donderdag 28 mei 2015

Zin en onzin in de vergelijking van tv-series en literatuur – Robert McKee en Manon Uphoff

De Amerikaan Robert McKee doceert scenarioschrijven. En niet aan amateurs met vage ambities. Hij gaf les aan de schrijvers van series als Breaking Bad en Game of Thrones (waar ik overigens respectievelijk één en nul afleveringen van heb gezien). Dat deze man – door Schrijven magazine ooit getypeerd als 'de beste schrijfdocent ter wereld' – in Nederland twee seminars geeft, is dan ook nieuws. NRC Handelsblad bracht 26 mei een stuk over hem. Ook elders werd over hem geschreven.
De kop van het stuk in NRC luidt: 'Hij [=Walter White, de hoofdpersoon van Breaking Bad] heeft meer lagen dan Hamlet'. Dat vindt McKee namelijk. Prijst hij dus de tv-serie ten koste van literatuur? Allesbehalve. In de laatste alinea valt hij de stelling van Oek de Jong bij in diens essay Wat alleen de roman kan zeggen (zie hier). 'De roman is een krachtige kunstvorm en heeft een eigen, intrinsieke waarde. Een romanschrijver kan iets in de eerste of derde persoon vertellen en het innerlijk leven van een personage beschrijven. Dat is nog steeds niet mogelijk met de camera. Je kunt een gedachte niet verfilmen.'
Ik vind het mooi dat juist zo'n man dat zegt. Geen dédain over literatuur, maar een eerlijke vergelijking van de unieke mogelijkheden van verschillende kunstvormen. Een tv-serie kan iets wat een roman niet kan, een roman kan iets wat een tv-serie niet kan. En je kunt van beide houden om wat ze uniek maakt.

Helaas lijkt Manon Uphoff dat niet te beseffen. In het pamflet De blauwe muze, vorig jaar verschenen, schrijft ze in navolging van McKee dat de gewoonte om tv-series via dvd-boxen, betaaltelevisie en online platformen in korte tijd in zijn geheel te kijken ertoe heeft geleid dat personages in diepgang en complexititeit niet meer onder doen voor literaire personage. Maar anders dan de schrijfdocent beweert ze dat dat tv-series daarom superieurs zijn. 'Waarom de beste literatuur op tv te zien is', luidt de ondertitel van haar pamflet.
Het hoeft niet te verbazen dat ze er niet in slaagt deze bewering hard te maken. Sterker nog, ze doet niet eens moeite om hem te onderbouwen. Ze presenteert de bewering als een hard feit. En iedere keer dat Uphoff in (op zich interessante) analyses van series als The Sopranos en Mad Men (die ik overigens respectievelijk helemaal niet en tot en met seizoen vijf heb gezien) naar literatuur verwijst, raak je er alleen maar meer van overtuigd dat de schrijfster onzin verkondigt.

1. Michael Kumpfmüller schreef een volgens Uphoff geslaagde roman over hetzelfde thema als een van de genoemde tv-series. Aha, denk je dan: literatuur kan dus nog steeds minstens zo goed als televisie zijn.
2. De verbeelding van vrouwelijke lust in tv-series vergelijkt Uphoff met deze verbeelding in Vijftig tinten grijs. Tja. Uiteraard zijn tv-series dan superieur. Dat is alsof je Ajax vergelijkt met de tafeltennisvereniging bij mij om de hoek en dan beweert: er wordt in Nederland beter gevoetbald dan gepingpongd. Ja, nogal wiedes.
3. Makers van tv-series hebben meer vrijheid dan literaire auteurs, beweert Uphoff. Bewijs: Hemmerechts kreeg kritiek dat zij zich, in De vrouw die de honden eten gaf, verplaatste in de seksualiteit van een andere vrouw en tv-makers krijgen zulke kritiek nooit. Maar wie kreeg Hemmerechts die kritiek dan? Ik kan me niet herinneren dat daar nu zo'n punt van wordt gemaakt.
4. Ook de bewering dat veel schrijvers schrikken dat er belangwekkende verhalen buiten de literatuur worden verteld, onderbouwt Uphoff niet. Wie schrikt er dan? Het is integendeel bon ton onder schrijvers om de lof te zingen van tv-series. Daarbij vertelt film al meer dan een eeuw lang belangwekkende verhalen. Concurrentie met verhalen-verteld-in-beelden is al heel gewoon. 

woensdag 27 mei 2015

Uitgeverij Pelckmans: Ook educatieve uitgevers moeten verbreden om te overleven (Boekblad)

Nóg een uitgeverij erbij? De nieuwe ambitieuze Uitgeverij Polis wil een toonaangevende speler worden in het literaire veld en krijgt daarvoor een kontje van het educatieve Pelckmans. Een portret van een familiebedrijf dat moet verbreden.

De gewestelijke N117 in de Kempen, waaraan – tussen plukjes groen – vrijwel alleen bedrijven zijn gevestigd. Daar verwacht je niet zo’n fraai pand als dat van Uitgeverij Pelckmans. Vanbinnen en vanbuiten opgetrokken uit onbewerkt baksteen en beton, met veel ramen. Ook de binnenmuren zijn bijna allemaal van glas, waardoor de zon vrij spel heeft. Het is in 1968 gebouwd als een van de vroegste werken van bOb van Reeth, tegenwoordig een van de bekendste levende Vlaamse architecten.
Het is een pand dat onlosmakelijk is verbonden met de geschiedenis van het boekenvak, vertelt Thom Pelckmans als hij voorgaat naar zijn kantoor op de tweede verdieping. Ook voor zijn bedrijf er in 2012 introk, waren er uitsluitend uitgeverijen in gevestigd geweest (onder andere Biblo). Pelckmans heeft het interieur een flinke opknapbeurt gegeven en achter het pand een magazijn gebouwd. Vanuit zijn raam kan de directeur-eigenaar – die sinds kort steun krijgt van de ervaren boekenvakker Eric Willems – de vrachtwagens zien laden en lossen.
In dit kantoor zit het grootste deel van de educatieve divisie, goed voor 93 procent van de omzet van 23 miljoen euro. Uitgeverij Abimo, die Pelckmans twee jaar geleden overnam, is gehuisvest in Sint-Niklaas. ‘Maar daarvoor zoeken we iets nieuws’, zegt Pelckmans. ‘Niet hier, maar in de regio Gent. Dat is beter voor de medewerkers. Beter ook omdat we de identiteit van de verschillende units willen bewaken. Bovendien krijgen we daar dan ruimte met flexibele werkplekken voor andere medewerkers.’
Ook de nieuwe algemene uitgeverij Polis, waar de bestaande algemene fondslijn wordt ondergebracht, krijgt later dit jaar een eigen plek. ‘In Antwerpen, midden in de stad. We willen een plek waar onze schrijvers op bezoek kunnen komen. Voor educatieve auteurs hoeft dat niet, maar voor auteurs van algemene boeken is het belangrijk dat ze een stek hebben waar ze makkelijk terecht kunnen. Een plek die als een thuis kan voelen.’

Onderwijsnetten
Toen Thom Pelckmans (1973) begin jaren negentig als derde generatie bij het familiebedrijf begon en al snel de dagelijkse leiding van zijn vader en oom overnam, was de uitgeverij gespecialiseerd in lesmethodes voor het middelbaar onderwijs. Stap voor stap bouwde hij het aanbod uit. Eerst kwamen er nog ontbrekende methodes voor de middelbare school. Daarna volgde uitgaven voor de lagere school – methodes wereldoriëntatie, godsdienst, muzische vorming en agenda’s. En drie jaar geleden uitgaven voor Wallonië.
Die groei is des te opvallender in het licht van het aantal spelers op de markt voor middelbare schoolboeken. Hoewel Nederland bijna drie keer zo groot is, zijn er toch vijf grote uitgeverijen actief – tegen drie in Nederland. Naast Pelckmans zijn dat Van In, Plantyn, De Boeck en Die Keure. Voor het basisonderwijs komen daar Zwijsen en Averbode bij. Daar staat tegenover dat er meer vraag naar aparte methodes is – elk van de drie ‘onderwijsnetten’ (officieel, vrij confessioneel en vrij niet-confessioneel) vraagt zijn eigen methode.
‘Een heel concurrentiële markt dwingt je constant te vernieuwen, het aanbod breed te houden en steeds meer op maat van leerkrachten en leerlingen te werken’, zegt Pelckmans. Dat is de uitgeverij steeds beter gelukt – door niets overhaast te doen en uit te gaan van de medewerkers. ‘Je kunt niet alles tegelijk doen. Een uitgeverij is ook afhankelijk van het team. Je moet je mensen dus vragen: welke projecten willen jullie aanpakken? Zo kun je organisch groeien.’
Gevraagd naar dé typerende uitgaven voor het fonds vindt Pelckmans het moeilijk zich te beperken. ‘Het educatieve fonds voor het secundair onderwijs heeft vele sterke taalmethodes. Frappant Nederlands, Quartier Latin, Pegasus. Daarnaast hebben we Historia en Memoria voor geschiedenis, Meander en Echo voor godsdienst, Matrix wiskunde, Zenit voor aardrijkskunde. Ach, zo veel. En dan heb ik het niet eens over het basis- en volwassenenonderwijs.’

