vrijdag 29 november 2019

‘We lopen tastenderwijs door een donkere kamer’ – Interview met Geert Buelens over 20 jaar DNBL (Vooys)

In een verborgen bijkamertje in het doolhof dat het Transcomplex van de Universiteit Utrecht is, ontmoet journalist Maarten Dessing Geert Buelens naar aanleiding van het twintigjarige bestaan van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL). Geert Buelens is sinds 2005 hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht. In 2018 kwam zijn goed ontvangen studie De jaren zestig. Een cultuurgeschiedenisuit bij Ambo Anthos en naast studies verschenen van zijn hand meerdere essaybundels en de drie dichtbundels Het is (2002), Verzeker u (2005) en Thuis (2015). Vlak na zijn aanstelling aan de Universiteit Utrecht werd hem gevraagd om toe te treden tot het bestuur van de DBNL. Daar zat hij in tot de zelfstandige stichting in 2015 werd ondergebracht bij de Koninklijke Bibliotheek (KB) in Den Haag en de samenwerking werd aangegaan met de Taalunie en de Vlaamse Erfgoedbibliotheken. Daarna werd hij voorzitter van de Werkgroep Content. Deze werkgroep adviseert over de selectie van de achthonderd boeken en tijdschriftjaargangen waarmee DBNL ieder jaar groeit en stelt de prioriteiten voor de te digitaliseren teksten. Maarten Dessing sprak hem over het belang van deze werkgroep, de wijze waarop de werkgroep keuzes maakt en de complicaties die zich voordoen bij het maken van deze keuzes en het digitaliseren van teksten.

Toen u in 2005 aan de Universiteit Utrecht werd aangesteld als hoogleraar, had de DBNL net haar eerste lustrum gevierd. Kort daarna werd u gevraagd om bestuurslid van de DBNL. Hoe belangrijk was de DBNL toentertijd voor u?
Ik ben het type onderzoeker dat grote hoeveelheden primair en secundair materiaal bestudeert en daarvoor ontzettend veel in bibliotheken zit. Ik ben een echte bibliotheekman. Al die schatkamers vol materiaal die een bibliotheek biedt – ik word daar altijd heel blij van. De DBNL is als digitale variant daarvan een fantastische toevoeging waar je bronnen vindt waar je zelf niet zou zijn opgekomen, met als fijn extraatje dat je er de deur niet voor uit hoeft.
De beelden die ik heb van de begintijd van de DBNL zijn een beetje vaag. Ik zou niet meer weten wat er in 1999 precies op stond. Een van mijn vroegste concrete herinneringen is een project om duizend basisteksten erop te zetten – een vroege poging tot canonvorming. Daar was ook een tekst van mij voor uitgekozen, dus toen kreeg ik een formulier om afstand te doen van mijn copyright, dat ik moest ondertekenen. Mijn proefschrift over de Vlaamse poëzie door de ogen van Paul van Ostaijen, waarvan de handelseditie uitkwam in 2001, is in ieder geval nog echt een product van de twintigste eeuw geweest. De honderd jaar Vlaamse poëzie die ik daarvoor heb bestudeerd, heb ik allemaal gevonden in bibliotheken en archieven. Of zelf gekocht.
Voor mij was het evident om in het bestuur van de DBNL te stappen, toen mij dat kort na mijn aanstelling aan de Universiteit Utrecht werd gevraagd. De DBNL is een dusdanig belangrijk instrument voor het vak – zowel het onderwijs als het onderzoek – dat als je daaraan kan bijdragen, je dat gewoon doet. Er zijn allerlei bloedgroepen vertegenwoordigd. Destijds in het bestuur, en tegenwoordig in deze werkgroep. Er zijn mensen uit Vlaanderen, mensen uit Nederland, vertegenwoordigers van de gewone gebruikers, vertegenwoordigers van de academische gebruikers en zo meer. Ik kan door mijn achtergrond veel van die verschillende petten opzetten. Ik heb zicht op zowel de Nederlandse als de Vlaamse geschiedenis, cultuur en institutionele structuren met al hun mogelijkheden en beperkingen. Ik kan daardoor alles een beetje overzien. Althans, men hoopt dat ik dat kan.

