zondag 30 september 2012

De schooldiploma’s van Boudewijn Büch (Knack)


Een bescheiden Boudewijn Büch-tentoonstelling dient een paar dagen als reclame voor een kunst- en antiekbeurs. Hopelijk komt er spoedig een volwaardige expositie.

Patrick M.A. Buch kan het mooi verwoorden. Een tentoonstelling met parafernalia van zijn broer Boudewijn Büch past uitstekend op de Oude Kunst- en Antiekbeurs in Delft – die hijzelf sinds drie jaar organiseert – omdat ‘[Boudewijn] een gedreven verzamelaar was en altijd op zoek naar onbekende dingen’, zegt hij in een persbericht. ‘De Antiekbeurs is bij uitstek de plek waar voor iedereen een stukje geschiedenis te koop is en daar zou Boudewijn van hebben genoten’.
De werkelijkheid is prozaïscher. De expositie, ingericht door het Letterkundig Museum, dient in de eerste plaats als lokkertje voor de beurs. Waarom zou de bescheiden tentoonstellingsruimte in Het Prinsenhof anders worden gedomineerd door de sponsor: een leverancier van vitrines die er een aantal nogal opdringerige reclamezuilen heeft neergezet? En waarom liggen de archiefstukken uit Boudewijn Buchs nalatenschap er anders zo stiefmoederlijk bij?
Er is van alles te zien. Reistassen en een grote stapel stadsplattegronden en landkaarten. Een muismat van het Vara TV magazine. Drie leesbrillen. Een poster van Boudewijn Büch met zijn idool Mick Jagger. Foto’s. Paspoorten vol visa en stempels. Maar iedere toelichting ontbreekt. Dat Büch beroemd werd door zijn reisprogramma op televisie, is kennis die je zelf mee moet nemen. Dat hij ook schrijver blijkt alleen uit een doos verouderde floppydiscs.
Hoogtepunt zijn de oude schooldiploma’s. In het schooljaar 1958-59 haalde Büch goede cijfers – niets lagers dan een 7 (op 10) – maar was hij niet minder dan negentig dagen (!) afwezig. ‘Boudewijn kan aan de teugels van de klas nog maar niet wennen’, schreef zijn leraar erbij. Ernaast liggen aan elkaar geplakte, nietszeggende brieven die klasgenoten aan de zieke Boudewijn hebben geschreven. Dat de schrijver die altijd heeft bewaard zegt veel over zijn onstilbare verzamelwoede. 
Juist de vitrines met spullen uit Büchs jeugd doen verlangen naar een volwaardige tentoonstelling – bijvoorbeeld rond zijn tiende sterfdag op 23 november. De herinnering aan zijn aanstekelijke enthousiasme en intrigerende persoonlijkheid is zeker nog niet dood. Er komt ook een heruitgave van zijn grootste succes De kleine blonde dood (200.000 exemplaren verkocht) en een toneelbewerking in het seizoen 2013/2014. Dus waarom niet het hele Letterkundig Museum leegmaken voor deze schrijver?

Boudewijn Büch Expositie, t/m zondag 30 september te zien op de Oude Kunst- en Antiekbeurs, Het Prinsenhof, Sint Agathaplein 1, Delft.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 27 sep 2012)

zaterdag 29 september 2012

AKO Literatuurprijs 2012: de Toplijst

De jury van de AKO Literatuurprijs 2012, waar ik deel van uitmaak, heeft de Toplijst bekend gemaakt. Hieronder de zes boeken waaruit op 29 oktober de winnaar wordt gekozen – zes boeken geschreven door vier Nederlanders en twee Vlamingen. Hier is de Tiplijst terug te vinden.

Mensje van Keulen - Liefde heeft geen hersens
Elvis Peeters - Dinsdag
Peter Terrin - Post Mortem

vrijdag 28 september 2012

Marjolijn van Heemstra, 'De laatste Aedema' (BOEK)


To be or not te be van adel

Marjolijn van Heemstra is niet de grootste aanwinst voor de Nederlandse letteren. Dat is het slechte nieuws. De schrijfster en theatermaakster, die twee jaar geleden een gedichtenbundel publiceerde, grossiert in haar debuutroman De laatste Aedema in bordkartonnen personages, clichés, fletse taal en overtredingen tegen de stelregel show, don’t tell. Ook de mix van een serieus onderzoek naar de betekenis van de aristocratie in de 21e eeuw en de karikaturale eigennamen en eigenschappen die ze haar adellijke personages geeft, komt onevenwichtig over.
Maar er is ook goed nieuws. De laatste Aedema heeft zo’n zeldzaam plot waarvan de ontknoping de lezer op een geloofwaardige manier weet te verrassen. Na de dood van haar opa weet Loina van Aedema dat haar geslacht na duizend jaar zal uitsterven. Als vrouw kan zij de titel niet doorgeven. Die wetenschap doet haar zich afvragen of ze wel bij de aristocratie wil horen. Moet ze bij haar lief Konstant Lademan baron Louwersma van Binnenkom blijven voor wie ze meer verwantschap dan liefde voelt – of voor de allochtoon kiezen die ze leert kennen? Moet ze doen wat haar overgrootmoeder deed, die met de allesbepalende traditie brak en wegvluchtte?
Het is hier niet de plaats om het antwoord op deze vragen te onthullen. Dat zou de enige reden wegnemen om De laatste Aedema te lezen. Maar knap is het wel, dat door de ontknoping niet alleen de gebeurtenissen een andere loop nemen, maar ook het onderzoek naar nut en betekenis van eeuwenlange wellevendheid en uitverkorenheid tot andere conclusies leidt dan je had verwacht – hoe voor de hand liggend Van Heemstra’s slotsom uiteindelijk ook is.