Importboekhandel
Pelckmans is niet altijd een educatieve uitgeverij geweest. Sterker: de eerste veertig jaar was het een importboekhandel. Een aantal Nederlandse uitgeverijen was in 1892 De Nederlandsche Boekhandel begonnen om de verkoop van hun uitgaven in Vlaanderen te bevorderen. Met veel succes. Pas toen de jonge twintiger Albert Pelckmans in 1933 de winkel in Antwerpen overnam, ging het bedrijf ook zelf boeken op de markt brengen. In 1986 werd uitgeven vervolgens de enige activiteit.
Pelckmans richtte zich pas sinds de jaren 1950 volop op de schoolboeken. Aanvankelijk bouwde het een literair fonds uit: Maurice Gilliams, Karel Jonckheere, het verzameld werk van Guido Gezelle. ‘En daarna hebben we nog van alles gedaan’, zegt Pelckmans. ‘We hadden een religieus fonds, dat eind jaren tachtig werd afgebouwd. We gaven nog langer geleden huis-, tuin- en keukenboeken uit. In de jaren zestig en zeventig waren we succesvol met het kinder- en jeugdboekenfonds L. Opdebeek.’
Pas sinds kort neemt Pelckmans opnieuw initiatieven om andere fondslijnen serieus uit te bouwen. ‘Onze educatieve operatie draait nu. We hebben een stevig team – zo’n vijftien uitgevers. Dat biedt ruimte om te kijken wat nog meer kan. Dat doe ik ook graag. Ik heb interesse in het algemene boek. Het kinder- en jeugdboek past heel goed bij de educatieve uitgaven. Ik denk bovendien dat een breed fonds vandaag de dag richting scholen en boekhandel een pluspunt is.’

Digitalisering
Daar komt nog iets bij. De uitgeverij is ondanks de aanhoudende groei in de afgelopen twintig jaar – van 7 miljoen euro in 1998 (280 miljoen Belgische Frank) naar 23 miljoen nu – nog altijd betrekkelijk klein onder de educatieve uitgeverijen. Sommige concurrenten maken deel uit van grotere, internationale concerns. Van In is, net als Malmberg, onderdeel van Sanoma. Plantyn is, net als Noordhoff, onderdeel van Infinitas Learning. Zwijsen België is onderdeel van WPG.
Dat heeft voor- en nadelen, zegt Pelckmans. ‘Zij hebben heel wat middelen om te investeren in productvernieuwing, deels over grenzen heen. Anderzijds maken grotere structuren de bedrijven weerbarstiger. In een kleinere entiteit als de onze zijn de lijnen korter. Om die reden vind ik het ook erg prettig dat wij de logistiek in eigen hand hebben. Een unicum voor uitgeverijen tegenwoordig. Als er iets is met een levering kunnen we razendsnel ingrijpen.’
Maar ook in Vlaanderen digitaliseert het onderwijs – zij het niet zo hard als in Nederland. ‘Wij hebben inmiddels allerlei extra oefenstof, toegankelijk via een site, gekoppeld aan leerlingvolgsystemen, die we steeds verder uitbouwen. We hebben tabletversies van methodes waarmee we pilots met scholen uitvoeren. Wel focussen we ons op content. We willen niet als andere uitgeverijen softwarepakketten leveren, om bijvoorbeeld de schooladministratie te faciliteren.’
Tot nu toe kan Pelckmans de investeringen dragen om bij te blijven. ‘Wij hebben niet minder digitaal lesmateriaal dan andere uitgeverijen’, zegt de directeur-eigenaar. Maar of dat in de toekomst ook zo is, durft hij niet te voorspellen. ‘Ik sluit nu een overname door een andere uitgeverij uit. Maar over vijf jaar? Misschien zijn we dan genoodzaakt een aantal partnerships aan te gaan. Ook daarom is verbreden noodzakelijk om op langere termijn zelfstandig te blijven.’

Verbreding
De eerste verbreding was de acquisitie van Abimo toen eigenaar Koen David een overnamekandidaat zocht. Deze uitgeverij verzorgt educatieve uitgaven op alle niveaus, vooral op het gebied van zorg in het onderwijs, en vertegenwoordigt een aantal Nederlandse uitgeverijen in Vlaanderen (onder andere Pica en Bazalt). Daarnaast heeft het ook een jeugdboekenfonds met auteurs als Marc de Bel, Luc Descamps, Piet De Loof, Dirk Bracke en Kristien Dieltiens.
Pelckmans: ‘We bouwen de uitgeverij langzaam uit. Inhoudelijk, door nieuwe auteurs aan te trekken en bestaande reeksen uit te breiden. Maar ook in de marktbenadering. We bouwen de promotieafdeling uit. We zien vooral kansen in het meenemen van Abimo-uitgaven naar scholen. Een prentenboek kan interessant zijn voor kleuterleidsters, een historische jeugdroman voor leraren geschiedenis. Het is een traag proces. Ik verwacht pas over een jaar echt resultaten te zien.’

Uitgeverij Polis
Een nieuwe kans deed zich voor toen De Bezige Bij zijn Vlaamse operatie besloot anders in te vullen en Harold Polis, uitgeverij van De Bezige Bij Antwerpen, daarop opstapte. Iedereen wist dat Polis zelf of onder een andere vlag een nieuwe uitgeverij zou beginnen. Pelckmans kende hem niet persoonlijk, maar toen hij – zoals meer Vlaamse uitgevers – een afspraak maakte, klikte het. Hun ideeën over een algemene uitgeverij bleken sterk overeen te komen.
‘Een uitgeverij is als een goed opinieweekblad’, zegt Polis die is aangeschoven. ‘Ik wil dichters, denkers, historici, academici, politici en anderen samenbrengen. Vanuit een duidelijke visie alle stemmen laten horen die relevant zijn voor het maatschappelijke debat. Het is daarbij belangrijk dat je coherent met auteurs werkt, ongeacht het genre waarin ze schrijven. Hier kan dat. Bij Pelckmans zit het in hun DNA om het op deze manier te doen.’
Pelckmans gaf al non-fictie uit op het gebied van filosofie, geschiedenis, religie, politiek en maatschappij. Vanuit die visie paste het om destijds het eerste boek te brengen van de populaire Vlaams-nationalistische politicus Bart De Wever. Toen hij echter met een dieetboek kwam, haakte Pelckmans af. Dát paste niet in het fonds. ‘Het is een ernstig fonds, dat mikt op serieuze auteurs en onderwerpen’, zegt Polis. ‘Dat spreekt me aan. Heel wat Vlaamse uitgevers zijn opportunistischer.’
De nieuwe uitgeverij Polis zal, inclusief de bestaande uitgaven, veertig tot vijftig titels per jaar brengen. De uitgever krijgt in wezen carte blanche om een goede mix van fictie, non-fictie en vertalingen te brengen. ‘Natuurlijk is er wel een businessplan’, zegt Pelckmans. ‘Ik hoop over twee, drie jaar zwarte cijfers te kunnen schrijven. Ook hebben we afspraken gemaakt over het belang van redactie. Of dat er niet wordt toegegeven op vormgeving. Maar hoe het fonds wordt ingevuld is helemaal aan Harold.’

Nederland
De uitbouw van Abimo en Polis en het zoeken naar synergievoordelen tussen de fondsen zijn niet de enige groeitrajecten. Meer niet-educatieve titels betekent ook: actiever de Nederlandse markt op. Tot op heden gaf Pelckmans co-edities uit met uitgeverijen als Klement, Ten Have en Walburg Pers. Binnenkort wil het een overeenkomst sluiten met een vaste partner die ook zorgt voor betere verdeling van eigen uitgaven. De eerste verkennende gesprekken zijn inmiddels gevoerd.
En als het even kan, zet Thom Pelckmans ook de beeldvorming recht. Bij de aankondiging van Polis werd het bedrijf – tot diepe ergernis van de directeur-eigenaar – in de Vlaamse pers getypeerd als een conservatief, rechts, Vlaams-nationalistisch huis. Een imago dat volledig is gebaseerd op het verleden, toen de vorige generaties Pelckmans nauw verbonden waren met de katholieke zuil. Tegenwoordig geeft Pelckmans voor iedereen uit – voor alle onderwijsnetten, voor alle politieke gezindten.
Wie daaraan twijfelt, zou zelf eens langs moeten gaan bij het fraaie pand aan de N117.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, apr 2015)

Uitgeverij Pelckmans, opgericht 1892
Fondslijnen: Pelckmans (educatief), Abimo (jeugd en educatief) en Polis (algemeen)
Werknemers: 70 medewerkers, 63 fte
Omzet: 23 miljoen euro (93% basis-, middelbaar en volwassenenonderwijs, 7% jeugd en algemeen)

Zie ook deze artikel over de Vlaamse uitgeverij anno 2015:
- De Vlaamse uitgeverij anno 2015, deel 1deel 2 en deel 3

maandag 25 mei 2015

Interview Stephan Enter over 'Compassie' (De Standaard)

Hoe kan een relatie ontsporen als je elkaar hebt leren kennen via internet? Stephan Enter onderzoekt die vraag in zijn nieuwe roman. 'Ik heb misschien wel de langste cunnilingusscène uit de Nederlandse literatuur geschreven.'