Kunt u een voorbeeld geven van een onderzoek waarvoor u bij uitstek de DBNL veel hebt geraadpleegd?
Poeh! Het eerste wat me te binnen schiet – en ja, dat is eigenlijk geen goede PR – zijn eigenlijk ontgoochelingen. Je kijkt op de DBNL, ziet een tekst staan, klikt twee keer en moet constateren: o nee, de rechten zijn niet vrijgegeven en dus staat hij er toch niet op. Dat is een van de grootste problemen van DBNL, zeker voor iemand als ik, omdat de meeste literatuur waarnaar ik onderzoek doe, nog rechtendragend is. De hoeveelheid materiaal uit de recentste periodes die wel beschikbaar is, is vaak frustrerend klein. Dat neemt niet weg dat ruim 16.000 teksten in de DBNL natuurlijk gigantisch is. Wie heeft er 16.000 boeken in huis? Iemand die dit jaar eindexamen doet, heeft de rest van zijn leven genoeg te lezen met alleen al het materiaal dat op dit moment op de DBNL te vinden is.
            In Utrecht laten we onze studenten veel met de DBNL werken. Voor vrijwel elk vak wordt wel een primaire en/of secundaire tekst opgegeven die in de DBNL te vinden is. Het gevaar is eerder dat studenten, die zijn opgegroeid met internet en soms niets anders verwachten dan digitaal materiaal, te veel leunen op de DBNL. Dan googlen ze iets en komen ze op de DBNL terecht. Of ze zoeken zelfs alleen binnen de DBNL, terwijl er in de vakpraktijk nog heel veel niet op DBNL te vinden is. Wie bijvoorbeeld een state of the art-studie naar Hugo Claus wil doen, zal ontdekken dat misschien wel 80% van de bestaande studies daar niet te vinden is. Het copyright is nog niet opgeheven of het academisch tijdschrift waarin het is verschenen, is niet gedigitaliseerd. Of het is wel digitaal te vinden, maar enkel binnen de beschermde omgeving van universiteitsbibliotheken. Het is de verantwoordelijkheid van iedereen in het onderwijs om studenten daarop te wijzen.

Zijn de verwachtingen van gebruikers over wat de DBNL te bieden heeft dan misschien te hoog?
Ik zou zeggen: het is goed dat de verwachtingen hoog zijn, maar ze zijn niet altijd realistisch. Ooit was de belofte van het internet, en zeker van een partij als Google, dat alles online te vinden zou zijn. We leven nu ook in het tijdperk van big data. Maar de beelden die daarbij opkomen, reflecteren niet de huidige werkelijkheid. Neem alleen al de beperking door het copyright, dat blijft gelden tot zeventig jaar na de dood van de auteur, óók als er al lang geen commercieel gewin mee te behalen is. Zelfs materiaal dat is gedigitaliseerd, kun je vaak toch niet raadplegen omdat het auteursrecht niet is geregeld. Gelukkig is er voor Nederland in 2017 een collectieve regeling afgesloten met Lira, waardoor veel reeds gedigitaliseerde tijdschriftartikelen beschikbaar zijn gekomen waar nog auteursrechten op rusten. Voor Vlaanderen is er helaas nog niets vergelijkbaars gebeurd, ook omdat copyright in België federaal geregeld wordt en dat maakt de zaak complex. Vlaanderen kan zoiets niet alleen beslissen. Voor Vlaamse teksten moet nog steeds ieder rechthebbend individu toestemming geven en het is niet altijd makkelijk om die te vinden.