Marjolijn van HeemstraDe laatste Aedema (256 p.) – De Bezige Bij, € 19,95, ISBN 978 90 234 7134 9
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2012)

maandag 24 september 2012

Auke Hulst - 'Kinderen van het Ruige Land' (BOEK)


Moeder was liever clochard

Verdriet kan met vijftien jaar vertraging komen, schreef Auke Hulst in 2004 in Vrij Nederland. Nobody Knows van Hirokazu Kore-eda – toen net in de bioscoop – confronteerde hem met zijn eigen jeugd. Zoals de vier jonge kinderen in de film door hun onverantwoordelijke moeder werden achtergelaten in een flat, zo ging Hulst’ moeder er ooit vandoor met een nieuwe vriend – zonder hem en zijn drie broers en zussen iets te laten weten. Ze zochten het maar uit in het riante, maar vervallen en smerige huis in een Oost-Gronings gehucht. De film reet alle wonden open.
Ook zonder deze voorkennis geloof je onmiddellijk dat Kinderen van het Ruige Land autobiografisch is. De mengeling van emoties waarmee Hulst de jeugd van Kai beschrijft, voelt volstrekt authentiek. De schaamte om de blikken van de mensen op school en in het dorp. De pijn die de kinderen ontvluchten door zich te storten op honderden projecten. De trots, toch ook, op de vrijheid en de anti-burgerlijkheid die hun moeder hen meegaf. En uiteindelijk de doffe wanhoop als hun moeder definitief vervalt tot een leven als clochard in Frankrijk.
Het maakt Kinderen van het Ruige Land tot een schrijnende roman. Hulst is niet in de val van zoveel autobiografische schrijvers getrapt om alles zo compleet en eerlijk mogelijk te vertellen. Hij heeft precies voldoende distantie betracht en samengevat om zijn lezers daadwerkelijk mee te slepen. Soepel van scène naar scène door zijn jeugd glijdend, in een heldere, ritmische stijl waarin slechts af en toe fraaie metafoor past, weet hij de lezer zo iedere keer in slaap te sussen – ‘ach, zó ongewoon was het allemaal niet’ – om hem daarna weer hard in de maag te stompen. Fraai.

Auke HulstKinderen van het Ruige Land (336 p.) – Meulenhoff, € 19,95, ISBN 978 90 290 8853 4 
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2012)

zondag 23 september 2012

Des romans français: Georges Perec, 'Le Condottière'



Le Condottière is niet het eerste manuscript dat Georges Perec schreef, maar wel het eerste dat bijna werd geaccepteerd door een uitgever – en uiteindelijk toch niet. Tenminste, niet in 1960, toen hij het net af had. Ruim vijftig jaar later ligt het nu wel in boekvorm in de winkel. Het werd geweigerd met de woorden dat het onderwerp zeker interessant was, maar met een te grote woordenbrij en onbeholpenheid werd gepresenteerd. Perec was boos en vroeg zich af of hij het manuscript na tien jaar weer eens onderhanden zou nemen, of het moest bewaren zodat het misschien ooit nog, na zijn dood, uitgegeven zou worden.

Had de uitgever van toen gelijk? Het verhaal is in principe eenvoudig: Gaspard Winckler, een meestervervalser, die per toeval het vak is ingerold, krijgt de ultieme opdracht een authentieke Antonello da Messina op het doek te zetten. Vijftien maanden sluit hij zichzelf op, maar het lukt hem niet. Uit frustratie vermoordt hij zijn opdrachtgever. Hoewel, als hem voor de zoveelste keer gevraagd wordt waarom hij de beste man om het leven heeft gebracht, geeft hij geen reden en is hij tamelijk onverschillig

‘- Je ne sais pas. […] On commet un acte… On ne sait… on ne peut pas savoir…on ne veut pas savoir... Mais au bout d’un certain temps il est derrière vous...on sait qu’on l’a commis...et puis..
- Et puis quoi ?
- Et puis rien.’

De vergelijking met L’etranger van Camus kan hier gemaakt worden en is ook gemaakt in andere recensies, maar die onverschilligheid wordt afgewisseld met zekerheid dat Gaspard Winckler een einde aan zijn situatie wil maken. Zestien jaar lang voelt hij zich gevangen gehouden door zijn opdrachtgever. Omdat hij vervalste, is hij onzichtbaar, zijn bestaan wordt verborgen achter de schilders die hij namaakte.

‘Il [de opdrachtgever – avm] me faisait vivre mais je n’existait pas. J’étais prisionnier de moi-même, mais il était trop geôlier. Il est mort et j’ai gagné... Pendant seize ans , ma vie était un songe. Un mauvais rêve. Un drôle de cauchemar. Dans l’histoire entière, j’ai cherché mon visage et je l’ai trouvé.’

En juist het intuïtieve en onverschillige aan de ene kant en de wens om een einde te maken aan zijn huidige levenswijze aan de andere, maken van Gaspard Winckler een boeiende hoofdpersoon. Een eigen identiteit, weten wie je bent, is belangrijker dan een comfortabele leven in de schaduw van grote meesters die je slechts mag kopiëren. Maar laat hij zich gevangen houden, of kan hij er werkelijk alleen door een moord aan ontkomen?
In het boek worden de moord en de gevolgen ervan tweemaal beschreven. In de eerste deel zigzagt het heen en weer tussen een vertelling (in de ik-vorm en de hij-vorm) en de hoofdpersoon die zichzelf aanspreekt (in de jij-vorm). In het tweede deel gaat het om een vraaggesprek waarbij Gaspard Winckler antwoord moet geven op vragen als waarom ben je vervalser geworden, waarom heb je hem vermoord. En op ieder antwoord van Winckler volgt weer een waarom van de ander.
Misschien iets te vaak, waardoor er vaak argumentatie wordt herhaald die bovendien al bekend is uit het eerste deel van het boek. Dit zou de uitgever die het manuscript afwees bedoeld kunnen hebben met een woordenbrij (‘bavardage’). Maar mij stond het als lezer niet in de weg. Het was eerder een ultieme poging door te dringen tot de kern van de zaak, de oorzaak te vinden van de aanzet tot de daad, en door te dringen tot hoofdpersoon.
Het is een spannend verhaal, waarbij zowel de vraag centraal staat waarom men doet wat men doet of is wat men is geworden, als ook de frustratie uitvergroot wordt die volgt op het mislukken van de wil om een topprestatie te leveren, in geval van Gaspard Winckler het evenaren van de Italiaanse meester Antonello da Messina.
Claude Burgelin, destijds een goede bekende van Perec, schrijft in het voorwoord dat hij toen hij in 1960 het manuscript las, er niet veel van begreep. Nu ruim vijftig jaar later en bekend met het hele oeuvre van Perec, kan hij het veel beter plaatsen.

‘Maintenant qu’on connait toute l’oeuvre de Georges Perec, l’arbre et ses branches, voir désenfouies les racines, entrevoir où elles plongent, comment elles s’enchevêtrent, cela devient très excitant. On a là un matériau narratif à la fois brut et sophistique, opaque et illuminant.’

