donderdag 31 mei 2018

Interview Marieke Niezen (A.W. Bruna): ‘Alleen door heel scherp te blijven hou je het marktleiderschap vast’ (Boekblad)

Marieke Niezen was de facto al sinds september de baas bij uitgeverij A.W. Bruna, sinds 1 mei is ze het ook formeel. Ze ziet genoeg mogelijkheden om de ‘steady omzetmaker’ te laten groeien.

Gefeliciteerd met je nieuwe baan. Is dit een droom die uitkomt?
‘Ik kijk er erg naar uit om in deze rol leiding te geven aan A.W. Bruna. Ik wil graag mijn talenten en ambitie inzetten om verder te bouwen aan 150 jaar uitgeeftraditie. Ik zie het als een enorme eer en uitdaging om samen met het A.W. Bruna-team deze toekomst verder vorm te geven.’

Je stond feitelijk al sinds september aan het roer.
'Ja. Ik was – net als Mark Beumer bij De Bezige Bij – al sinds september aan het interimmen voor Johan de Koning, toen die het te druk had en het rustiger aan moest doen. Nu was het moment dat we samen met de WPG-directie besloten om de opvolging te formaliseren. In de tussentijd heb ik kunnen kijken: Vind ik het leuk? Past deze rol bij me? Kan ik het aan? Zie ik nieuwe mogelijkheden voor de uitgeverij?'

Vragen die je allemaal met ja hebt beantwoord?
'Zeker.'

Wat betekent het dat bij zowel De Bezige Bij als A.W. Bruna iemand met een marketingachtergrond directeur is geworden?
‘Dat zegt wel iets over het uitgeven van tegenwoordig, waarbij mijns inziens marketing de verbinding legt tussen auteur en lezer. Je doet het in de driehoek van redactie, verkoop en marketing. Het helpt bij de acquisitie van een boek of een idee voor een boek. Toen ik in 2007 bij A.W. Bruna begon, was dat niet altijd het geval, maar nu werken we al enige jaren zo.’

Tegelijkertijd laat A.W. Bruna de kans voorbijgaan om groot uit te pakken met een marketingcampagne naar aanleiding van het 150-jarig jubileum. Opmerkelijk.
‘Het is voor ons vanzelfsprekend dat we de nadruk elders hebben gelegd, want we zijn uiteindelijk een b2b-uitgeverij. Niet de uitgeverij, maar de auteur is het merk. We vieren het uiteraard wel: we zijn met het hele team naar de Ardennen geweest en we geven over een paar weken een groot tuinfeest, waarin we de boekhandel en al onze relaties in het zonnetje zetten.’

Hoe gaat het nu met de uitgeverij? In het persbericht spreek je van ‘gestage groei’. Is dat goed genoeg?
‘Vorig jaar hadden we een heel succesvol jaar, dankzij Paula Hawkins, een nieuw deel van de Millennium-reeks en het succesvolle boek van Carlos Ruiz Zafón. Natuurlijk willen we dat dit jaar graag doorzetten; gestage groei laten zien in een krimpende markt is een prestatie. En A.W. Bruna is van oudsher in staat om altijd een aantal bestsellers te creëren.’

En wat heeft A.W. Bruna in 2018?
‘Wij hebben een aantal steady auteurs in het fonds die elk jaar met een nieuw succesvol boek komen: Suzanne Vermeer, John Grisham, David Baldacci. Vooral op Vermeer ben ik heel trots: wij hebben die auteur zelf – met hulp van de boekhandel – vanuit het niets opgebouwd en elke titel doet het weer beter dan de vorige. Haar Super de luxe staat momenteel in de top 5. In het non-fictiefonds zijn de Omdenken-boeken een belangrijke lijn, en doen we het nu heel goed met Mark Manson.’

Wat komt er later dit jaar nog aan?
‘In de zomer hebben we de autobiografie van de kleinzoon van Nelson Mandela en in het najaar de autobiografie van Tina Turner, die dankzij een musical in Londen erg in de belangstelling staat. We zetten groot in op een aantal debuten zoals de thriller van Søren Sveistrup (auteur van The Killing), het is altijd spannend wat die gaan doen. Zo werkt het in dit vak. Dat is ook het leuke eraan.’

In het persbericht spreek je van het vormgeven van de uitgeverij in de snel veranderende wereld. Waar doel je op?
‘Lezen neemt een steeds kleinere plek in de vrijetijdsbesteding van kinderen en volwassenen in. Binnen WPG lopen daar een aantal grote onderzoeken naar: wie zijn onze lezers? Wat zijn hun profielen? Hoe kunnen we die bereiken?’

Betekent dat ook meer andere producten dan boeken?
‘We doen meer luisterboeken, ja. Onlangs hebben we ons 150e luisterboeken op de markt gebracht. En we nemen deel aan de opkomende digitale abonnementsmodellen. Tegelijk verwacht ik niet dat het aandeel fysieke boeken in onze omzet – nu 85 tot 90% – ingrijpend zal veranderen.’

Ook zeg je het marktleiderschap in het thrillergenre te willen uitbouwen. Hoe?
‘A.W. Bruna is al lange tijd marktleider. Wij hadden de meeste titels in de top 100 van 2017. En dat voor een kleine uitgeverij met slechts 25 fte. Eigenlijk zijn we best bescheiden, maar wél een heel betrouwbare omzetmaker. Dat hou je alleen vast door heel scherp te blijven – er verschijnen immers heel veel thrillers in Nederland, terwijl de markt niet groeit. Scherp op de acquisitie, maar ook scherp op de manier waarop je ze brengt. We bewegen daarbij zo veel mogelijk mee met de retail, die steeds meer de nadruk legt op een optimale titelspreiding in het jaar.’

En hoe ga je de aangekondigde groei in non-fictiegenres realiseren?
‘Door uitgeeftalent in combinatie met de marktonderzoeken die op dit moment bij WPG lopen. Verder is samenwerking met andere partijen binnen en buiten WPG daar een factor in. Zo geven wij boeken uit voor dezelfde doelgroep als de mindstyle-tijdschriften van WPG als Happinez, Psychologie magazine en Yoga magazine. Dat biedt mogelijkheden.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 24 mei)

maandag 28 mei 2018

Kok en Boekencentrum gaan verder als KokBoekencentrum (Boekblad)

De uitgeverijen Kok en Boekencentrum gaan verder onder de naam KokBoekencentrum. De namen van een aantal imprints, zoals Meinema en Callenbach, verdwijnen daarbij. De nieuwe uitgeefdirecteur Wouter van der Meulen ziet groei én kansen voor verdere groei.

