woensdag 31 oktober 2012

Nederlandse literaire uitgeverijen laten Europese subsidiemogelijkheden onbenut (Boekblad)


Nederlandse literaire uitgeverijen maken onvoldoende gebruik van de Europese subsidie voor vertalingen. SICA/Europees Cultureel Contactpunt en het Nederlands Letterenfonds organiseren daarom op 1 november een informatiemiddag.

Het Europees cultuurprogramma stelt bedragen tussen de 2.000 en 60.000 euro beschikbaar, met een maximum van vijftig procent van de kosten. In aanmerking komen vertalingen van de ene Europese taal naar de andere in de categorie fictie (inclusief poëzie, strips en jeugdboeken). Bovendien moet het gaan om projecten van ‘hoog niveau’ en met een Europese meerwaarde, en let Europa op de mate waarin de gesubsidieerde uitgaven zullen worden gepromoot.
Uitgeverijen als De Geus, Van Gennep en Athenaeum-Polak & Van Gennep hebben de afgelopen jaren succesvol een aanvraag gedaan op dit fonds, maar de sector als geheel maakt in verhouding met andere landen weinig gebruik van deze subsidiepot.
Hoe dat komt, weet senior beleidsmedewerker Pieter Jan van der Veen van het Nederlands Letterenfonds niet zo goed. ‘Men was misschien niet zo goed op de hoogte. Het kost ook relatief veel moeite: je moet veel papierwerk invullen en er zijn allerlei strenge voorwaarden zoals de termijn waarbinnen een project begint en moet zijn afgerond. Een uitgeverij moet maar projecten hebben die daarin vallen.’
Ook was de nood voor uitgeverijen in het verleden wellicht niet zo hoog. ‘Dat zal nu anders zijn,’ denkt Van der Veen. ‘Nationale subsidies zijn in landen als Spanje en Hongarije radicaal geschrapt of hebben veel strengere voorwaarden gekregen. Tegelijk willen uitgevers in deze tijden minder risico nemen en dus liever een exploitatiesubsidie om dat risico te verkleinen.’
Bovendien neemt de markt voor vertalingen in Nederland af. ‘Wij zien het aantal aanvragen voor werkbeurzen of een exploitatiesubsidie voor vertalingen naar het Nederlands afnemen. We zien zelfs dat vertalingen waarvoor wij subsidie hebben verleend toch niet worden uitgegeven omdat de boekhandel ze niet inkoopt. De uitgever ziet er dan helemaal van af. Een enorme kapitaalvernietiging.’
Op de informatiemiddag vertelt SICA/Europees Cultureel Contactpunt aan de vijftien uitgeverijen die zich inmiddels hebben aangemeld, wat de Europese subsidiemogelijkheden zijn, hoe een uitgeverij die moet aanvragen et cetera. SICA kan ook uitgeverijen begeleiden. Dat dit zin heeft, blijkt uit het voorstel dat Europa voor de komende periode (vanaf 2014) de subsidiepot zal vergroten.
Daarnaast vertelt het Nederlands Letterenfonds wat haar speerpunten zijn voor de komende vier jaar. ‘Die richten zich op de zichtbaarheid van de vertaler en deskundigheidsbevordering,’ zegt Van der Veen. ‘Daar zijn we al mee bezig, maar dat breiden we uit. Bij de bezuinigingen hebben we vertalers ontzien, maar het is wel een punt van zorg dat we investeringen in een masteropleiding, maar dat er door de marktontwikkelingen tegelijk minder werk voor vertalers is.’
Tot slot vertelt hoofdredacteur Alexandra Koch over Schwob.nl, dat zich richt op onvertaalde literatuur. ‘Ook hier zit een klein subsidiepotje aan vast, waar we uitgevers over willen informeren.’ Overigens wil het Nederlands Letterenfonds in samenwerking met zusterorganisaties een Europese variant van Schwob.nl oprichten met als doel het stimuleren van onderlinge vertalingen. Hiervoor heeft het fonds zelf een Europese subsidieaanvraag gedaan.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 24 okt 2012)

Meer over vertalen:

dinsdag 30 oktober 2012

AKO Literatuurprijs 2012: 'Post mortem' van Peter Terrin

Post mortem dus, van Peter Terrin. Na een ongebruikelijk korte vergadering van zo'n driekwartier koos de jury voor deze intrigerende en ingenieuze roman, die zich niet eenvoudig laat navertellen maar wél een belevenis is om te lezen. Het boek raakt je in het hart en zet je aan het nadenken. Het boek stelt expliciet relevante vragen over de verhouding tussen werkelijkheid en fictie in deze gemediatiseerde wereld, waarbij de fictie het nadrukkelijk overwint.

PS. De Gouden Pinguïn, ook gisteren uitgereikt, ging naar Herman Verbruggen.

maandag 29 oktober 2012

AKO Literatuurprijs 2012: de ontknoping nadert

Eerst was er een Tiplijst. Toen volgde een Toplijst – met deze kenmerken. En vanavond is er, na ongetwijfeld een verhitte juryvergadering, een winnaar. Om ongeveer 22.15 uur is de bekendmaking live te zien in Nieuwsuur op Nederland 2.
Er was opmerkelijk weinig kritiek op de Toplijst dit jaar. In de pers, op sociale media, en ook genomineerde auteurs – voor zover ik die heb gesproken – vonden het een mooie, evenwichtige lijst. Helaas waren er ook weinig vooruitblikken op de uitreiking. Ik kan me er wel iets bij voorstellen dat een krant er moe van wordt om ieder jaar een pagina vrij te maken om de top zes te wegen, maar ik hoop dat het gebrek aan artikelen geen teken van onverschilligheid is.
Toch kon ik nog aardig wat voorspellingen vinden. Den Haag Centraal gokt op Anton Valens, Recensieweb laat Peter Terrin na een nek aan nekrace het winnen van Stephan Enter en het Nederlands Dagblad hoopt op Enter.
Enter krijgt meer steun: ook Annet de Jong (De Telegraaf) en Johan de Haes (Deredactie.be) zien hem als winnaar. De Morgen vindt dat Elvis Peeters de prijs verdient.
NRC Handelsblad, tot slot, schrijft dat Terrin hem wint als Enter hem niet krijgt – en andersom. Zelf een keuze maken doet de krant niet.

zondag 28 oktober 2012

Des romans français: Andreï Makine, 'Het leven van een onbekende man'


Ik hou van je, Jana

Andreï Makine opent Het leven van een onbekende man met een verwijzing naar Tsjechov. Sjoetov, een wat oudere Russische schrijver die in Parijs woont en maar matig succes heeft met zijn boeken, herinnert zich een verhaal van Tsjechov waarin twee geliefden aan het eind van hun leven elkaar weerzien en samen nog eens op een slee de besneeuwde heuvel afdalen. ‘Ik houd van je, Nadenka,’ zegt de bejaarde man, terwijl ze worden meegesleurd door een sneeuwstorm. Deze herinnering komt op het moment dat Sjoetovs veel jongere vriendin op het punt staat hem te verlaten, ze zijn uit elkaar gegroeid, de liefde zat niet diep genoeg. En Tsjechov doet Sjoetov zich zijn eerste liefde herinneren, die vervolgens op weer een andere liefdesgeschiedenis stuit.