Echte lezers bestaan nog

Mensen ontmoeten hun geliefde niet meer op dezelfde manier als twintig jaar geleden. 'Toen kwam je iemand tegen op een sportvereniging, via vrienden of op je werk. Je wist meteen hoe die ander bewoog, hoe die rook, wat voor stem die heeft. Tegenwoordig ontmoeten veel mensen elkaar via internet. Dan heb je al die informatie niet. Je ziet een foto van iemand, leest de informatie van zijn of haar profiel, correspondeert per e-mail. Je hebt al een beeld van de ander voor je die ontmoet.'
Dat leidt tot de vreemdste situaties, weet Stephan Enter. 'Mensen blijken bijvoorbeeld van alles te verzinnen. Een vriend van mij datete al drie maanden een vrouw toen bleek dat ze man en kinderen thuis had. Of je hebt bij voorbaat een positief en leuk gevoel bij iemand waardoor je totaal verrast bent als ze bij de vierde ontmoeting opbiecht aan de antidepressiva te zitten. Als je iemand op een sportveld ontmoet, sta je nog blanco tegenover de ander en vallen de voortekenen je eerder op.'
De 41-jarige schrijver werkte al jaren aan een social comedy à la Jane Austen. Maar dit gegeven hield hem zo bezig dat hij dat project tijdelijk liet liggen – temeer omdat hij nog nooit een roman had gelezen die de effecten van internetdating onderzoekt. 'De online datingbureaus zwijgen er al helemaal over. Die schilderen internetdaten af als normaal of zelfs ideaal. Maar het is toch vreemd om bij de eerste ontmoeting meteen te weten dat je allebei actief op zoek bent naar een relatie?'
Het resultaat van een jaar broeden en schrijven verscheen vorige maand. Compassie beschrijft de korte relatie tussen de geborneerde Frank en de Nederlands-Duitse promovenda Jessica. Hij beschouwt zichzelf als een getalenteerde minnaar. De bijna-veertiger is gewend van vriendin naar vriendin te fladderen. Zij heeft daarentegen op haar 32e geen enkele ervaring in de liefde. Al snel denkt Frank te weten waarom: ze heeft een onaantrekkelijk lichaam en is daardoor te onzeker geworden.
'Maar hij vindt Jessica al té leuk voor hij daar achter komt. Door haar foto. Door haar profieltekst, die afwijkt van de gebruikelijke onzin over hoe funloving iedereen is. En in de e-mail zegt ze te twijfelen of hij bij haar past. Dat is juist wat bij een blasé persoon als Frank werkt. En dan ontstaat de situatie dat hij zich zo goed bij haar voelt dat hij, ondanks dat hij haar totaal niet aantrekkelijk vindt, besluit tot haar promotie bij haar te blijven, zodat ze tenminste een goede herinnering aan haar eerste relatie heeft.'

Er zullen meer lezers nieuwsgierig zijn naar een nieuwe Enter dan ooit tevoren. Met zijn vierde roman Grip brak de voortreffelijk stilist door naar een groter publiek. Sinds het verschijnen drieëneenhalf jaar geleden zijn er 50.000 exemplaren van verkocht in Nederland en Vlaanderen. Het boek over de vraag hoe om te gaan met vergankelijkheid aan de hand van een reünie won de Prijs van de Lezersjury van de Gouden Boekenuil. En het werd vertaald in het Duits, Noors, Italiaans, Frans en Hongaars.
'Grip heeft me veel gebracht', vertelt Enter in zijn Utrechtse bovenwoning. 'Financieel in de eerste plaats. Ik kan een aantal jaren vooruit zonder dat ik me druk hoef te maken over de vraag of ik een baantje moet zoeken. Dat is het prettigst, de vrijheid die succes geeft. En ik kreeg opeens uitnodigingen als voor de Avond van Wetenschap en Maatschappij. Een avond voor ministers en allerlei notabelen in de Ridderzaal in Den Haag waar ze dan ook een schrijver bij willen hebben.'
Het leukste waren de reisjes die hij – op kosten van buitenlandse uitgevers – kon maken om het verschijnen van vertalingen op te luisteren. 'Behalve dat het een luxe is als een week lang alles voor je wordt betaald, krijg je een mooi inkijkje in hoe het er in andere landen in de literatuur aan toegaat. Ik kan je vertellen dat een schrijver in elk land met meer egards wordt behandeld dan in Nederland. In Duitsland ben je meteen de zeer geëerde heer de schrijver.'
Toch verandert het succes wat hem betreft niets. Enter gaat onverminderd door met het enige wat hij werkelijk wil doen: romans schrijven. 'Ik ben na Grip veel gevraagd voor bijdragen aan bundels of stukken in tijdschriften, maar ik ga daar bijna nooit op in. Alleen als ik iets klaar heb liggen, anders leidt het maar af van mijn werk aan een roman. Ik wil iedere keer een zo goed mogelijk boek maken. Dat kost tijd. Iedere keer ook meer tijd dan ik me voorneem.'

Het mooie aan Enters doorbraak is dat het uitsluitend aan de kwaliteit van zijn werk is te danken. Hij is nog nooit op televisie geweest. Hij won nog nooit een grote prijs. 'Grip werd goed gerecenseerd en een paar keer genomineerd, maar het succes komt echt door mond-tot-mondreclame. Dat zag je aan de verkoopcijfers: vanaf het begin vertoonden die een langzaam opgaande lijn, met af en toe een piekje zoals toen ik de Prijs van de Lezersjury kreeg – waar ik overigens erg blij mee was.'
De schrijver houdt strikt vast aan zijn privacy. Je hoeft hem niet te vragen in hoeverre Franks ervaringen met internetdaten autobiografisch zijn. 'Laten we zeggen dat ik veel research heb gepleegd.' Je hoeft zelfs niets te vragen over iets anders dan zijn werk. 'Als ik over mijn boek kan praten, sla ik een uitnodiging van De Wereld Draait Door niet af. Zeker niet. Maar waarom zou ik opdraven om bijvoorbeeld over de Tour de France te praten? Dan ben je eerder je schrijverschap aan het prostitueren.'
Dat Grip desondanks zo veel lezers vond is voor hem dan ook een bewijs dat ze nog bestaan: 'echte lezers, die niet op basis van sensatie lezen', zoals Enter ze noemt. 'Ik ben natuurlijk hartstikke blij met 50.000 lezers, maar ik doe het niet voor zo veel mogelijk mensen. Lang dacht ik zelfs dat ik precies dezelfde boeken zou schrijven als ik na een kernramp de enige overlevende zou zijn. Nu ben ik daar van teruggekomen. Ik heb toch de uitdaging nodig: slikt het publiek wat ik bedenk?'