De naamswijziging is een logisch gevolg van de overname van Boekencentrum door VBK. 'Wij zijn 2017 ingegaan met twee aparte organisaties, die allebei uitgeven op het religieuze domein', zegt Van der Meulen. 'We zijn daarna organisch in elkaar gegroeid. De laatste stap was om dat in de naam tot uiting te brengen, zodat we ook met een logischer portfolio de markt kunnen bewerken.'
De fondsen van Kok en Boekencentrum waren behoorlijk complementair. Van der Meulen: 'Op het gebied van non-fictie onderkennen we vier doelgroepen: van traditionele kerkgangers tot zinzoekers en alles daartussen. Boekencentrum zat dicht bij die eerste doelgroep, Kok was zich steeds meer aan het ontplooien als uitgever voor de zinzoekers. Ook onze 22 tijdschriften en 37 websites beten elkaar niet.'
Maar: voor de heldere uitstraling naar de markt was een merk nodig. 'Toen ik solliciteerde heette de uitgeverij Kok Omniboek Boekencentrum', vertelt Van der Meulen die op 1 februari in deze functie begon na een carrière bij onder andere VNU, Trouw en WPG. 'Dat waren wel erg veel woorden. Dat kon simpeler. Na een lange discussie over de naam – KB? Kobo? – kwamen we uit op KokBoekencentrum, waarmee we de traditie en erfgoed kunnen behouden.'
Alleen de imprints met een duidelijke eigen signatuur blijven bestaan. Dat zijn Mozaïek (algemene fictie), Omniboek (algemene geschiedenis) en Z&K (romanseries). Andere namen komen te vervallen: Kok en Boekencentrum natuurlijk, maar ook Meinema, De Groot Goudriaan en de twee jeugdfondsen Callenbach en Jes!. Met name het verdwijnen van het in 1854 gestarte Callenbach wordt door een enkeling op sociale media betreurd.
'Als het extreem succesvolle fondsen waren, hadden we die natuurlijk behouden', licht Van der Meulen toe. 'Maar op beide jeugdfondsen was onvoldoende focus. De redacteur die erop zat, deed het naast zijn eigenlijke werk als bureauredacteur. Het leek ons het beste om een nieuwe start te maken als KokBoekencentrum Jeugd met een eigen acquirerend redacteur – tot diens genoegen overigens.'
Nu de naamswijziging is doorgevoerd, benadert de uitgeverij vanaf de samengevoegde najaarsaanbieding boekhandel en media als KokBoekencentrum – mét een nieuw logo. Tegelijk worden de sites en sociale media-pagina's van de uitgeverijen gelijkgetrokken. Zo moet de naam op dezelfde organische manier als de samenvoeging van beide bedrijven, de gewenste bekendheid krijgen.
De overname legt KokBoekencentrum ondertussen geen windeieren. Van der Meulen werd bij zijn aantreden 'blij verrast' over ten eerste de omzetgroei. 'Fictie én non-fictie, digitaal én fysiek – over de hele linie zien wij groei. Onze uitgevers hebben een fijne neus voor de behoeften van de markt. Het Meesterwerk van Francine Rivers doet het goed, en nu ook Het napalmmeisje van Kim Phuc dat vorige week bij haar bezoek aan Nederland heel breed is opgepakt.'
Ten tweede zijn de kansen groot. 'Dat ligt aan de toegang die Boekencentrum-uitgaven nu via VBK hebben tot de algemene markt. Kijk naar de weerklank van hun titel Het napalmmeisje. Maar belangrijk is ook de comeback van religie. Het was voor niet-kerkelijke mensen geen onderwerp van gesprek. Nu keert het terug. Zie een uitgave als Ongelofelijk van Yvonne Zonderop (Prometheus). Ik ben ervan overtuigd dat veel ietsisten zich meer met bezinning gaan bezighouden.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 25 mei)

zondag 27 mei 2018

Interview Sander Motshagen (HarperCollins): Hoe een vertegenwoordiger naar de beurzen kijkt (Boekblad)

Vertegenwoordigers als Sander Motshagen reisden de afgelopen weken niet onafgebroken van boekhandel naar boekhandel. De boekverkopers kwamen naar hen – op de Libris Blz. Beurs en de Retail Market.

Hoe was je week?
'Goed. Beurzen zorgen voor afwisseling in het werk wat ik het doe. Dat maakt ze hartstikke leuk om te doen. En HarperCollins heeft de nieuwe Karin Slaughter in de zomeraanbieding staan: Gespleten, dus ik had ook nog eens veel enthousiaste boekhandels aan mijn tafel. Er is goed op deze titel gereageerd.'

Hoe was de Retail Market Zomerbeurs dit jaar?
'Ik doe dit werk nu zo'n viereneenhalf jaar. Eerst voor BBNC, sinds 1 januari 2017 voor HarperCollins. Ik weet inmiddels wel dat de zomerbeurzen altijd wat rustiger zijn. Er zijn minder standhouders, met name van non-bookaanbieders en kleinere uitgeverijen die geen zomeraanbieding hebben. Maar de rust heeft ook z'n voordelen. Vooral voor boekverkopers: die hoeven minder lang in de rij te staan bij de tafels van uitgevers die ze absoluut willen spreken. Zelf heb ik niet eens zoveel meer tijd per klant.'

Was er een verschil met de Librisbeurs van een week eerder?
'Op de Librisbeurs zijn boekverkopers beter voorbereid. Aanbiedingen zijn vaak door meerdere mensen echt goed bekeken. Dat bedoel ik niet positief of negatief, dat is een gegeven dat voortvloeit uit het type winkel. Blz-winkeliers zijn al minder voorbereid. Die komen net als Read Shop- en Plantage-boekverkopers eerder naar beurzen om zich te laten informeren en inspireren. Terwijl onafhankelijke assortimentsboekhandels die niet bij Libris zijn aangesloten en daarom naar de Retail Market gaan, even goed zijn voorbereid.'

Wat vindt je leuker?
'Als een boekverkoper goed is voorbereid is het lastiger om hem of haar ervan te overtuigen een titel wél te nemen. Zij vertellen jou wat er in hun winkel gebeurt. De RDC- en Blz-winkeliers, die vooral mijn klantgroep is, kun je meer vertellen over een titel. Zijn ook eerder verrast. Vertellen je vaker dingen als: die titel die je me de vorige keer hebt aangeraden, heeft het ook goed gedaan. Dat geeft het gevoel dat jij hén dingen kunt vertellen over wat er op de markt gebeurt. Dat is erg leuk.'

En wanneer is een beurs voor jou geslaagd?
'Als je op de weg zit, weet je van tevoren hoeveel boekverkopers je gaat spreken. Op de beurzen moet je proberen toch een minimum aantal mensen aan je tafel te krijgen. En dan wil je natuurlijk dat ze bij vertrek enthousiast zijn.'

Eerder dus mensen spreken dan minimaal een x aantal exemplaren de winkel in krijgen?
'Nee. Veel wordt ingekocht via de regelingen die worden getroffen met verschillende organisaties. Het is interessanter om mensen te spreken zodat ze een beter beeld hebben van een titel en de promotie die wij ervoor gaan doen, zodat ze beter weten wat ze ermee in hun winkel kunnen doen. Dat kan leiden tot extra inkoop bovenop wat ze via de regeling krijgen – de kortingen zijn bij aanbieding ook hoger dan bij nabestelling – maar dat lukt alleen als ze goed de potentie van een titel kunnen inschatten.'

Leg je daarbij de nadruk op onbekende, nieuwe titels of op blockbusters als die van Karin Slaughter die iedereen al kent?
'HarperCollins geeft in vijf genres uit: spanning, romans, young adult en feelgood en non-fictie. Per genre leggen we de focus op twee of drie titels die ook de speerpunten in de catalogus zijn. Dus ja, de grote namen. Bij spanning zijn dat Slaughter en Jeroen Windmeijer. Wij letten bijvoorbeeld op verkoopcijfers van een vorige titel van een auteur in een winkel. Er zijn toch aardig wat boekverkopers die verrast zijn dat het zó veel was. En als het een nog onbekende naam is, is er juist een soort onbewuste weerstand. Zo van: waarom zien jullie dát boek als speerpunt. Dat leg je dan uit.'

Bijvoorbeeld?
'Pick Three van Randi Zuckerberg. Zij is de zus van. Boekverkopers vragen zich dan af: wordt ze alleen om die reden uitgegeven? Ik begrijp die sceptische houding wel: er verschijnt zó veel, is dan alles even zeer de moeite waard? Ik probeer uit te leggen waarom wij denken dat dit boek groot gaat worden in Amerika en ook bij ons. Hopelijk zal blijken dat wij dit goed hebben gezien.'

En sloeg de uitleg over alle titels tijdens de beurzen aan?
'Jazeker. Ik denk dat ik aardig wat boekverkopers met hun vaak wat lage verwachtingen heb kunnen overtuigen dat wij ook deze zomer echt goede boeken brengen.'

Waarom vindt je de afwisseling van de beurzen met het dagelijkse vertegenwoordigerswerk zo leuk?
'Dan zie ik veel collega's, ook van andere uitgeverijen. Ik zie wat er bij andere uitgeverijen gebeurd, welke titels zij brengen. Er zijn heel veel boekhandelaren. En dat in een heel fijne, gemoedelijke sfeer. Ze zeggen wel eens dat het boekenvak een grote familie is. Op beurzen zie je hoe waar dat is.'

Waar praat je over met collega's? Over de schommelingen in het aanzien van de vertegenwoordiger?
'Nee hoor. Over alles: van wat je het afgelopen weekend hebt gedaan tot de belangrijke titels van de komende periode. Nu ging het bijvoorbeeld veel over de btw-verhoging op boeken die het kabinet dit jaar of misschien in 2019 invoert. Dat is ook iets wat Intres en RDC van uitgeverijen willen weten – al heeft HarperCollins daar overigens nog geen knoop over doorgehakt.'

Merkte je veel optimisme bij boekverkopers?
'Het is wel eens optimistischer geweest. Laat ik het zo zeggen. Het is een beroerd eerste kwartaal geweest, dat proef je terug op de beurs. Aan de andere kant komen er een aantal mooie titels aan die goed zullen verkopen. De nieuwe Hendrik Groen bijvoorbeeld. Of een Nicci French die nog goed door zal lopen. De verwachting is daarom wel dat de komende periode beter zal zijn.'

En is vandaag ook een werkdag – omdat je ongetwijfeld veel titels van de zomeraanbieding moet lezen?
'Ik ben bezig in de nieuwe Karin Slaughter. Daar ga ik zeker in verder. Maar daar ben ik echt een liefhebber van, dus dat doe ik graag. Dat is het fijne van dit werk: je zit dicht op het vuur. Maar het is waar dat ik vooral titels van onszelf lees. In de zomervakantie zal ik meer tijd hebben voor boeken van anderen. Ik kreeg op de beurs Jane Harper van A.W. Bruna mee, dat ga ik dan denk ik lezen. En de nieuwe Windmeijer, die in augustus verschijnt en beschikbaar is als ik op vakantie ga. Daar kijk ik ook erg naar uit.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 20 mei)

maandag 21 mei 2018

Martin Michael Driesen: 'Het zit er in de eerste zinnen al helemaal in' (Ons Erfdeel)

Over Rivieren en De pelikaan van Martin Michael Driessen

Een ingedommeld Kroatisch kuststadje, halverwege de jaren tachtig, toen Joegoslavië nog een harmonieuze veelvolkerenstaat leek. Omdat postbode Andrej de enveloppen die hij moet bezorgen openmaakt, ontdekt hij dat de machinist van de kabeltrein er een minnares op na houdt. Als hij hen ook tijdens de liefdesdaad weet te fotograferen, besluit hij deze Josip Tudjman te chanteren. Niet omdat hij iets tegen hem heeft of het geld nodig heeft, “het ging erom dat er iets in zijn leven moest gebeuren; dat de totale ontkenning van zijn bestaan een einde moest hebben.”
De machinist, voormalig partizaan, laat het gebeuren. En nadat hij eenmaal op de eisen van zijn afperser is ingegaan, kan Josip niet meer terug. Maar zijn reserves zijn niet onuitputtelijk. Als hij er bij toeval achter komt dat de postbode – die door Josips vriendengroep wordt geholpen nadat de man onfortuinlijk is aangereden door een vrachtwagen – de post openmaakt en soms meegezonden geld ontvreemdt, besluit hij op zijn beurt Andrej te chanteren. Hij moet wel. Maar “hij zou nooit meer geld vragen dan de afperser van hem eiste, hij was een fatsoenlijk man.”

Een anekdotisch verhaal waarin twee individuen elkaar jarenlang in een ijzeren greep houden? Niet bij Martin Michael Driessen (1954). De voormalig opera- en toneelregisseur, die voornamelijk in Duitsland actief was, heeft zijn eind vorig jaar verschenen roman De pelikaan “een komedie” genoemd. Alsof de wederzijdse afpersing niet meer is dan een grappig gegeven. Maar hij verheft de plot tot een parabel met filosofische betekenis, waarin ook het uiteenvallen van Joegoslavië door nationalisme voor iets groters staat.
Je bent daarom geneigd te zeggen: De pelikaan is vintage Driessen. Hij is nog niet zo lang een publicerend schrijver. Na zijn debuut Gars uit 1999 volgden niet meer dan een handvol boeken die, na een lange stilte, de afgelopen jaren kort na elkaar het licht zagen: Vader van God (2012), Een ware held (2013), het met de ECI Literatuurprijs bekroonde Rivieren (2016) en nu De pelikaan. Tussendoor schreef hij samen met de dichteres Liesbet Lagemaat Lizzy onder het pseudoniem Eva Wanjek (2015).1 Zeker sinds de novelle Een ware held is Driessens fictie zeer herkenbaar.
Dat zit hem in allerlei details. De locatie: het buitenland, ergens in Europa. De lengte: enkele tientallen pagina’s. Ook De pelikaan voelt ondanks de lengte van 200 pagina’s als een novelle, omdat Driessen het klein houdt. De hechte constructie, waarin – naar de bekende uitspraak van W.F. Hermans – geen enkele mus zomaar van het dak valt. De stijl: de gebeeldhouwde zinnen zijn even krachtig als precies. Maar vooral in de symbolische kracht van de vertelling, die je dankzij de combinatie van genoemde constructie en stijl direct vanaf de eerste zinnen voelt.