Voor Perec-fans een mooie aanvulling op het bestaande oeuvre, maar ook voor de niet Perec-kenner een interessant verhaal, zonder of met kennis van de context die in het voorwoord geschetst wordt.
Zou het weer geweigerd worden, als een onbekende Perec dit boek instuurde anno nu? Gezien de grote ongein waar tegenwoordig een kaft omheen wordt geplakt en die in de boekwinkels komt te liggen, zal een uitgever in vergelijking daarmee hopelijk eerder de verborgen kwaliteit van een groot schrijver in het manuscript hebben gezien.
De aanhouder wint, lijkt ook te gelden voor Perec, zoals in privédomein-deel Ik ben geboren is terug te lezen:
‘Aanvankelijk lijkt alles eenvoudig: ik wilde schrijven en ik heb geschreven. Omdat ik bleef schrijven ben ik schrijver geworden, eerst alleen voor mezelf, een lange tijd, tegenwoordig ook voor de anderen.’
En zijn hoop dat het dus later ooit nog op de markt zou komen, is gelukkig ook uitgekomen.

donderdag 20 september 2012

Kristien Hemmerechts organiseert eerste Read-In ter wereld (Knack)


De zakenmannen maken donderdagmiddag 20 september om 12.30 uur plaats maken voor lezers. Dan organiseert Kristien Hemmerechts op het Gustav Mahlerplein in Amsterdam de eerste Read-In ter wereld.

Hemmerechts riep eerder deze maand op tot de Read-In tijdens de opening van het academisch jaar op de Vrije Universiteit. Daar is zij sinds 1 mei Schrijver op locatie – ofwel de VUsionair. Daarom vindt de flashmob van lezers, die een uur moet duren, ook plaats in het hart van het zakendistrict van Amsterdam. Of wanneer het regent: onder het afdak van het nabijgelegen station Amsterdam Zuid.
‘Als schrijver merk je vaak dat er zo veel afleiding is dat er nauwelijks tijd overblijft om te lezen,’ zegt Hemmerechts. ‘Dan hoor je: ik zou wel een boek van je willen lezen, maar het komt er niet van. Of: Ik ben eraan begonnen, maar had geen tijd om het uit te lezen. Vroeger was er alleen tv, nu is er ook internet, sms, Facebook, Twitter – ieders aandacht wordt er helemaal door opgeslokt. Er is ook veel meer lawaai overal. In de treincoupé kon je vroeger in alle rust een krant lezen. Nu hoor je mensen bellen of hun muziek langs hun oortjes.’
Als ‘soort van statement’ tegen de verbrokkeling van aandacht en het verdwijnen van concentratievermogen, die voor het lezen zo noodzakelijk zijn, bedacht de schrijfster daarom de Read-In. ‘Het sluit aan bij de tegenstroming tegen de oppervlakkigheid. Denk aan de opkomst van bewegingen als slow living en slow food. Veel mensen doen ook aan meditatie, vanuit het idee dat zo veel indrukken niet goed is voor de mens.’
Zelf gaat Hemmerechts donderdagmiddag De wetten van Connie Palmen lezen. ‘Als Schrijver op locatie ga ik ook met studenten bij een andere schrijver op werkbezoek. Dat wordt Connie Palmen, maar ik had haar debuut nog nooit gelezen. Donderdag leek me een mooi moment om daaraan te beginnen.’ Tijdens de opening van het academisch jaar vertelde ze al – ironisch – dat haar moeder ook komt en een boek van haarzelf zal lezen. Zodat andere deelnemers zich daartoe niet verplicht hoeven te voelen.
En hoeveel lezers ze daarnaast zal treffen op het Gustav Mahlerplein? ‘Ik heb daar totaal geen idee van,’ zegt Hemmerechts. ‘Ik hoop dat er flink wat studenten en docenten zullen zijn. En met een beetje geluk denken de mensen in de kantoren: wat leuk, laat ik met mijn krantje naar buiten gaan en die daar rustig lezen.’
Bij haar oproep sprak ze de wens uit dat deelnemers geen e-boeken, maar papieren boeken meenemen. Maar iPads en e-readers blijken bij nader inzien geen probleem. ‘Mensen vatten het lezen op als iets ouderwets, nostalgisch bijna. Daarom dacht ik: laten we dan ook van papier lezen. Maar het belangrijkste is dat mensen lezen. Misschien dacht ik ook: op iPads gaat men stiekem toch mailen. Maar ja, er zal donderdag heus wel iemand opspringen omdat hij een sms-je krijgt. Dat geeft niet.’
Wel hoopt Hemmerechts dat de Read-In navolging krijgt. ‘Ik kreeg al reacties van iemand die het in Antwerpen wil doen en iemand die het in Toulon wil organiseren. Het is ook niet moeilijk om te doen.’
De Read-In is slechts één van de vele activiteiten die Hemmerechts als Schrijver op locatie rond het thema ‘verbeelding gezocht!’ organiseert. Daarnaast geeft ze lezingen, houdt ze toespraken, initieert ze projecten, schrijft ze een boekje, enzovoorts. Hemmerechts is de zesde VUsionair en na Abdelkader Benali, Marcel Möring, Christine Otten, Renate Dorrestein en Ronald Giphart de eerste Vlaming.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 19 sep 2012)

maandag 17 september 2012

Hans den Hartog Jager / Pieter Steinz - 'Verleden in verf' (BOEK)


Helden en nederlagen
Wie elders in Europa door een grote stad dwaalt, valt het altijd op: de enorme hoeveelheid standbeelden en plakkaten ter herinnering aan de grote helden van weleer. Nederland steekt daar maar karig bij af, denk je dan. En toch is de geschiedenis ook hier een dankbaar onderwerp geweest van talloze kunstenaars. Het Rijksmuseum bewijst dat als het in april volgend jaar weer opengaat. En ook Verleden in verf toont aan hoe inspirerend het nationale verleden heeft gewerkt.
Kunsthistoricus Hans den Hartog Jager en journalist Pieter Steinz, tegenwoordig directeur van het Nederlands Letterenfonds, brachten in deze verzameling veertig hoogtepunten van de Nederlandse historieschilderkunst bijeen. Rogier van der Weyden staat erin. Rembrandt. Albrecht Dürer. Maar ook hedendaagse kunstenaars als Marlene Dumas wier werk mede bepaalt hoe wij tegen gebeurtenissen uit het recente verleden als de moord op Theo van Gogh aankijken.
Verleden in verf is een aantrekkelijk bladerboek. Van ieder schilderij wordt in een bondig en helder betoog uitgelegd wat de historische context is en hoe de kunstenaar de geschiedenis naar zijn hand zet. Elk stuk is verrijkt met beelden die nadere toelichting geven, zodat het boek in feite veel meer hoogtepunten uit de historieschilderkunst laat zien dan de veertig waartoe de auteurs zich beperkten. Juist daarin verrassen zij soms: een bankbiljet met Willem van Oranje – ook dát is historiekunst.
Opvallend is wel dat niet alle gekozen hoogtepunten door Nederlanders zijn gemaakt. Ook nederlagen als de val van Breda in 1625, geschilderd door Velázquez, telt mee. Dat zou in het buitenland niet snel gebeuren. Al die standbeelden en plakkaten dienen daar alleen ter vermeerdering van eigen glorie.
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2012)

zondag 16 september 2012

Mag de pers negatieve recensies publiceren? (Boekblad)