De eerste reacties op Compassie vielen Enter tegen. Drie sterren – op vijf – in De Volkskrant en NRC Handelsblad. Hij proefde in beide besprekingen een verlangen van de recensent naar een nieuwe Grip. Dat heeft hij juist niet willen maken. 'Waarom zou ik? Een boek schrijven moet geen maakwerk worden. Ik wil iedere keer iets schrijven dat kan mislukken. Dat is het mooiste van het avontuur van schrijven. Dat je met ieder boek ontdekt wat je mogelijkheden zijn. Dat je léért schrijven.'
Compassie is misschien zelfs het tegenovergestelde van zijn succesboek. Waar Grip een complex verhaal is dat zich op veel manieren laat duiden, is Compassie zeer helder. Boy meets girl en daarna gaat het fout. Het motto uit een sprookje van de gebroeders Grimm geeft bovendien meteen de plot weg: Jessica draagt haar schijnbaar uitzichtloze verdriet in hun korte relatie door aan Frank. Door te besluiten met een coda dat de moraal van het verhaal bevat, lijkt Compassie zelf ook op een sprookje.
Een van de uitdagingen die Enter zich in dit verhaal stelde was expliciet schrijven over seks. 'De recensent van Knack schreef destijds in zijn stuk over Grip dat ik waarschijnlijk in driedelig pak achter mijn computer zat te schrijven omdat er in mijn boeken nooit seks voorkwam. Nu heb ik misschien wel de langste cunnilingusscène uit de Nederlandse literatuur geschreven. Nou ja, misschien heeft Herman Brusselmans een langere geschreven. Dat weet ik niet.'
Belangrijker was echter de uitdaging om de balans te vinden tussen Franks liefde voor Jessica en zijn afkeer voor haar lichaam. Het moest geloofwaardig zijn hoe goed hij zich bij haar voelt omdat hij zich dankzij haar opgewektheid, warmte en de liefde van haar naasten voor het eerst wezenlijk voelt. En dat hij zich desondanks alleen met zelfopoffering toe kan zetten om met Jessica te vrijen. 'Scènes waar je om kunt lachen, maar waarbij je ook kunt denken: oei, pijnlijk.'
Zo hoopt Enter dat de lezer na afloop niet weet met wie hij compassie moet voelen. Met Jessica die onder de oppervlakte getormenteerd is en wordt belazerd. Of met Frank die voor het eerst beseft dat hij zich nooit heeft kunnen verbinden met een ander. 'Ik wil het niet benadrukken. Het woord "compassie" komt niet voor in het boek. Ik wil dat de vraag bij de lezer blijft hangen. Dat zie ik ook als het mooiste compliment dat ik kan krijgen: dat een lezer nog een paar dagen over het boek blijft nadenken.'
(Eerder gepubliceerd in De Standaard)

Zie ook:

vrijdag 22 mei 2015

Interview Jan Fontijn: 'Jacob Israël de Haan was verrast over schokeffect van Pijpelijntjes' (Knack)

Was Jacob Israël de Haans homoseksuele roman provocerend bedoeld? Waarom bleef hij in Palestina toen hij zeer serieuze doodsbedreigingen kreeg? Jan Fontijn geeft antwoord op deze vragen in zijn biografie van de Nederlandse auteur.

Jacob Israël de Haan (1881-1924) was een van de meest intrigerende schrijvers uit de Nederlandstalige literatuur. Hij schreef, amper twintig jaar oud, de eerste openlijk homoseksuele roman: Pijpelijntjes. Later werd de Joodse dichter en romancier een zionist. In 1919 vertrok hij als correspondent van het Algemeen Handelsblad naar Palestina, waar hij vijf jaar later werd doodgeschoten. Het was de eerste keer dat een Jood werd vermoord door een andere Jood, zoals de daad ook in Israël nu nog wordt herinnerd. De neerlandicus Jan Fontijn, die eerder een biografie van Frederik van Eeden publiceerde, beschreef De Haans fascinerende leven in het even interessante als lezenswaardige Onrust, dat afgelopen woensdag verscheen.
De Haan is hoofdzakelijk bekend om twee gebeurtenissen die niets zeggen over zijn kwaliteit als schrijver. Maar Fontijn is resoluut: 'Hij kon zeer goed schrijven. Dat is de voornaamste reden waarom hij mij zo intrigeert – naast zijn moed om Pijpelijntjes en, vier jaar later, Pathologieën te publiceren. Vooral zijn latere werk maakt hem een groot dichter. Zijn kwatrijnen beschouwde hij als een geestelijk dagboek. Die heb ik goed kunnen gebruiken om zijn stemmingen te peilen. En zijn feuilletons voor de krant – twee, drie per week – zijn fantastische goede reportages. Daar kon ik ook veel uit putten, die waren zeer persoonlijk.'

Wordt hij in 2015 nog gelezen?
'Volgens mij wel. Van Oorschot bracht in 1952 zijn verzameld werk in een tweedelige dundrukuitgave. Gerrit Komrij maakte dertig jaar later een bloemlezing die heel goed werd ontvangen. Het homomonument aan de Westermarkt in Amsterdam bevat een regel van hem. In zijn geboorteplaats Smilde wordt hij regelmatig herdacht. Er is een Jacob Israël de Haan Genootschap. Zijn twee romans worden regelmatig herdrukt [Pijpelijntjes vorig jaar nog door uitgeverij Astoria, md]. Men denkt er nu ook over zijn feuilletons te herdrukken. Ik heb mensen daar enthousiast voor weten te maken. Dus ja, hij is echt een levend auteur gebleven.'

Ook Pijpelijntjes heeft, nu homoseksualiteit alom geaccepteerd is, blijvende literaire waarde?
'Ik kan dat eigenlijk niet beoordelen, ik lees het misschien te veel met literair-historische ogen. Ik vind zelf in ieder geval van wel. De Haans dialogen doen me denken aan het werk van Harold Pinter: absurde gesprekken die in niets verzanden, veel woorden gebruiken maar niets zeggen, een voortdurend langs elkaar heen praten. Maar ik vind Pijpelijntjes nog steeds gedurfd. Ik hoor dat ook van anderen. Van studenten bijvoorbeeld, die het werk van Reve kennen en dit toch behoorlijk schokkend vinden. Het leven van twee homoseksuelen wordt heel indringend weergegeven.'

Waarom schreef De Haan Pijpelijntjes?
'Hij leerde de arts Arnold Aletrino kennen, die in navolging van iemand als de Duitse seksuoloog Magnus Hirschfeld wetenschappelijke artikelen schreef waarin hij probeerde niet langer polemiserend over het onderwerp te praten. De Haan liet zich uitgebreid door hem voorlichten en beschreef vervolgens het leven van twee mannen: recht voor zijn raap, een totale shock voor die tijd. In Pathologieën beschreef hij daarna onverbloemd de sadomasochistische kant van een relatie, meer dan vijftig jaar voordat Reve daarop verder gaat.'

Maar deed hij dat om te provoceren?
'Ik denk dat hij dat deed omdat hij vond dat het moest kunnen. Vanuit het idee: ik ben homoseksueel, het is deel van mijn leven, waarom kan ik dat niet rechtstreeks neerpennen? Hij paste daarin in de traditie van naturalistisch-realistische romanciers. Kijk naar wat Emile Zola zoveel jaar daarvoor durfde te schrijven. Hij beschreef uitvoerig het hoerenleven en welke seksuele aberratie ook. Dus, moest De Haan hebben gedacht, waarom kan dat in Nederland niet? Hij was verrast over het shockeffect van zijn eigen boek. Hij raakte door de roman zijn kinderrubriek in de socialistische krant Het Volk kwijt. Hij was daar woedend over. De Open Brief aan P.L. Tak, waarin hij daartegen protesteerde bij de hoofdredacteur, is één exclamatie van woede en teleurstelling.'

Hoeveel mensen hebben destijds Pijpelijntjes gelezen?
'Dat zou ik echt niet weten. Hoogstens duizend mensen. Aletrino en De Haans vrouw kochten de oplage van de eerste druk op [omdat De Haan zijn personages herkenbaar modelleerde naar Aletrino en hemzelf, md]. Kort daarna verscheen de tweede, herziene druk. Het was geen eye-opener voor een grote groep mensen: zo is dus het leven van een homoseksueel. Pijpelijntjes werd trouwens afschuwelijk besproken.'

Ondanks zijn literaire reputatie schrijft u gek genoeg niets over De Haans homoseksuele contacten.
'Omdat daar niets van bekend is. Hij kon er uiteraard niets over kwijt in zijn feuilletons, maar hij kon er bijvoorbeeld ook niet over schrijven in brieven aan Frederik van Eeden, vijfentwintig jaar lang een van zijn beste vrienden. Van Eeden was katholiek geworden toen De Haan in Palestina zat, hij wilde er eigenlijk niets over horen. Hij kon er, zeker na zijn twee romans, alleen indirect over schrijven. Hij toonde belangstelling voor homoseksuele auteurs als Georges Eekhoud, met wie hij correspondeerde, of Oscar Wilde, voor wie hij Reading Goal bezocht. Wilde had daar gevangen gezeten. En in zijn feuilletons schreef hij veel over zijn vriendschap met Adil. Ik denk dat hij een verhouding met hem had, maar daar is geen bewijs van.'

De Haan lijkt ook op jongens te zijn gevallen – gezien de voorliefde van zijn alter ego in Pijpelijntjes bijvoorbeeld.
'Ja. Hij schrijft in zijn feuilletons uitvoerig over zijn omgang met Arabische jochies. Hij vond het prachtig zoals ze met blote pootjes rondliepen of naakt de zee in doken. Hij heeft duidelijk een erotisch-esthetiserende blik. Maar het blijft de vraag of hij pedofiel was. Ik kan dat niet beoordelen.'