Neem de novellebundel Rivieren. De drie verhalen – respectievelijk 22, 54 en 51 pagina’s lang – gebruiken ieder een andere metafoor van de rivier. In ‘Fleuve sauvage’ gaat het om de rivier als de woeste en uiteindelijk onbeheersbare kracht van het lot, benadrukt doordat de hoofdpersoon, een acteur, repeteert voor een rol in Macbeth. In ‘De reis naar de maan’ staat de rivier symbool voor de levensreis. En in ‘Pierre en Adèle’ staat de rivier, die voortdurend van loop verandert, voor de wisselingen van het lot. Vanzelfsprekend gaat dat verhaal over een (wonderlijke) liefde.
Om in te zoomen op het tweede verhaal. Dat begint met deze zinnen: “Het huis van Durlacher was het enige in het dorp met een bovenverdieping. Ze waren midden in de nacht opgestaan en wachtten tot er achter de vensters een licht zou worden ontstoken.” Eenvoudig, helder. En toch zit het thema van het verhaal er al helemaal in. De “enige bovenverdieping” geeft aan dat het gaat over het verschil tussen arm en rijk – en omdat de hoofdpersoon alleen maar toekijkt, dat hij er niet in zal slagen zijn lot te ontstijgen: wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje. En dat de dag aanvangt, benadrukt dat de reis begint.
Vervolgens vertelt Driessen het hele levensverhaal van de houtvlotter Konrad aan de loop van het water. Aan de bron van de Wilde Rodach is hij nog vol dromen van de toekomst. Als zijn verhaal in de Rodach uitmondt, lijken die uit te komen. Maar als Konrad zich op de Main begeeft, dienen zich de eerste tekenen van tegenslag aan: het vlotten, waar hij zo aan verknocht is, lijkt zijn langste tijd gehad. Reizend op de Rijn, als man van middelbare leeftijd, raakt hij berooid, om daarna uitgeblust en vasthoudend aan oude liefdes koers te zetten naar de Noordzee. Waar hij diep in de nacht aankomt.
Ook het thema en de opbouw van ‘De reis naar de maan’ zijn als een gestaag voortstormende rivier. Konrads lot, dat als de golfslag van het water uit de doeken wordt gedaan in losse scènes afgewisseld met cursief gezette passages die de tussenliggende jaren vertellen, wordt gespiegeld aan dat van Julius, het zoontje van de baas. Hoewel zij dezelfde reis maken en zich – de een anders dan de ander – tot elkaar aangetrokken voelen, kunnen zij nooit tot elkaar komen. Niet echt. Hun lot ligt vast als de bedding van twee rivieren die elkaar nooit kruisen.

De pelikaan kun je op dezelfde manier ontrafelen. De eerste zinnen luiden: “De kleine stad aan de Adriatische kust had ooit deel uitgemaakt van het Ottomaanse en toen van het Habsburgse rijk en behoorde nu tot Joegoslavië. Er was nooit veel veranderd en als postbode Andrej zijn ronde honderd jaar eerder had gemaakt zou het door vrijwel dezelfde stad zijn geweest als nu.” Opnieuw zit het hoofdthema er al helemaal in: de tegenstelling tussen de woelingen van de grote geschiedenis en de onveranderlijkheid van het kleine mensenleven.
Dat komt terug in de kabeltrein die het stadje beneden verbindt met het vervallen monument voor de helden uit de Tweede Wereldoorlog op de heuvel. Deze kabeltrein – de trots van “het muurbloempje van de Europese geschiedenis” – symboliseert de verbinding tussen het alledaagse leven in de onbeduidende plaats, waar nooit iets gebeurt, en de momenten van turbulentie die het leven van een mens overhoopgooien zonder dat hij daar ook maar enige invloed op kan uitoefenen. Waarna de rust terugkeert en er welbeschouwd niets is veranderd.
Het komt eropaan, maakt Driessen duidelijk met een aan Antoine de Saint-Exupéry ontleend motto, hoe je je gedraagt op de momenten dat de geschiedenis je kabbelende levensloop verstoort. Dat maakt of breekt een mens. Hoe gaan Andrej en Josip dus met elkaar en hun afpersingspraktijken om als hun land uit elkaar valt? Kiezen ze egoïstisch voor zichzelf? Of blijken ze pelikanen, dieren die, zo wordt op een gegeven moment uitgelegd in een dialoog, in de christelijke symboliek staan voor zelfopoffering en wederopstanding?
Het ligt er allemaal dik bovenop. Zelfs als je Driessens plots zou willen lezen om alleen het verhaal of de anekdotiek, maakt hij je dat onmogelijk. Daarvoor verplicht hij zijn lezers te nadrukkelijk om te interpreteren. Zie De pelikaan. Door de manier waarop de titel wordt verklaard, kun je niet anders dan je afvragen wat dat over de personages zegt. Soms gaat de auteur ook te ver. In ‘De reis naar de maan’ laat hij Julius piekeren of hij zijn homoseksualiteit aan Konrad zal opbiechten. Zo wordt te duidelijk gemaakt wat iedere lezer heus wel had begrepen.

Zelf heb ik er – op dit soort uitzonderingen na natuurlijk – geen moeite mee. Ik ervaar Driessens richtingaanwijzers niet als dwingend, maar als nuttige hulpmiddelen bij mijn tocht door het verhaal. Ook omdat de tocht dankzij de treffende formuleringen door zo’n fraai landschap voert. Zo beschrijft hij in ‘De reis naar de maan’ bijvoorbeeld de bossen: “Alle takken dropen van motregen en dauw, in dalen en kloven hingen wolken als grauwe wormen, het was doodstil, op dat druppelen en op de plof van een vallende dennenappel na.” Heel mooi.
(Eerder gepubliceerd in Ons Erfdeel 2018/2)

Zie ook:

dinsdag 15 mei 2018

Interview Laura van der Haar: 'Bibliotheekbezoek was hoogtepunt van de vakantie' (Bibliotheekblad)

Laura van der Haar schreef met Het wolfgetal een van de mooiste boeken van het voorjaar. De roman sleept de lezer mee met een intensieve meisjesvriendschap die onherroepelijk verkeerd afloopt. Een gesprek met de auteur voor wie het wekelijks bezoek aan de bibliotheek het hoogtepunt van de vakantie was.

'In alle plaatsen waar ik heb gewoond, weet ik de bibliotheek nog te vinden', vertelt Laura van der Haar. 'Overal was het het stoffigste gebouw van de stad – met die tapijten, duwwagentjes, glazen vitrines, oude juffrouwen. Ik kwam er alleen om snel nieuwe boeken te halen. En dan weet de OBA op het Oosterdokseiland een plek te creëren waar iedereen, van alle leeftijden en culturen, wél graag wil zijn. Zelfs 14-jarige pubers en flirtende studenten zitten daar. Deze bibliotheek is de populairste hangplek van de stad. Geweldig.'
Het ligt aan de laagdrempeligheid, vermoedt de schrijfster. Iedereen kan zijn eigen computer meenemen of achter een pc plaatsnemen. Of zelfs dat is niet nodig, niemand wordt er ooit weggestuurd. 'En als het zich begint rond te zingen dat je daar kunt hangen, komt iedereen erop af. Zelf spreek ik daar af met mijn moeder als ze naar Amsterdam komt. Met een kop thee, mooi over de stad uitkijkend. Ik ben ooit lid geworden, maar dat heb ik laten verlopen. En ik zocht er boeken die ik nodig had voor mijn roman.'
Ze herinnert zich dat ze De lijkschouw in de praktijk erop na wilde slaan. 'Dat was er niet. De bibliothecaris vertelde me dat die altijd wordt gejat. Huh, dacht ik, zo'n specialistisch boek? Het bleek heel duur te zijn, studenten wilden het daarom niet kopen. Ik raakte toen aan de praat met de bibliothecaris. Die man kon zo duizend verhalen over alle boeken en klanten vertellen. Heel mooi. Weet je wat het meest gejatte boek is? Een leerboek voor het brommer-rijbewijs natuurlijk. Ik wil hem eigenlijk nog steeds interviewen.'

Sinds een jaar of vier leeft Van der Haar van de pen. In het jaar dat ze debuteerde met de gedichtenbundel Bodemdrang – samengesteld nadat ze naar eigen zeggen 'per ongeluk' meedeed aan een poëzieslag en prompt Nederlands Kampioen Poetry Slam werd – stopte ze als archeoloog. Ze verdiende haar geld met onder andere bijdragen aan de satirische website De Speld en de Nederlandse versie van Vice, terwijl ze ondertussen werkte aan wat misschien wel de indrukwekkendste roman van dit voorjaar is.
Begin maart verscheen Het wolfgetal. Het boek beschrijft de intensieve meisjesvriendschap van een naamloze vertelster en de even fascinerende als getroebleerde Vikki in een anoniem Hollands dorp net buiten de grote stad. Vanaf het moment dat ze elkaar op elfjarige leeftijd leren kennen, raakt de vertelster volledig in de ban van het meisje dat haar haar volledige aandacht geeft. Ze gaat steeds verder mee in Vikki's idee van wat normaal gedrag is. Totdat er onherroepelijk iets mis gaat.
'Ik heb zelf zo'n indringende vriendschap gekend', vertelt Van der Haar. 'Een jaar of zes waren we zo met elkaar vervlochten. Het was heel mooi en heftig. Maar nadat ik een jaar of zestien was, verloor ik haar uit het oog. Toen ik later op internet naar haar zocht, kon ik niets vinden. Helemaal niets. Was ze geëmigreerd? Dood? En toen nam zij opeens contact op met mij. Ze bleek een andere naam te hebben aangenomen. We spraken af en het bleek gelijk weer zo vertrouwd te zijn als vroeger. Zij was ook niets veranderd.'
Die hernieuwde ontmoeting was de vonk. 'Ik zag daar een verhaal in: wat als je compleet met iemand bent, die totaal uit het oog verliest en elkaar dan weer ontmoet. Niet dat het een autobiografische roman is. Ik wilde er juist een duistere draai aan geven – met een derde meisje erbij die de vriendschap op scherp zet. Het mooie was vooral dat ik gelijk beelden zag. De plassen in hun omgeving. De berm langs de weg, De snackbar. Hoewel het niet echt bestaat, zag ik hun wereld tot in detail voor me.'

Wat Het wolfgetal zo'n mooie leeservaring maakt, is de spanning tussen de onbekommerde naïviteit van de vertelster en de levenswijsheid van de lezer. Zij is zich niet bewust van wat jij zelf al snel begrijpt: dat Vikki, die volledig wordt verwaarloosd door haar fysiek afwezige vader en psychisch afwezige moeder, ziek in haar hoofd is. Zij gaat steeds verder met haar mee, tot aan het punt dat Vikki haar vertelt met welke lelijke jongen ze moet oefenen in neuken. En al die tijd denk je: doe dat nou niet.
'Gezond is de vriendschap niet', erkent Van der Haar. 'Ze kennen elkaar tussen hun elfde en vijftiende. Dat zijn precies de jaren dat je allerlei mechanismen aanleert. Je maakt je eerste hechte vriendschap mee, je zet de eerste stappen op het gebied van de liefde. Als je daarmee allerlei mechanismen hebt aangeleerd, is het moeilijk om ze ooit af te leren. Maar de ik-persoon is zo jong, dat ze daar helemaal niet over nadenkt. Zij weet niet beter dan dat wat Vikki doet normaal is.'
Tegelijk is helder waarom de vertelster zich zo aangetrokken voelt door Vikki. 'Ze komt niet uit een problematisch gezin. Maar haar ouders hebben ook weinig oog voor haar. Zij zijn met hun eigen dingen bezig. De ik heeft behoefte gezien te worden. En dan is Vikki superinteressant. Zij is er altijd voor haar. Zij richt zich zo op haar dat al het andere, zelfs een verzorgpony, moet wijken. Zij zorgt ook altijd voor spanning. Dat is vermoeiend, maar beantwoordt ook naar haar hang voor avontuur.'
En de ouders van de vertelster laten het gebeuren. Zij dringen wel aan op een 'pauze' in wat zij ook wel beschouwen als een verkeerde vriendschap. Zij stimuleren dat de vertelster meer omgaat met een ander meisje uit de buurt. Maar ze zetten nooit door. 'Ze moeten strenger, daadkrachtiger zijn', zegt de schrijfster. 'Ze grijpen wel in, maar het mislukt steeds omdat ze dan weer toestaan dat ze bijvoorbeeld een nacht met Vikki wegblijft. Het lukt pas als ze echt een drastische stap nemen.'

Wat er misgaat en welke stap de ouders zetten, moet niet worden verklapt. Van der Haar geeft in de roman wel hints. De opeenvolging van losse scènes wordt vierhonderd pagina's lang doorbroken door korte fragmenten uit respectievelijk een forensisch rapport en een intake-verslag van een psychodiagnostisch onderzoek – vandaar ook de research naar lijkschouw. Steeds staan er een of twee zinnen op een witte pagina. Dat lijkt overbodig, het verhaal heeft al spanning genoeg van zichzelf. Maar daar blijkt het de auteur niet om te doen.
'Je zit het hele boek heel dicht op de huid van de ik. Die rare, technische, droge taal van die rapporten – die ik heb gemaakt met een echte forensisch arts en psycholoog, om alles zo realistisch mogelijk te laten zijn – vallen daarbij zo uit de toon uit ze even lucht geven. Het boek bestaat ook alleen maar losse scènes. Zo'n fragment geeft dan ook aan: hier komt een sprongetje in de tijd. Die zinnen verwijzen ook naar wat net daarvoor is gebeurd of meteen daarna zal gebeuren. En ik ben verliefd op de taal van die rapporten.'
Het is ieder geval aan de lezer om te oordelen hoe deze keuze werkt. Ook bibliotheekleden, wat ze toch een mooi idee vindt. Want stoffige gebouwen of niet, Van der Haar heeft wél mooie herinneringen aan haar jaren als bibliotheeklid. 'Jarenlang gingen we op vakantie twee weken naar Drenthe. Het hoogtepunt was iedere keer dat we steeds op zaterdag naar de bibliotheek van Dwingeloo gingen om het maximum van zes boeken te lenen. Er was niets heerlijkers dan daar op de zolder van die blokhut met een zak drop te kunnen lezen.'
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad nr 5, 2018) 

zondag 13 mei 2018

Interview Nadine Mussert (Boekhandel Van der Meer, Noordwijk): Als je de nieuwe eigenaar van een boekhandel wordt (Boekblad)

Nadine Mussert was al lange tijd aangekondigd als de toekomstige nieuwe eigenaar van Boekhandel Van der Meer in Noordwijk. Na de overdracht op 25 april was ze eindelijk de baas.

Hoe was je eerste week als eigenaar?
'Anders dan ik had verwacht. Het was eigenlijk een week zoals ik al zes jaar ken, maar mijn gevoel over de overname en alle lieve reacties maakten de week toch bijzonder. Reacties van klanten en vrienden van Martha Baalbergen en Peter van Blanken, de vorige eigenaren, die mij een even warm hart toe blijken te dragen, maar ook van het vak. Gisteren kwam René Koek van de Rijnlandse Oegstgeest langs om te feliciteren. Ook CB heeft me ontzettend goed bijgestaan. Heel leuk.'

Je gevoel over de overname?
'Ik voel toch de verantwoordelijkheid. Voor de medewerkers die hier rondlopen bijvoorbeeld, die voorheen gewoon collega's waren maar nu personeel zijn. En financieel. Ik zie nu van alles op de rekening gebeuren. Ik merk dat het echt mijn zaak is geworden. Ook ben ik direct het gezicht van de winkel. Ik was drie, vier dagen in de winkel – nu vijf – maar ik blijk toch al erg bekend te zijn bij de klanten. Al moet ik zeggen dat we veel aandacht aan de overdracht hebben besteed via onze site, Facebook en lokale kranten.'