Of uitgever Harold Polis van De Bezige Bij Antwerpen vorige week wel of niet een recensie van Maarten Inghels’ debuut in brand stak, na de rel die hij veroorzaakte ontbrandde in Vlaanderen een discussie over de functie van boekrecensies in kranten en tijdschriften. Mogen die anno 2012 negatief zijn?

Marc Reugebrink meent van niet. De auteur redeneert in De Standaard dat literatuur, anders dan vroeger, geen rol meer speelt in de maatschappelijke discussie. Wie een roman afkraakt doet dat daarom alleen nog om esthetische en niet om ethische redenen. Hij geeft niet meer dan consumentenadvies. Dan is het volgens Reugebrink beter om uitsluitend enthousiast te spreken over boeken die je je lezers aanraadt – en over de rest te zwijgen. Zo kan het krantenpubliek met plezier literatuur gaan lezen en raakt hij vanzelf geïnteresseerd in serieuze, diepgravende esthetische kritiek, waar op internet ruimte voor is.
Reugebrink, die zelf wordt uitgegeven door Polis, had dan ook gehoopt dat de uitgever bij wijze van statement de negatieve recensie van Mark Cloostermans over De handel in emotionele goederen van Maarten Inghels daadwerkelijk had verbrand – in plaats van slechts die suggestie te wekken. En niet alleen om dit principiële punt, maar ook ‘als protest tegen de willekeur en achteloosheid van een recensent’. De recensie van Cloostermans was immers maar ‘een signalementje, doorspekt met fikse oordelen die op weinig anders gebaseerd leken dan het slechte humeur van de recensent’ – wat Reugebrink op zijn beurt weer niet beargumenteert.
De schrijver is echter de enige die zich op dit standpunt stelt. Veel Vlaamse journalisten verdedigden het recht van de criticus om afkeurend te oordelen. Zo schreef ex-filmrecensent Steven Defoer dat de mening van een kenner ‘zwaar gerelativeerd’ moet worden, maar door zijn gefundeerd oordeelsvermogen wel de moeite waard is om te lezen. Frank Hellemans schrijft in Knack [hieronder als reactie na te lezen]: ‘Alleen wie durft negatieve recensies te maken en te publiceren, heeft een kritisch oordeel dat het waard is om gelezen te worden.’
Ook Veerle van den Bosch, de chef van De Standaard der Letteren, gaat vandaag in op de recensie die onder haar verantwoordelijkheid is verschenen. Ze is opmerkelijk genoeg verbaasd dat haar werk nog altijd serieus genomen wordt blijkens de openingszin: ‘Hoogoplopende emoties over een boekrecensie, dat we dat nog mogen meemaken.’ Maar ze vindt het wel ‘de opdracht van een boekenbijlage’ om erop te wijzen dat een boek ‘dat zo vol staat met kromme zinnen en uit de hand gelopen beeldspraak’ geen ‘goede literatuur’ is. Ze geeft maar liefst achttien voorbeelden uit De handel in emotionele goederen om die stelling te onderbouwen.
Ze beantwoordt niet de vraag van Reugebrink waarom de krant dan niet gewoon zwijgt over dit boek. Of kwam dat omdat hij het antwoord daarop eigenlijk zelf al had gegeven? ‘Alleen de nieuws- en marktwaarde van boek’ telt nog voor een krant, klaagt hij. En inderdaad: de 23-jarige debutant Maarten Inghels was de afgelopen weken in verschillende media binnengehaald als een belangrijke, nieuwe literaire stem. Dan is niet meer dan vanzelfsprekend dat ook De Standaard oordeelt of dat terecht is. Zoals ook de rel rond de boekverbranding voor andere media reden kan zijn om het boek te bespreken – positief of negatief.
Ondertussen is het afwachten naar de verkoopcijfers van deze week: wat heeft de heibel gedaan voor de nieuwsgierigheid naar de roman van Maarten Inghels?
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 14 sep 2012)

Een persoonlijke toevoeging:
Zelf vind ik dat je als recensent niet per se een boek moet afkraken. Ik heb bij BOEK de vrijheid om, in overleg, te bepalen welk boek ik bespreek. Als een roman tegenvalt, kan ik me dan ook afvragen of ik de beschikbare ruimte niet beter besteed aan een boek waar ik enthousiaster over ben. Maar vaak genoeg moet je een boek wel bespreken: de nieuwe Arnon Grunberg, de nieuwe Leon de Winter of, zoals in het geval van Maarten Inghels, het boek waarover wordt gepraat. In Vlaanderen kan geen medium diens debuut nog laten liggen. Of het oordeel nu gunstig is of niet. Daarbij is het geen optie voor een krant om bij het boek een recensent te zoeken die er wél positief over schrijft. Om toch maar vooral zieltjes te winnen voor de literatuur... Bovendien: een boekenbijlage die week in week uit alle boeken de hemel in prijst, ben je geneigd al snel niet meer serieus te nemen, ook als al die recensies stuk voor stuk perfect onderbouwd zijn.

zaterdag 15 september 2012

De CPNB onder Eppo van Nispen: een positieve tussenstand (Boekblad)


Directeur Eppo van Nispen tot Sevenaer nadert de helft van de vijfjarige termijn die hij van tevoren dacht bij de CPNB door te brengen. Aan de vooravond van het nieuwe boekenseizoen is duidelijk dat hij de propagandamachine van het boekenvak een flinke impuls heeft gegeven. Meer acties. Commerciëler. Opener. En onverminderd ambitieus.