Als dat verhaal nog werkt, denkt Sjoetov, komt het doordat ik ook zo’n soort liefde heb gekend. Dertig jaar…ja, ruim dertig jaar geleden.
Behalve dat het niet ’s winters gebeurde, maar in het heldere licht van een goudgele herfst. Het begin van zijn studie in Leningrad en die vrouwengestalte op paden met de pittige geur van dorre bladeren. Een jong meisje van wie nu alleen nog maar vage omtrekken, een verre stem resten…

Tot zover had het verhaal mooi gepast in Le livre des brèves amours éternelles, het boek dat Makine na deze roman schreef. Maar deze ‘eeuwige liefde’ krijgt een staartje en verandert daardoor in een afgeronde liefde. En wat belangrijker is, er komt een verhaal bij.
Sjoetov besluit op zoek te gaan naar Jana, de vrouwengestalte in de goudgele herfst. Via via probeert hij haar nummer te achterhalen. Bij zo’n zoektocht hoort vertwijfeling. Wat haalt het uit, wat voor zin heeft het weer in het leven te stappen van mensen die hij al zo lang uit het oog is verloren?

Halverwege valt hij in slaap en neemt in zijn dromen de vraag mee die zo’n pijn doet: dus als ik niet kwam, zou het leven van de mensen die ik belde dan doorgaan zoals daarvoor? En het leven van Jana ook? Dus waarom zou ik komen?

Toch gaat hij als hij haar heeft getraceerd. Maar is het de vrouw die hij dertig jaar geleden heeft ontmoet? Jana heeft nauwelijks tijd voor hem, hij komt dan ook op een ongelukkig moment: Sint-Petersburg viert haar driehonderdjarig bestaan en Jana zit in het hotelwezen. Ze moet alle zeilen bijzetten om de gasten die de stad overspoelen en in haar hotels overnachten tevreden te stellen. Terloops heeft ze tijd voor Sjoetov, ze lunchen een keer, maar tot een echt gesprek komt het niet. Zijn herinnering aan haar lijkt zij in de verste verte niet te delen. Hij dwaalt alleen door de stad en ontfermt zich in het huis van Jana over een oude bedlegerige man die men op het punt staat te verhuizen naar een verzorgingstehuis. De man, van wie men dacht dat hij niet kon praten, blijkt woorden in overvloed te hebben om zijn leven aan Sjoetov te vertellen.

“Ja, ze vertelden me dat u…stom was, dat u…eh…uw spraak kwijt was…”
De oude man glimlacht.
“U merkt wel dat het niet zo is”
“Maar waarom…sprak u met niemand?”
“Spreken waarover?”

En dan begint de man, Volski genaamd, te vertellen. Hij was zanger/toneelspeler aan het front, zag van dichtbij de gruweldaden van de oorlog, werd na een korte tijd van rust en vrede na de oorlog gedeporteerd naar een strafkamp in Siberië, verloor in zijn leven alles wat hij had, maar bleef zich vastklampen aan zijn geliefde. Hij wist dat ze voor elkaar gemaakt waren, dat ze eeuwig met elkaar verbonden waren door naar dezelfde hemel te kijken, hoe ver ze ook van elkaar verwijderd waren. Volski’s verhaal beslaat tweederde van het boek. Het is een prachtig verhaal, dramatisch en zo meeslepend verteld dat ik soms vergat dat Sjoetov er ook nog was, dat deze Volski hém het verhaal vertelde.
Onwillekeurig vergelijk je beide levens. Bij Volski hield de liefde hem op de been, en ook voor Sjoetov is de liefde een belangrijke drijfveer, al voert de desillusie bij hem de boventoon. En hoe zat het dan in het verhaal van Tsjechov? Daarin hervonden twee oude geliefden elkaar toch ook? Bij thuiskomst herleest Sjoetov het verhaal, en ziet hij dat hij het zich niet goed had herinnerd.
Andreï Makine blijkt met dit boek opnieuw een krachtig verteller, hij mengt verhalen die uitersten lijken moeiteloos met elkaar, zoals vreemden wier paden zich kruisen en die even iets gemeenschappelijks hebben. Vertellen is verbanden leggen tussen gebeurtenissen en mensen, lijnen uitstippelen en zijwegen inslaan. Makine toont zich daarin een meester.

zaterdag 27 oktober 2012

Vijf bekende Vlamingen maken kans op Gouden Pinguïn (Boekblad)


Bekende Vlamingen (BV’s) hebben nu ook hun eigen prijs: de Gouden Pinguïn, een initiatief van radiomaker Wim Oosterlinck. De prijs is een reactie op al jaren aanhoudende vloed aan BV-boeken.

Oosterlinck maakte maandagmiddag de nominaties bekend in zijn programma op Q-Music. De vijf kanshebbers zijn reality-tv-ster Carmen Pfaff (Carmen kookt voor de kids), model Lesley-Ann Poppe (Beauty food), presentatrice Katja Retsin (De roze tijgers & het circusmystery), acteur Herman Verbruggen (Vraag het aan Mark) en schrijver Herman Brusselmans (Guggenheimer in de mode).
De radiomaker heeft het initiatief genomen omdat hij het ‘ongehoord’ vindt dat BV-boeken consequent over het hoofd worden gezien door jury’s van literaire prijzen. ‘BV’s schrijven ook boeken en prijzen als De Gouden Boekenuil negeren dat telkens opnieuw. BV’s hebben ook recht op af en toe eens een literaire prijs.’ Brusselmans stond dit jaar nochtans op de Tiplijst van de AKO Literatuurprijs.
In werkelijkheid is het, aan de vooravond van de Boekenbeurs, een grappige reactie op de al jaren gehoorde klacht van boekenmakers, -verkopers en -liefhebbers dat iedere BV maar een boek maakt en zij tijdens hun signeersessies alle aandacht wegtrekken op de Boekenbeurs. Enkele jaren legde uitgeverij Lampedaire zich zelfs exclusief toe op het publiceren van BV-boeken.
Nog deze week in Humo verdedigen uitgevers Borgerhoff & Lamberigts en Van Halewyck zich tegen het etiket dat zij te veel BV-boeken publiceren. ‘BV-uitgeverij, dat verwijst krijgen wij ook wel eens,’ zegt Lamberigts daarin. ‘Terwijl wij heel goed weten dat BV’s om de BV’s niet werkt. Wat wij zoeken is de ideale auteur voor een idee dat wij hebben.’
En Van Halewyck: ‘[BV-boeken] - dat woord ligt erg gevoelig in dit huis. Wij maken geen BV-boeken, wij maken BV’s via hun boeken – een belangrijke nuance toch. Diane De Keyzer, Bo Coolsaet, Marleen Temmerman, dat waren geen BV’s, tot we gelukkig veel boeken van hen mochten verkopen.’
Niet iedereen is overigens blij met de prijs. Directeur Koen van Bockstal van het Vlaams Fonds voor de Letteren reageerde gepikeerd op Facebook: ‘Hoe onnozel kun je zijn? (...) Het enige wat je met je Gouden Pinguïn bereikt, is dat je elke échte auteur belachelijk maakt en tenminste insinueert dat iedereen zomaar een goed boek kan schrijven.’
De uitreiking van de Gouden Pinguïn is aanstaande maandag – toevallig enkele uren voordat de AKO Literatuurprijs 2012 wordt uitgereikt.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 24 okt 2012)