Heb je slecht geslapen van de verantwoordelijkheden?
'Eén nacht, toen ik ontdekte dat ik het administratiesysteem niet helemaal begreep. Ik dacht: dat ga ik een avondje uitzoeken, maar dat ging me niet lekker af. Daar lag ik wakker van. Nu kijken er een aantal mensen om me heen naar. Het komt dus goed. En gelukkig heeft het geen haast. Ik hoef niet morgen btw-aangifte te doen.'

Hoe was de overdracht op 25 april?
'Daar maakte ik me best zenuwachtig over. De notaris was tot het laatst bezig om de stukken volledig te krijgen. Dat schijnt altijd te gebeuren, maar ik maakte me er wel druk over. Het was een bijzonder moment. De notaris was naar de winkel gekomen, zodat we alles in één keer konden regelen. Ook de aanpassing van de arbeidscontracten met het personeel, dat allemaal zijn handtekening zette. Nee, er waren geen klanten bij, alleen mijn ouders.'

En daarna dacht je: 'Eindelijk!'? Want je stond al heel lang bekend als beoogd opvolger.
'Niet meteen na het zetten van de handtekening. We hebben die avond gegeten met Martha en Peter. Pas de volgende dag stond ik er echt alleen voor. We hadden de overdracht wel naar voren gehaald. Ik was er mentaal klaar voor, het was financieel rond, ik wilde mijn ideeën gaan uitvoeren. Ik voelde me een beetje als een renpaard dat ik een hokje ongeduldig staat te wachten tot de deur opengaat.'

Wanneer zou je eigenaar worden?
'In november. Dat zou niet handig zijn omdat er dan meteen twee heel drukke maanden volgen. Ik kreeg daarom het advies om het naar voren te halen. Nu hebben ik en het nieuwe clubje – er zijn twee personeelsleden bij gekomen – in de rustige zomermaanden de tijd om onze draai te vinden.'

Wat voor nieuwe ideeën heb je?
'Ik wilde nieuwe mensen aannemen. Na het vertrek van Martha en Peter is daar nu ruimte voor. En ik wil meer aan teambuilding doen. Daar ontbrak het de afgelopen twee jaar een beetje aan. Iedereen was met zijn eigen ding bezig. Zo deed ik de pr en programmering van het Cultuurcafé. Als ik op vakantie was, liep dat vast. Of neem de inkoop. Dat deden Martha, Bob [Kappen] en ik. De rest wist niet goed wat er binnen zou komen en wat we daarmee van plan waren. Door meer te overleggen moeten we makkelijker elkaars werk over kunnen nemen.'

Wat nog meer?
'Ik heb op Koningsdag, omdat we toch dicht waren, gelijk een verbouwing doorgevoerd. We hadden drie toonbanken. Dat was niet handig, omdat we bij de kassa niet altijd doorhadden dat de bar het heel druk had. Vrijdag hebben we met tien, vijftien man de hele boel omgegooid om er één grote kassacounter van te maken, zodat we makkelijker kunnen inspringen als de bar heel hard draait. Verder is alles in de winkel hetzelfde gebleven, hoor. Veel klanten merkten het pas laat dat er iets anders was.'

Hoe was de omzet de afgelopen week?
'Goed. Het was een drukke week. We hebben net het bloemencorso achter de rug. De bollenvelden staan nog in bloei, dus er zijn veel toeristen in de streek. Ik had me er eerlijk gezegd een beetje op verkeken. Ik had allemaal afspraken ingepland, maar daar was het eigenlijk te druk voor.'

Dus je gaat in je eerste jaar als eigenaar plussen?
'Ik hoop het: een klein plusje. We zullen er heel hard voor moeten werken. De zomer trekt wel toeristen hierheen, maar als het goed weer is, is het strand heel dichtbij. Daarom organiseren we ook veel. Die evenementen trekken mensen, die dan geld besteden aan een product of de horeca. Ik denk wel dat ik dezelfde omzet als vorig jaar moet kunnen halen.'

Heb je als eigenaar nog voldoende tijd om te lezen?
'Dat is op dit moment mijn angst. De afgelopen week in ieder geval niet. Met de beurzen voor de deur heb ik met mijn neus alleen in de folders van uitgevers gezeten. Ik ga mijn vrije dagen er wel voor proberen in te zetten: zondag en maandag. Vandaag hoop ik Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken van Arjen van Veelen uit te lezen. Dan heb ik, op Ilja Leonard Pfeijffer na, alle genomineerden voor de Libris Literatuurprijs gelezen voor de uitreiking van morgen. Daar ga ik heen.'
(Eerder verschenen op Boekblad.nl, 6 mei – dus voor uitreiking van de Libris)

zaterdag 12 mei 2018

Hoe Marianne Schönbach 'Anne Frank, A Cold Case Diary' wereldwijd verkocht (Boekblad)

Het waren de spannendste deals die Marianne Schönbach Literary Agency tot op heden heeft gesloten. De Nederlandse rechten vanAnne Frank, A Cold Case Diary gingen naar Ambo|Anthos direct nadat ze op de markt kwamen. HarperCollins heeft nu de wereldrechten.

Anne Frank, A Cold Case Diary is het boek over het hernieuwd onderzoek naar de arrestatie van Anne Frank. Het onderzoek wordt gedaan door Proditione Media en namens hen geleid door voormalig FBI-agent Vince Pankoke. Het team krijgt steun van een groot aantal relevante en prestigieuze instituties en voert het onderzoek uit met behulp van de modernste big data-technologie. HarperCollins zal het spraakmakende boek zelf uitgeven in nagenoeg alle landen waar het een eigen uitgeverij heeft, onder andere Amerika, Spanje, Engeland en Duitsland. In totaal gaat het om dertien landen. 
Marianne Schönbach sloot pas drie weken voor de London Book Fair een overeenkomst met Proditione Media. 'Toen Thijs Bayens en Pieter van Twisk mij benaderden over de mogelijkheid om er een boek van te maken, wist ik gelijk dat het heel groot kon worden. In het najaar 2017 kreeg dit onderzoek al aandacht van media over de hele wereld, van CNN tot aan Japanse media. Maar toen ik zoals iedereen die hierbij is betrokken een geheimhoudingsverklaring had ondertekend – heel pittig in dit geval – en een aantal documenten mocht zien, wist ik het zeker. Dit team haalt totaal nieuwe informatie boven tafel, met een echt andere kijk op de geschiedenis.'
Daarop begon voor Schönbach en het agentschap een achtbaanrit die zijn gelijke niet kent. 'Wij stuurden daags voor de beurs aan alle uitgevers wereldwijd die wij kennen een information sheetuit. Daar stond alleen maar in dat uitgevers hun interesse kenbaar konden maken. Binnen vijftien minuten hadden we de eerste aanvraag. Ook uit Nederland, en nog dezelfde dag haalde Ambo|Anthos – een fantastische uitgeverij voor dit boek – het project met een pre-empt van tafel.' Volgens Publisher's Weekly was dat een zescijferig getal. 'Ook Partvonal uit Hongarije en Vulkan uit Servië kochten het meteen, nog voor ze een proposal hadden gezien.'
Schönbach nam naar de London Book Fair een stapel geheimhoudingsverklaringen mee, zodat geïnteresseerden die zo nodig meteen konden ondertekenen. 'Dat is heel vaak gebeurd, zeker 130 keer. Een aantal Amerikaanse uitgeverijen deden meteen pogingen om de Engelstalige rechten te verwerven. En iedereen sprak ons er ook over aan, al was het maar om ons te feliciteren. Om de paar minuten kwam er weer iemand naar ons tafeltje. We hebben geen enkele afspraak fatsoenlijk kunnen afmaken. Het ging maar door. Het was daarom een heel bijzondere, uitermate spannende en intensieve beurs die ik nooit meer zal vergeten.'
Het telefoontje van uitgeefdirecteur Jonathan Burnham van HarperCollins US bleek doorslaggevend. 'Hij belde me op en vroeg of hij de volgende dag langs mocht komen. Toen vertelde hij me dat ze net een bijeenkomst hadden gehad met de HarperCollins-uitgevers uit de hele wereld en dat het gesprek alleen maar over dit boek was gegaan. Dat hij het een superspannend project vond, waarschijnlijk het meest interessante dat hij ooit zou aankopen. Vlak na de beurs - toen ik ook een proposal had – deed hij een heel stevige pre-empt voor de resterende wereldrechten.'
Schönbach is erg blij met HarperCollins als partner. 'Natuurlijk hadden wij ook zelf de rechten wereldwijd kunnen verkopen. Maar het is goed dat zo'n grote uitgeverij  de uitgave verder coördineert. Geheimhouding is cruciaal in dit project. Als er voortijdig iets lekt, ben je verloren. Omdat zij vanzelfsprekend een groot netwerk hebben kunnen ze garanderen dat uitgeverijen in veel landen tegelijk zich aan de geheimhouding houden.'
De verkoop van de wereldrechten betekent geenszins dat de betrokkenheid van Schönbach voorbij is. 'Wij als agentschap blijven betrokken bij de keuze van de ghostwriter, bij het manuscript en het hele planningstraject, zodat het boek in de hele wereld tegelijk in de zomer van 2020 kan verschijnen. Ik heb regelmatig contact met Jonathan en Sara – en uiteraard met Tanja Hendriks van Ambo|Anthos, die in Nederland leidend is. Ook overleg ik intensief met Juliette Shapland van HarperCollins US, die nu de rechten verkoopt aan onder andere China, Korea en, Oost-Europa.'
Ook in termen van omzet is dit voor Marianne Schönbach Literary Agency een enorm project – naast bijvoorbeeld de vertegenwoordiging van Elma van Vliet, van wie het agentschap sinds november alweer 17 deals heeft gesloten. 'Maar dit project heeft ook een idealistische kant', zegt Schönbach. 'Ik heb zelf geschiedenis gestudeerd. Ik vind het waanzinnig interessant om van zo dichtbij te kunnen zien hoe er met moderne technieken van onderzoek een ander licht op de geschiedenis wordt geworpen.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 9 mei)