Hij was in ieder geval geen veelvraat. Hij onderdrukte zijn seksuele verlangens, zoals blijkt uit zijn kwatrijnen. Keerde hij daarom ook terug naar het Joodse geloof? Om daarin steun te vinden bij het onderdrukken van zijn verlangens.
'Dat denk ik wel. Al verweet hij God ook dat hij was wie hij was. Het is eigenlijk Uw schuld, schreef hij, U staat dit toe. Want ook de zonde komt van God. Daarnaast speelde heimwee naar zijn jeugd een rol. Hij kon op latere leeftijd met een zekere tederheid schrijven over de keren dat hij met zijn vader naar de synagoge ging, over de viering van feestdagen, over de gezelligheid van de kring thuis. Het was voor hem de tijd dat de wereld nog overzichtelijk was, toen hij zijn nog niet bewust was van zijn homoseksualiteit. Dat kreeg hij langzaam in de gaten toen hij – vijftien, zestien jaar oud – op de kweekschool zat. Dat moet voor hem een grote schok zijn geweest.'

Eenmaal zionist geworden vertrekt hij naar Palestina. Daar raakt hij echter al snel teleurgesteld. De Haan was orthodox gelovig, maar de seculiere zionisten hadden geen enkele boodschap aan hen. Ook vond hij het maar niets dat de zionisten deden alsof Palestina een leeg land was waar geen Arabieren wonen. Het samenleven tussen Joden en Arabieren was ook toen al zeer precair.
'Ja. Het is een rotzooitje hier, schreef hij. De zionisten hebben alles ingepikt, laten zich er goed voor betalen, maken snoepreisjes. En de orthodoxen worden gediscrimineerd – al is dat een te groot woord ervoor. Door zich actief voor deze groep en voor deze Arabieren in te zetten, maakte hij zich niet geliefd bij seculiere zionisten. In Nederland waren zij al snel woedend op hem. Zij zagen zijn feuilletons als anti-propaganda. En in Palestina waren ze ontzettend bang voor hem, ook al streed De Haan alleen maar met zijn pen. Zijn moordenaar van de Hagana – elitetroepen ter bescherming van de Joden in Palestina – dacht: ik heb de pogroms in Odessa meegemaakt, ik wil niet dat hij mijn wereld hier kapot maakt, hij moet uit de weg geruimd worden.'

Maar waarom koos De Haan ervoor zich zo in te zetten voor de orthodoxen en Arabieren? Het lijkt wel alsof hij er behoefte aan had bij de minderheid te behoren.
'Hij heeft altijd tot minderheden behoord. Als Jood hoorde hij er niet echt bij in Nederland. Als homoseksueel was hij een outsider. Hij was getekend als marginaal mens. Maar je merkt in zijn brieven dat hij voordeel zag in die positie: door afzijdig te staan kon hij scherper de Nederlandse burgerij portretteren en analyseren. Kon hij de hypocrisie in seksuele verhoudingen beter observeren.'

Hij had dus inderdaad een behoefte om bij de minderheid te behoren?
'Dat kun je je afvragen, ja. Toen hij naar Palestina trok zocht hij aansluiting bij de Agoedath-gemeenschap. Die waren immers net als hij orthodox. Hij moest daardoor een maatschappelijke teleurstelling slikken. Hij had gedacht dat hij als succesvol jurist zou worden binnengehaald als belangrijk iemand, maar de zionisten moesten hem niet. Toch moet hij het ook prettig hebben gevonden dat hij zo een point of view had om de machthebbers aan te kunnen vallen. Dat is zeker een wezenlijke trek van hem.'

Waarom?
'Carry van Bruggen, zijn zuster, schreef na zijn dood: 'Hij gaf veel'. Hij was vrijgevig: met zijn geld, maar ook met zijn energie. Maar ook: 'Hij eiste veel van mensen'. Ze mochten niet marchanderen met de waarheid. Als je zo'n instelling hebt, vervolgde zij, kom je in conflict. De Haan had dan ook geen talent als diplomaat. Anders had hij zeker een hoge functie kunnen bereiken. Nu gaf het hem iets radicaals. Bovendien hield hij er van om een beetje te pesten. Een paar maanden voor de moord bezocht hij Arabische vorsten als Abdoellah [van Jordanië, md] en Hoessein [van Hedjaz, Abdoellahs vader, md]. Hij wist heel goed dat de zionisten daar woedend over zouden zijn.'

Was de moord een verkapte zelfmoord? De Haan bleef ondanks zeer concrete doodsbedreigingen in Palestina.
'Hij zei regelmatig dat het hem niet zou verbazen als hij eerdaags vermoord zou worden. Hij werd ontslagen op de rechtsschool waar hij les gaf. Zijn studenten keerden zich van hem af. Hij werd in zijn gezicht gespuugd op straat. Er is ook een brief van zijn vrouw bewaard gebleven die hem schreef: in godsnaam, kom naar huis, ik kom je halen zodra ik vakantie heb. Die brief heeft hij niet meer gelezen. Toen was hij al vermoord. Als nuchter mens kan mij het ook alleen maar verbazen dat hij is gebleven.'

Waarom zou hij dan dood hebben gewild?
'Ja, zijn doodsdrift, daar heb ik hele bladzijden aan gewijd. In zijn poëzie ging het, zeker in zijn latere jaren, voortdurend over het conflict tussen het moment – het carpe diem, het genieten, de erotiek – en de eeuwigheid. Hij verlangde ernaar om los te komen uit het momentdenken en op te gaan in de eeuwigheid.'

Is hij in Israël eigenlijk nog bekend?
'Israël... De Haan zou geprotesteerd hebben tegen die naam, zeker als je het hebt over de periode voor de staat in 1948 werd gesticht. Het is het land van de Palestijnen. Maar hij wordt in Israël zeker gezien als belangrijk figuur in hun geschiedenis. De moord kun je vergelijken met die op premier Rabin vele decennia later. Er worden regelmatig publicaties aan hem gewijd. Zijn werk is ook deels vertaald in het Hebreeuws. Zijn gedichten, niet zijn romans.'
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 20 mei)

Zie ook:

donderdag 21 mei 2015

Preekwijzer van Boekencentrum - een voorbeeld van digitale producten voor een kleine markt (Boekblad)

Opereren op een kleine markt en toch relevante digitale producten brengen voor de doelgroep. Dat doet Boekencentrum met Preekwijzer. We steken hiermee behoorlijk onze nek uit, met alle risico's van dien', zegt uitgever Arjen van Trigt.

Elk jaar was het een vaste waarde in de aanbiedingscatalogus van Boekencentrum Uitgevers: de nieuwe Postille. Tweehonderd pagina's met schetsen voor een preek, voor iedere zon- en feestdag één, aangevuld met artikelen over onderwerpen als het gebed, leven met God, christelijke meditatie, het geweten en natuurlijk: de kunst van het preken. Zo bevatte de 65e en allerlaatste editie (2013-2014) een inleiding over het gebruik van een beamer tijdens de preek.'Ieder jaar liep het aantal abonnementen en de losse verkoop terug', vertelt uitgever Arjen van Trigt. 'Op het laatst drukten we er duizend. Daar hielden we er een paar honderd exemplaren van over. Voor een deel kwam dat omdat de inhoud zich verplaatste naar internet. Er bestonden al lange tijd Yahoo-nieuwsgroepen waar predikanten elkaar tips gaven en onderling informatie uitwisselde. Moesten we dan doorgaan met ieder jaar een nieuwe editie tot het niet meer uit kon?'
Natuurlijk niet. Begin oktober lanceerde Boekencentrum ter vervanging van de Postille het digitale – en inhoudelijk veel rijke – platform Preekwijzer.nl. De site bevat alles wat een predikant nodig kan hebben voor de voorbereiding op de verkondiging van Gods woord: honderden preekschetsen, tientallen artikelen, een forum, materiaal voor kindermomenten, een agenda. Nu nog is het grotendeels afkomstig uit de archieven van Postille en andere tijdschriften, maar er wordt ook nieuw materiaal geschreven.
De laatste Postille, nog steeds te bestellen, kost 19,90 euro. Toegang tot de Preekwijzer kost 99 euro per jaar of 9,95 per maand. 'Een behoorlijk verschil', erkent Van Trigt, 'Maar we hebben gekeken naar wat normaal is voor vergelijkbare communities. Omdat de Preekwijzer veel meer biedt, is het ook te rechtvaardigen. In het begin werd er wel geklaagd dat de site nog in opbouw is. Terecht. Daarom kostte de eerste drie maanden een jaarabonnement 69 euro.'

