donderdag 31 januari 2013

Daniela Hooghiemstra, 'Kees Boeke'


Waarom zet een biograaf een foto van zichzelf in de biografie van iemand anders? Daniela Hooghiemstra doet dat in haar biografie van Kees Boeke: een klassenfoto uit 1974, toen ze zelf op de school zat – De Werkplaats – die Boeke in Bilthoven heeft gesticht. De geest in dit huis is liefderijk. Het leven en De Werkplaats van Kees Boeke (1884-1966) is een evenwichtige, relevante en goed geschreven biografie, maar van die foto gaat de suggestie uit dat ze ingaat op de ontwikkeling van de school nadat Boeke er in 1954 afscheid van heeft genomen. En dat doet Hooghiemstra juist niet. Hoe vooruitstrevend en experimenteel De Werkplaats in 2013 nog is: je leest er niets over. In hoeverre de geest van Boeke er rondwaart en of hij nog wordt geëerd: geen woord. Het boek komt wat mij betreft in aanmerking voor de Erik Hazelhoff Roelfzemaprijs voor beste biografie van het jaar, maar door die foto sla je het toch lichtelijk onbevredigend dicht. Alsof niet het hele verhaal is verteld. Volkomen onnodig.

dinsdag 29 januari 2013

Guus Kuijer, 'De Bijbel voor ongelovigen'


Net als Martin Michael Driessen (zie gisteren) heeft Guus Kuijer de Bijbel herschreven. Afgelopen najaar verscheen bij Athenaeum-Polak & Van Gennep deel 1 van De Bijbel voor ongelovigen: ‘Het begin. Genesis’. Veel meer dan Driessen blijft Kuijer bij het oorspronkelijke verhaal. Hij gebruikt alle gegevens die de Bijbel hem aanreikt. Hij verandert er weinig aan, maar voegt er vooral iets aan toe. Zoals hij in het nawoord schrijft, heeft hij gezocht naar ‘sporen van twijfel, tegenspraak, ongehoorzaamheid en zelfs ongeloof’ en die uitvergroot.
Dat heeft een aantal mooie verhalen opgeleverd. Het verhaal van Adam, die zelf het woord ‘god’ handen en voeten geeft en daarna een merkwaardige strijd met zijn eigen creatie voert over de vraag wie de baas is over wie. Later is hij uiterst verbaasd als er naast hemzelf, Eva en hun zonen meer mensen op aarde zijn. Ook het verhaal van de spotzuchtige Cham is mooi: uit liefde voor en ergernis om zijn godsdienstwaanzinnige vader Noach bouwt hij die godvergeten ark. Waarna hij prompt rijk wordt omdat mensen van heinde en verre komen om zoiets zinloos als een boot in de woestijn te bekijken.
Helaas werkt de verbeeldingskracht van de vlot wegschrijvende Kuijer niet altijd. Het verhaal van Jozef blijft wel erg dicht bij het origineel. Ook zet hij de Bijbelse helden vaak al te clichématige neer – met opnieuw Jozef als toppunt: rechtvaardig, mooi, sterk etc. Je zou bijna denken dat hij is weggelopen uit een dertien-in-dozijn bouquetreeksverhaaltje (of een moderne variant à la Vijftig tinten grijs) in plaats van de Bijbel. Was er in dit verhaal dan geen enkel spoor ‘van twijfel, tegenspraak, ongehoorzaamheid en zelfs ongeloof’ te vinden?
Uiteindelijk blijft de indruk hangen dat Kuijer een paar goede ideeën had voor bewerkingen van Bijbelverhalen en vervolgens dacht: dan doe ik gelijk de hele Bijbel – waardoor hij zich liet verleiden tot het produceren van te weinig begeesterd maakwerk. Dat doet het ergste vrezen voor de delen die nog op stapel staan, maar ik hoop dat ik ongelijk krijg. Zo goed vond ik de beste verhalen uit De Bijbel voor ongelovigen wel.

Zie ook:

maandag 28 januari 2013

Martin Michael Driessen - 'Vader van God' (BOEK)


Mijn schapen drinken daaruit

Er was niets tot God de aarde schiep, zo leert de Bijbel traditioneel. De meeste mensen hangen tegenwoordig echter de big bang-theorie aan: alles is ontstaan uit de oerknal. En dus begint Martin Michael Driessen zijn interpretatie van de Bijbel aldus: ‘In den beginne was alles en het universum was statisch en ondoordringbaar; tot God zijn marlpriem nam en de tijd ontvlocht.’
De openingszin van Vader van God zet de toon. Driessen beeldt zich in hoe de wereld en het geloof is ontstaan met alle kennis van nu – niet alleen van natuurkunde, maar ook van bijvoorbeeld sociologie. Als twee joodse spionnen, waaronder een vermomde God, in Jericho bij de hoer Rachab overnachtten, wordt er dus geneukt. Zoals dat gaat met iemand die het voor het geld doet: troosteloos.
Het effect van Driessens benadering is uitermate komisch. Neem Johannes’ ontdekking van het dopen. Als hij een hemofilitische herder neerslaat, heeft het geen zin om het bloed weg te wassen. Daarom bedenkt hij ter plekke dat hij dan maar de zonden wegwast. Dat de herder geen zonden heeft, doet er niet toe. En dat hij niet wil evenmin: ‘Mijn schapen drinken [daaruit],’ protesteert hij tevergeefs.
Maar Vader van God is geen lach-of-ik-schiet. De ondertoon is serieus. Veel meer dan amuseren gebruikt de auteur de Bijbel voor onderzoek naar serieuze vragen: wat als God zelf behoefte heeft aan emotionele binding? Of wat doet het Jozef als hij hoort dat zijn zoon de Messias wordt? Driessens roman is daarom ook interessant bij herlezing – als je bent uitgelachen en ook kunt nadenken.