vrijdag 26 oktober 2012

In het dagboek van Harry Mulisch


Den Haag, Congresgebouw: ‘Dag van de literatuur’, 7000 scholieren, 40 schrijvers (zo veel zijn er op de hele wereld niet). Lezing, gesprekken, interviews, signeren, enz. Kermis.
(Uit: Harry Mulisch, Logboek 1991-1992)

Dit noteert Harry Mulisch op 6 maart 1991. Ik was daar toen bij, zestien jaar oud – bijna zestieneneenhalf. Het is idioot natuurlijk, maar ik heb dan toch het gevoel dat ik, als een van de zevenduizend, het dagboek van Mulisch heb gehaald. Heb ik toen een interview met hem bijgewoond? Ik kan het me niet meer herinneren. Wel komen andere herinneringen boven. De handtekening van Jan Wolkers in het boek dat ik van hem kocht (Brandende liefde). Het optreden van de Tröckener Kecks en de manier waarop zanger Rick de Leeuw de toegift aankondigde. Een klasgenoot die met Mulisch dweepte en ongetwijfeld wel naar al zijn optredens is geweest. Ook zou ik wel willen weten, door Mulisch’ opmerking tussen haakjes, welke schrijvers er die dag nog meer bij waren. En hoeveel daarvan inmiddels zijn vergeten.

Zie ook:

donderdag 25 oktober 2012

1962: Herman Hesse, profeet van de hippies, sterft


Vijftig jaar geleden zag het literaire landschap er heel anders uit. Zijn de hypes, de bestsellers en de laureaten van 1962 vergeten? Aflevering 4: Herman Hesse sterft en wordt daarna een van de meest gelezen auteurs ter wereld.

Profeet van de hippies

In de nacht van 8 op 9 augustus 1962 overleed een van de beroemdste Duitstalige schrijvers van dat moment aan de gevolgen van een beroerte: Hermann Hesse, Nobelprijswinnaar, auteur van De Steppewolf, Siddhartha en Het kralenspel, eredoctor van de universiteit van Bern. Toen hij niet aan het ontbijt verscheen, waarschuwde zijn vrouw de huisarts. Deze vond hem in bed met in zijn linkerhand de opengeslagen Bekentenissen van Augustinus. Hesse was 85 jaar geworden.
Toch kwam Hesse’s grootste roem pas na de stroom necrologieën in de internationale pers. Enkele jaren later ontdekte de hippie-generatie – aanvankelijk in Amerika, later in de rest van de wereld – de schrijver als een voorganger in hun persoonlijke zoektocht naar een beter mens. Net als zij had hij onafgebroken zijn eigen innerlijk omgewoeld op zoek naar verlichting, authenticiteit, zelfkennis, een hogere waarheid. Net als zij liet hij zich inspireren door esoterische wijsheid.
Al in zijn eerste roman Peter Camenzind waarmee hij in 1904 doorbrak, beschreef Hesse een reis naar geestelijke en lichamelijke bevrijding. Peter vlucht voor zijn lot om het boerenbedrijf van zijn vader over te nemen, worstelt met de dood van zijn moeder en een vriend, overweegt zelfmoord, raakt aan de drank, maar vindt tijdens een reis door Italië echte liefde en ware vriendschap. Hij keert terug om zijn vader te verzorgen en beseft dat hij zijn jeugddroom zal waargemaakt: dichter worden.
Peter Camenzind is daarmee archetypisch voor alle protagonisten in Hesse’s oeuvre. Met zijn eigen autobiografie als basis – van zijn moeilijke jeugd waarin hij zich verzet tegen de autoriteit van zijn vader en school tot zijn verblijf in de alternatieve kunstenaarskolonie Monte Verità (bij Ascona) – weefde de auteur steeds opnieuw dezelfde elementen tot een roman. De mentor, de afkeer van het wereldse leven, de natuur als enige respectabele macht. In veel Hesse-romans keren ze terug.
Gaandeweg werd zijn werk, onder invloed van een reis naar India en de ontdekking van de psychoanalyse, mystieker en spiritueler. Siddhartha (1922) is een geromantiseerde biografie van Boeddha. In De steppewolf (1927) verliest de hoofdpersoon in ‘Het magisch theater’ zijn zorgen in een transcendentale ervaring. En Het kralenspel (1943) leest als een fantasy-boek: het beschrijft de leerweg van Joseph Knecht tot ‘magister ludi’ (schoolmeester en spelmeester) in Kastalia.
Maar het grondpatroon bleef hetzelfde. Net als Peter Camenzind verlaat Joseph Knecht zijn eigen gesloten wereld om ervaringen op te doen en te leren en keert hij uiteindelijk als een autonoom individu terug in zijn gemeenschap. En ook hij weet dat kunst daarbij hét uitdrukkingsmiddel van die geestelijke autonomie is. En net als voor Camenzind beschrijft Hesse voor Knecht de laatste fase van verlossing niet, hij ‘voorspelt’ die alleen. Wel besluit Het kralenspel met de ‘nagelaten geschriften’ van Knecht.
Het is goed te begrijpen waarom Hesse’s boeken hippies zo aansprak. Behalve dat ze helder geschreven zijn, behandelen ze problemen waarmee zij worstelden: de vastgeroeste patronen van autoriteiten, het verontmenselijkte leven in de stad, de traditionele opvoeding die iedere creativiteit doodt. Ook vonden ze inspiratie in de beschreven mystieke ervaringen van diepe verwantschap met mensen en de natuur of, in De steppewolf, het gebruik van drugs als middel om een etherisch wereld te betreden.
De Hesse-hype is nu wel voorbij. Alleen in een top 2000-liedje als Born to be Wild van Steppenwolf uit 1968 (op 659 in 2011) zie je de invloed nog die de Zwitserse auteur toen had. Maar gelezen wordt Hesse onverminderd, meer dan 120 miljoen boeken zijn er inmiddels van zijn werk verkocht. In Duitsland verschijnen naast heruitgaven regelmatig biografieën, studies, briefuitgaven, fotoboeken en kalenders, zeker dit jubileumjaar. Ook in Nederlandse vertaling blijft Hesse’s oeuvre bijna volledig leverbaar.