Gespecialiseerde uitgaven op de markt brengen voor een nichemarkt als predikanten is bepaald geen gegarandeerde vetpot. Van Trigt schat de doelgroep van Postille en Preekwijzer op maximaal 5.000 predikanten in de volle breedte van protestants-christelijk Nederland. 'Alleen de uiterste vleugels zal zich niet in de schetsen herkennen.' Daarnaast is er een ongeveer even grote geïnteresseerden, inclusief lekenpredikanten, die af en toe als vrijwilliger op de kansel staan.
Digitale producten rendabel op de markt brengen is helemaal moeilijk. Een project als Preekwijzer vergt nogal wat investering – in geld én knowhow. 'Dat is niet vanzelfsprekend op te brengen voor een christelijke uitgeverij. De meeste zijn zelfstandig en klein. Samen met Kok en Jongbloed behoren wij nog tot de grootste drie. Daarom kleeft er best een risico aan Preekwijzer,' zegt Van Trigt, 'al hebben we het natuurlijk zo begroot dat we er niet failliet aan kunnen gaan.'
Hij kent dan ook weinig vergelijkbare producten in het christelijke boekenvak. Erdee Media Groep heeft Digibron Bookstore, waarin Boekencentrum, Kok, Jongbloed en De Banier participeren (zie kader). De laatste twee uitgeverijen hebben ieder een ook vrouwenplatform: Kok Puur! (Puurvandaag.nl) en Jongbloed Sestra (Sestra.nl). 'Al zien deze sites er aantrekkelijk uit, in hoofdzaak zijn dat etalages voor papieren uitgaven,' vindt Van Trigt. Daarnaast hebben sommige tijdschriften een eigen website. Dat is het eigenlijk.
Zelf heeft Boekencentrum sinds anderhalf jaar ook Pastorwijzer.nl. Een hulpmiddel voor pastoraal werkers, tienduizenden vrijwilligers in heel Nederland, die daar informatie over allerlei problemen kunnen vinden, de manier waarop je daarover kunt praten, en relevante Bijbelteksten. Het idee is dat ze vlak voor een huisbezoek op hun mobiel de benodigde informatie opzoeken, de teksten zijn dus bondig en op alle devices te lezen. Prijs: 29,90 euro per jaar.

Analoog blijven uitgeven is voor Boekencentrum in ieder geval geen optie. 'Ons publiek gebruikt net zo intensief laptops, smartphones en tablets als iedereen. In 2009 begonnen we daarom al met e-boeken en apps. Toen geloofden we nog dat we allemaal betaalde apps op onze telefoon zouden willen. Dat heeft niet gewerkt. De verkoop bleef gering, de prijs staat enorm onder druk en daarmee ook het verdienmodel. Toen kwamen we uit op een all you can read-abonnement op het web.'
Er zijn weinig concurrerende uitgaven voor de Preekwijzer. Op het gebied van preekvoorbereiding bestaan enkele particuliere of kerkelijke initiatieven. Van Trigt noemt bescheiden sites als Tijdschriftvoorverkondiging.nl en Geloofwaardigspreken.nl en het platform over preken Areopagus, waarmee hij samenwerkt. De Yahoo-nieuwsgroep bestaat ook nog, 'maar die vorm is verouderd, omdat het via e-mail werkt. Van iedere reactie krijg je een aparte e-mail. Dat wil je niet meer.'
Dat neemt niet weg dat de Preekwijzer geen halfbakken product kan zijn. De concurrentie is gratis content. 'Dus moet je betere inhoud, betere service en betere techniek hebben. De helpdesk bijvoorbeeld moet echt goed werken. We kunnen niemand in dienst nemen die 24 uur per dag vragen beantwoordt. Gelukkig hebben we nu een freelance webmaster – een predikant met digitale interesse. Hij volgt ook klachten op die we via Twitter of Facebook opvangen.'
Vier maanden na lancering is het aantal abonnees conform verwachtingen – zonder dat Van Trigt exacte aantallen noemt. Om het platform op deze manier in de lucht te kunnen houden zijn er uiteindelijk '1500 à 2000 abonnees' nodig. Als je bedenkt dat er altijd predikanten zijn die hun eigen preken schrijven, andere bronnen aanboren of aan papier blijven hechten, is dat een fors percentage van de maximaal denkbare doelgroep. En de benodigde massa moet in drie jaar tijd zijn bereikt.
'Gelukkig is de doelgroep goed georganiseerd', zegt van Trigt. 'We kunnen hen via hun bladen en podia gericht benaderen. Het beste werkt digitaal – via banners, Google Ads, ons eigen blog Theoblogie.nl, sociale media en dergelijke. Je wilt ze met één druk op de knop meteen kunnen leiden naar de plek waar ze een abonnement kunnen afsluiten. We zien ook na iedere nieuwsbrief die we versturen een klein piekje in nieuwe abonnees.'
[NB. Op 2 april jl. twitterde Preekwijzer dat de 2200e gebruiker een account had aangemaakt.]

De eerste stap bij het opzetten van Preekwijzer.nl was het formeren van een redactie, die auteurs benadert tot het schrijven van preekschetsen en artikelen. Dat is met opzet een interkerkelijke redactie. 'Postille had dat niet. Het was van oudsher gebonden aan de Nederlands-Hervormde Kerk, later de PKN. Daardoor had het een bepaald imago. Dan is het een groot voordeel als je helemaal opnieuw kunt beginnen: je kunt een groter publiek aanboren. Daarom hebben we die ouderwetse naam niet gehandhaafd.'
Van Trigt zat aanvankelijk zelf in de redactie, maar droeg dat per 1 april over aan Esther van der Panne, die onlangs voor twee dagen per week is benoemd als community manager. Haar voornaamste taak is het zorgen voor een dynamische site, die nieuwsberichten toevoegt, nieuwe samenwerkingen aangaat maar ook real live events als studiedagen organiseert. 'De community manager is in feite een geheel nieuwe functie, waarvoor we iemand omscholen. Zo zie je ook het takenpakket in de uitgeverij veranderen.'
Hoe de community manager zich gaat ontwikkelen, kan Van Trigt eigenlijk niet zeggen. 'Het is een kwestie van trial and error. We moeten ontwikkelingen uit het veld volgen, maar ook zelf discussies op gang brengen. We moeten nog meer samenwerkingen zoeken. En natuurlijk moeten we het rechtstreekse contact met predikanten proberen te benutten door hen via Preekwijzer andere producten aan te bieden. Maar hoe dat zal werken, gaan we nog merken.'
Hetzelfde geldt voor de alle plannen voor nieuwe platforms in de toekomst: Kerkliedwijzer, Bijbelstudiewijzer. Eerst maar eens zien hoe succesvol Preekwijzer en Pastorwijzer zullen zijn. 'Kunnen we advertenties binnenhalen? Het lijkt dat betalen voor content op internet geaccepteerd wordt. Maar: is het genoeg? Wil men betalen wat wij vragen? Hoe hou ik de kosten in de hand. Die zijn bij digitale producten erg hoog. Het is echt pionieren.'

KADER
Predikanten en andere belangstellenden kunnen voor studiemateriaal ook terecht bij Digibron Bookstore van Erdee Media Groep. Vier uitgeverijen bieden op deze site (bookstore.digibron.nl) christelijke non-fictie aan uit de backlists van Kok, Boekencentrum, Jongbloed en De Banier, die ook per hoofdstuk te bestellen is. De prijs wordt bepaald door het aantal bestelde pagina's – 0,055 cent per pagina voor een POD-uitgave, 0,03 cent voor een ePub.
Negen maanden na de start heeft Digibron Bookstore 'nog niet opgeleverd wat we ervan willen', zegt projectleider Jan Reijnoudt, zonder het aantal bestellingen te kwantificeren. 'Het verbaast ons ook niet, omdat er nog te weinig content op staat'. Bij de start waren dat circa vijftig titels, sindsdien zijn er in weerwil van gemaakte afspraken maandelijks titels aan te leveren welgeteld vijf bijgekomen. 'Uitgevers weten nog niet precies wat er in moet. Daarom stellen ze zich wat afwachtend op.'
Toch geven Erdee Media Groep en de betrokken uitgeverijen niet op. Daarvoor zijn ze te bewust dat platforms als Digibron Bookstore de toekomst zijn. 'We hebben in december afgesproken dat de vier uitgeverijen elk vijftig titels van gemiddeld tweehonderd pagina's aanleveren. Daarna zullen we opnieuw een campagne doen. Titels verzamelen is best moeilijk, blijkt. Ik heb ze nu van één uitgeverij binnen.'