Martin Michael DriessenVader van God (206 p.) – Wereldbibliotheek, € 17,90,  ISBN 978 90 284 4047 0
(Eerder verschenen in BOEK 1, 2013)

Zie ook:
- Morgen: Guus Kuijer, 'De Bijbel voor ongelovigen'

zondag 27 januari 2013

Des romans français: Gilles Leroy, 'Alabama Song'


Het is 1918 en de oorlog in Europa is net op tijd afgelopen voor Zelda, een meisje dat op haar zeventiende besluit beroemd te worden, omdat ze gaat trouwen met F. Scott Fitzgerald, een jonge soldaat die vastberaden is de beste schrijver van zijn tijd te worden. Haar leven beschrijft Gilles Leroy in Alabama Song (vertaald door Prescilla van Zoest), met passie, al blijkt al snel dat het turbulente liefdesverhaal over het glamourkoppel in de dop een terugblik is van ruim twintig jaar laten, als Zelda van de ene kliniek naar de andere verhuist om behandeld te worden voor haar depressies.
Het zijn herinneringen aan de mooie jaren, waarin toch al vrij snel duidelijk werd dat deze eigenzinnige types allebei hun eigen weg kozen en daarmee ook hun eigen ondergang tegemoet gingen. Scott raakte aan de drank en kon na De Grote Gatsby maar moeilijk nog een zin op papier krijgen. Hij houdt er minnaressen op na, laat zich inpalmen door een mannelijke bewonderaar en verwaarloost zijn vrouw. Zelda geeft zich in Zuid-Frankrijk over aan een Franse vliegenier, de enige ware liefde voor haar, en gaat zich in het bijzijn van Scott steeds extravaganter gedragen.

Ik houd van gevaar… afgronden… dobbelstenen die je gooit met je hele leven als inzet, en dan wacht ik niet eens tot ze uitgerold zijn om over mijn ondergang te beslissen. Mezelf verliezen, daar houd ik ook van, bij tijd en wijle. Zo ben ik nu eenmaal. Niets kan me daarvan genezen.

Hoewel er duidelijk op het omslag staat dat het een roman is en Leroy ook in het nawoord schrijft dat het om fictie gaat, opgehangen aan enkele feiten uit het leven van Zelda, is het maar moeilijk voor te stellen dat het níet zo is gegaan. Laten we ons niet ook bij het lezen van smeuïge artikelen in roddelbladen verleiden mee te deinen op de excessen van leed en geluk van onze BN’ers? Natuurlijk weten we dat het overdreven is, dat negentig procent uit de grote duim van de journalist komt, maar toch is het voor even de waarheid. We smullen, treuren om zoveel narigheid en slaan de bladzijde weer om. Gelukkig is het bij Leroy heel anders. Hij laat niet zien hoe tragisch het leven van Zelda is door slechts als een nieuwsgierige toeschouwer vol medelijden naar haar te kijken. Hij beschrijft haar niet, maar kruipt in haar en schrijft vanuit haar binnenste. Hij laat de jonge feestende Zelda langzaam veranderen in een depressieve eenzame vrouw.

Ik ben in mijn leven heel wat woorden kwijtgeraakt, ze zijn door afstomping verdwenen. Het verloren woord dat ik het meeste mis, al vijftien jaar lang, dat woord is ’s nachts in een droom bij me teruggekomen: genieten. Vroeger vond ik het heerlijk om een bad te nemen, een zalig bad vol geurend schuim, maar op last van de witte beulen werd ik ondergedompeld in baden die gevuld waren met ijs, en ze hielden me onder met hun zware poten op mijn schouders en mijn enkels, net zolang tot ik flauwviel van de pijn. Tegenwoordig hoef ik maar een badkuip te zien of mijn bloed bevriest.

De laatste jaren van haar leven (ze wordt niet ouder dan 47 jaar), terwijl ze van kliniek naar kliniek gesleept wordt, blikt ze terug naar haar jonge jaren: het warme Alabama waar ze opgroeide, de turbulente beginjaren met Scott, en naar hun dochter die ze van hem niet meer mocht zien omdat hij vond dat ze ongeschikt was voor het moederschap. Ze ziet in dat ze op allerlei terreinen tekortschoot, ook als moeder, en dat het allemaal anders had kunnen lopen.

Als ik dapperder was geweest […] dan was het nooit zover met me gekomen, dan was ik niet geworden wat ik nu ben.

En ondanks dat Scott haar verwaarloost (hij is soms te dronken om te onthouden wanneer ze na maanden weer uit een kliniek ontslagen wordt, zodat hij haar vergeet op te halen en ze alleen naar huis moet) en haar ware liefde de Franse vliegenier is, blijft ze haar echtgenoot trouw. Wanneer hij tegen het einde van zijn leven platzak is en zijn roem achter de horizon is verdwenen, wil zij zelfs met haar schilderijen zijn schulden afbetalen. Het wrange is alleen dat zij, opkrabbelend uit weer een depressie, bij haar moeder woont en hij met een nieuwe vlam in New York. Ze hebben niets meer samen, behalve een gezamenlijk verleden. Scott is haar al lang vergeten, maar zij zal hem zich altijd blijven herinneren.

Ach Goofoo! Mijn lieverd, mijn dwaas! We leken zo veel op elkaar, hij en ik, al vanaf onze geboorte, twee mondaine dansers, twee kinderen met oude ouders, twee verwende, onhoudbare kinderen, allebei middelmatig op school, een briljant duo van “kan beter”, twee onverzadigbare schepsels die gedoemd waren tot teleurstelling.

Prachtig hoe Gilles Leroy zich zo kan inleven in dit glamourvolle vrouwenleven in de schaduw van F. Scott Fitzgerald. Hij kreeg er de Prix Goncourt voor, terecht.

zaterdag 26 januari 2013

VBK start zelfstandig auteursmanagementbureau Auteurs.nl (Boekblad)


VBK start per direct het auteursmanagementbureau Auteurs.nl. Dorien van Londen, afkomstig uit de muziekbranche, geeft leiding aan de nieuwe business unit die in eerste instantie drie medewerkers telt.

Auteurs.nl is een voortzetting van de rechtenafdeling van Atlas-Contact en Ambo/Anthos. Naast de auteurs van deze uitgeverijen zal het ook de belangen van Nederlandse auteurs van andere VBK-uitgeverijen gaan behartigen. Behalve de traditionele verkoop van rechten voor vertalingen en verfilmingen zal het ook nieuwe activiteiten gaan ontplooien om auteurs. Auteurs.nl is voorlopig gevestigd bij Atlas-Contact, maar Van Londen en haar medewerkers Uta Matten en Elaine Michon gaan op zoek naar eigen kantoorruimte in Amsterdam.
‘Er zijn behoorlijk veel mogelijkheden bijgekomen om rechten uit te baten’, zegt Ambo/Anthos-directeur Chris Herschdorfer, aan wie Van Londen zal rapporteren. ‘Denk aan literaire avonden, auteurs op het toneel, Speaker Academy-achtige activiteiten. Kijk bijvoorbeeld naar Nightwriters of Maarten van Rossem, die een paar keer Carré vol krijgt. Dat waren zeker inspiratiebronnen voor ons. Daarbij zal Auteurs.nl ook partnerships met andere partijen aangaan.’
De uitbreiding naar alle uitgeverijen verklaart Herschdorfer uit uit de groei van het aantal Nederlandstalige auteurs bij VBK. ‘Niet alleen bij ons, maar ook bij Luitingh-Sijthoff en de uitgevers in Utrecht [onder meer Kosmos, De Fontein en Kok]. Daarmee is de behoefte om de rechten te exploiteren toegenomen.’ Ook zal Auteurs.nl schrijvers van buiten VBK gaan vertegenwoordigen. ‘Niet om een volledig auteursmanagement te gaan doen, maar als wij denken: met die auteurs van Prometheus kunnen we een idee goed uitvoeren, dan benaderen wij hen daarvoor.’
Auteurs.nl is voor zover Herschdorfer weet uniek in Nederland. Bij Singel 262 wordt de rechtenhandel gecombineerd met de ontwikkeling van apps en het ontginnen van nieuwe business-mogelijkheden. Dat gaat Auteurs.nl niet doen. Eerder lijkt het auteursmanagementbureau op soortgelijke afdelingen in Amerika, waar alle grote uitgeverijen voor hun auteurs optreden als bemiddelaar bij lezingen en evenementen organiseren.
Van Londen is in zekere zin de opvolger van rechtenmanager Marijke Nagtegaal, die afgelopen zomer vertrok. ‘Haar vertrek maakte het voor ons mogelijk om ons te bezinnen op de volgende stap’, zegt Herschdorfer. ‘Toen we een profiel hadden opgesteld, hebben we een wervings- en selectiebureau gevraagd een aantal kandidaten te selecteren, die niet per se uit de boekenwereld afkomstig hoefden te zijn. Met Dorien halen we iemand is huis die buitengewoon ondernemend is en in staat is te schakelen met verschillende auteurs en eigenzinnige professionals in onze organisatie.’
De nieuwe senior auteursmanager heeft in het verleden gewerkt voor onder andere Muziekcentrum Vredenburg, Universal Music en De Concertzender. Het laatst was ze hoofd communicatie & productie van Muziekcentrum Nederland. ‘De auteurs en hun verhalen staan centraal en grenzen zie ik nog even niet: het gaat om nieuwe plannen, nieuwe evenementen, nieuwe manieren van samenwerken en dus voor velen om onbetreden paden.’
Van Londen is deze week begonnen. ‘Zij is nu bezig met een kennismakingsronde’, zegt Herschdorfer. ‘Daarbij gaat zij per uitgeverij kijken naar de mogelijkheden en de prioriteiten. Op basis daarvan gaat zij een toekomstplan schrijven. Ik sluit daarbij niet uit dat we uitbreiding van het aantal medewerkers zoeken.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 23 jan)

Zie ook:

vrijdag 25 januari 2013

Uitgeverijen bouquetreeksen profiteerden slechts gedeeltelijk van E.L. James (Boekblad)


De bouquetreeksuitgeverijen Harlequin en De Vrijbuiter hebben slechts gedeeltelijk geprofiteerd van het succes van de erotische trilogieën in 2012. Beide kenden geen topjaar.

Voor directeur Jan-Joris Keijzer van marktleider Harlequin is de verklaring voor de beperkte invloed van E.L. James op zijn resultaten logisch. ‘Fifty shades is een hype in de boekhandel,’ zegt hij. ‘Wij opereren  in een ander segment: in supermarkten, bij de tijdschriften. Dat heeft niet zo veel met elkaar te maken. E.L. James schreef ook dikke boeken. Dat wordt opgepakt door mensen die anders geen bouquetreeks oppakken.’
Wel haakte Harlequin in op het succes van erotische boeken. ‘Additionele inhakers’, noemt Keijzer de initiatieven. ‘We besteedden er op onze eigen site aandacht aan. We hebben een aantal oude titels met verwante thematiek onder een nieuwe cover als e-boek uitgegeven. En we hebben een aantal erotische verhalen laten vertalen en als e-boek uitgebracht. Onder de welluidende titel: Vijf tinten verder.’
Deze uitgaven hebben ‘prima’ verkocht. ‘We brengen de heruitgaven als e-boek nu ook als papieren uitgaven: in vooralsnog drie bundelingen van drie verhalen elk onder de serienaam “Passie en overgave”. Ook zie je dat boekhandels die tijdschriften verkopen – denk aan Bruna, Primera – en van oudsher ook bouquetreeksen hebben liggen, dat segment door de hype meer aandacht geven.’
Wat in ieder geval niet is gebeurd, is dat Harlequin-lezers massaal zijn afgehaakt. De uitgeverij had in 2012 een stabiele omzet. ‘In een markt voor tijdschriften en boeken die onder druk staat, betekent dat een goed jaar’, zegt Jan-Joris Keijzer. ‘Ook viel ons de groei van het digitale kanaal op. Zowel de verkoop van papieren uitgaven via internet als de verkoop van e-boek groeide sterk.’
De omzet voor e-boeken verdrievoudigde in 2012. Keijzers: ‘De aantallen zijn nog klein, maar het groeit nu richting vijf procent van de totale omzet. We bewerken deze markt ook met kracht: met scherpe prijzen, een hoge frequentie van nieuwe titels en een groot aanbod dat je ook gebundeld kunt kopen: bijvoorbeeld alle acht nieuwe uitgaven van de maand in één bundel. Dat is een aantrekkelijke aanbieding.’
Hoofdredacteur César Becx van Uitgeverij De Vrijbuiter, onderdeel van Audax, denkt eveneens dat zijn reeksen één op één hebben geprofiteerd van Vijftig tinten grijs. Hij heeft ook niet méér op het succes ingespeeld dan het maken van toespelingen in zijn nieuwsbrieven. De Vrijbuiter heeft geen eigen reeksen in de trant van E.L. James opgezet. ‘We zijn wel alert op de mogelijkheden, maar je weet niet hoe lang de hype nog aanhoudt. Daarbij zijn de manuscripten niet goedkoop. Amerikaanse uitgevers realiseren zich ook de unieke verkoopwaarde.’
Wel is de invloed indirect gunstig: ‘E.L. James vormt een brugfunctie tussen de hoger opgeleide vrouw, goed vertegenwoordigd in onze kopersgroep, en de gêne om over seks te lezen. E.L. James slechtte een taboe, dat helpt ons. Al gaat het dan niet om extreme aantallen.’
Uitgeverij De Vrijbuiter had dan ook geen topjaar. ‘De consumentenmarkt is moeilijk. Dat merken wij dus ook: de omzet is licht gedaald. De supermarkt is voor ons een belangrijk verkoopkanaal. Die merkt óók dat consumenten minder kopen en daarom voorzichtiger wordt met inkopen en hogere eisen stelt over hoeveelheden of retouren. Gelukkig hebben we een zeer solide basis van veel trouwe kopers die hun serie compleet willen.’