Directeur Geert Joris van Boek.be was heel blij dat Vlaamse boekhandels dit jaar het Boekenweekgeschenk van Tom Lanoye konden weggeven. ‘In het verleden hebben we vaak geprobeerd of het mogelijk was om het Boekenweekgeschenk naar Vlaanderen te halen, maar kregen we altijd argumenten te horen waarom het niet kon,’ zei hij een jaar geleden op Knack.be. ‘Nu was de insteek: laten we eens zien of we argumenten kunnen vinden waarom het wél kan.’
Hubert van Belois – wiens Plantage Benissimo vorige maand helaas faillissement moest aanvragen –  had slechts drie woorden nodig om de aankondiging van de Boekenbon-actie eind vorig jaar te begroeten: ‘hulde hulde hulde’. Hij had na afloop niet de enige hoeven zijn: de boekhandel deelde tussen half november en half december 200.000 boekenbonnen van vijf euro uit bij aankoop van een van de 31 geselecteerde titels, waarvan ongeveer zestig procent in de actieperiode erna werd verzilverd.
En overal waar je in het vak je oor te luister legt, klinkt lof voor de veranderingen aan de Boekenweek: ingekort tot acht dagen en het gratis treinreizen naar de tweede zondag. Het meer dan vijfenzeventig jaar oude concept was te lang een heilig huisje, waardoor de week – in ieder geval in de beleving van boekhandelaren en marketingdeskundigen – sleets was geraakt. Eindelijk besloot de CPNB iets te doen aan de klachten die elk jaar luider opstegen.

Sinds Eppo van Nispen tot Sevenaer op 1 juni 2010 aantrad als directeur van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek waait er onmiskenbaar een nieuwe wind op de burelen aan de Amsterdamse Herengracht. De intern opgeschudde organisatie lijkt ambitieuzer dan ooit, commerciëler ingesteld, kritischer ten opzichte van zijn eigen acties en opener naar het vak. Tot nu toe naar grote tevredenheid van de klanten van de CPNB.
Zijn voorganger Henk Kraima heeft tijdens zijn bewind van 24 jaar een instituut opgebouwd waar het boekenvak trots en het buitenland jaloers op is. Maar hij was terughoudend om zich met alle genres met een beperkte omzet en andere vormen van het boek te bemoeien. De CPNB moest zijn energie en budget richten op zijn kernactiviteiten, dan had het vak het meest profijt van de inspanningen. Organisatoren van bijvoorbeeld de Week van het Luisterboek wees hij keer op keer af.
Van Nispen denkt daarentegen inclusief. Hij vertaalt de missie van de stichting om het lezen te stimuleren en het boekenbezit te vergroten in: het bevorderen van alle vormen van lezen – op papier én digitaal én het beluisteren van de tekst. Dat blijkt ook uit de nieuwe slogan die inzet op beleving: ‘Een boek kan zoveel doen’. Tegelijk wil hij bij alle ‘maanden van’ en ‘zevendaagsen’ betrokken worden om de coördinerende rol te kunnen spelen in de marketingacties van het vak en steeds te zorgen voor een heldere impuls naar het publiek om een boek te kopen.
Het vak is daar blij mee. Zoals bleek uit de reacties op de recent verspreidde overzichtsfolder van alle campagnes waaraan de CPNB een bijdrage levert, denkt men dat de expertise van de CPNB de kwaliteit en dus de effectiviteit van de acties zal vergroten. ‘Het is jammer dat goedbedoelde initiatieven hun weg naar het publiek niet altijd vinden,’ zei bedrijfsleider Ivan Borghstijn van Nawijn & Polak (Amersfoort). ‘De CPNB kan deze acties echt naar een hoger plan brengen.’
Ook stond Kraima een zo groot mogelijke autonomie voor. Hij wilde alleen op het eindresultaat worden afgerekend en niet over ieder detail in discussie met honderden boekenvakkers die allemaal een mening hadden. Het is begrijpelijk gezien de geschiedenis: hij moest in de jaren tachtig het bestaan van de CPNB als zelfstandige entiteit rechtvaardigen. Maar veel boekenvakkers vonden het ook frustrerend: je had maar ja en amen te zeggen tegen alles wat de CPNB bedacht.
Dan is het een verademing dat Van Nispen wel wil luisteren naar het vak. Een mooi voorbeeld daarvan gaf hij zelf in het jaaroverzicht 2011 van de CPNB. Een van de ketens gebruikte de campagnematerialen niet ‘omdat onze kleuren niet voldeden aan hun style guide. Ketens werken met uitgekiende formules. Bijvoorbeeld: geen mosgroen. [In plaats van te] zeggen: mosgroen soll es sein, (...) zoek ik liever samen met hen naar iets wat inpasbaar is.’

Van Nispen had het pleit niet direct gewonnen. Na zijn eerste Boekenweek kreeg de CPNB anderhalf jaar geleden veel kritiek over zich heen. De forse omzetverliezen tijdens de tiendaagse feestweek zouden deels te wijten zijn aan de conservatieve houding ten opzichte van de Boekenweek. De media zou niet meer te verleiden zijn met een bal vol BN’ers en een thema. Het publiek zou het na het ophalen van een treinkaartje annex geschenk hebben laten afweten.
Zijn opgeruimde, enthousiaste karakter begon zich toen tegen Van Nispen te keren. Hij strooit wel met frisse ideeën – zoals het tot het laatst geheim houden van alle informatie over de boekenweek om de spanning te verhogen – maar wat kwam er allemaal van terecht? Was hij misschien toch een clownesk schertsfiguur die de CPNB-feestjes in de eerste plaats aangreep om zich te verkleden dan om het boek onder de aandacht te brengen? Hij had toch verklaard nooit een boek te lezen?
Maar hij had tijd nodig om veranderingen te kunnen doorvoeren. Zoals hij zelf redeneert – zonder dit persoonlijke argument in de eerste berichtgeving meteen te gebruiken: 2011 was de eerste Boekenweek onder zijn leiding, hij moest eerst alle ins en outs kennen voor hij aan het concept kon sleutelen. Bovendien is de voorbereidingstijd van zo’n alomvattende actie zo lang dat veel al was beslist toen hij aantrad – auteur van het geschenkboek, thema, de maker van de affiche, enzovoorts.
En zo slecht was de Boekenweek trouwens niet, herhaalde de CPNB nog maar eens in het jaaroverzicht 2011: de omzet van de totale boekenmarkt daalde in week 11 en 12 met 15,9 procent terwijl de omzet van de aan de Boekenweek deelnemende boekhandels met slechts 10,2 procent terugliep. Die cijfers bleken ook het begin van een trend: de CPNB zet tegenwoordig wel vaker totaalcijfers van de boekenmarkt af tegen de steevast betere cijfers van de aan collectieve acties deelnemende boekverkopers.