Overleden in 1962
Gerrit Achterberg (17 januari)
William Faulkner (6 juli)
Georges Bataille (9 juli)
Filip De Pillecyn (7 augustus)
E.E. Cummings (3 september)
Karen Blixen (7 september)


Eerdere afleveringen van deze rubriek:
- Stijn Streuvels krijgt de Prijs van de Nederlandse Letteren
- Steven Membrecht wint Reina Prinsen Geerlingsprijs
- Alexander Solzjenitsyn publiceert 'Een dag in het leven van Ivan Denisovitsj'

maandag 22 oktober 2012

Wouter van Oorschot over vervroegd verschijnen van derde deel Reve-biografie (Boekblad)


Uitgeverij Van Oorschot heeft De late jaren 1975-2006, het derde deel van Nop Maas’ biografie van Gerard Reve, niet op 12 november, maar afgelopen vrijdag gepubliceerd. Vanmiddag dient een kort geding tegen de uitgave.

Direct nadat de rechter in juni besloot dat uitgave van het slotdeel van de biografie rechtmatig was, kondigde Van Oorschot aan het boek in het najaar uit te geven. De uitgeverij liet zich niet weerhouden door de bodemprocedure die Joop Schafthuizen aanspande. De weduwnaar van Gerard Reve verzet zich met alle mogelijke middelen tegen publicatie omdat het boek het beeld zou schetsen dat hun leven samen alleen draaide om erotiek, drank en geld.
Van Oorschot heeft de publicatie vervroegd omdat het boek klaar was. ‘Een verschijningsdatum is altijd approximatief,’ zegt uitgever Wouter van Oorschot. ‘Al sinds Schafthuizen in de week van 8 november 2010 zei dat het boek naar de zetter kon, beschikken wij over een gave drukproef. Toen de rechter ons groen licht gaf, hebben we gelijk de productie in gang gezet. Je moet altijd een slag om de arm houden met een dundrukuitgave van bijna duizend pagina’s, maar toen het boek klaar was, was er geen aanleiding om te zeggen: we laten het liggen.’
Van Oorschot voelde geen behoefte om de vervroegde publicatie publiekelijk aan te kondigen. ‘[Schafthuizen] heeft na de uitspraak van de rechter aangekondigd: ik ga de auteur doodschieten. Hij heeft ook gezegd dat hij alles zal doen om te voorkomen dat het boek verschijnt. En als zo iemand je al eens keer heeft bedot, wil je hem geen tweede kans geven.’
Volgens de Volkskrant is het boek ‘in het diepste geheim verspreid’. Volgens Van Oorschot is dat echter een gevolg van de ‘boekhandelsvriendelijkheid’ van de uitgeverij. ‘Het lag voor de hand dat er bij verschijning veel publiciteit zou zijn. Als je het boek dan via CB verspreid, moet die het eerst verwerken en krijgt iedere boekhandel het boek op de dag dat hij aansluiting heeft. Door het zelf in te pakken en het via de Vervoerscentrale te verspreiden heeft iedere boekhandel het boek tegelijk. We hebben hard gewerkt vorige week.’
Inkoper Erik Hoekstra van Boekhandel Broekhuis twitterde zaterdag dat de uitgeverij op eigen initiatief het inkoopaantal had verdubbeld. Wouter van Oorschot bevestigt dat, maar vindt dat ‘volkomen gebruikelijk in uitgeversland’. ‘Het is crisis in het boekenvak, zegt men. De boekhandel is daarom buitengewoon voorzichtig met bestellen. Dan valt het de uitgever niet te verwijten dat hij uit eerbare commerciële motieven, gezien de te verwachte belangstelling, in voorkomende gevallen wat meer levert. Ik heb niet de boekhandel volgeplemt met het boek, maar mij daarbij gebaseerd op de verkoopresultaten van de eerste twee delen.’
Schafthuizen, vrijdag getipt door verschillende media, reageerde verrast op de publicatie. Na overleg met zijn raadsman heeft hij een kort geding aangespannen dat vanmiddag om 16 uur dient in Amsterdam. Naar verluidt zou de rechter meteen daarna uitspraak doen. Voor het geval dat Schafthuizen de zaak wint en het boek uit de handel moet worden genomen, reageren liefhebbers op Twitter dat ze snel naar de winkel zullen gaan.
Wat de oplage van De late jaren 1975-2006 is wil Van Oorschot niet zeggen.
(Eerder vandaag gepubliceerd op Boekblad.nl)

zaterdag 20 oktober 2012

Over de liefde voor miniatuurboeken (BOEK)


Handgebonden miniatuurboeken zijn duur en zeldzaam. Geen wonder dat weinig Nederlanders ze sparen. Misschien komt daar verandering in nu Museum Meermanno de fantastische bibliotheek van het echtpaar Thurkow in de vaste collectie tentoonstelt. Voormalig uitgeefster van miniatuurboeken Trijnie Duut en miniatuurboekbindster Tine Krijnen zouden het toejuichen.

Ogenschijnlijk verdient de Bibliotheca Thurkowiana Minor geen eigen ruimte in het niet zo grote Museum Meermanno in Den Haag. De nieuwe aanwinst is een sober afgewerkte eikenhouten kabinetkast van 212 centimeter hoog en 202 centimeter breed. Pas als de deuren opengaan, wordt duidelijk waarom. Het interieur toont een helemaal met de hand gemaakte bibliotheek waarin Guus en Luce Thurkow 1515 miniatuurboeken hebben verzameld. De kast maakt hun boekencollectie met afstand tot de mooiste van Nederland.
De Bibliotheca Thurkowiana Minor is een kopie van een achttiende eeuwse privébibliotheek. De twintig boekenkasten met ieder zes in hoogte verstelbare planken kennen een klassieke indeling. Boven iedere kast hangt een in koper gegraveerd naamplaatje: mathematici, philosophi, enzovoorts – al herbergen de planken in werkelijkheid miniatuurboeken over andere onderwerpen. Op de vloer staat een bureau met schrijfgerei, globes van de aarde en de hemel en een beeld van Don Quichote.
Trijnie Duut en Tine Krijnen kijken met zichtbaar plezier naar de hoogtepunten die conservator Rickey Tax van Meermanno een voor een uit de boekenkasten tevoorschijn haalt. Een vierduizend jaar oud kleitablet, zorgvuldig opgeborgen in een als boekje vormgegeven doosje. Een brief van Columbus in een lederen map. Het Franstalig evangelie van Mattheus dat Guus Thurkow zelf heeft gemaakt. En zo veel meer.
Natuurlijk laat Tax ook de geheime kast zien waar de erotica is verborgen. Voorzichtig schuift hij de boekenkast aan de linkerkant naar voren, zodat een kast zichtbaar wordt waar miniatuurversies staan van klassiekers van Pietro Aretino en Josephine Mutzenbacher. ‘Voor de gleuf is een soort pokhout gebruikt dat zichzelf continu smeert,’ zegt Tax. ‘Zo zie je hier alleen een naadje. Het is tekenend voor de perfectie die Guus en Luce nastreefden.’

Duut kende de fameuze bibliotheek al van dichtbij. Zij nam in 2003 de miniatuurboekenuitgeverij The Catherijne Press over van het echtpaar Thurkow. Maar zij is een van de weinigen. De kast stond tot de dood van Guus vorig jaar gewoon bij hen in de huiskamer. Ook al deed hij niet echt moeilijk, slechts af en toe nodigde hij iemand uit om de bibliotheek te bekijken. ‘Je kunt ook ruiken dat de kast naast de eettafel stond,’ zegt Tax. ‘En vooral dat Guus een sigarenroker was.’
Voor Krijnen is de bibliotheek dan ook nieuw. Zij kende de kast alleen van foto’s. ‘Toen ik vorig jaar op een bijeenkomst van The Miniature Book Society was, ging het als een lopend vuurtje rond dat Guus was overleden. Iedereen zei meteen: wat gebeurt er met zijn verzameling? Ik ben blij dat Guus erop stond dat zijn bibliotheek in Nederland bleef. Ik weet zeker dat er Amerikanen waren die er een hoop geld voor hadden willen betalen.’
Museum Meermanno zal de collectie nu uitbreiden in de geest van het echtpaar Thurkow. ‘Eigenlijk was het hun bedoeling om de kast te vullen met 2400 unica,’ zegt Tax: boeken waarvan er maar één exemplaar van zijn. ‘Ze zijn blijven steken op 59, vaak door henzelf geproduceerd of verworven van margedrukkers in ruil voor hun eigen uitgaven. We maken eerst een catalogus van de collectie, daarna hopen we – wellicht door giften – deze uit te breiden. We hebben natuurlijk al miniatuurboeken in de collectie, maar het voert te ver die erbij te zetten.’

Meermanno denkt dat de Bibliotheca Thurkowiana Minor een publiekstrekker wordt. Tax ziet het aan het kinderlijk plezier wanneer hij de kast opent, vertelt hij even later in het museumcafé. In principe doet hij dat eens per week, op woensdag, maar net zo goed wanneer het druk is. Pas als er binnenkort een kunststof voorzetraam is gemaakt, kan de kast permanent open worden gezet. Krijnen snapt die verwachting wel: ‘Miniatuurboeken werken vertederend om dezelfde reden waarom iedereen bij baby’s wegsmelt. Ze zijn klein en tóch zit alles eraan.’
Desondanks zijn naast Duut en Krijnen maar weinig Nederlanders besmet door deze bijzondere vorm van bibliofilie. Het aantal verzamelaars is op twee handen te tellen. En wie miniatuurboeken wil kopen, moet de weg kennen. Het tijdperk dat er miljoenen almanakken, zakbijbeltjes en woordenboeken werden gemaakt in een formaat van maximaal 76,2 millimeter hoog, is al eeuwen voorbij. Liefhebbers moeten ervoor naar gespecialiseerde boekbindbeurzen.
Zelf zijn Duut en Krijnen bij toeval met het miniatuurboek in aanraking gekomen. Duut zag een miniatuurboekje van de dichter Robert Burns in een boekhandel liggen – ‘ingebonden met Schotse ruit’ – toen ze in 1987 in Engeland studeerde. ‘Schitterend, maar ik zei meteen: ik koop het niet, want anders wordt dat het begin van een verzameling. Onzin, vond de vriendin met wie ik daar was. Zij deed mij het boekje cadeau en toen ik terug naar Nederland ging, had ik er al dertig.’
Toen ze vijftien jaar later las dat het echtpaar Thurkow hun uitgeverij van de hand deden, leek het Duut en haar man leuk dat over te nemen. Als bijverdienste naast haar baan in het boekenvak. ‘Ik had al een boekbindcursus gedaan. Guus en Luce hebben me ook veel geleerd. Maar uiteindelijk hebben we maar twee uitgaven gemaakt. We zijn met The Catherijne Press gestopt omdat we afhankelijk zijn van de Amerikaanse markt. Door de crisis hadden Amerikanen minder te besteden. De koers van de dollar was ongunstig. En we zaten toch met drukkosten.’
Krijnen ging zelf miniatuurboeken maken toen iemand op een demonstratie van oude beroepen, waar zij als boekbindster was, vroeg of ze ook boeken voor poppenhuizen maakte. Dat zijn extra kleine boekjes, maximaal 25,4 millimeter. ‘Ik hou van klein en priegelig. Als ik een groot boek inbind en de rug heb ingelijmd, moet ik twee dagen moet wachten tot het droog is. Voor een klein boekje heb je nauwelijks lijm nodig. Even koffiedrinken en verder.’
Ze heeft zich daarna gespecialiseerd in pop-upminiatuurboekjes. Een daarvan heeft Museum Meermanno bij het 160-jarig jubileum in 2008 uitverkoren als een van de vijftig topstukken uit de collectie: A Christmas Carol van Charles Dickens. ‘Ik heb van mijn vader ooit een pop-upboek gekregen. Dat was mijn lievelingsboek. Toen hij overleed was dat iets wat ik extra koesterde. Toch begon ook dat toevallig: toen een oud dametje mij vroeg of ik die ook maakte.’

De belangrijkste reden dat de groep liefhebbers van miniatuurboeken in Nederlands zo beperkt is, is de prijs en de zeldzaamheid. Ze zijn ongelooflijk arbeidsintensief om te maken en dus onmogelijk in grote oplage tegen een acceptabele prijs te maken. Voor iedere uitgave laat Krijnen een aantal vellen drukken, die daarna met de hand worden gevouwen, gesneden en uiteindelijk ingebonden. Illustraties zijn met een penseel van één paardenhaar ingekleurd. In ieder exemplaar zit uren werk.
Elders in de wereld worden miniatuurboeken wel machinaal gebonden. Met name in Oost-Europa, waaruit ook de Bibliotheca Thurkowiana Minor er vele bezit. ‘Best mooi gemaakt, hoor’, zegt Duut, ‘in een cassette, goud op snee. Die kosten zo’n 25 euro. Maar ze zijn niet zo bijzonder. Ook wat betreft de onderwerpen: “ik hou van jou” in twintig talen, bijvoorbeeld. Wat voor de Amerikaanse markt gemaakt wordt, is veel creatiever. En dan ook duurder.’
De pop-upboekjes van Krijnen kosten al gauw 135 euro. ‘Vanaf het begin moet alles perfect zijn’, zegt ze. ‘De lijnen in het drukwerk moeten voor en achter exact gelijklopen. Je kunt je geen kleine afwijking veroorloven. Bij het binden moet je tweehonderd procent gefocust zijn. Mijn kinderen waren ze gedresseerd om bij het binnenkomen niets te zeggen tot ik mijn hand opstak. Een fout en je kunt alles weggooien. Dat gebeurt ook regelmatig: van de tien boekjes waaraan ik begin, hou ik er zeven over.’
Van al haar uitgaven maakt Krijnen jaarlijks hooguit twintig exemplaren. Bijna al haar klanten kent ze persoonlijk. Ze kopen ze rechtstreeks op poppenhuisbeurzen in Amerika en West-Europa of via haar adressenlijst. Bijna allemaal zijn het verzamelaars. ‘En die willen niet zomaar miniatuurboeken, die willen dan bijvoorbeeld nummer 18 of nummer 2 van de gelimiteerde en genummerde oplage. Ik moet lijsten bijhouden van welke exemplaren ik heb gemaakt. Van mijn bestlopende boek zijn, Fabels van De la Fontaine, er nu negentig weg.’

Er zijn wel populaire versies van miniatuurboeken op de markt. De bekendste zijn de Matchboox: uitvouwbare boekjes in een luciferdoosje à 4,95 euro per stuk. Tal van bekende auteurs hebben daar een tekst voor geschreven: van Arnon Grunberg tot Sylvia Witteman. Duut en Krijnen kijken daar zeker niet op neer. ‘In het verleden had je meer,’ zegt Duut. ‘Een boekje als sleutelhanger. Een zakbijbeltje. Begin jaren negentig had je ook Spiekies: bedoeld voor scholieren om te kunnen spieken.’
Duut en Krijnen begrijpen heel goed dat veel boekhandels geen luxe miniatuurboeken op voorraad hebben. Zo klein als ze zijn, heeft een dief ze in een oogwenk in zijn jaszak laten glijden. Dus zouden boekhandels er speciale vitrines voor moeten laten maken. Dat is teveel gevraagd. ‘Al moet ik ook zeggen dat men in Nederland de waarde van miniatuurboeken niet goed inschat’, zegt Krijnen. ‘Ze zijn klein, dus waarom zo duur?’ Duut kent de vooroordelen: ‘De eerste vraag is ook altijd: staat er wel wat in? Men denkt al gauw dat het dummies zijn.’
Die Matchboox – te koop in zeshonderd boekhandels – zouden daarom het miniatuurboek kunnen populariseren. ‘Het mooist zou natuurlijk zijn als actuele bestsellers in miniatuurversies verschijnen’, zegt Duut. ‘Maar welke drukker begint daar aan?’ En anders moet het nieuwgeworven publiek zelf maar miniatuurboeken maken. Krijnen verkoopt diverse doe-het-zelfpakketen. ‘Van Vergilius Maronis Opera – elf katernen, 88 pagina’s – heb ik er verlaatst op een beurs 35 verkocht. Stuur me foto’s als je klaar bent, zei ik. Ik heb er pas twee binnen. Zo makkelijk is het niet.’
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2012)

Zie ook:

vrijdag 19 oktober 2012

Armada: Wat waren de beslissende dagen in schrijverslevens? (Knack)


Belangrijker dan een debuut of een grote prijs in het leven van een schrijver is de gebeurtenis waarop zijn werk een beslissende wending nam. ‘Armada’ stelt een alternatieve literatuurgeschiedenis voor.

Het leven van ieder mens kent beslissende dagen. De ontmoeting met de geliefde. Of de verhuizing naar een afgelegen gehucht. Voor een schrijver komt er nog iets bij: een gebeurtenis of besluit die de thematiek van zijn literatuur bepaalt. Zonder de bijna gelijktijdige zelfmoord van zijn idealistische zus en de capitulatie van Nederland had W.F. Hermans een ander oeuvre geschreven. Zonder de ontmoeting met Yvonne de Quiévrecourt was Alain-Fournier nooit aan Le Grand Meaulnes begonnen.
Aan deze gedachte wijdde het 'tijdschrift voor wereldliteratuur' Armada een themanummer, dat niets minder moet zijn dan een aanzet tot een alternatieve literatuurgeschiedenis. Niet het debuut van Yorgos Seferis of zijn Nobelprijs in 1962 zijn de cruciale data, maar de dag waarop hij voor het eerst in Cyprus aankwam – 6 november 1953 – en hij eindelijk de sfeer terugvond van het eeuwenoude, kosmopolitische, maar verwoeste Smyrna van zijn jeugd, waardoor hij een rijke nieuwe bron voor zijn poëzie aanboorde.
De dertien bijdragen zijn niet allemaal even sterk. De overtocht van Oscar Wilde naar Frankrijk, na het einde van twee jaar gevangenschap in Reading Goal, had toch echt weinig betekenis. Hij was toen, in 1897, al uitgeschreven. Ronduit vreemd is de keus voor 28 maart 1949 voor Shen Congwen. Die dag besloot hij juist te stoppen met schrijven – voor hem de enig mogelijke uitweg uit de geestelijke crisis die de opmars van het communisme had veroorzaakt. Het was een beslissende dag voor literatuur die nooit geschreven is.
Veel interessanter is de beschouwing van Suze van der Poll over Henrik Ibsen. Zonder zijn verhuizing naar Italië in 1863, nota bene dankzij een reisbeurs van de regering, had hij nooit de noodzakelijke afstand tot Noorwegen gehad om zijn vaderland genadeloos te bekritiseren in baanbrekende toneelstukken als Peer Gynt of Een poppenhuis. Hoe belangrijk die afstand was bleek bij zijn terugkeer bijna dertig jaar later: toen kregen Ibsens stukken weer een veel algemenere thematiek.
Ook de invloed op het werk van Jun’ichiro Tanizaki van de aardbeving die Tokyo in 1923 trof, is fascinerend. De op het Westen gerichte schrijver die slechts door toeval overleefde, juichte de verwoesting aanvankelijk toe. Nu kon Tokyo worden herbouwd als moderne stad. Maar omdat hij zelf noodgedwongen moest verhuizen naar het veiliger Kyoto, raakte hij steeds meer geïnteresseerd in het eigen Japanse verleden dat in die oude keizerlijke hoofdstad veel meer aanwezig is.
Tot slot een waarschuwing. Het omslag van Armada wekt de suggestie dat het blad uitgebreid ingaat op bijvoorbeeld de beslissende dagen van W.F. Hermans en Alain-Fournier. Deze namen staan daar alleen omdat ze als voorbeeld worden genoemd in de inleiding van gastredacteur Maarten Asscher. Veel meer dan wat ik in de eerste alinea over hen schreef, staat er ook niet in het blad. Laat u dus niet misleiden – zoals ik heb laten gebeuren.

Armada, nr 68 (herfst 2012): Beslissende dagen, € 15,- (112 pag., ISBN 9789028424715)
(Eerder gepubliceerd op Knack.be)

woensdag 17 oktober 2012

Literatuur als citymarketing: Ook literatuur kan stadspromotie dienen (HP/De Tijd)


De AKO Literatuurprijs werd in 2009 niet voor niets in Haarlem uitgereikt. Als eerste gemeente van Nederland gebruikt de stad een literaire prijs voor stadspromotie. De mogelijkheden van literatuur voor citymarketing zijn daarmee nog lang niet uitgeput. Over stadsdichters, boekenmarkten, literatuur in opdracht en het effect van Amsterdam Wereldboekenstad.

De grote zaal van de Philharmonie in Haarlem. Dolgelukkig pakten Erwin Mortier en zijn vriend Lieven Vandenhaute elkaar op het podium vast. De AKO Literatuurprijs 2009 voor Godenslaap! Frontaal in beeld zoenden ze elkaar secondenlang tijdens de live-uitzending van Nova. Pas daarna kreeg Winnie Sorgdrager, voorzitter van het bestuur dat de prijs organiseert, de gelegenheid om de schrijver de prijs te overhandigen. Bedeesd maar dankbaar nam Mortier die in ontvangst.
De scène speelde zich vorig jaar niet toevallig in Haarlem af. De stad had een paar maanden eerder het bestuur van de AKO Literatuurprijs benaderd met de vraag of ze de uitreiking mochten organiseren. Een primeur voor een literaire prijs. Haarlem zou locaties ter beschikking stellen voor twee juryvergaderingen en de uitreiking en een diner voor 150 genodigden verzorgen. In ruil daarvoor zou de stad prominent in beeld zijn in ieder verslag van de uitreiking.
“Deze prijs past heel goed bij de historie en cultuur van Haarlem,” vertelt de evenementenmanager van de gemeente Michael Struis. “Wij hebben een enorme grafische industrie. Al heel lang: volgens de prachtige fabel zou Laurens Janszoon Coster hier de boekdrukkunst hebben uitgevonden. En er komen veel schrijvers uit Haarlem: van Nicolaas Beets en Godfried Bomans tot Harry Mulisch en P.F. Thomése.”
Dat Haarlem als eerste stad in Nederland een literaire prijsuitreiking in huis heeft gehaald om de stad te promoten wist Struis niet. Maar toen hij het idee kreeg, dacht hij meteen: dit moeten we doen. “De uitreiking van landelijke prijzen op het gebied van sport, literatuur of entertainment heeft een enorme mediawaarde. Kijk naar de huldiging van de Olympische ploeg die hier plaats vond. Naar de samenvatting van de live-uitzending keken 1,3 miljoen mensen. Daartegenover staat voor de AKO-prijs een jaarlijkse investering van 10.000 tot 15.000 euro.”
Over de eerste keer is hij niet helemaal tevreden. Veel journalisten legden geen link tussen de AKO Literatuurprijs en Haarlem. “Daarom zijn we in gesprek over de manier waarop de band kunnen versterken. Misschien kunnen we een literaire nacht aan de uitreiking koppelen. We hebben de intentie uitgesproken dat de stad de prijsuitreiking vijf jaar zal hosten. In die tijd moet het besef dat Haarlem een boekenstad is zijn verankerd.”

Het idee van Struis komt niet uit de lucht vallen. Citymarketing, zoals stadspromotie tegenwoordig heet, is sinds de jaren tachtig steeds belangrijker geworden. Hoe verleid je toeristen om de stad te bezoeken? Hoe houd je de stad aantrekkelijk voor inwoners, bedrijven en studenten? Gemeenten laten dat niet meer over aan een pr-medewerker die ad hoc een campagne bedenkt, maar richten aparte diensten in om de sterke punten van de stad structureel uit te spelen. Ook Haarlem heeft pas sinds 2008 een evenementenmanager in dienst.
Vanzelfsprekend worden literatuur en boeken steeds vaker ingezet om de ‘kernwaarden van de stad te vermarkten’, zoals Struis het omschrijft. Deventer maakt goede sier met de boekenmarkt die jaarlijks meer dan 100.000 bezoekers trekt. In Meppel wil een groepje enthousiastelingen de stad als boekenstad op de kaart zetten. Met Boom heeft de stad immers een van de oudste en grootste uitgevers van Nederland binnen de grenzen. En van Nijmegen tot Leiden versterken stads- en dorpsdichters de chauvinistische gevoelens van de inwoners voor hun woonplaats.
“In het buitenland kun je goed zien wat literatuur voor een stad kan doen,” zegt Gert-Jan Hospers, professor citymarketing aan de Radboud Universiteit Nijmegen. “Het heeft Stockholm geen windeieren gelegd dat belangrijke scènes uit de Millennium-trilogie van Stieg Larsson zich in de stad afspelen. Speciale tours trekken veel bezoekers. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor Barcelona na het succes van Carlos Ruiz Zafóns De schaduw van de wind.”
Het aantrekkelijke van literatuur voor een stad is “dat het een vorm van cultuur is die veel mensen raakt,” zegt Hospers. “Interessant is ook dat juist ouderen veel lezen: een doelgroep die veel tijd om te reizen én veel te besteden heeft. Daarbij is literatuur een manier om een clichébeeld van een stad te verrijken met iets hoogwaardigs. Barcelona heeft Ruiz Zafón aangegrepen om meer te zijn dan een architectuurstad.”
Ook de bewoners zelf komen in beweging als hun eigen stad zijn kaarten zet op literatuur. Vooral dat heeft Haarlem gemerkt. Struis kan onmogelijk becijferen hoeveel toeristen de stad na de uitreiking van de AKO Literatuurprijs heeft getrokken, maar heeft wel nieuwe initiatieven zien ontstaan die daar een rechtstreeks gevolg van zijn. “De mensen daarachter bevestigen mij dat ook. De AKO-prijs in Haarlem gaf hen het gevoel: er gebeurt weer iets met het literair erfgoed van de stad.”
Struis somt op: “Het legendarische literair genootschap Teisterbant is heropgericht. Samen met de bibliotheek hebben zij de Haarlem Debuutprijs in het leven geroepen. De eerste winnaar wordt nu aan de vooravond van de uitreiking van de AKO Literatuurprijs op 31 oktober bekendgemaakt. Ook is een Stichting Literatuur Haarlem opgericht die literaire activiteiten organiseert, met afgelopen jaar als hoogtepunt het bezoek van Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee.”

De eerste stad in het Nederlandse taalgebied die de literatuur consequent begon te gebruiken voor de stadspromotie is Antwerpen. Begin deze eeuw besefte het gemeentebestuur hoeveel literaire festivals, uitgevers, schrijvers en boekenvakorganisatie de stad huisvestte. In 2003 startte toen de stedelijke dienst Antwerpen Boekenstad om de activiteiten te bundelen en nieuwe evenementen te initiëren. Als eerste jaagde de stad met succes op de UNESCO-titel Wereldboekenstad 2004.
“Antwerpen is bekend als diamantstad, havenstad, Rubensstad,” vertelt coördinator van Antwerpen Boekenstad Michaël Vandebril. “Nu wilde de stad ook een literair verhaal vertellen om mensen in beweging te zetten de stad te bezoeken en om de eigen bewoners te prikkelen meer te lezen. Toenmalig schepen Eric Antonis redeneerde ook: hoe beter de stadsbewoner is geïnformeerd en zicht heeft op verschillende ideeën, hoe democratischer hij zal zijn.”
Alle evenementen tijdens Antwerpen Wereldboekenstad maakten de band tussen de stad en de literatuur in één keer onverbrekelijk. Antwerpen Boekenstad houdt de band levendig door iedere twee jaar een nieuwe stadsdichter te benoemen (momenteel Peter Holvoet-Hanssen) en eens in de vijf jaar een groot evenementen te organiseren. Dit jaar is dat De Stad van Elsschot. Sinds mei bruist Antwerpen van concerten, lezingen, exposities en publicaties rond Willem Elsschot.
Alle inspanningen hebben de stad veel opgeleverd, zegt Vandebril. “De betere voorwaarden om projecten op te zetten verleidt andere organisaties hierheen te komen. Crossing Border bijvoorbeeld die sinds vorig jaar ook in Antwerpen een luik van het festival organiseert. Ook blijven de bezoekersaantallen van bestaande evenementen als de Boekenbeurs stijgen. En vooral de stadsdichters zijn een succes. Ze spreken enorm veel bewoners aan en hebben een grote uitstraling naar buiten.”
Het belangrijkst vindt hij de regelmatig terugkerende grote evenementen. “Die zorgen voor een grote dynamiek omdat heel veel organisaties erop willen inhaken. Niet per se literaire gezelschappen, maar ook musea, theaters enzovoorts. Daaruit ontstaan nieuwe samenwerkingsverbanden die weer geheel nieuwe projecten opleveren.”

Het succes van Antwerpen heeft veel navolging gekregen in Nederland en Vlaanderen. Vooral het fenomeen stadsdichter – overigens niet door Antwerpen zelf bedacht – heeft een grote vlucht genomen. Toch staat literatuur als citymarketing nog maar in de kinderschoenen, vindt Hospers. “Je merkt aan de promotie van Deventer Boekenstad of Brussel Stripstad dat er de laatste jaren meer aandacht voor is, maar de potentie van literatuur is nog lang niet volledig benut.”
Literatuur in de stad wordt nog te nauw gedefinieerd als: treden in de sporen van schrijvers. “Denk aan een Bomans-wandeling in Haarlem. Maar een stad kan zich ook profileren met boekhandels. Zoals mensen aan de aanwezigheid van een tapas-bar afleiden dat het goed zit met het culinaire klimaat in een stad, zo zijn boekhandels indicatoren voor het culturele klimaat. Middelburg zou bijvoorbeeld meer kunnen doen met de uitstraling van de bekende boekhandel De Drukkerij.”
Ook de literatuur zelf kunnen steden aangrijpen voor citymarketing. “Vroeger was een stad een landscape. Tegenwoordig wordt de stad veel meer gezien als sensescape: een plek waar een bepaalde atmosfeer hangt. Schrijvers zijn bij uitstek de vertolkers van dat gevoel. Jules Deelder bijvoorbeeld. Omdat hij Rotterdam vanaf de jaren zeventig is gaan verheerlijken als kosmopolitische, moderne stad, is dat beeld bepalend geworden. Gemeentebesturen kunnen daar veel actiever en doelbewuster gebruik van maken.”
In feite proberen de stadsdichters, die vaak een vergoeding krijgen van het gemeentebestuur, dat al. Maar Hospers doelt ook op proza. “Joris van Casteren schreef een boek over Lelystad en werd daarna gevraagd om bustours te organiseren. Nijmegen contracteerde A.F.Th. van der Heijden om een roman te schrijven ter gelegenheid van de Vrede van Nijmegen. En Almere heeft Stephan Sanders een half jaar gehuisvest om verhalen over de stad op te tekenen.
Waarom zou Hoofddorp of Hoogeveen dan niet Saskia Noort betalen om haar volgende thriller in die plaats te laten afspelen? En daar vervolgens mee uitpakken? “In Duitsland gebeurt dat al. Münster, München en steden in het het Ruhrgebied laten boeken schrijven, vaak door lokale auteurs, die zich in de eigen stad afspelen. Die zijn erg populair bij de eigen inwoners. Ik denk dat we dit soort initiatieven de komende tijd meer in Nederland zullen gaan zien.”

Hoe ontluikend het besef nog is dat literatuur van groot belang voor de stad kan zijn, toont de gemengde gevoelens die de stad Amsterdam koesterde voor Amsterdam Wereldboekenstad 2008. Hoewel de burgemeester het bidbook officieel moest indienen bij UNESCO, heeft de gemeente het initiatief van het boekenvak vier jaar geleden nooit echt omarmd.
De aarzelingen begonnen al bij de financiering. Omdat er na de toekenning zo weinig voorbereidingstijd was had Berenschot het gemeentebestuur geadviseerd het grootste deel van de benodigde 2,1 miljoen euro te dragen. Dat had de stad er niet voor over: zeven ton, 1 euro per Amsterdammer, moest genoeg zijn. De rest moest de stichting Amsterdam Wereldboekenstad zelf vinden. Bovendien moest de stichting voor dat bedrag op meerdere, niet logisch op elkaar aansluitende collegethema’s inspelen.
“Misschien zag de gemeente de potentie niet in,” zegt oud-directeur van de stichting Amsterdam Wereldboekenstad Lidy klein Gunnewiek. “Antwerpen droeg wel het hele budget die de ambities waar konden maken. Bovendien gaf die stad er een vervolg aan. Er zat beleid achter: dit willen we, zo gaan we dat realiseren. Amsterdam leek alleen maar te denken: we doen het een jaar en zien wel wat het oplevert.”
Desalniettemin was Amsterdam Wereldboekenstad een succes, vindt Klein Gunnewiek. “Ontzettend veel mensen wisten dat de stad de titel heeft gedragen, viel mij op. Uit onderzoek bleek dat in totaal 298 activiteiten 42 procent nieuw publiek trokken. En diverse activiteiten hebben een vervolg gekregen: ‘Poëzie in het park’ en de Boekennacht, die dit jaar voor de tweede keer plaatsvond.”
Ook het stadsbestuur was volgens Klein Gunnewiek achteraf tevreden. Wellicht opende deze resultaten hen de ogen voor de kansen van literatuur voor citymarketing. “Nu stel ik me voor dat de stad, los van de huidige financiële situatie, veel enthousiaster meedoet.”
(Eerder gepubliceerd in HP/De Tijd, nr. 43, 2010)

Noot achteraf: Het liep voor Haarlem wel anders. De AKO Literatuurprijs werd in 2010 in de stad uitgereikt, maar verhuisde in 2011 naar Amsterdam – Het Scheepvaartmuseum deed een offer the AKO-organisatie couldn't refuse – en dit jaar naar Den Haag. De reden is dat er een andere politieke wind is gaan waaien in Haarlem.