Zie ook:

donderdag 24 januari 2013

Kleine zelfstandige uitgevers: niet ontevreden over 2012 (Boekblad)


Over de omzet van kleine zelfstandige uitgevers in 2012 zijn nog geen cijfers bekend. Jan-Willem Gerth van de VZU en Gerard Keijsers van De Vrije Uitgevers tonen zich echter niet ontevreden op basis van wat ze wel weten.

Voorzitter Gerth van de Vereniging van Zelfstandige Uitgevers (VZU) denkt dat de omzet van zijn leden gelijke tred houdt met die van de hele markt. ‘Maar je hebt natuurlijk snel uitschieters. Een uitgeverij die in plaats van vijf vorig jaar acht boeken uitgaf, zal zijn gegroeid, ook al gaat het om kleinere aantallen per titel.’
Ook hakt een omzetverlies van zeven procent er minder in dan bij een grotere uitgeverij, denkt Gerth. ‘Een grote uitgeverij moet dan ook zeven procent van zijn personeel zien weg te reorganiseren. VZU-leden zijn vaak alleen, die eten dan zeven procent minder boterhammen. Of je ziet wel dat mensen er redactiewerk erbij nemen – ook voor andere leden.’
Dat laatste is niet per se slecht. De VZU probeert al jaren in te zetten op meer onderlinge samenwerking. Iedere eenpitter heeft immers zijn eigen goede en zwakke punten. Als uitgevers dan voor elkaar klussen doen, kan iedereen daar van proberen. ‘Gelukkig zie je dat men de afgelopen jaren elkaar beter leert kennen.’
Directeur Keijsers van clusteruitgeverij De Vrije Uitgevers (DVU) schat in dat de omzet van zijn klanten ongeveer gelijk is gebleven. ‘Wat betreft hun omzet die via CB loopt dan. Dat is het enige wat wij kunnen zien. Bij ons is het aantal aangesloten uitgeverijen gestegen met 17 procent en de totale omzet met 19 procent. Gemiddeld per lid is de omzet dus ongeveer gelijk gebleven.’
Keijsers verklaart dat uit de nadrukkelijke keus voor specialisatie van veel kleine uitgeverijen en de zeer nauwe band met de markt. ‘Ze kennen hun doelgroep, weten wat hun behoefte is en slagen erin hen direct te vinden. Ze maken voor ook bijzondere boeken in hun niche, waar altijd een markt voor is – of dat nou een kookboek of een managementboek is.’
Hij zet dat naast zomaar een roman van zomaar een Nederlandstalige auteur. Daarvan is niet een twee drie duidelijk wat er bijzonder aan is. ‘En dat is het buffelen. Ik zie het ook aan de uitgevers bij ons die dit soort uitgaven maken. Die hebben het wel moeilijk. Er zijn zeker ook uitgeverijen die er vorig jaar mee zijn opgehouden. Al zijn het ook vaak eenmanszaken die flexibel zijn om te zeggen: jammer, en over twee jaar proberen we het nog een keer.’
Ongeacht de omzetten van hun leden (VZU) en klanten (DVU) hebben beide organisaties groei geboekt. Exacte aantallen heeft Gerth niet bij de hand, maar groei boekte hij zeker. ‘Juist als de markt moeilijk is, hebben uitgeverijen behoefte om zich aan te sluiten bij een clubje. En ook worden er meer nieuwe uitgeverijen gestart door mensen die eerst bij een grote uitgeverij werkten. De zzp-werklozen.’
DVU groeide van ongeveer 250 aangesloten uitgevers naar 285 eind 2012 – en nu al naar bijna 300, verklaart Keijsers. ‘Dankzij de recessie. Als grotere uitgevers hun fonds indikken en tegen sommige auteurs zeggen: we brengen geen herdruk, doe het zelf maar – dan komen ze al snel bij ons terecht, als die auteurs via CB leverbaar willen zijn. Ook groeit het aantal auteurs behoorlijk dat denkt het zelf te kunnen. En ze hebben gelijk ook.’
Voor 2013 vindt Gerth  – opnieuw – ‘het overbruggen van de kloof met de boekhandel’ de grote uitdaging. ‘Het problematische voor ons zit bij de retail. Er wordt wel breed ingekocht, maar met lage aantallen. Ik zie het ook aan mijn eigen uitgeverij [Van Brug]. De boekhandel is te terughoudend.’
Keijsers verwacht dat de DVU doorgroeit en het groeiend aantal diensten nog verder uitbreidt. ‘Voor de uitgeverij blijft het hard werken. Ik zie ook de verschuiving naar verkoop via internet doorgaan. Ik denk dat de kleine uitgeverijen daar inventiever op inspringen dan de grote, ook omdat ze de boekhandel moeilijk binnen komen. Ik begrijp waarom de boekhandel minder inkoopt, maar we moeten uitkijken dat het bestsellerwinkels worden. Dat is slecht voor alle partijen.’
(Eerder verschenen op Boekblad.nl, 21 jan 2013)

Zie ook:

dinsdag 22 januari 2013

1988: Het debuut van Margriet de Moor (BOEK)


Vijfentwintig jaar geleden zag het literaire landschap er heel anders uit. Wat waren de hypes, de bestsellers en de laureaten van 1988? Aflevering 1: Het verrassend volwassen debuut van Margriet de Moor.

Schrijven is niet louter zelfexpressie

En toen was daar ineens Margriet de Moor. Een intelligente, sensitieve vrouw van 47 jaar met de gerijpte verhalenbundel Op de rug gezien. Recensenten, juryleden van literaire prijzen en het publiek waren aangenaam verrast over dit debuut. De zeven verhalen, variërend in lengte van 8 tot 36 pagina’s, kregen direct alle lof. Een jaar later stond het op de shortlist van de AKO Literatuurprijs. En het boek won de Gouden Ezelsoor, destijds de prijs voor het bestverkopende literaire debuut.
Het niveau en De Moors leeftijd deden vermoeden dat de schrijfster jaren had geschrapt en geschaafd aan haar teksten voor ze er in 1988 mee voor de dag kwam. Het tegendeel was het geval, wordt De Moor nooit moe om uit te leggen. Twee jaar geleden vertelde ze het nogmaals in BOEK: op een maandag, tien uur ‘s morgens, ging ze met een stapel A4-tjes naar de zolder van de oude villa in Bussum waar ze woonde en verwerkte ze een familiegeschiedenis, precies zoals voorzien, tot een verhaal van tien pagina’s dat niet veel later terecht kwam in Op de rug gezien.
Dat kan alleen maar ‘De dag van Zonnegloren’ zijn, het derde verhaal van de bundel. Dat beschrijft de ochtend van een bejaard stel: het ontwaken, de tocht naar de dagopvang – de ooit zo krachtige en energieke Jacques is dement –, zijn plotseling wens om te biechten en zijn onverwachte dood direct na een bezoek aan de kerk. Ook al heeft Jacques het contact met de werkelijkheid bijna verloren, zo laat De Moor zien, blijkt hij in staat vredig te sterven. Alsof er toch een god is.
In de loop van de tijd heeft De Moor vaak geprobeerd te verklaren waarom de opwelling om te gaan schrijven zo succesvol uitpakte. Ze heeft altijd veel ‘gemaakt’: muziek, video-portetten. Ze praatte met haar man, de kunstenaar Heppe de Moor, vaak over ‘het maken’. En ze las veel, erg veel. Zo bezat ze voldoende theoretische en praktische voorkennis. Bovendien, zoals ze tegen BOEK vertelde, moest ze door het wegvallen van een kleine subsidie stoppen met de video-portretten. Toen paste ze de techniek van het monteren van beelden maar toe op het schrijven.
De onmiddellijke erkenning was wel cruciaal om door te gaan. Begin jaren negentig zei ze tegen Ischa Meijer dat ze niet was blijven schrijven als geen enkele uitgever haar eerste bundel had geaccepteerd. ‘Ik zie het schrijven niet louter als zelfexpressie. Een musicus moet toch ook kunnen optreden, anders verkommert hij.’ En hoewel De Moor zich in hetzelfde interview de verbazing herinnerde dat haar debuut zo enthousiast werd begroet, zal ook de grote waardering belangrijk zijn geweest. Daardoor wist ze dat men haar werk ook wilde lezen.
Is Op de rug gezien 25 jaar later nog de moeite waard in het licht van het rijke oeuvre dat daarna kwam? De bundel beleefde acht drukken in acht jaar. Daarna verscheen pas in 2007 een negende druk en tegenwoordig is het als e-boek verkrijgbaar. Maar al worden de verhalen nog gelezen, de bundel zou vermoedelijk niet meer bij de laatste zes van een grote literaire prijs eindigen. De verrassing van het onverwacht sterke debuut is eraf, waardoor ook mindere verhalen duidelijker zichtbaar zijn.
‘De dag van Zonnegloren’ is zo’n minder verhaal. Ondanks het subtiel aanstippen van grote thema’s als liefde en dood blijft het wat anekdotisch. In haar latere werk laat De Moor veel meer onder de oppervlakte broeien – zoals gebeurt in ‘Variations pathétiques’, waarin een pianolerares via haar leerling een platonische affaire heeft met diens vader, of het titelverhaal, over een relatie tussen een leerlinge met de rector. In die verhalen worden de verhoudingen onder een zinderende spanning gezet, wat De Moors handelsmerk zou worden.
Om te beginnen in Eerst grijs dan wit dan blauw, waarmee ze drie jaar later de belofte van ahar debuut waarmaken. Daarvoor werd ze terecht beloond met de AKO Literatuurprijs.

NB. In april verschijnt Mélodie d’amour, de negende roman van Margriet de Moor.

Debuteerden ook in 1988
Arjen Duinker, Rode oever
Elma van Haren, De reis naar het welkom geheten
Patricia de Martelaere, Nachtboek van een slapeloze (Vlaamse prijs voor het beste debuut)
Koen Peeters, Conversaties met K
Gijs IJlander, De kapper (Anton Wachterprijs, Geertjan Lubberhuizenprijs)
(Eerder verschenen in BOEK 1, 2013)

zondag 20 januari 2013

Tommy Wieringa, 'Ga niet naar zee' (Knack)


Goed, mooi, puntgaaf

Op een gegeven moment ben ik gestopt met noteren welke stukjes goed, mooi of puntgaaf zijn. Er staan er zo veel in Ga niet naar zee, waarin Tommy Wieringa de beste columns heeft verzameld die hij de afgelopen tien jaar schreef voor de gratis dagbladen Metro en De Pers. Ik kon wel aan de gang blijven.
Uitgeverij De Bezige Bij presenteert Ga niet naar zee als ‘een kleine autobiografie’. Dat is te veel gezegd. Alleen terloops geeft de auteur essentiële feiten van zijn leven prijs. De geboorte van een dochter. Of het derde huwelijk van zijn moeder met een Egyptenaar – een feit dat Wieringa heeft verwerkt in het boek waarmee hij in 2005 doorbrak: Joe Speedboot.
Wel gaan de stukjes over wat hem zoal bezighoudt: rugby, de natuur, mannenvriendschappen, zijn reizen, een verhuizing, het schrijverschap. In het begin van deze verzameling is hij nog een onbekende literator die zich tevergeefs probeert te identificeren met een boek van eigen hand waarop zijn foto staat. Aan het eind is hij een gevierd auteur die moppert op de regionale dranken en spijzen die organisatoren van lezingen hem altijd geven.
De grote kracht van Wieringa’s columns zit hem in de zuivere woordkeus. Zelden schrijft hij één keurig afgerond verhaal. Hij excelleert juist in rake sfeertekeningen en perfect getimede terzijdes, waarmee hij in ieder stuk zijn opvallende opmerkingsgave demonstreert.
U moet Ga niet naar zee zelf maar eens opslaan in de boekhandels. Geen stuk is langer dan twee pagina’s. Kies een willekeurige uit, laat u betoveren en schaf het daarna aan.

Tommy Wieringa, Ga niet naar zee, De Bezige Bij, 284 blz., 18,50 euro, ISBN 978-90-234-5802-9
(Eerder verschenen in Knack, najaar 2010)

Zie ook:

vrijdag 18 januari 2013

Ronald Giphart, 'De wake' (BOEK)


Toen het leven nog een 9 waard was

De wereld van Ronald Giphart wordt uitsluitend bevolkt door succesvolle, zelfbewuste en hedonistische mensen die van het ergste leed nog de humor in kunnen zien. Mooie mannen en vrouwen met een grote en hechte vriendenkring, die altijd geweldige seks hebben. En zonder uitzondering is de studententijd de mooiste tijd van hun leven.
De eenvormigheid van zijn personages geeft ook Gipharts werk iets eendimensionaals, zoals goed te zien aan de novellebundel De wake. De vondsten van het titelverhaal en ‘Hartstocht’ zijn aardig: het eerste wordt verteld vanuit een overleden hoogleraar, in het tweede is de hoofdpersoon een hart dat eerst van een jonge Indiase was en later wordt getransplanteerd in het lichaam van een Nederlandse minister. Maar omdat alle karakters op een gelijke manier in het leven staan, voelen beide verhalen volstrekt inwisselbaar. Met elkaar of met eerdere romans van Giphart.
De aardigste novelle van De wake is dan ook het middelste: ‘Mooie mama’s’ – juist omdat Giphart daarin de levensstijl van zijn personages thematiseert. De mama’s zijn veertigers die terugverlangen naar hun studententijd: toen ze nog geen verantwoordelijkheden en tegenslagen kenden en ze hun leven een 9 gaven. Met jaloezie kijken ze dagelijks naar het studentenhuis tegenover de basisschool. En ondertussen hebben ze kinderen die al naar hun studententijd verlangen, als ze aan het ouderlijk toezicht zijn ontsnapt en onbekommerd kunnen feesten.
Het subtiel uitgewerkte drama met tragikomisch slot dat volgt uit de botsing tussen al deze verlangens, is sterk uitgewerkt. Je zou alleen willen dat Giphart dat met dezelfde stilistische flair doet die zijn vroegste werken kenmerken. Zijn proza is in de loop der jaren onmiskenbaar fletser geworden.

Ronald GiphartDe wake (176 p.) – Podium, € 17,50, ISBN 978 90 5759 547 9
(Eerder gepubliceerd in BOEK 1, 2013)

Zie ook recensies van verhalen- en novellenbundels van Daniyal Mueenuddin, Annelies Verbeke en Ernest van der Kwast.

donderdag 17 januari 2013

Lees ik wat iedereen leest? (in Vlaanderen)


In de top 20 bestverkochte boeken in 2012: niets. De bestsellerlijst wordt gedomineerd door damesporno (E.L. James), thrillers (Pieter Aspe), kookboeken (Jeroen Meus), strips (Merho) en young adult-fantasy (Suzanne Collins) – en die genres lees ik niet vanwege: andere voorkeuren. Deze vijf auteurs zijn samen goed voor maar liefst zestien titels uit de top 20. Wel heb ik boeken gelezen uit de jaarlijsten van diverse specifieke categorieën.
In de top 20 literaire fictie: De engelenmaker van Stefan Brijs (NB. uit 2006!).
In de top 20 non-fictie informatief: België van Rolf Falter en Congo van David van Reybrouck (uit 2010).

maandag 14 januari 2013

Bernlef, 'Onbewaakt ogenblik' (BOEK)