Aanvankelijk waren de gevolgen van Van Nispens dadendrang alleen onder de oppervlakte zichtbaar. De eerste stap van het plan dat hij in 2011 schreef, was een interne reorganisatie. In plaats van de projectorganisatie die de CPNB al sinds mensenheugenis kenmerkte, kreeg de stichting een matrixorganisatie. Essentieel is niet meer wat de medewerker voor een bepaalde actie deed, maar welke vaardigheden een medewerker voor alle bestaande acties inzet.
De 38 medewerkers, goed voor in totaal 28,0 fte, kunnen zich daardoor inzetten voor een immer groeiend aantal campagnes. Naast de traditionele CPNB-acties is dat inmiddels een grote lijst: van de Gouden Strop en de Gouden Lijst tot de Maand van de Geschiedenis en de Kookboeken7daagse. En dat is nog lang niet alles. Neem genres als strips en klassieken. Zodra de CPNB en de organisaties in deze genres een overeenstemming hebben over de rol van Van Nispens team, stappen zij in.
Want dat is essentieel in het samenwerkingsmodel dat de CPNB nastreeft: acties worden nadrukkelijk mét bestaande organisaties gevoerd. De CPNB wil in essentie zijn eigen expertise toevoegen aan wat al bestaat. Of, zoals Van Nispen zelf zegt: ‘er tien procent instoppen om er honderd procent van te maken’. Afhankelijk van de actie wordt deze licht aangepast – zoals de Week van het Luisterboek – of volledig opnieuw uitgetekend, zoals komend voorjaar de nieuwe poëziecampagne.
Natuurlijk zit er een grens aan wat de organisatie bij een gelijkblijvend budget van circa acht miljoen euro per jaar aan kan, maar getuige de talrijke niet-gerealiseerde plannen waarover Van Nispen in het verleden heeft gesproken, lijkt die nog niet in zicht. ‘Gouden boeken’ voor titels waarvan een bepaald aantal exemplaren zijn verkocht. Een tv-programma So you wanna be a writer. De landelijke klantenkaart. En nog veel meer acties, om uiteindelijk alle verschillende doelgroepen aan te spreken.

De economische crisis die zeker niet aan het boekenvak voorbij gaat, heeft de CPNB ook gedwongen commerciëler te worden. Dat blijkt al uit de gegroeide noodzaak de resultaten van de acties te laten zien – in de nieuwe organisatie is meer ruimte gemaakt voor onderzoek daarnaar. Maar dat is het best zichtbaar in de nieuwe acties rondom de boekenbon die heel gericht consumenten proberen naar de winkel te brengen. Twee keer zelfs: om de boekenbon op te halen én om hem in te leveren.
De angst dat Van Nispen daarbij te populistisch zou zijn, volgens de criticasters zichtbaar in de keuze van Nico Dijkshoorn als auteur van het Boekenweekessay en het vertrek van de inhoudelijk zeer betrokken adjunct-directeur Marieke Verhoeven, is niet terecht. De auteurs van de geschenkboeken zijn onverminderd respectabel en de CPNB besteedt even goed aandacht aan serieuze literatuur – zie in de aanstaande inzet voor de poëzie of de keuze van W.F. Hermans voor Nederland Leest dit jaar.
Wel zou je misschien kunnen stellen dat de CPNB zijn doel voorbij schiet door de succesvolle Boekenbonactie meteen zo vaak in te zetten. Kort achter elkaar de Linda-actie, de activatiecampagne en straks weer de eindejaarsactie – maakt dat de consument niet te snel onverschillig voor weer een gratis boekenbon? Er zijn boekverkopers die met enige scepsis uitkijken naar het resultaat van de Linda-actie die voor eind september zijn voorzien. Heeft het boekenvak er net zoveel van geprofiteerd als het tijdschrift?
Maar dit is een kanttekening. Op dit moment heeft Van Nispen het vak alle reden gegeven om met vertrouwen uit te zien naar de tweede helft van zijn geschatte termijn van vijf jaar.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine 12, 2012)

donderdag 13 september 2012

Purmerend krijgt nieuwe boekhandel: Het Leesteken (Boekblad)


De crowdfundingactie van bedrijfsleider José Ferdinandus van het failliet gegane boekhandel Boekeneiland heeft succes gehad. Wouter van Waardt meldde zich om – vanaf 2 november – de boekhandelstraditie in Purmerend voort te zetten.

Ferdinandus was in juni een inzamelingsactie voor een nieuwe boekwinkel begonnen nadat zoveel klanten het einde van Het Boekeneiland bleken te betreuren. Ongeveer de helft van het streefbedrag van 50.000 euro was binnen, toen ex-accountant en trouwe klant Van Waardt zich bereid toonde de nieuwe eigenaar te worden. Hij betaalt het restant van de benodigde investeringen om de boekhandel op te starten uit eigen middelen. ‘Ik ben heel blij,’ zegt Ferdinandus, die vanwege haar leeftijd (63) zelf geen eigenaar wilde zijn. ‘Ik heb mijn baan terug. Dat is wat ik vanaf het begin wilde.’
Van Waardt verklaart zijn entree in het boekenvak ‘ten eerste omdat ik een boekenliefhebber ben,’ zegt hij. ‘Natuurlijk gaan we ook e-readers verkopen, maar ik geloof dat het aantal mensen dat van papier leest, voldoende groot blijft. Ook had ik altijd een goed gevoel bij Het Boekeneiland. Als zo’n winkel verdwijnt, is dat een verlies voor de samenleving. Een stukje cultureel erfgoed dat wegvalt. Daarbij zag ik de boekhandel als een kans om iets nieuws te doen. Dat geeft veel inspiratie. Ik had ingetekend op de crowdfundingactie, voor een gering bedrag, maar gaandeweg werd ik enthousiaster.’
Op 2 november gaat boekhandel Het Leesteken open op Zuidersteeg 2. ‘Een prima locatie,’ vindt Ferdinandus. ‘Aan de rand van het winkelcentrum, waarlangs heel veel mensen het winkelcentrum verlaten. Het is een nieuw gebouw in het kader van het gemeentebeleid om lelijke en bouwvallige panden te slopen en te vervangen voor nieuwbouw. De begane grond is gebouwd voor een winkelbestemming. Hij was al een tijdje gereed, maar nog niet in gebruik genomen. Dat geeft ons de kans om hem helemaal naar eigen smaak in te richten.’
Het Boekeneiland ging failliet om de kosten te hoog waren voor de dalende omzet. De kosten van Het Leesteken zijn een stuk lager. De winkel is kleiner: 125 tegen 200 vierkante meter. Gecombineerd met de iets minder aantrekkelijke locatie is de huur ‘meer dan de helft lager’, zegt Ferdinandus. Ook is personeelsbezetting kleiner: vier (inclusief Van Waardt) tegen zes – waarbij alle personeelsleden overkomen van Het Boekeneiland. En de voorraad is kleiner. Ferdinandus: ‘We voeren geen rubrieken af, maar we hadden een enorme keuze in thrillers. Dat wordt minder, omdat die kopers voldoende worden bediend door AKO, Bruna, V&D en AH. We richten ons vooral op de echte lezers. Niet zo’n grote vijver, maar wel groot genoeg.’
Tegelijkertijd denkt Van Waardt dat Het Leesteken – een naam bedacht door de zoon van Ferdinandus, een grafisch ontwerpen die ook de huisstijl van de winkel heeft ontworpen – een grotere omzet kan draaien door nog meer activiteiten te organiseren. ‘Ik matig mij niet aan dat ik het al beter weet, maar ik heb vaak gezien wat er gebeurde bij activiteiten. Ik hoor nu ook enthousiaste reacties dat we de activiteiten doorzetten. Door samen te werken met tal van instellingen in Purmerend en ons met allerlei doelgroepen te verbinden, ben ik ervan overtuigd dat we een goede plek kunnen verwerven bij het Purmerendse publiek.’
Maandag tekende Van Waardt het huurcontract en informeerde hij alle financiers. Juridisch is hun bijdrage een schenking, waarvan de nieuwe eigenaar hoopt dat ze die nu daadwerkelijk doen. ‘In principe krijgen ze daar gewoon hun boekhandel voor terug,’ zegt Ferdinandus. ‘Maar we gaan hen straks wel met extraatjes verwennen. Hoe, dat moeten we nog bedenken.’
Zelf was de 62-jarige Van Waardt al gepensioneerd. ‘Maar ik ben van plan om het lang vol te houden. Ik heb geen historie van ziektes, dus ik heb het vertrouwen dat dat ook goed gaat. Natuurlijk heb ik ook een rol in het opleiden van nieuw talent dat deels in de winkel werkt, deels gevonden moet worden, en dat uiteindelijk de kans krijgt de winkel voort te zetten, maar dat is niet aan een termijn gebonden. Ik vind het nu vooral iedere dag alleen maar leuker worden om hier in de komende jaren een goede boekhandel neer te zetten.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 12 sep 2012)

dinsdag 11 september 2012

Uitgeverspraktijken: Luis Fernando Verissimo laat afgewezen auteur wraak nemen


Op maandag heeft de hoofdpersoon van De spionnen van Luis Fernando Verissimo (Athenaeum-Polak & Van Gennep), een redacteur van een uitgeverij, altijd een vreselijke kater. De schrijvers van ongevraagde manuscripten krijgen daarom ongelezen een in zo hard mogelijke bewoordingen gestelde afwijzing.. ‘Een keer heb ik een vrouw die Corina heette aangeraden om te gaan stofzuigen en de wereld haar overduidelijke demente waan dat ze een dichteres zou zijn te besparen’, biecht hij op. Uiteraard heeft Corina elders groot succes geboekt – wat ze hem bij iedere nieuwe uitgave laat voelen door hem steevast een uitnodiging voor de presentatie te sturen. Mooi gevonden. En ongetwijfeld wel eens echt gebeurd - niet alle auteurs zijn toch zo goed opgevoed dat ze boven zoete wraak staan?

maandag 10 september 2012

A.H.J. Dautzenberg - 'Extra tijd' (BOEK)


Best zenuwachtig voor de euthanasie
In de sterke autobiografische roman Samaritaan over zijn nierdonatie, schreef A.H.J. Dautzenberg al over de dood van zijn vader. In de opvolger Extra tijd staan deze treurige maanden in zijn leven centraal. De dialogen zijn soms woordelijk hetzelfde. Een andere overeenkomst is dat Dautzenberg zijn eigen verhaal subtiel verheft tot iets met meer reikwijdte. In Extra tijd is dat de onmogelijkheid om, zelfs in het licht van de dood, contact met zijn vader te maken. Echt contact, dat om allerlei redenen – zonder dat er iemand schuld aan heeft – in zijn jeugd verloren is gegaan.
Dautzenberg trekt de literaire trukendoos open om te laten zien hoe zijn hoofdpersoon – duidelijk een alter ego van hemzelf – dichter bij zijn vader probeert te komen. Een mysterieuze zwarte cowboy spoort hem aan zijn lafheid te overwinnen. Tevergeefs. Het afscheidsweekend op Vlieland verloopt zelfs extra afstandelijk gezien de gekozen vorm: een filmscript. Er is daar alleen maar een camera die de personages registreert. Daarna gaat het beter getuige de overgang van de hij- naar de ik-vorm. Maar echt tot elkaar komen lukt vader en zoon niet meer.
Deze trucjes maken Extra tijd interessant. Toch is de roman niet overtuigend, omdat de afstandelijkheid ook overslaat op de lezer. Door de bewust naïeve, simpele stijl kun je niet met Dautzenbergs hoofdpersoon meeleven. Zinnen als ‘het melanoom is de afgelopen maanden lekker bezig geweest’ en ‘ik ben best zenuwachtig voor straks’ lijken te veel op de machteloze teksten die je in emo-tv-programma’s hoort. Ze ontberen té nadrukkelijk raffinement. Ook de onthulling dat zijn grootouders NSB’ers waren, wat je al lang van tevoren aan ziet komen, laat je koud.
(Eerder gepubliceerd in BOEK 5, 2012)

zondag 9 september 2012

Des romans français: Stéphane Audeguy, 'Wij, de anderen'


Het meest intrigerend van Wij, de anderen (Nous autres, in de vertaling van Tatjana Daan) is misschien wel het perspectief. Als in het koor van een Grieks drama laat Stéphane Audeguy de tachtig miljard zielen aan het woord die sinds het begin van de mensheid over de aarde dolen. Zij zijn uiteindelijk de hoofdpersoon: zielen met een bittere nasmaak aan hun bestaan op aarde. Ze vertellen het verhaal van Pierre en zijn vader Michel, leveren commentaar, ironiseren de gebeurtenissen en houden tegelijk het verleden van Kenia levend: 'Wij, op deze zwarte weg van de Masai Mara, en in de roes van de vermoeidheid een stilstaande jeep.'
Na de proloog waarin de geesten aan het woord zijn, begint het verhaal van Pierre, een fotograaf uit Parijs die in Afrika is om zijn vader in het mortuarium te identificeren. Het doet denken aan L’étranger van Camus, waarin de zoon onaangedaan is wanneer hij het bericht krijgt dat zijn moeder is overleden. Pierre is even emotieloos:

Het lukt hem niet geëmotioneerd te zijn. Hij probeert eerbiedig gevoelens van kinderlijke genegenheid te ervaren, maar zonder succes.