Reijnoudt zal Digibron Bookstore dan ook geen doodgeboren initiatief willen noemen. 'Integendeel. Het moet alleen nog springlevend worden. We hadden ook geen winst begroot voor 2015 en we verwachten ook niet dat het binnen vijf jaar de kurk is waar de uitgeverij op drijft, maar in zulke platforms moeten we wél investeren.'
(Eerder verschenen in Boekblad magazine, april 2015)

dinsdag 19 mei 2015

Het voorbeeld-Mook: wat er gebeurt als de bibliotheek verdwijnt uit een gemeente (Bibliotheekblad)

De gemeente Mook en Middelaar schrapte de subsidie voor een openbare bibliotheek. De leesvoorzieningen die ervoor in de plaats kwamen, functioneren naar tevredenheid. Maar een volwaardig alternatief zijn ze natuurlijk niet. Bovendien zijn de initiatieven sterk afhankelijk van het toevallig aanbod aan materialen en vrijwilligers. Wel zorgen ze voor een sterker gemeenschapsgevoel.

Drie jaar heeft Mook en Middelaar, een gemeente van een kleine achtduizend inwoners in het uiterste noorden van Limburg, inmiddels geen bibliotheek meer. Per 1 januari 2012 zegde het college van B&W het contract met Biblioplus op. Dat betekende een bezuiniging van 200.000 euro per jaar. In ruil daarvoor mochten de dorpsraden van de drie grootste kernen – Molenhoek (3600 inwoners), Mook (3000 inwoners) en Middelaar (1000 inwoners) – ieder naar eigen inzicht een leespunt opzetten. Totale bijdrage aan subsidies: 13.800 euro in 2015. 
'Wij vonden het een behoorlijke verantwoordelijkheid', zegt voorzitter Jacqueline Konings van de dorpsraad Molenhoek. 'Ingaan op het verzoek van de gemeente betekende een structurele verplichting, terwijl wij alleen maar op vrijwilligers draaien. Uiteindelijk hebben we ja gezegd op voorwaarde dat het niet om lezen alleen, maar ook om ontmoeten ging. Molenhoek heeft wel een gemeenschapshuis, maar dat is alleen 's avonds open. De drempel om erheen te gaan is hoog. Het is een onaantrekkelijk, donker gebouw. Er gaat geen positieve sfeer van uit.'

Drie middagen per week geopend
Molenhoek opende in oktober 2013 een Lees- en Ontmoetingspunt (LOP) in een voormalig kinderdagverblijf in de zijvleugel van het gemeenschapshuis. De ruimte met eigen ingang is drie middagen per week open. De bewoners kunnen er dinsdag, donderdag en zondag van 14 tot 17 uur terecht om boeken te lenen, de aanwezige kranten en tijdschriften te lezen, iets te drinken, elkaar te ontmoeten en – in toenemende mate – een activiteit bijwonen. Van lunchgerechten bereiden voor Pasen tot huiswerkbegeleiding, het vindt er allemaal plaats tijdens die middagen.
Konings is tevreden met het gebruik van het LOP in de afgelopen anderhalf jaar. Iedere middag zijn er naast de twee gastheren en -vrouwen 'vier mensen een spelletje aan het doen, een stuk of tien die er leest, en er lopen twaalf tot twintig mensen binnen om een boek te ruilen voor een nieuwe', somt ze op. Daarnaast worden de activiteiten – 'minimaal drie per maand, meestal meer' – afhankelijk van de aard bezocht door tien tot zestig mensen. Door de opening tijdens werktijd zijn de meeste bezoekers de zestig jaar gepasseerd, schat Konings in.

Leestafels in gemeenschapshuizen
Het Molenhoekse LOP is het grootste van de drie leespunten in de gemeente. Mook heeft alleen een leestafel in het gemeenschapshuis waar mensen maandag tot en met vrijdag zonder toezicht acht tijdschriften en twee kranten kunnen lezen. Een aantal keer per jaar vindt een culturele avond plaats. Middelaar heeft een vergelijkbare, zij het iets sobere leestafel, die zes ochtenden per week geopend is. De bewoners kunnen daarnaast op een computer een boek bestellen bij Biblioplus. Die worden vervolgens een keer per week gebracht. Bewoners kunnen die iedere dag ophalen.
Naast deze voorzieningen, hoofdzakelijk gericht op volwassenen, heeft Mook en Middelaar geïnvesteerd in een bibliotheekvoorziening voor de jeugd. De drie basisscholen in de gemeente mochten meedoen aan de Bibliotheek op school (dBos). Totale kosten: 42.000 euro per jaar. Deze schoolbibliotheken worden ieder een middag per week opengehouden door vrijwilligers en zijn toegankelijk voor alle kinderen in de directe omgeving – óók in de voorschoolse leeftijd, voor wie Biblioplus een aanbod materialen naar de scholen stuurt.

Beperkte collecties
Het gemeentebestuur toont zich tevreden met de ontwikkelingen van de drie leespunten en de schoolbibliotheken. Het staat niet expliciet in het evaluatierapport dat het college van B&W op 3 februari jl. publiceerde, maar de toon ervan is onmiskenbaar positief. Het LOP in Molenhoek heeft een 'min of meer vaste groep bezoekers'. Culturele avonden in Mook worden 'goed bezocht' door 'juist mensen die anders niet in het gemeenschapshuis komen'. En: 'Het product schoolbibliotheek voldoet goed aan de behoefte van de scholen'.
Dat wil niet zeggen dat de leespunten een volwaardige vervanging zijn van de voormalige vestiging van Biblioplus, die in 2010 duizend leden had. Dat blijkt met name uit de collectie. 'Het is een prachtig neveneffect dat de leespunten hebben geleid tot meer ontmoetingen en culturele avonden, maar de mogelijkheden om te lezen zijn een stuk beperkter', zegt gemeenteraadslid Lee Tonnaer (PvdA). 'Nu begrijp ik dat de conventionele bibliotheek ook meer doet aan ontmoeten en culture avonden, maar daar kun je in principe alles lenen. Wat de bibliotheek niet heeft, kun je bestellen.'

Vooral moderne literatuur
Vergelijk dat met de collectie van het LOP: drieduizend boeken, waarvan maar voor een derde plaats is in de zeven beschikbare boekenkasten. De collectie bestaat hoofdzakelijk uit 'moderne literatuur', zegt Konings, maar bevat ook een bescheiden aanbod streekromans, thrillers, naslagwerken, kinderboeken, reisboeken en overige non-fictie. Daarnaast zijn er spelletjes. 'Het is een prachtige collectie, geheel geschonken door dorpsbewoners. Het zijn geen beduimelde of geel verschoten boeken. Iedereen kan die lenen zolang als ze willen. Het wordt niet geregistreerd.'
Het is dus beslist geen uitdragerij. Integendeel. 'Laatst wilde ik Ik kom terug van Adriaan van Dis omdat we die met onze leesclub gaan lezen. Dat bleek al in het LOP te staan. Ik hoor ook vaak anderen blij verrast zeggen: "Hebben jullie dat nu al!" Het komt denk ik omdat Molenhoek een welvarend dorp is, waar veel hoogopgeleide mensen wonen die in Nijmegen – vijftien kilometer verderop – werken. Zij kopen veel boeken en vinden het fijn die daarna door te geven.' Toch erkent ook Konings dat het onvergelijkbaar is met wat je via een bibliotheek kunt krijgen.

Uitwijken naar elders
Het hoeft dus geen verbazing te wekken dat sommige bewoners hun heil elders hebben gezocht. De bibliotheek uit Groesbeek – op tien kilometer rijden van Mook en Middelaar – heeft sinds 2012 zo'n 115 nieuwe leden uit deze plaatsen gekregen, ontdekte Tonnaer. Ongeveer de helft daarvan zijn jeugdleden. 'Molenhoek ligt dicht bij Malden. Van die bibliotheek heb ik geen gegevens, maar ik weet uit eigen ervaring dat nogal wat Molenhoekers daarheen gaan.' Ook Konings is dat niet ontgaan. 'Wie per se iets wil hebben haalt dat in Malden,' zegt ze.
Tonnaer vraagt zich nog steeds af of dat wel kan. Al toen de discussie over het opzeggen van het contract met Biblioplus speelde, ageerde hij tegen het gemeentebestuur dat niet meedoet aan het in stand houden van een nationale bibliotheekinfrastructuur. 'Nu blijkt ook dat de gemeente wel de lusten van de bibliotheek heeft: bewoners kunnen er elders gebruik van maken. Maar niet de lasten: ze geven er geen financiële bijdrage voor. Ik sprak er met de vestigingsmanager in Malden over. Die vond het ook gek. Nu zij het zo, maar blijft dat in de toekomst het geval?'