De verbeelding is altijd superieur

De nieuwe uitgever van Henk Materman heeft goed begrepen dat autobiografieën van schrijvers beter verkopen dat hun literaire werk. De bejaarde auteur, het alter ego van Bernlef in zijn laatste, kort voor zijn dood voltooide roman Onbewaakt ogenblik, moet het verhaal van zijn leven daarom op papier zetten. Het liefst de ontmoetingen met beroemde collega’s, daar is het publiek het nieuwsgierigst naar.
Aanvankelijk zwicht Materman voor zijn uitgever, in wie Bernlef de veranderingen in het boekenvak mild bespot. Hij beschrijft zijn jeugd: de huizen, de ontdekking van de poëzie, de fascinatie voor de astronomie, de eerste verkering, zijn passie voor hardlopen. Maar al gauw loopt hij vast. Zijn geheugen is zo leeg. En wat hij opschrijft, lijkt fictie. Zijn het wel zijn eigen herinneringen? Materman beseft dat alleen het heden bestaat. Slechts af en toe, in onbewaakte ogenblikken, licht het verleden op – niet als een herinnering, maar als iets wat opeens weer heden is. Als je opeens de winkel terugziet die ooit in hetzelfde pand gevestigd was bijvoorbeeld.
Wie er zo over denkt, kan beter geen autobiografie schrijven. Materman ziet dus, met een zucht van bevrijding, van de opdracht af.
Ook Bernlef besluit zijn oeuvre niet met memoires. Maar Onbewaakt ogenblik is wel een perfect slotakkoord. In het hybride boek staat het centrale thema van zijn oeuvre centraal: de werking van het geheugen. En hij beoefent alle genres waarin hij een halve eeuw heeft geëxcelleerd, door het proza te vermengen met een essayistische beschouwing over de Franse auteur Patrick Modiano en enkele gedichten. Ook schrijft hij over zijn grote passie, de jazz.
In het korte essay over Een stamboek van Modiano, dat Bernlef in 2005 zelf heeft vertaald, betreurt hij het dat zo’n raadselachtig auteur de feiten van zijn leven heeft prijsgegeven. De lezer weet nu welke autobiografische gebeurtenissen ten grondslag lagen aan de fictie. Dat doet afbreuk aan het mysterie dat het oeuvre van Modiano zo’n kracht geeft.
Die fout heeft Bernlef niet willen maken door zijn ongetwijfeld interessante memoires via Materman te voltooien. De verbeelding is altijd superieur aan de werkelijkheid. Dat is de boodschap die hij zijn lezers heeft willen nalaten.
(Eerder gepubliceerd in BOEK 1, 2013)

zondag 13 januari 2013

Lees ik wat iedereen leest? (in 2012)


In de top 100 van bestverkochte boeken van 2012: in ieder geval alle goedlopende titels in mijn specialisme, de Nederlandstalige literatuur. Met opvallende uitzondeing: de nieuwste Tommy Wieringa, daar ben ik nog niet aan toegekomen. In totaal kom ik zo op 18 titels – vier minder dan een jaar eerder. Een kleine minderheid heb ik ook in 2012 gelezen: 8 – een minder dan een jaar eerder. In de totale top 100 van 2012 staan maar 54 titels die ook in dat jaar zijn verschenen. Dat waren er in 2011 nog 67.

5 Paulien Cornelisse - En dan nog iets
6 Peter Buwalda - Bonita Avenue
16 Paulien Cornelisse - Taal is zeg maar echt mijn ding
26 Charlotte Dematons - Nederland
35 Ravelli - De vliegenvanger
36 Chris Haughton - Mama kwijt
39 Leon de Winter - VSV
40 Jamie Oliver - Jamie in 30 minuten
45 Herman Koch - Zomerhuis met zwembad
51 Chad Harbach - De kunst van het veldspel
68 Laurent Binet - HhhH
70 Jonathan Safran Foer - Extreem luid & ongelooflijk dichtbij
72 Nico Dijkshoorn - Nooit ziek geweest
73 Eric Carle - Rupsje Nooitgenoeg
74 Anna Enquist - De verdovers
79 Arnon Grunberg - De man zonder ziekte
90 Jelle Brandt Corstius - Universele reisgids voor moeilijke landen

zaterdag 12 januari 2013

De altijd onderhoudende Kees van Kooten presenteert geschenkboek Literaire Lente (Knack)


Na de presentatie van het geschenkboek van de Literaire Lente van Kees van Kooten kun je je afvragen: hoe gegeerd zal het in maart zijn? Aan de 71-jarige auteur zal het niet liggen.

‘Dit is de verrekijker van mijn vader.’ Kees van Kooten hield hem donderdag zijn publiek in Amsterdam voor. ‘Ik behoor tot de generatie waarin in ieder huis een verrekijker aanwezig was. Het was fantastisch speelgoed. Als je hem omgekeerd voor je ogen deed,’ – waarop hij het voor deed – ‘zag je je moeder heel ver voor je staan. Zo deed je de eerste stap naar de buitenwereld toe: door je moeder op afstand te zetten.’
Over deze antieke verrekijker schreef Van Kooten het Boekenweekgeschenk 2013. De verrekijker is na Heldere hemel van Tom Lanoye vorig jaar het tweede Nederlandse geschenkboek dat boekverkopers ook in Vlaanderen cadeau geven. Tijdens de Literaire Lente, dit jaar van 16 tot en met 31 maart, krijgt iedereen het mee bij aankoop van 12,50 euro aan Nederlandstalige boeken.
Zouden net zo veel lezers voor De verrekijker naar de boekhandel gaan als tien maanden geleden voor Heldere hemel? Van Kootens roem in Vlaanderen is tanende sinds Wim de Bie en hij in 1998 stopten met het maken van tv-programma’s. Ook met zijn wekelijkse column in Humo is hij gestopt. Nog maar weinigen onder de dertig weten wie hij is. Er was donderdag dan ook vrijwel geen Vlaamse pers aanwezig in Amsterdam. [NB. Die was ook niet uitgenodigd.]
Ook zijn leeftijd houdt Van Kooten tegen om uitgebreid promotie voor zijn boek te maken in Vlaanderen. Oorspronkelijk was het plan om na de intensieve tour door Nederland tijdens de Boekenweek, die al op 24 maart afgelopen is, in iedere Vlaamse provincie in een bibliotheek op te treden. Nu houdt hij het bij een eenmalig optreden op de slotdag van de Literaire Lente in de Gentse Vooruit.
En De verrekijker is misschien wel erg Nederlands. Van Kooten vertelt over de vondst van een brief aan zijn vader waarin hem wordt gevraagd opheldering te verschaffen over een verrekijker die hij in de meidagen van 1940 heeft gevorderd – ook die brief liet hij gisteren zien. Vervolgens probeert hij te achterhalen wat er toen is gebeurd. Want zijn vader die steelt, dat gaat er bij Van Kooten niet in.
De enige, maar ook de beste reden om De verrekijker zeker te lezen, is dat Van Kooten een grappig en onderhoudende verteller blijft. Dat bleek uit zijn praatje bij de presentatie, waarin hij mijmerde over de goede oude tijd: hij wil een online besteld boek niet binnen een uur in huis hebben, hij wacht liever drie, vier dagen. ‘Die voorpret is helemaal verdwenen, maar die hoort er ook bij.’
En dat bleek ook uit het vijfeneenhalve minuut durende fragment uit De verrekijker dat Van Kooten voorlas. Dat ook al over zijn verlangen naar vroeger ging. Hij wil zijn bibliotheek niet vervangen door een iPad, waar alle teksten makkelijk op zouden pakken, zo vertelde hij. Het gaat hem niet alleen om de inhoud: hij is ook gehecht aan ‘de uithoud; aan al hun vertrouwde en zo geduldige ruggetjes’.
Jammer is het dan alleen weer dat de bovenste rand van De verrekijker een literaire agenda 2013-2014 bevat. Een mooi idee, dat ook fraai is uitgewerkt. Maar de nadruk daarvan ligt wel erg op Nederland. Een festival in Arnhem staat erin, de boekenmarkt in Deventer, tentoonstellingen in Den Haag, de Nederlandse Voorleesdagen enzovoorts enzovoorts. En voor Vlaanderen weinig meer dan de Boekenbeurs.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 11 jan 2013)

vrijdag 11 januari 2013

Koos van Zomeren, 'Rondom Staal'


Een van de misleidenste recensies vorig jaar was die Arie Storm in Het Parool schreef van Rondom Staal van Koos van Zomeren. Nu ik hem teruglees nadat ik de roman zelf heb gelezen, moet ik erkennen: er staat niet één fout in. Maar indertijd (begin oktober) maakte hij me wijs dat Van Zomeren een boek had geschreven over zijn uitgeverij De Arbeiderspers, waarin alle personeelsleden onder hun eigen naam figureren. Daarom moest ik Rondom Staal zeker lezen.
In werkelijkheid gaat de roman over de verhouding tussen het werk van de schrijver en wat er publiekelijk van hem bekend is. Anders gezegd: over de verhouding tussen de gepresenteerde teksten en het echte leven. Ongeveer zoals Post Mortem van Peter Terrin dus, die toevallig ook door De Arbeiderspers is gepubliceerd.
De redacteuren en uitgever van De Arbeiderspers zijn daarin niet meer dan decor. Een, twee, hooguit drie keer worden ze genoemd: Peter Nijssen, Lex Jansen en Elik Lettinga. En ze worden zeker niet afgezeken zoals Storm suggereerde, maar simpelweg levensecht neergezet. Je merkt goed dat Van Zomeren daar zijn best voor heeft gedaan. Is Storm soms ooit afgewezen door De Arbeiderspers toen hij een uitgeverij voor zijn eigen werk zocht?
De opzet en het plot van Rondom Staal hoef ik hier niet uitputtend te beschrijven. Er zijn ruim veertig korte verhaaltjes die – zo blijkt in het tweede deel – de schrijver A.A. Staal heeft nagelaten. De assistent Simon Duyser, die níet echt bestaat, mag ze uitgeefklaar maken, terwijl hij bij Staals nabestaanden naspeuringen doet naar de man achter de schrijver. En later – in het derde deel – blijkt dat Van Zomeren zelf Duysers verhaal heeft verzonnen.
Maar hoe ingewikkeld het klinkt: het heeft allemaal niet zo veel om het lijf. Daar had Storm dan wel gelijk in. De verhaaltjes van Staal zijn flauw, het onderzoek van Duyser mist focus en stilistisch kabbelt het voort.

PS. Elik Lettinga is inmiddels overgestapt naar uitgeverij Nijgh & van Ditmar.

donderdag 10 januari 2013

Rosa Liksom, 'Coupé no. 6'


Sinds uitsluitend vrouwelijke auteurs op de shortlist van de Finlandia Prize stonden, waarover ik hier en hier schreef, was ik nieuwsgierig naar het winnende boek: Coupé no. 6 van Rosa Liksom. Die schrijversnaam klinkt ook goed: Rosa Liksom. Het is dan ook een pseudoniem. Ik had niet verwacht dat de roman in het Nederlands zou verschijnen, maar uitgeverij Podium waagde de gok.
Eerlijk gezegd was Coupé no.6 (vertaald oor Annemarie Raas) geen ontdekking. Het is een roadnovel, waarin de jonge Finse Anna begin jaren tachtig de trans-Siberische spoorlijn naar Ulaanbaatar neemt en opgescheept wordt met een archetypische Russische arbeider. Om het plot draait het dus niet.
Je moet meevoelen met het alleen maar aangestipte liefdesverdriet van Anna die zijn culminatie vindt in een bezoek aan grottekeningen nabij de Mongoolse hoofdstad. Zoals zij in gedachten teruggaat naar het begin van haar geschiedenis, ziet ze in de grot de tekeningen die het begin van de geschiedenis symboliseren.
Ook kun je lachen om de arbeider die alleen maar met ‘man’ wordt aangeduid. Het Russische leven van ongebreideld zuipen, vreten en neuken temidden van de altijd nabije dood, heeft hem zo gehard dat hij zonder problemen een flesje nagellakremover, dat Anna in zijn wodkafles heeft leeggekieperd, kan wegdrinken.
Maar om nou te zeggen dat ik heb meegevoeld en gelachen? Niet echt. En de stijl is wel beeldend – maar niet zó beeldend dat ik echt onder de indruk was.
Ik vermoed dat Coupé no. 6 ook een ode is aan de Russische literatuur. Vooral in de anekdotes van de man weerklinkt de absurde humor van schrijvers als Gogol, Charms, Platonov, Jerofejev en anderen. En een treinreis tegen liefdesverdriet verwijst natuurlijk naar Anna Karenina van Tolstoj, waarin de hoofdpersoon zich voor de trein werpt.