Die onverschilligheid brokkelt langzaam af wanneer hij het Afrika van zijn vader leert kennen. Stukje bij beetje wordt duidelijk dat zijn vader een leven leidde dat tegenovergesteld was aan dat van Pierre en de ontelbare anderen in het welvarende deel van de wereld:

Hij heeft liefgehad, geleden, dingen gekocht, hij heeft met een vrouw samengewoond, hij is met roken gestopt, op vakantie gegaan, weer aan de sigaret geraakt, hij heeft met een andere vrouw samengewoond, hij is dikker geworden, hij is bijna getrouwd.

Met deze afstandelijke droge stijl, waarmee Audeguy dan weer een glimlach tevoorschijn tovert op het gezicht van de lezer en hem daarna weer de ernst van de situatie schetst, wordt het verhaal verteld van Pierre en zijn vader Michel, van Kenia, van de armoede en van Afrikanen die naamloos de geschiedenis in zullen gaan.
Michel vertrok al jong naar Nairobi en werd in een van de armste wijken brievenschrijver voor de ongeletterde bevolking. Aanklachten, verweerschriften, kattebelletjes naar familieleden. Hij trok zich de armoede en het onrecht aan die de minderbedeelden in een wurggreep hielden. Hij cijferde zichzelf weg, ook toen hij een Française zwanger maakte en haar wens accepteerde dat zij het kind zelf zou opvoeden, zonder vader. Dat kind is Pierre.
Het zijn de geesten van de koelies die de Britten haalden uit India om rond 1900 de spoorlijn richting Oeganda aan te leggen, maar ook van de Afrikanen die werden afgebeuld en van wie niemand bijhield wie ze waren, waar ze vandaan kwamen en met hoeveel ze waren. Deze dolende stemmen volgen Pierre die met het lichaam van zijn vader in een koelauto rondrijdt om hem naar zijn eindstation te brengen en hem de traditionele laatste eer te bewijzen. Ze zijn overal bij, weten wat er te gebeuren staat, maar tikken ook de in Kenia gravende archeologen op de vingers. Is met die opgravingen werkelijk de geschiedenis te reconstrueren?

Wat ons betreft, als wij de geest kregen zouden wij het lang kunnen hebben over de culturen die geen sporen hebben achtergelaten, die zijn ontstaan en gegroeid in de schaduw van bossen, over de culturen waarvan het gereedschap alleen van hout was gemaakt, die waarvan het vaatwerk uit aan elkaar genaaide bladeren bestond, die waarvan de resten op zure grond terecht zijn gekomen, de culturen die de mensen, voor altijd onwetend van de mysteries van de tijd, nooit zullen vinden.

De onverschilligheid van Pierre tegenover zijn vader blijft, het lijkt hem weinig te doen dat hij met het dode lichaam van de man op pad is, maar het Afrika van zijn vader is hem onder de huid gekropen. Omdat Pierre een halfbroer blijkt te hebben voor wie hij zich verantwoordelijk voelt, omdat hij verliefd is geworden op een Keniaanse, maar ook omdat hij nu eens zelf doorkrijgt wat leven inhoudt.
En de geesten? Zij hebben het eerste woord en het laatste, en dat zullen ze blijven houden. ‘… en de wind, hoe hij ook raast, zal ons niet het zwijgen opleggen.’

(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl)

vrijdag 7 september 2012

Arjan Visser, 'Hotel Linda' (BOEK)

Het drama van Jonah’s vlucht
Hoe lang kun je het verleden blijven vergeten? Als je oud genoeg wordt, dringt het zich vroeg of laat aan je op, merkt Jonah Jacobson, bijna negentig jaar oud. ‘Blijf bewegen, oude man’, zegt de inwonende studente dagelijks tegen hem. Zo blijft hij fit. Maar op zijn leeftijd kan hij alleen bewegen richting het verleden.
Eenentwintig was de Joodse diamantslijper toen hij in 1942 uit Nederland naar Brazilië vluchtte en een nieuw leven opbouwde. Nooit wilde hij terug. Tot hij het overlijdensbericht kreeg van het enige familielid dat de Holocaust had overleefd. Hoewel te laat voor de begrafenis vertrekt hij toch naar Amsterdam.
In Hotel Linda geeft Arjan Visser met veel gevoel voor spanningsopbouw de herinneringen prijs van deze oude, stervende man. Stap voor stap onthult hij het drama van Jonah’s vlucht: het schot dat zijn prille maar grote liefde ernstig verwondde, afgevuurd door een gewetenloze vriend.
Eigenlijk is dat de werkelijke reden waarom Jonah naar Amsterdam vertrekt. Hij wil zijn jeugdliefde terugvinden die hij indertijd had verraden toen hij zijn vluchtplan doorzette in plaats van haar te helpen. Daarna heeft hij nooit meer van zich laten horen. Alleen anoniem durfde hij haar te steunen.
Veel heeft dit plot van Hotel Linda niet om het lijf. Je kunt zelfs vraagtekens zetten bij de geloofwaardigheid: de liefde was zó pril dat het onmogelijk een grote indruk bij Jonah kan hebben achtergelaten. Maar gelukkig maakt de vastberaden hand en de ingehouden toon van Visser veel goed. Als personage is Jonah volkomen geloofwaardig.
Daardoor heeft Visser eindelijk weer een roman geschreven die in de schaduw kan staan van zijn ijzersterke debuut De laatste dagen (2003)
(Eerder gepubliceerd in BOEK 4, 2012)

Arjan Visser - Hotel Linda (232 p.) - De Arbeiderspers, € 19,95, ISBN 978 90 295 8501 9