donderdag 10 mei 2018

Interview Mark O'Connell: Kunnen we de dood overleven? De techniek als verlossing

Techniek verrijkt ons leven. Kan techniek ook ons lichaam verbeteren? De zogeheten transhumanisten menen in ieder geval van wel. Mark OConnell schreef een tot nadenken stemmend boek over deze kleurrijke technofuturisten. 

De mens is een machine, nietwaar? Dat geloven we in het westen al sinds de zeventiende eeuwse filosoof René Descartes die vergelijking voor het eerst trok. Waarom kunnen we dan niet ons brein operatief vervangen door een nieuwe met drie keer zo veel microprocessors om het sneller en efficiënter te laten werken? En waarom takelt ons lichaam nog altijd af na een onwaarschijnlijk korte periode van een paar decennia?
Volgens de transhumanisten – zij die geloven dat de mens de door de natuur gestelde grenzen kan doorbreken – is het een kwestie van tijd voordat de belofte van Descartes' gedachtengoed wordt waargemaakt, vertelt de Ierse journalist Mark OConnell. Voor zijn boek De mensmachine dook hij in de bonte wereld van neurowetenschappers, bio-hackers en gerontologen die ervan overtuigd zijn dat de technologie zo ver is gevorderd dat we de mogelijkheden van lichaam en geest drastisch kunnen uitbreiden.
Neem de van oorsprong Nederlandse computerkundige Randal Koene. 'Uit diepe frustratie met de beperkingen van het lichaam, waardoor hij zo veel meer nietdan welkan meemaken, probeert hij via zijn stichting wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen om op termijn lichaam en de geest te kunnen scheiden. Hij wil een geest kunnen uploaden op een computer, inclusief alle herinneringen. Voor hem is dat een volstrekt realistisch streven.'

Zelf is OConnell terughoudend. Ook na langdurige gesprekken hebben de transhumanisten hem er niet van kunnen overtuigen dat de menselijke machine fundamenteel kan worden verbeterd. 'Voor mij is het een extreme fantasie dat er bijvoorbeeld nu al mensen rondlopen die eeuwig leven, zoals Aubrey de Grey beweert, omdat de medische wetenschap steeds sneller vooruitgang boekt dat we het lichaam eindeloos kunnen regenereren.'
Bovendien: waarom zou je dat willen: eeuwig leven? 'Het lijkt me even erg als zelfmoord te moeten plegen. Dankzij de dood proberen we tenminste iets van het leven te maken. Maar als je dat zegt, beschuldigen transhumanisten je ervan dat je de dood goedpraat omdat je er niets tegen kunt doen. Zij vechten tegen die ideologie. In wezen hebben ze daar gelijk in. De dood is voor iedereen totaal onacceptabel. Niemand wil zijn geliefden zien sterven.'
Precies daarin zit de aantrekkingskracht van het transhumanisme. De techniek als verlossing. 'Velen van hen beschouwen zichzelf als puur rationeel. Maar hun vertrouwen in de wetenschap is zó groot dat hun logisch doorredeneren vervaagt tot religieus denken' zegt OConnell. 'Precies zoals het christelijk geloof een antwoord biedt op onze existentiële verlangens en angsten, zo doet de techniek dat voor hen.'

De auteur vindt het dan ook typisch dat transhumanisten niet nadenken over een wereld waarin ieder lichaam is geperfectioneerd of eeuwig behouden blijft. 'Ze hebben wel persoonlijke visioenen. Iemand in het boek droomt van seksbots: AI-robots om seks mee te hebben. Maar op een maatschappelijk niveau? Hoe al die mensen moeten worden gevoed? En leidt seks dan nog tot nog meer mensen? Dat zijn geen vragen die ze zichzelf stellen.'
Daarbij: alle problemen die met hun ideaal gepaard gaan kunnen óók door techniek worden opgelost. 'Als transhumanisten al een beeld schetsen van een wereld na de singuraliteit – het moment waarop mens en moment samensmelten – heeft dat iets van een twintigste eeuwse scifi-roman. Dan zijn we getransformeerd tot data die in de cloud rondzweeft. En als we nog een soort lichaam hebben, hebben we de ruimte gekoloniseerd.'

Anders dan de transhumanisten hecht OConnell aan zijn lichaam. 'Voor hen is het lichaam een machine die een aantal functies verricht. Ik maak geen onderscheid in lichaam en geest. Van liefde tot angsten, al die ervaringen zijn nauw verbonden met mijn lichaam. Het ironische is wel dat sommige transhumanisten juist vanwege hun filosofie hun lichaam niet zo goed verzorgen als jij en ik. Machines zijn immers vervangbaar.'
Toch is De mensmachinegeschreven met een mengeling van respect en scepsis. Niets is saaier, vindt de auteur, dan mensen belachelijk maken om hun extreme ideeën. 'Het is veel interessanter om ernaar te kijken met een sociologische bril. De vergelijking tussen het lichaam en machine is zoals gezegd eeuwenoud. Wat zegt het dan over onze maatschappij en onze cultuur dat juist nu de uiterste conclusie wordt getrokken dat de machine kan worden verbeterd?'
Zo is het niet toevallig dat transhumanisme relatief veel aanhangers heeft in Silicon Valley – de bakermat van de huidige technologische revolutie. 'Denk aan Google's Ray Kurzweil, Tesla's Elon Musk of Paypals Peter Thiel. Zeker de laatste investeert veel geld. In bijna alle start-ups, projecten en stichtingen die ik in mijn boek beschrijf duikt op een of andere manier zijn geld op. Ook in de bedrijven waar Randal Koene mee samenwerkt.'

Mark OConnell, De Mensmachine. Hoe we de dood kunnen overleven, vertaald door Jelle Noorman (Podium, 288 pagina's, € 21,50)

dinsdag 8 mei 2018

Is dit een schrijver die de Nederlandse literatuur gaat verrijken? (Schrijven Magazine)

Het Nederlands Letterenfonds keert al meer dan een halve eeuw subsidies uit aan schrijvers. Ook aan debutanten. Wees bij een aanvraag vooral niet te gemakzuchtig.

Gefeliciteerd met je debuut. Je verhalenbundel, roman, poëziebundel, kinderboek of non-fictie maakt nu kans op besprekingen, prijzen, goede verkoopcijfers – en jij als schrijver op een projectsubsidie van het Nederlands Letterenfonds voor je volgende boek. Al moet gezegd: net zomin als je allerminst kunt rekenen op juichende recensies in alle kranten, een reeks bekroningen en een bestseller, kun je je beter niet zeker wanen van deze financiële steun. De concurrentie is moordend.
Vorig jaar boog de adviescommissie van het Letterenfonds – waar de auteur van dit stuk deel van uitmaakte – zich over niet minder dan veertig aanvragen. Van iedere schrijver wogen we zijn of haar debuut op literaire kwaliteit, het werkplan voor een nieuw boek op de doordachte uitwerking ervan, en het gehele dossier op potentie en belofte. Is dit een schrijver die de Nederlandse literatuur gaat verrijken? Slechts acht aanvragen konden worden gehonoreerd.

Het Letterenfonds is in 1965 opgericht ter bevordering van de kwaliteit van de Nederlandse literatuur. Zij zorgt voor een onafhankelijke verdeling van beurzen en subsidies van de overheid. Niet alleen aan schrijvers, maar ook aan vertalers, uitgevers en literaire festivals. Ze stimuleert zo de verspreiding, promotie, vernieuwing en diversiteit van de Nederlandse literatuur in binnen- en buitenland. En trouwens ook voor de Friestalige literatuur.
Decennialang moest een schrijver minimaal twee boeken hebben gepubliceerd bij een reguliere uitgeverij om in aanmerking te komen voor financiële ondersteuning. Sinds 2002 konden debutanten een bescheiden stimuleringsbeurs krijgen. Onder invloed van de bezuinigingen die toenmalig staatssecretaris van cultuur Halbe Zijlstra oplegde én de veranderingen in het literaire landschap (digitalisering, titelreductie bij uitgevers) werd nog sterker geïnvesteerd in talentontwikkeling, zoals dat heet.
In 2013 tuigde het Letterenfonds een regeling op om de acht talentvolste debutanten van het jaar – ongeacht het genre van hun eersteling – in de spotlights te zetten. Alle eersteboekers kregen een beurs van 10.000 euro. Daarnaast helpt het fonds ze bij het opbouwen van een lezerspubliek. Het Letterenfonds zorgt dat zij kunnen optreden op literaire podia. Zo waren er in 2015 speciale leesclubs in boekhandels en in 2016 optredens op festivals als Het Lezersfeest in Rotterdam.

Hoe komt een debutant in aanmerking voor een projectsubsidie? Allereerst gelden een aantal formele criteria. Het boek moet zijn verschenen bij een uitgeverij die het Modelcontract hanteert. Uitgaven in eigen beheer vallen bijvoorbeeld af. Ook voor het te schrijven boek moet een uitgever op zijn minst schriftelijk de intentie uitspreken om het te gaan publiceren –wederom volgens de normen van het Modelcontract. En de auteur moet het geld echt nodig hebben. Het Letterenfonds hanteert een inkomensgrens van 45.000 euro.
De debutant die aan deze eisen voldoet, kan zich eenvoudig melden (ieder jaar vóór 15 maart). Door zijn boek in vijfvoud op te sturen en het aanvraagformulier in te vullen. Hierop staan naast vragen naar je adresgegevens niet meer dan een handvol vragen. Wat voor boek wil je schrijven? In welk genre? Wat is het literaire karakter ervan? Welke thematiek wordt behandeld? Hoe dik wordt het? Wanneer moet het af zijn? Je kunt er met gemak in een uur mee klaar zijn.

Maar pas op. De eenvoud is bedrieglijk. Veel schrijvers zijn geneigd deze vragen te makkelijk te beantwoorden. Bijvoorbeeld: het wordt een driehonderd pagina's tellende roman over een potentiële terrorist in een Rotterdamse achterstandswijk die dankzij de liefde op het goede pad komt. 'En ik heb met de uitgever afgesproken dat ik volgend jaar februari de eerste versie inlever'. Wat zegt dat over de uiteindelijke vraag: Is dit een schrijver die de Nederlandse literatuur zal verrijken?
Het gaat het Letterenfonds om ondersteuning van de literatuur – en dus niet van iedere schrijver die de pen vaardig hanteert. Dat kan niet genoeg worden herhaald. Dat betekent dus dat het van veel groter belang is wát er met een idee wordt gedaan. Hoe verhoudt de roman over de terrorist zich tot bestaande literatuur over dit thema? Hoe denkt de schrijver zich met dit idee te ontwikkelen na zijn debuut? Wat wil hij met de taal doen? Enzovoorts enzovoorts.
Er zijn auteurs, weet ik uit ervaring, die geen van deze vragen, die toch echt in de toelichting in het aanvraagformulier worden gesteld, beantwoorden. Zij beperken zich bijvoorbeeld tot een synopsis. Zij vergeten daarbij dat dat evengoed een slecht boek als een goed boek kan opleveren, terwijl de adviescommissie moet worden overtuigd dat het een goed boek zal worden. En dat kan alleen met een toelichting die duidelijk maakt dat de auteur heel goed weet waar hij of zij mee bezig is.

Een adviescommissie, bestaande uit schrijvers, recensenten, oud-uitgevers en andere deskundigen, selecteert in feite de acht debutanten. De directeur van het Fonds neemt de beslissing, maar mits goed beargumenteerd, volgt hij altijd het advies. De commissie weegt bij zijn keuze alles mee. De kwaliteit van het debuut, waarover twee leden én een deskundige lezer van buiten een rapport schrijven, maar ook recensies en eventuele nominaties en bekroning. En zeker het werkplan.
De selectie gebeurt zeer nauwgezet, zoals ieder oud-lid van de adviescommissie zal beamen. Zo was schrijver Benny Lindelauf aangenaam verrast toen hij zelf in de commissie ontdekte hoe zorgvuldig er over schrijvers, en dus over zijn werk, wordt gesproken, vertelde hij onlangs in het vakblad Boekblad. En het gebeurt zo objectief mogelijk. De oordelen over debuut, werkplan en literaire belofte worden omgezet in scores om zo tot een ranglijst te komen. De top acht krijgt de beurs.
(Eerder verschenen in Schrijven Magazine / Illustratie: het onlangs verschenen debuut van Arjen van Meijgaard)