Sterker gemeenschapsgevoel
Naast de collectie zijn de openingstijden beperkt. Juist bij het LOP dat de uitgebreidste dienstverlening biedt: slechts negen uur per week. Konings: 'Een bibliotheek is vaker open. Daarbij vinden tijdens die uren veel activiteiten plaats die niet allemaal goed combineren met het uitlenen van boeken – denk aan praatgroepen. Wij vragen daarom subsidieverhoging, zodat we een vierde dagdeel open kunnen. Ook zoeken we een eigen pand. Nu betalen we 4000 euro huur aan het gemeenschapshuis – op 5400 euro subsidie in totaal. Dat zouden we dan elders aan kunnen besteden.'
Tegenover de beperkingen staat wel dat de alternatieve bibliotheekvoorziening het gemeenschapsgevoel sterker heeft gemaakt, vindt Konings. 'Door de nadruk op ontmoeten, raken we vaker aan de praat over wat we gelezen hebben dan vroeger. Gewoon in het LOP: iedereen raadt elkaar boeken aan of af. En toen we begonnen melden zich heel snel mensen die een lezing wilden geven of iets met muziek wilden doen. Dat ging maar door: we hebben nog een hele waslijst mogelijke activiteiten. Ook het vinden van vrijwilligers was geen enkel probleem.'

Een groot uitgevallen minibieb
Overigens stond er dit jaar ook een ondernemer op die – in het dorp Mook – in het gat is gesprongen dat de bibliotheek achterliet. Supermarkteigenaar Wim Voet plaatste voor zijn Plus-filiaal in winkelcentrum KoMook twee boekenkasten die als een mini-bieb functioneert: iedereen kan er tweedehands boeken stallen. Dat was zo'n succes dat Voet al snel een derde kast neerzette. Inmiddels overweegt hij zelfs een vierde. 'Het is ontzettend positief ontvangen. Bij elkaar zijn het zo'n 300 boeken. Kinderboeken, reisboeken, van alles. Ook wel actuele boeken.'
Konings en Tonnaer juichen het initiatief toe. Onder het motto: alles waardoor bewoners met boeken in aanraking komen verdient ons enthousiasme. 'Wim Voet is een bewogen, sociale ondernemer die veel doet voor het dorp,' zegt Tonnaer. Maar hoewel Voet zegt de boeken uit de kast te halen die er te beschadigd of vuil uitzien, zijn het 'boeken waar mensen echt vanaf willen'. Oude meuk? 'Gedeeltelijk wel, ja.'
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl)

Zie ook:
- Bezuinigingen in Delft (april 2015)

maandag 18 mei 2015

Michel Houellebecq hoeft niet te hopen om iets te ondernemen (Knack)

Een optreden van Michel Houellebecq bij verschijnen van een nieuwe roman is een zeldzaamheid. Zaterdagavond sprak hij eenmalig over Onderworpen. Slechts een keer moest hij hardop lachen.
Zaterdagavond half negen in het monumentale voormalige postkantoor van Utrecht. ‘Tot de volgende keer’, besluit Martin de Haan zijn interview met Michel Houellebecq op het literair festival City2cities. ‘Nee, nee,’ haast de Franse sterauteur te zeggen: ‘Ik hou ermee op. Ik kan mijn tijd beter gebruiken om werk te schrijven dan om erover te praten. Dit optreden is deel van mijn mondiale afscheidstournee. De zin om uitleg te geven over mijn werk blijft steeds minder lang hangen dan vroeger. Ik stop ermee.’ 
Houellebecq wilde ook maar naar drie landen reizen om het verschijnen van de vertaling van zijn controversiële roman Onderworpen (‘Soumission’), waarin de Franse presidentsverkiezingen van 2022 worden gewonnen door een moslim, luister bij te zetten: Duitsland, Rusland en Nederland. Waarom Nederland? ‘Moeilijk uit te leggen’. Misschien had het iets te maken met Willem van Oranje, wiens devies ‘Je maintaindrai’ – verwerkt in het Nederlandse wapen – in Utrecht groot aan de muur hing.
‘Dat devies is me altijd erg bevallen’, legde de schrijver uit. ‘Je maintaindrai, ik zal handhaven. Dat heeft in het Frans een heel sterk effect, ook omdat onduidelijk is wát zal worden gehandhaafd. Ik hou daarvan: met weinig woorden een sterk effect teweegbrengen. Bovendien: ik zal handhaven – die uitspraak is de oorsprong van mijn literaire roeping. Ook een ander citaat van Willem van Oranje spreekt me aan: Het is niet nodig te hopen om iets te ondernemen.’
Het uur voorafgaand aan Houellebecqs definitieve afscheid van het Nederlandse publiek was omgevlogen. Het was spijtig dat hij daarin zo weinig tijd kreeg. Eerst overhandigde zijn Nederlandse uitgever de eerste exemplaren van Onderworpen en De Haans Aan de rand van de wereld, een essayboek over Houellebecq, aan beide mannen op het podium. Daarna ging veel tijd verloren omdat De Haan, tevens Houellebecqs vaste vertaler, diens woorden ook nu moest omzetten in het Nederlands. Maar wát hij zei was interessant.
De auteur verklaarde de enige hedendaagse Franse schrijver te zijn die niet onder invloed van Flaubert stond. ‘Flaubert stelde allemaal eisen aan de stijl, bijvoorbeeld dat je een woord niet twee keer mag gebruiken binnen zo veel pagina’s. Hij schreef dan ook heel moeizaam. Ik trek me daar niets van aan, ik ben als Balzac die geen tijd had om daar stil bij te staan. Ik moet me ook altijd verdedigen tegen de correctoren van de uitgeverij die herhalingen willen schrappen. Voor mij schuilt de poëzie juist in de herhaling.’ 
Eigenlijk, vervolgde Houellebecq, moet je zijn werk in de oorspronkelijke taal lezen – het speet hem dat te moeten zeggen tegen zijn vertaler. De Haan verdedigde zich: als híj herhalingen tegenkwam, probeerde hij die in het Nederlands te behouden. Dat was waar, erkende Houellebecq, maar veel andere vertalers pasten zijn Frans aan aan de geaccepteerde ‘mooie stijl’. Misschien was het daarom goed dat de Nederlandse vertaling in vergelijking met andere zo lang op zich had laten wachten.
Onderworpen speelt zich, zoals zo veel van zijn werk, in de toekomst af. In de heel nabije toekomst zelfs. Gelooft Houellebecq echt dat de islamisering van Europa zo snel kan gaan? ‘Nee. En de lezer weet ook dat het niet kan. Ik overdrijf om komische personages op te nemen als [ex-presidentskandidaat] François Bayrou. In 2050 is hij dood. Ook is het effect dan groter. De angst van de lezer over de islamisering wordt sterker aangewakkerd als het verhaal in de zeer nabije toekomst speelt.’
Aan het slot van de roman bekeert zijn hoofdpersoon zich tot de islam. Is hij dan gelukkig? ‘Het gaat hem niet slecht. François verliest zijn vriendin. Zij verhuist onder druk van de politieke ontwikkelingen naar Israël. Hij verliest ook zijn baan omdat de Sorbonne, waar hij doceert, islamitisch wordt en je er alleen nog mag lesgeven als je je bekeert. François heeft wel een goed pensioen, maar hij is sociaal ontworteld. Zijn bekering is dan in feite een wending ten goede.’
Daarom, vervolgde Houellebecq, is het zo belangrijk dat François zich geïnspireerd door de schrijver Joris-Karl Huysmans van Tegen de keer eerst tot het katholicisme probeert te bekeren. ‘Net als Huysmans doet hij dat uit praktische overwegingen. Huysmans kon geen eten voor zichzelf klaar maken. Hij kon niet zelf het huishouden doen. Het is dan wel zo makkelijk om in een klooster te wonen. Alleen lukt het François niet om katholiek te worden.’
Onvermijdelijk was de vraag – door een vrouw uit het publiek gesteld – wat Houellebecq van de aanslagen op Charlie Hebdo vond, die plaatsvonden op de dag dat Soumission in Frankrijk uitkwam. ‘De reactie daarop toonde dat veel mensen groot belang hechten aan de vrijheid van meningsuiting. Dat is voor mij als schrijver ook belangrijk. Verkopers in kiosken hebben de protesten ervaren als een grote steun, maar het was geen teken van nationale eenheid of iets dergelijks.’
Zoals alles zei Houellebecq ook dit onderkoeld, enigszins mompelend, met hoogstens een zweem van lichte geamuseerdheid. Slechts een keer tijdens het gesprek moest hij voluit lachen. Toen een andere vrouw in de uitpuilende zaal vroeg of zijn roman ook een aanval op de Westerse vrouw was. ‘Ja’, schaterde hij sardonisch. Al was het werkelijkheid eerder andersom. ‘De vrouw heeft het juist het zwaarst. Na een dag hard werken moet ze ook nog de barbecue aanmaken terwijl haar man rosétjes drinkt.’
Niet lang daarna werd Houellebecq door de beveiligers uit het postkantoor naar zijn hotel begeleid.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 17 mei)

Zie ook: