt – Het leven van een loser, Dagboek van een muts en De waanzinnige boomhut – daalt hij. De bestsellers krijgen ook steeds meer aandacht. Kinderen zijn loyale lezers, en door sociale media worden succesvolle series alleen maar succesvoller. Boekhandels leggen die titels dan ook vaker neer. Heel begrijpelijk, al gaat dat soms ten koste van debutanten, ook doordat er minder fysieke winkels zijn die ruim kinderboeken neerleggen. Wij zijn mede daardoor minder titels gaan doen: dit jaar 12 minder dan in 2018. Zo is er meer focus. Tegelijk geloof ik ook hier in een tegenbeweging.’

Want?
‘Boekhandels die vinden dat kinderen ook literatuur moeten lezen naast het commerciële geweld, willen dat altijd neerleggen. Wij voorzien hen daar graag in. Wij zijn nu ons Van Goor-fonds met veel liefde een stuk aan het herprofileren. En als de slinger de andere kant op gaat, zoals altijd gebeurt, zijn wij er klaar voor.’

Speelt ook de ontlezing jullie parten?
‘Dat er steeds minder kinderen zijn die boeken lezen klopt. Maar de toename van het aantal series maakt de ontlezing ook deels minder zichtbaar. Want als een kind een serie ontdekt, vraagt hij voor zijn verjaardag het volgende deel. Als hij een losse titel heeft gelezen, vraagt hij wellicht eerder iets anders dan een boek. Moet een uitgever actief de ontlezing tegengaan? Ik kan idealistisch zeggen: ja. Maar er is geen simpel plan hoe dat precies te doen, anders dan kindvriendelijke boeken blijven maken die aansluiten bij hun belevingswereld, en er extra’s omheen brengen, zoals fandagen of festivals in samenwerking met partijen als Kidsweek, RMO en Efteling. We hebben wel het initiatief van Zwijsen omarmd om te promoten dat kinderen 15 minuten per dag in de klas lezen. Zulke dingen kiezen we heel bewust omdat je die maar beperkt kunt doen. Het levert niet direct iets voor de deelnemende uitgeverijen op, maar is wel een heel belangrijke boodschap.’

Compenseert de groei van digitaal het verlies?
‘De e-omzet stijgt. YA doet het goed. Kinderboeken van grotere namen als Janneke Schotveld, Tosca Menten, Sanne Rooseboom en Jacques Vriens ook. Alleen full colour uitgaven zoals prentenboeken lenen zich er minder voor en zijn duurder om te maken, terwijl consumenten e-books het liefst voor een kleine prijs willen lezen. We hebben wel aan allerlei platformen meegedaan, bijvoorbeeld voor kinderen met dyslexie, maar omdat je uitgaven dan in licentie geeft, levert dat niet altijd veel op. Digitaal groeit dus zeker, maar compenseert niet de daling van papier.’

Waar zie je dan groeimogelijkheden?
‘Een voor ons nog te onontgonnen gebied is het onderwijs. Ik zou graag boeken in combinatie met digitale lesbrieven aanbieden. Maar het is een lastige markt om tussen te komen, al staan we altijd met veel enthousiasme op de NOT. We zijn in de klas niet zo aanwezig als bijvoorbeeld Zwijsen en Deltas. Iets anders is de kloof tussen YA en fictie voor volwassenen. Ik wil graag op de grens uitgeven – zó dat de boekhandel, die niet van dubbele NUR’s houdt, meer YA bij de kasten voor volwassenen neerzet omdat ze voor een breder publiek geschikt zijn. YA is ook breder geworden dan 15-18 jaar. Wij komen dit najaar met 10 Blind Dates van Ashley Elston. Dat geeft mij een Bridget Jones-gevoel; als ik dat inzet in de marketing, bereik ik vooral 30-plussers, maar met een YA-NUR bereik ik hen weer niet. Dus hoe doe ik dat? Ik heb er lol in om daar creatieve oplossingen voor te bedenken.’

En kinderen met een niet-westerse achtergrond? Ik denk aan de oproep om cultureel diverse kinderboeken te maken.

‘Daar is vraag naar vanuit de consument. Tegelijk zie ik dat de sales van de boeken die daaraan voldoen, niet toeneemt. Wil men het kopen? Of wil men dat het bestaat? Dat neemt niet weg dat we ons er nog bewuster van zijn geworden dat iedereen zich in kinderboeken moet kunnen herkennen. We praten erover met auteurs en illustratoren. We zien ook dat het aanbod uit het buitenland toeneemt. Tegelijk moet de afzender wel kloppen. Neem Brian Elstak die twee jaar geleden een grote aanhang verwierf voor Tori omdat bij hem het hele pakketje klopte. Ik moet er ook de auteurs voor hebben. Want de mooiste boeken zijn de boeken die er bij de auteur echt uit moesten. ‘
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine sep 2019)

dinsdag 29 oktober 2019

BBNC start imprint voor Instagrampoëzie: Muse Poetry (Boekblad)

BBNC is een imprint gestart voor Instagrampoëzie. De Nederlandse vertalingen van Noor Unnahar (Gisteren was ik de maan) en Ruby Dhal (Herinneringen ontward) zijn begin november de eerste titels die onder het label Muse Poetry verschijnen.

Aanleiding voor de imprint, vertelt uitgever Nicole Neven van BBNC, was het succes van de twee bundels van de Canadese Rupi Kaur: Melk en honing en De zon en haar bloemen, die beide in 2018 door Orlando in het Nederlands op de markt werden gebracht. In het Engels haalden de bundels met oorspronkelijk op Instagram gepubliceerde gedichten een miljoenenoplage. Ook in ons land liepen de originele uitgaven goed: beide titels stonden tijdens de Poëzieweek 2018 in de top 10 bestverkochte bundels.
‘Op Instagram is een hele poetry movement op gang gekomen. Mensen lezen ontzettend veel gedichten op dit medium,’ zegt Neven. ‘Wij houden zulke trends altijd goed in de gaten – zo vielen Noor Unnahar en Ruby Dhal mij op Instagram ook op. En mij niet alleen: ook buitenlandse uitgeverijen beginnen deze dichters op te pikken. Unnahar zit bij Clarkson Potter [de lifestyle groep van Penguin Random House], die ik kocht via Sebes & Bisseling, Dhal geeft in eigen beheer uit. Als wij inhaken op een trend gaan we er ook 100% voor, met een aparte imprint waar we meerdere titels onderbrengen. Alleen zo kunnen we de trend optimaal onder de aandacht brengen.’
Dat uitgerekend BBNC poëzie publiceert, ligt niet meteen voor de hand, erkent de uitgever. BBNC is bekend van kleurboeken voor volwassenen en andere creatieve titels, van de Voor Dummies-reeks en kinderboekenfonds Flamingo. De uitgeverij ziet de start van de poëzie-imprint dan ook niet als de start van een literaire poot, maar eerder als een nieuw type cadeauboek.
Dat blijkt uit verschillende elementen. Zo verwijst de naam van de imprint direct naar Mus, het creatieve fonds. Ook publiceert BBNC twee bijpassende doe-het-zelftitels: het poëziewerkboek Vind je stem van Noor Unnahar (tegelijk met de twee dichtbundels) en Vers gedicht (maart 2020). De bundels hebben NUR-code 370 meegekregen: cadeauboeken algemeen. ‘Zo hopen we dat de boekhandel de boeken niet alleen bij de poëzie, maar ook bij de cadeauboeken neerlegt. We hebben de bundels zo vormgegeven dat vrouwen, op wie wij ons hiermee richten, ze graag aan hun vriendin, moeder of zus cadeau willen geven.’
Neven heeft al een andere Instapoets aangekocht: de eveneens zeer populaire Lang Leav, en de bundel Swimming lessons van de actrice Lili Reinhardt, die inmiddels aan twaalf landen is verkocht. Ze staat ook open voor Nederlandse dichters die publiceren op dit sociale medium. Behalve Tim Hofman en Lars van de Werf (beide Meulenhoff) en Martin Gijzemijter (Luitingh-Sijthoff) hebben nog weinigen van hen een uitgeverij gevonden. ‘We willen eerst voet aan de grond krijgen met de titels van deze in het buitenland al zeer populaire dichters. Daarna hopen we het verder uit te bouwen.’
Dat de boekhandel de trend wil ondersteunen blijkt uit de oplage van de eerste druk: 2.000 exemplaren per bundel. Erg hoog, voor poëzie. ‘We hopen er ook een jonge doelgroep mee te bereiken: meiden en vrouwen vanaf, zeg, 16 jaar. We hebben er ook een originele promotieactie voor bedacht, die aansluit bij Vers gedicht: een kettinggedicht. We plaatsen half november zelf een eerste regel op Instagram, waar iedereen een volgende regel op kan bedenken, zodat er – verbonden door de juiste hashtag – een groot gedicht ontstaat: #versgedicht.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 25 okt)

maandag 28 oktober 2019

Prometheus haalde 'het boek van de beurs' binnen (Boekblad)

Het boek van de Buchmesse was dit jaar voor Prometheus. Job Lisman kocht het driedelige Age of Vice van Deepti Kapoor vorige week donderdag van Londense agente Claire Nozieres van Curtis Brown, die handelde namens het Amerikaans agentschap ICM.

Prometheus was daarmee de eerste buitenlandse uitgever die de rechten op de trilogie binnenhaalde. Op dat moment waren alleen de Engelse rechten aan de imprint Fleet van Little, Brown al verkocht. Toen Lisman maandag op de beurs arriveerde was het aantal deals al gestegen naar een stuk of zeven. 'En elke keer dat ik sindsdien Claire tegenkom, zijn er weer twee, drie landen bijgekomen. Overal is er belangstelling voor. In Italië was er een veiling tussen negen uitgeverijen. Zelfs in een klein land als Litouwen heeft een uitgeverij de roman al binnengehaald.'
Alleen in het belangrijkste land zijn de rechten nog niet verkocht: Amerika. 'De primaire agent ICM heeft het eerst de wereld in gestuurd om daarna terug te gaan naar Amerika. ICM kan zo op de beurs de gemoederen oppoken. Dat lijkt te lukken. De Amerikanen zijn knap nerveus. Het besluit valt daar waarschijnlijk pas deze maandag.'
Age of Vice samenvatten is volgens Lisman geen doen. 'In de 19e eeuw had je de grote Russische vertellers, in de 20e eeuw had je de Great American Novel. En dit is het 21e eeuwse antwoord daarop. Het is episch, groots, maar niet op de klassieke manier. Het verhaal dat zich in India afspeelt, bestrijkt een groot aantal thema's: de ongelijkheid tussen rijk en arm, de wil om omhoog te klimmen, familiebanden, kapitalisme, macht. En er komt de nodige seks en geweld in voor.'
Lisman kreeg het manuscript op dinsdag binnen nagenoeg tegelijkertijd van Prometheus' scout als van Nozieres. Althans: de 500 pagina's van het bijna voltooide eerste deel die Kapoor al geschreven heeft. 'Die naam deed een belletje rinkelen. Ik had haar enkele jaren geleden ontmoet op het literaire festival van Jaipur. Ik had toen ook haar debuut gelezen: A Bad Character. Dat is een mooie novelle, maar te klein – vond ik toen – voor de Nederlandse markt. Het is ook alleen in het Frans vertaald geweest. Vervolgens hoorde ik nooit meer van haar, ook in tijdschriften en zo stuitte ik niet op haar naam. Maar toen dit binnenkwam, ben ik meteen gaan lezen. Het bleek dat ze in de tussentijd geconcentreerd aan een waanzinnig meesterwerk heeft gewerkt.'
Twee dagen later besloot Lisman, nadat zijn enthousiasme intern werd gedeeld, in overleg met Mai Spijkers een bod voor een three book-deal te doen. 'Aan het einde van de middag kreeg ik Claire eindelijk te pakken nadat ik de hele dag al haar voicemail had ingesproken en geappt. Ze werd toen al overweldigd door de belangstelling voor dit boek. Zij vond het een mooi bod, maar ook Anna Stein van ICM en de auteur moesten akkoord gaan. Daarop moest ik wachten. 's Avonds was ik naar het toneel, maar stom genoeg was ik mijn telefoon vergeten – dat gebeurt me nooit. Toen ik thuis kwam, bleek ik net een sms te hebben gekregen dat het bod was geaccepteerd.'
De reden dat uitgerekend Prometheus het boek van Kapoor binnenhaalde, zit volgens Lisman in drie dingen: de snelheid van handelen, de hoogte van het bod en zijn band met Nozieres. 'Wij hadden dit jaar al intens samengewerkt aan een boek: Margaret Atwood. Dat was zenuwslopend. De uitgeverij werd zelfs slachtoffer van phishing-mails: anderen die met een bijna gelijk mailadres vroegen of ik de laatste versie van het manuscript kon terugsturen, zodat ze zeker wisten dat ze de juiste hadden. Een keer heb ik zo'n mail ook beantwoord, zo bedrieglijk echt waren ze. Nee, zonder manuscript uiteraard. Ik heb vaker met vertrouwelijke manuscripten gewerkt, die ook met wachtwoorden werden verstuurd. Maar dit was ongekend.'
Kapoor was niet het enige boek dat Lisman al voor de beurs binnenhaalde. Hij kocht ook een Franse roman die zich afspeelt in de wereld van de Inuït tegen de achtergrond van de klimaatverandering, en een Duits non-fictieboek van een hoogleraar astrofysica in Nijmegen over zwarte gaten en de zin van het leven. Allebei met een vergelijkbare hectiek. 'Voor dat Franse boek moest ik óók donderdag voor zes uur een brief aan de agent en de auteur sturen waarom ik het boek per se wilde hebben. Daarvan hoorde ik vrijdag dat ik het binnen had.'
Alles bij elkaar zorgde het ervoor dat Lisman maandag 'zeer relaxed' aan zijn Buchmesse kon beginnen. 'Maar ik zal de enige niet zijn geweest. Er is veel verkocht voor de beurs. Nederland was weer vaak het eerste land. Zegt dat iets over de markt? Er is weinig en daarom doet men wanhopig een bod op iets? Of is het iets specifieks voor Nederlandse uitgevers? Dan is er gewoon veel vertrouwen in deze boeken. Ik heb wel veel over Age of Vice gepraat. Veel buitenlandse uitgevers wilden er alles van weten.'
Het eerste deel van Age of Vice verschijnt hoogstwaarschijnlijk in 2021. Dat hangt van de Amerikaanse uitgeverij af die het boek uiteindelijk binnenhaalt. 'Maar de verwachting is dat ze het niet willen brengen voorafgaand aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen, als de politiek alle aandacht naar zich toetrekt.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 21 okt)

donderdag 24 oktober 2019

Hoe de lezer te prikkelen – recensie van drie romans van Anne Eekhout (Ons Erfdeel)

Een avond als alle anderen. Papa is nog niet thuis van zijn werk in het ziekenhuis. Mama, zwanger van Nicolas’ zusje, kijkt naar haar favoriete soap. En Nicolas zelf bladert door zijn favoriete stripboek: De adelaar, een superheldenreeks die hij al zó vaak heeft gelezen. Dan wordt de tv-uitzending opeens onderbroken. Een bezorgd ogende minister-president komt in beeld. Ze vertelt dat een zwart gat op weg is naar ons zonnestelsel en waarschijnlijk de aarde zal verzwelgen. Later zal ze het vermoeden bevestigen en een concreet tijdstip noemen waarop in één seconde alles ophoudt te bestaan.
Hoe gaan de personages om met die verpletterende zekerheid? Dat is het even simpele als intrigerende gegeven van Anne Eekhouts roman Nicolas en de verdwijning van de wereld (2019). Gaan ze door alsof er niets aan de hand is? Houden ze tot het einde vast aan de routines die zekerheid en rust bieden? Of laten ze alles los om de laatste maanden te dansen op de vulkaan? Plegen ze zelfmoord? Of vinden ze houvast in een geloof dat het zwarte gat hen rechtstreeks naar de hemel brengt? Of dat het gat een esoterisch overgangsritueel is naar een andere dimensie?

Het is niet de eerste keer dat Eekhout een zwaar thema aansnijdt dat hevige emoties oproept bij haar karakters. Haar debuut Dogma (2013) zet het dilemma centraal hoe om te gaan met een vriend die aankondigt zelfmoord te plegen. Charlie wil zijn carrière als filmmaker een vliegende start geven door iemands zelfmoord vanaf de eerste voorbereidingen te volgen. Zijn vriend Hidde biedt zich aan. Hij heeft toch niemand meer om voor te leven. Moet je hem dan uit vriendschap helpen? Ten koste van alles tegenhouden? En wat doet Hiddes keuze met jóú?
Eekhouts tweede roman Op een nacht (2016) onderzoekt de grens tussen je kind behoeden voor de vele gevaren in het leven en je kind de vrijheid geven om daar zelf mee om te leren gaan. James is zo bezorgd over zijn dochter dat hij aan waanvoorstellingen is gaan lijden. ’s Nachts bevindt hij zich in een masochistische gevangenis die zijn tragische conditie in het werkelijke leven symboliseert. Weet hij tijdig bij zinnen te komen en zijn dochter nog iets van een normale jeugd te geven? Of draait hij definitief door en veroorzaakt hij zo de ramp die hij ten koste van alles wil voorkomen?
Het verschil tussen haar romans is evenwel dat Eekhout het schrijversambacht steeds beter beheerst en haar thema’s steeds geloofwaardiger neerzet. Haar eerste twee boekenlijden nog onder een te grote directheid. Zeker Dogma, waarin Eekhout de vijf vrienden alternerend volgt. Allemaal spreken ze rechtstreeks over hun emoties, ambities, beweegredenen. Het gevolg is dat Charlie-de-filmmaker tegen Mia-zijn-vriendin dingen zegt als “Je bent heel belangrijk voor me” en “Je inspireert me”, zonder dat je dat ook maar een moment dat kunt navoelen.
Een typisch geval van te veel telling en te weinig showing. Maar de belangstelling voor personages wordt ook gesmoord doordat hun psychologie zo doorzichtig is. Waarom wil Charlie de film maken? Uit geldingsdrang, veroorzaakt door verwaarlozing in zijn jeugd en sterk geactiveerd doordat de mentor van de filmacademie het geloof in hem verliest. Waarom biedt Simon zijn hulp aan? Uit jaloezie op Hidde, die als oudere vriend de eerste plaats bij Charlie inneemt. Enzovoort. Het is allemaal zo weinig ambigu dat je ze niet anders kunt beschouwen dan als zetstukken in een ideeënroman.
Dat wordt niet gecompenseerd doordat Eekhout zulke interessante dingen heeft te zeggen over de opgeworpen vraag. Integendeel. Je krijgt herhaaldelijk het idee slimmer te zijn dan de personages, die weinig anders kunnen bedenken over zelfmoord en alles wat daarmee samenhangt dan het meest voor de hand liggende. Ook vraag je je soms verwonderd af waarom Charlie zelf zo weinig ideeën heeft over het waarom van zijn film, anders dan dat hij controversieel zal zijn. Of waarom niemand doorheeft dat Hidde, die zegt van niemand meer te houden, verliefd is op Mia. Het lijkt alsof het allemaal onvoldoende is doordacht.

Op een nacht heeft tenminste een originelere plot. Eekhout vertelt in drie delen achtereenvolgens het verhaal van James, dat van echtgenote Ana en dat van – de tegen die tijd volwassen geworden – dochter Penelope. De roman begint in een mysterieuze droomwereld, waarna hij wakker lijkt te worden in de gewone wereld. Wat betekent dat? Het gegeven behoudt zijn intrigerende kracht omdat Eekhout die vraag nooit beantwoordt. Ook de raadselachtige vermissing die het centrale gegeven van de plot vormt, wordt nooit verhelderd. Het klópt niet, en toch is het gebeurd.
Toch kleven aan haar tweede boek soortgelijke bezwaren als aan het eerste. James, Ana en Penelope missen een zeker realisme om in hen te kunnen geloven. James wordt neergezet als een hopeloze zenuwpees, maar als via flashbacks zijn voorgeschiedenis wordt verteld, staat dat zo ver af van de man die hij is geworden dat het niet om een en dezelfde persoon lijkt te gaan. Of neem het pesten waarvan Penelope slachtoffer is. Zij heeft nog maar net leren lezen, maar haar klasgenoten maken van haar een outcast alsof ze minstens twee keer zo oud is – zó extreem vernederen ze haar.
En zo lees je andermaal een filosofisch traktaat dat te armoedig is vermomd als roman. Eekhout neiging te expliciet te beschrijven verergert dat. Dat zit in grote dingen als het gejammer van Ana om de geestelijke aftakeling van haar man en de maandenlange vermissing van haar dochter. Maar net zo goed in kleine dingen. Een gesprek gaat moeiteloos over van de vermissing op “beeldhouwkunst en de verschillen en overeenkomsten met schilderkunst”. Dat is zo weinig specifiek dat het betekenisloos en zelfs ridicuul wordt, vooral dat “verschillen en overeenkomsten”.

In Nicolas en de verdwijning van de wereld heeft Eekhout echter de gelukkige keuze gemaakt om een achtjarig kind de hoofdpersoon van haar verhaal te maken. Dat dwingt haar een perspectief te kiezen van iemand die de implicaties van het aangekondigde einde der tijden niet begrijpt. Het wordt hem ook niet verteld. Na de eerste nieuwsuitzending zegt zijn moeder dat ze ook “niet precies” weet wat een zwart gat is en dat “het allemaal wel zal meevallen. Anders zouden ze het wel geheimhouden.” Ook wanneer de wanhoop om hem heen groeit, blijft iedereen de bittere pil voor hem vergulden.
Meer dan in Op een nacht slaagt Eekhout er ook in om het jeugdige personage geloofwaardig te maken. Paste het gedrag van Penelope en haar klasgenoten niet bij hun leeftijd, bij Nicolaas is dat veel beter in balans. Hij bezit een goede mengeling van onbezorgde naïviteit, ontluikend begrip van de wereld om hem heen, minimale kennis en drieste overmoed. Slechts af en toe schiet Eekhout uit de bocht, bijvoorbeeld wanneer een klasgenoot volwassen complottheorieën spuit: “Iemand die mijn broer kent werkt bij het ministerie.” Welke achtjarige kent het woord 'ministerie'?
Daar komt bij dat Nicolas en de verdwijning van de wereld slim in elkaar zit. Net als in Dogmavertegenwoordigen alle personages een mogelijke reactie op het fatale nieuws. Het hoofd van de school hangt zich op uit pure wanhoop. Ouders van een vriendje blijven bidden, erop vertrouwend dat God hen zal redden. Een oudere buurvrouw, al enige tijd weduwe, berust erin omdat het leven voor haar toch al gedaan was. Maar omdat iedereen in de eerste plaats een logische plek in de plot heeft gekregen, is veel minder dan in haar debuut zichtbaar welke functie Eekhout hen heeft gegeven.
Op een even subtiele (maar tegelijk onmiskenbare) wijze verweeft ze ook de filosofische vragen, waar het haar steeds om te doen is, in haar vertelling. Vragen over leven en dood, in dit geval. Niet toevallig is de moeder zwanger. Later raakt het oppasmeisje van de overkant onbedoeld ook zwanger. Kun je het leven nog koesteren als het zo duidelijk niets meer zal betekenen? Moeder heeft daar moeite mee, het oppasmeisje kiest er uiteindelijk onverkort voor. En Nicolas doodt per ongeluk zijn beste vriend. Hoe erg is dat nog als je hem daarmee een in wezen erger lot bespaard?
En zo weet Eekhout in Nicolas en de verdwijning van de wereld juist wél emoties op te roepen en tot nadenken aan te zetten zonder één keer nadrukkelijk erop te wijzen dat de situatie heus heel erg is, en zonder uit te leggen dat ideeën over moraliteit onder extreme druk vloeibaar worden. Ze toont alleen maar wat er gebeurt in de kleine wereld van een achtjarige jongen vanaf de aankondiging van de minister-president. Meer niet. En toch voel je geleidelijk de spanning en de wanhoop bij jezelf toenemen, terwijl je jezelf steeds prangender de vraag stelt: hoe zou ík in deze situatie handelen?
Dat is natuurlijk waar literatuur voor is bedoeld. Anne Eekhout zal zich daar ongetwijfeld van bewust zijn, maar met haar derde roman slaagt ze er voor de eerste keer in om de theorie in praktijk te brengen.
(Eerder gepubliceerd in Ons Erfdeel 3/2019)

zondag 20 oktober 2019

Interview: Paul Claes over vertalen (Bibliotheekblad)

Omdat Paul Claes altijd vertaalde naast zijn wetenschappelijke werk, zet hij al decennia uitsluitend auteurs naar het Nederlands om waar hij zelf van houdt. En wiens teksten iets moeilijks hebben, waardoor hij hun werk wel moet vertalen om ze echt te begrijpen.

Zelf schrijven of geschriften van anderen vertalen? Paul Claes doet het allebei even intens. Hij heeft in vier decennia een groot oeuvre bij elkaar geschreven aan proza, poëzie en essayistiek – met wellicht de roman De kameleon (2001) als bekendste werk. De lijst vertalingen van zijn hand is zo mogelijk nog omvangrijker. Daarop staat voornamelijk poëzie: van Sappho en Horatius tot Mallarmé en Pound. Maar zeker niet alleen. De vertaling van James Joyce' Ulysses die hij samen met Mon Nys maakte, geldt als zijn tour de force.
De Vlaamse oud-docent aan de Universiteit van Nijmegen kan dan ook niet zeggen dat hij het ene leuker vindt om te doen dan het andere. 'Ik wissel het graag af', zegt hij aan de telefoon. 'Voor de middag schrijf ik eigen werk, na de middag vertaal ik. Als ik vastzit met mijn eigen werk, kan ik ook altijd verder met een vertaling. Interfereert dat niet? Misschien alleen toen ik Joyce vertaalde. Hij heeft zo'n eigen stijl. Toen ik daar middenin zat, bezondigde ik me een enkele keer aan een Joyceaanse woordspeling.'
Claes vertaalt uit een groot aantal talen: Grieks, Latijn, Engels, Frans, Spaans – en soms uit het Nederlands naar deze talen, zoals recentelijk de verzamelde gedichten van Willem Elsschot naar het Frans. 'Het liefst vertaal ik uit het Frans,' zegt hij echter. 'Die taal beheers ik het best. Het is de taal waarin ik vanaf mijn vroegste jeugd in ben gegroeid. Thuis in Leuven lazen wij ook de [Brusselse krant] La Libre Belgique. Mijn vader kocht Kuifjes in de oorspronkelijke taal. Ik schrijf soms ook zelf in het Frans.'

Wat is zo aantrekkelijk aan vertalen?
'Hoe goed je een vreemde taal ook kent, bij het lezen stuit je altijd op passages die je niet helemaal begrijpt. Als gewone lezer ben je geneigd over die details heen te stappen. Als vertaler kun je je dat niet permitteren. Ook ondoorzichtige passages moet je vertalen. De vreugde om dat wat je eerst niet begrepen hebt, toch in je eigen taal weer te kunnen geven, is iedere keer groot. Soms blijkt de passage iets totaal anders te betekenen dan je dacht. Soms blijkt zelfs dat de grootste Joyce-specialisten allerlei dingen hebben beweerd over de tekst die er helemaal niet staan. Alleen als vertaler weet je echt wat er staat.'

Vertaalt u daarom uitsluitend teksten waar u zelf meer van af wil weten?
'Ik heb het voordeel dat ik nooit beroepsvertaler ben geweest. Ik doe dit werk als liefhebber: auteurs waar ik van hou, wil ik beter leren kennen. Auteurs ook die je niet in een keer begrijpt, zodat je ze wel moet vertalen. Ik zou niet snel Simenon doen, omdat zijn werk qua taal goed behapbaar is. Mijn vertalingen gaan daarom vaak gepaard met een commentaar – als introductie in het boek of als aparte uitgave. Ik zie dat als service aan lezers. Zeker als het gaat om moeilijke auteurs als Rimbaud of Catullus vind ik niet dat je hun werk zomaar aan de lezer kunt geven. Zonder toelichting zegt hun werk niet zo veel meer.'

U streeft als vertaler een didactisch doel na?
'Ja. Voor de meeste lezers geldt dat ze een tekst uit een andere taal alleen kunnen leren kennen door de vertaling te lezen. Daarom moet je hem zo goed mogelijk vertalen. Ik zoek plichtsgetrouw ieder woord op – zelfs and, dat in het Engels veel meer betekent dan alleen "en".'

Hoe bent u in het vak gerold?
'Ik was al veertig jaar, had mijn hele leven vertaald, maar niets daarvan gepubliceerd. Ik was druk bezig met een wetenschappelijke carrière. Toen leerde ik toevallig Johan Polak van uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep kennen. Hij was vol van Franse symbolisten als De Nerval, Rimbaud, Mallarmé en zocht iemand die dat voor hem kon vertalen. Dat wilde ik wel doen. Daarmee zat ik ook gelijk bij een goede uitgeverij en kon ik vervolgens altijd een uitgeverij vinden die mijn vertalingen wilde publiceren. Ik werk eigenlijk nooit met contracten: ik vertaal iets en zoek er daarna pas een uitgeverij voor.'

U heeft nooit in opdracht vertaald?
'Ulysses heb ik op verzoek van De Bezige Bij vertaald. Er was een beroemde vertaling van John Vandenberg uit 1969, maar op dat moment bijna 25 jaar oud. De uitgeverij vond de taal te zeer verouderd. Bepaalde passages liepen niet zo lekker. Toen vroegen ze mij het opnieuw te doen. Aan de ene kant was het makkelijker om een boek te vertalen dat al in het Nederlands bestond: veel was al goed omgezet. Aan de andere kant moet je toch je eigen accenten leggen. En: we deden het met z'n tweeën. Je moet elkaars werk dan goed op elkaar afstemmen.'

Het lijkt me, gezien uw motivatie om te vertalen, niet voor de hand liggen dat uw teksten kiest die al eerder zijn gedaan.
'Toch gebeurt het. De sonnetten van Louise Labé waren zelfs al drie keer vertaald, maar ik vond dat het beter kon. Ook teksten van de klassieke auteurs die ik heb gedaan, zijn al heel vaak vertaald. Maar omdat die vertalingen uit het Latijn en Grieks vaak dienden om Nederlandstalige lezers te helpen bij het lezen van het origineel, waren ze onbeholpen. Ze zaten te dicht op de brontaal. Pas nu worden vertalingen gemaakt – niet alleen door mij – die voldoen aan wat voor mij de eerste eis is die je aan een vertaling moet stellen: dat hij is geschreven in idiomatisch Nederlands. En dus niet in een soort vernederlandst Latijn.'

Hoe schat u het huidige vertaalniveau in Nederland en Vlaanderen in?
'Het hangt ervan af. Vertalingen van Engelse thriller vind ik over het algemeen zwak vertaald. Ik sla er weleens één open in de boekhandel: op de eerste pagina zie je de brontaal er al doorheen schemeren. Typisch Engelse constructies zijn nagevolgd, er staan anglicismen in. Maar ook in literaire vertalingen, die vaak door professionelere vertalers worden gedaan, zie ik bijvoorbeeld nog zogeheten valse vrienden: woorden die er bedrieglijk vertrouwd uitzien, maar toch iets anders betekenen.'

En dat terwijl er, anders dan in uw begindagen, betere opleidingsmogelijkheden zijn gekomen.
'Zeker. Die bestonden vroeger niet. Er waren zelfs geen handboeken. Ik heb zelf vorig jaar Gouden vertaalregels uitgebracht, waarin onder meer algemene richtlijnen staan – raadgevingen, geen voorschriften – voor vertalen uit het Frans, Engels en Italiaans. Zoiets bestond gewoon niet. Al mijn collega's moesten zelf uitvinden wat de basisprincipes zijn voor het omzetten van hun taal naar het Nederlands. Maar er zijn ook ongunstige ontwikkelingen.'

Welke?
'Het talenonderwijs in het Frans en Engels op de middelbare scholen is hard achteruit gegaan. Mijn opleiding Frans stond op een hoger peil dan tegenwoordig in België, en in het Nederland zal het waarschijnlijk nog erger zijn. Ook de opleidingen Engels zijn ondermaats, hoewel men verwacht dat docenten op de universiteit in het Engels doceren.'

En de honorering voor vertalers is beperkt, waardoor ze vertalingen moeten afraffelen om ervan te kunnen leven.
'Inderdaad. Dat zal niet snel veranderen. Daarvoor is het taalgebied te klein. Zeker als je poëzie naar het Nederlands vertaalt, gaat het om zulke kleine oplagen dat een vertaler geen financiële eisen kan stellen. Er zijn gelukkig wel subsidiemogelijkheden, maar het blijft lang werk voor een gering loon. Dan kun je maar het beste, zoals ik, in eerste plaats vertalen voor je plezier.'

Daarbij daalt de markt voor literaire vertalingen. Merkt u daar iets van – bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van vertaalde literatuur in bibliotheken?
'De situatie in Nederland ken ik niet. In Vlaanderen is helaas wel een domme evolutie aan de gang. Een titel die niet genoeg wordt uitgeleend, wordt weggehaald, waardoor er een groot verloop is. Voor eenmalige bestsellers is dat niet erg. Er zijn veel eendagsvliegen. Maar er zijn ook klassieke werken die niet meer te krijgen zijn in de bibliotheken. Ik vind het heel kwalijk dat bibliotheken niet meer het inzicht delen dat die werken aanwezig móéten zijn. Waarom kopen ze vijf exemplaren in van Bart Van Loo, wiens werk ook in alle boekhandels in stapels ligt? Waarom besteden ze het geld niet aan het in stand houden van voor iedereen toegankelijke collectie van wat langdurig waardevol is gebleken?'

Zou u zelf, anders dan het vertalen zelf, iets kunnen doen om aandacht voor vertalingen in bibliotheken levend te houden?
'Dat weet ik niet. Ik zou op tournee kunnen gaan met de gedichten van T.S. Eliot, maar ik moet zeggen: ik krijg daarvoor weinig aanbiedingen van bibliotheken.'
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad)

woensdag 16 oktober 2019

'De herhaling geeft de Staat van het Nederlands zijn kracht' (Taalunie:bericht)

De Staat van het Nederlands brengt de positie van het Nederlands in het taalgebied in beeld. Door het onderzoek steeds te herhalen, wordt dat beeld almaar scherper. Dat maakt de enquête onder taalgebruikers in Nederland, Vlaanderen en Suriname van het grootste belang, vinden de drie coördinatoren van het onderzoek.

Het Nederlands blijft met afstand de belangrijkste voertaal in Nederland, Vlaanderen en Suriname. Dat blijkt uit de tweede editie van de Staat van het Nederlands: 85,2% van de Nederlanders en 90,6% van de Vlamingen spreekt altijd Nederlands met familie en vrienden. Maar dat hoeft niet altijd standaardtaal te zijn: 29% van de Nederlanders en 66% van de Vlamingen zegt daarnaast een dialect of een tussentaal te spreken. Tegelijk neemt het gebruik van Engels in het hoger onderwijs verder toe.
Voor Johan De Caluwe komen deze resultaten niet als een verrassing. 'De uitkomsten bevestigen mijn persoonlijke ervaringen', vertelt de coördinator van het onderzoek in Vlaanderen. 'Neem mijn waarnemingen aan de universiteit. Hoewel de Vlaamse decreten scherpe grenzen stellen aan de hoeveelheid Engels dat mag worden gebruikt en er op bachelor-niveau dus weinig in het Engels wordt gedoceerd, zie ik de universiteit steeds verder verengelsen. Van de marketing en documentatie, die standaard tweetalig zijn geworden, tot de fietsenberging, waarop nu een tweetalig bordje staat.'

Over twintig jaar
De professor Nederlandse taalkunde, verbonden aan de Universiteit Gent, hecht bijzonder veel waarde aan het onderzoek naar de Staat van het Nederlands. En vooral: aan de ijzeren regelmaat waarmee het gebruik van het Nederlands en andere talen in het taalgebied wordt bevraagd. 'Hoe vaker we het onderzoek herhalen, hoe waardevoller het wordt, omdat we dan de evolutie kunnen aflezen. Over twintig jaar kijken we daarom wél misschien met verbazing naar de uitkomsten van het huidige onderzoek. Spraken we nog maar zo weinig Engels? Gebruikten we nog zo vaak dialect?'
De coördinatoren van het onderzoek in Nederland en Suriname delen deze visie. Ook Frans Hinskens, onderzoeker variatielinguïstiek aan het Meertens Instituut (Amsterdam) en hoogleraar taalvariatie en taalcontact aan de Radboud Universiteit (Nijmegen), en Sita Doerga Misier, coördinator van de opleiding Nederlands aan het Instituut voor de Opleiding van Leraren (Paramaribo), zijn niet verbaasd over de uitkomsten, maar onderstrepen het grote belang van het onderzoek naar de Staat van het Nederlands.
'Daar zijn verschillende redenen voor', somt Hinskens op. 'Ten eerste een algemeen culturele reden. Culturele diversiteit betekent ook talige diversiteit. Dan wil je weten wat die precies inhoudt en onder welke omstandigheden al die talen worden ingezet. Ten tweede is er een maatschappelijke reden. We willen dat iedereen in het taalgebied toegang heeft tot de samenleving. Een wezenlijk instrument daarvoor is taal. Wie de standaardtaal niet beheerst, kan zichzelf niet ontplooien en niet meedoen aan de democratie. Dan wil je peilen hoe het met die standaardtaal staat.'

Van belang voor beleid
Alle harde cijfers die het onderzoek heeft opgeleverd, zijn in zijn ogen daarom zeer relevante gegevens voor beleid. 'Het is om verschillende redenen goed dat we ook hoger onderwijs in het Engels aanbieden. Maar de vraag wanneer dat nuttig is en wanneer niet, wordt amper gesteld. Het hoger onderwijs verengelst klakkeloos. Dit onderzoek, dat bijvoorbeeld ook uitwijst dat het maatschappelijk draagvlak ervoor is gedaald, draagt er mede aan bij dat onderwijsbestuurders daarover zorgvuldig nadenken.'
Het is daarbij extra waardevol dat het onderzoek met zijn vele invalshoeken zo veel nuances biedt. Zie het gebruik van regionale talen en dialect. Het onderzoek wijst uit dat 12,4% van de Nederlanders dat spreekt met zijn ouders en 4,4% met zijn kinderen. 'Als die trend doorzet, is dialect over drie generaties erg marginaal. Je ziet ook dat het amper wordt gebruikt op sociale media. Maar daarentegen zegt – en dat is nou opzienbarend veel – 40% van de Limburgers in het ziekenhuis Limburgs te spreken. Dialect speelt dus wel degelijk nog een grote rol.'

Talengebruik in Suriname
Doerga Misier benadrukt de importantie van de Staat van het Nederlands – waarin dit jaar ook het gebruik van de taal in Suriname werd onderzocht – voor het taalonderzoek. 'Dat is grotendeels onontgonnen terrein. Dit onderzoek is daarom een heel mooie aanleiding voor vervolgonderzoek. Neem het gegeven dat katholieken veel vaker altijd Nederlands als religieuze taal gebruiken dan protestanten of hindoes. Studenten op de universiteit hebben voor hun scripties zulk vooronderzoek nodig om vervolgens dieper te kunnen graven.'
Daarnaast spelen de uitkomsten een rol in de voortdurende discussie over het Nederlands. 'Welke vorm spreken wij: Surinaams-Nederlands of Europees-Nederlands? Wat willen we onze kinderen leren? En in het verlengde hiervan: is het onze taal of een ons opgelegde taal? En hoewel de uitkomst in lijn is met de verwachtingen, zie je nu ook hoe sterk het Nederlands hier is met 60% van de Surinamers dat zegt óók Nederlands te spreken. Het is nu duidelijk dat het Nederlands, samen met het Sranantongo, in het sociaal verkeer de lingua franca van Suriname is.’
Het Engels rukt weliswaar ook op in Suriname, maar – blijkt nu – dat gaat niet ten koste van het Nederlands. 'Via de media, waar films zonder ondertiteling worden vertoond. Via festivals, waar muziek en spoken word in het Engels zijn. Je ziet bij jongeren daarom ook wel codewisseling: dat ze Engels, overgenomen van tv, door hun taal mengen. Maar toch wordt het Nederlands eerder sterker. Dat blijkt uit het feit dat de generatie van 15- tot 39-jarigen vaker altijd Nederlands zegt te spreken dan de generatie daarboven.'

Verschuivingen
Deze editie van de Staat van het Nederlands laat enkele opmerkelijke verschuivingen zien ten opzichte van het eerste onderzoek. Neem de opkomst van het Fries: aanzienlijk meer respondenten zeggen deze taal altijd of ook te spreken: van 42,8% naar 59,5%. Of de afname van het Engels op sociale media: in Nederland van 27% naar 23,6%, en in Vlaanderen van 24,6% naar 22,7%. Volgens de onderzoekers past echter een nuancering bij deze cijfers.
'Er namen deze keer heel wat meer mensen uit Friesland deel aan de enquête dan de vorige keer', zegt Hinskens. 'Omdat mensen zichzelf mogen aanmelden, gebeurde het dat activisten voor het Fries, die bijvoorbeeld vinden dat de hbo-opleiding Friestalig moet worden, hem invulden. Dat is een effect dat je moet verrekenen bij de interpretatie van de uitkomsten. Voor de sociale media weten we dat de gebruikers van Facebook gemiddeld ouder zijn geworden, en juist zij schrijven online minder Engels.'

Ook daarom is herhaling van het onderzoek van groot gewicht. Pas als een verschuiving meerdere onderzoeken achter elkaar te zien is, weet je dat het taalgebruik werkelijk is veranderd. 'En door het onderzoek steeds uit te breiden, krijg je ook een steeds beter beeld', vult De Caluwe aan. 'Pas als je nog meer mensen met een immigratie-achtergrond ondervraagt, voor wie het Nederlands de tweede of derde taal is, zie je goed hoe het Nederlands functioneert als – dominante – taal in een veeltalige omgeving.'
(Eerder gepubliceerd op Taaluniebericht.org)

zondag 6 oktober 2019

Interview: uitgever Mariska Budding van Kluitman tussen twee Boekenweken in (Boekblad)

Hoogtij voor kinder- en jeugdboekenuitgevers zoals Mariska Budding. Afgelopen week was de Boekenweek voor Jongeren, komende week begint de Kinderboekenweek. En dan staan de iconische Kluitman-karakters ook nog in de aandacht dankzij de jaarlijkse kinderspostzegelactie, [zo vertelde zij op 29 september jl.].

Hoe was je week?
'Het was een normale week met veel afspraken – met auteurs over hun plannen voor de toekomst, en met collega's over het programma in Frankfurt en de boeken van komend voorjaar.'

De Boekenweek voor jongeren hield je niet bezig?
'Als uitgever niet echt. Auteurs hebben het er vooral druk mee, omdat zij overal scholen bezoeken. En ik volg van een afstand natuurlijk hoe het hen vergaat.'

Wordt de impact van deze Boekenweek wel groter? De oplage van 3PAK is flink gestegen.
'Het feit dát hij er is, is al belangrijk. Het is de enige keer dat het vak zich richt op de doelgroep die juist in een fase is – vanaf het begin van de middelbare school – dat ze afhaken als lezers. De groep jongeren die graag lezen, kun je het hele jaar wel bereiken. Maar daarnaast moet je een moment hebben om de anderen te laten zien dat lezen meer dan een verplichting is, maar dat het juist iets leuks is.'

Heeft de week commercieel effect?
'Dat is wel de bedoeling, maar het effect is niet groot. Natuurlijk worden juist nu veel boeken uit de najaarsaanbieding uitgeleverd. Daarom merken we wel een plus in de omzet. Maar het is nog lang geen Kinderboekenweek, wanneer allerlei titels in de Bestseller 60 belanden.'

Sluit het fonds van Kluitman voldoende aan bij deze week?
'De focus ligt op de jeugd van 4 tot 12 jaar, maar we brengen zeker ook boeken voor oudere leeftijden. Een YA-auteur als Sarah Crossan is vrij populair, maar ik wil die niet positioneren als exclusief voor deze doelgroep. Ik geloof in het crossover-effect van YA. Deze boeken zijn ook geschikt voor volwassenen, wat blijkt uit de verkoop. Ze was 16 van Marlies Allewijn werd zelfs zo goed gekocht door volwassenen dat we nu met een editie voor volwassenen komen, met apart voorwoord.'

Ik zie wel steeds vaker persberichten voorbij komen over een nieuwe lijn novelles voor jongeren van 12+ en 14+.
'Die zijn inderdaad wél expliciet gericht op jongeren. Ik had al langer het idee: jongeren moet zo veel. En als ze dan lezen, grijpen ze naar een – mooi, maar dun – boek als Oeroeg. Zeg, de Boekenweekgeschenk-formule. Dus waarom zouden wij niet voor hen dunne, gebonden en niet te dure boeken (want onder de 10 euro) maken om hen daarmee ook te verleiden daarna meer te gaan lezen? Ik geloof echt dat dat kan.'

Wanneer is Kluitman daar precies mee begonnen?
'Afgesloten van Natasza Tardio was in 2017 de eerste. Daarna volgden titels van Marlies Slegers en Mirjam Hildebrand en inmiddels hebben we het uitgebouwd tot twee titels per aanbieding. Voor dit najaar zijn dat Stief van Marion Pauw en De verleiding van Stine Jensen. Het hoeven nadrukkelijk geen thrillers te zijn, alle genres komen in aanmerking.'

Slaat het concept aan?
'Absoluut. Ik hoorde van de week nog van een auteur dat zij op een schoolbezoek merkte hoe enthousiast de leerlingen waren. En: dat de leerlingen het voor de lijst mogen lezen. Ook dat is belangrijk.'

Sinds woensdag gaan ook basisschoolleerlingen langs de deur met de Kinderpostzegels. Dit keer met allemaal karakters van Kluitman.
'En daar krijgen wij ontzettend veel leuke reacties op.'

Is dat een commercieel buitenkansje?
'Nee. Het is vooral een eer. De karakters als Dik Trom en Pietje Bell zijn zo bekend. Mensen denken daarom niet opeens: die moeten we kopen. Het roept vooral nostalgie op, blijkt uit de reacties. "Dik Trom is mijn favoriet", laten mensen ons weten. Of: "Ik heb alles van De Kameleon gelezen". Er is vorige week wel net een nieuwe deel van De Kameleon verschenen.'

En dan begint komende week de Kinderboekenweek. Kijk je ernaar uit?
'Zeker. Een van onze titels heeft een zilveren penseel gewonnen: Vriendschap is alles, dat Karst-Janneke Rogaar heeft geïllustreerd. Dinsdag horen we of dat goud is geworden, heel spannend. En een van onze titels is een kerntitel: Ik reis de wereld rond, vertaald en bewerkt door Annemarie Dragt. De invloed van die selectie is groot. Nog voor de Kinderboekenweek is begonnen zijn we een derde druk gestart. Het staat ook in de kinderboeken-top 10.'

Wordt dat wel twee drukke weken?
'Voor een uitgever minder. Voor de marketing meer. We hebben veel plannen gemaakt die zij gaan uitvoeren. Ik ga natuurlijk wel naar het Kinderboekenbal – voor het eerst zonder kinderen erbij; ik ben heel benieuwd hoe dat zal zijn – en we hebben een perslunch voor het verschijnen van Stief. Maar toch ben ik ook komende week meer bezig met Frankfurt, dat er al snel aankomt.'

Tot slot. Wat doe je vandaag?
'Iets leuks met mijn gezin, maar ik weet nog niet wat. We gaan vaak op zondag naar musea. Laatst waren we naar het vernieuwde Naturalis. Dat is prachtig geworden, echt een aanrader.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 29 sep)