Het blijft dus handiger om in persoon naar de KB te gaan?
Of om boeken te kopen. Ik merk dat ik dat zelf nog steeds veel doe. Maar in principe is dat waar. Alles wat op de DBNL staat, is ook in papieren vorm te vinden in Den Haag, zo mag je aannemen. Daar staat tegenover dat neerlandici buiten Nederland en Vlaanderen niet zomaar daarheen kunnen reizen. Voor hen is de gigantische hoeveelheid bronnen in de DBNL van goudwaarde. Bij gebrek aan goedgevulde plaatselijke bibliotheken kunnen studenten teksten lezen die anders onvindbaar of onbetaalbaar zouden zijn. Ik heb zelf die ervaring als gasthoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Stellenbosch. De middelen zijn in Zuid-Afrika veel beperkter. Dat belang voor de internationale neerlandistiek is een van de grootste troeven van de DBNL, waarvoor in andere taalgebieden geen equivalent te vinden is.
Toen ik onderzoek deed voor mijn boek Europa, Europa! over de dichters van de Eerste Wereldoorlog, moest ik mij breed oriënteren in literaturen waar ik geen idee van had, en heb ik gekeken naar wat er elders zoal bestaat. Voor de Franstalige literatuur is er Gallica, dat sindsdien wel sterk is verbeterd, maar op dezelfde manier als bij ons erg wordt beperkt door het copyright. Vanaf de twintigste eeuw is heel weinig materiaal te vinden. De Scandinavische landen hadden een soort mini-DBNL. Goed, dit was in 2008. Sindsdien heb ik niet meer gekeken, misschien is de situatie enorm verbeterd. Maar het staat buiten kijf dat het Nederlandse taalgebied er heel vroeg bij was met het op grote schaal digitaliseren van het eigen erfgoed.

Als voorzitter van de Werkgroep Content bent u nauw betrokken bij DBNL. Deze werkgroep adviseert over de selectie van titels die gedigitaliseerd worden voor DBNL. Waarom is het bestaan van deze werkgroep van belang?
Ook bij de DBNL gold in de begintijd de vooronderstelling dat op termijn alles zou worden gedigitaliseerd, dus maakte het in de pre-KB-tijd ook niet uit wat eerst aan de beurt zou komen. Er waren wel commissies van wetenschappers uit heel verschillende gebieden die adviseerden, maar hoewel ze altijd zijn blijven bestaan, leidden ze in de meeste gevallen jarenlang een slapend bestaan. Het effect was dat er geen lijn zat in wat er werd gedigitaliseerd. Dan zag je soms een derde druk van een titel gedigitaliseerd worden die al online te vinden was. Of een bepaalde brieveneditie, terwijl er een andere, betere editie beschikbaar was. Misschien hadden de mensen die erover gingen een duidelijk parcours in hun hoofd, maar voor de buitenwereld – en zelfs voor mij, die er bestuurlijk nauw bij betrokken was – wekte het de indruk van willekeur. De Werkgroep Content probeert daar verandering in te brengen.

Waarom is het idee verlaten dat alles wordt gedigitaliseerd?
Misschien gebeurt dat op termijn nog steeds. Google werkt eraan. Maar ook de KB doet dat met kranten en tijdschriften voor het project Delpher. Zij gebruiken daarvoor de OCR-methode (Optical Character Recognition), met alle vervuilingen van dien. Voor de DBNL is echter – in technisch opzicht – gekozen voor hoogwaardige digitalisering. Dat is in feite een eenentwintigste-eeuws monnikenwerk: teksten worden gescand, met behulp van OCR digitaal doorzoekbaar gemaakt en vervolgens handmatig gecorrigeerd en verrijkt. Omdat het in dat geval langer duurt voordat alles online beschikbaar is en deze manier van werken zeer kostbaar is, moet je inhoudelijke keuzes maken. Moet letterlijk iedere streekroman en elk gelegenheidsgedicht – met alle respect – onverwijld op deze, veel duurdere manier worden gedigitaliseerd? Natuurlijk niet.

Hoe maakt de Werkgroep Content zijn keuzes?
In het begin hebben we nagedacht over de vraag hoe we het gebied konden definiëren waarover we zelf gingen en hoe we vervolgens konden prioriteren. Daaruit is een definitie naar voren gekomen die gaat over taal, literatuur en cultuur – en dan niet ‘cultuur’ in brede zin, zodat iedere menselijke activiteit eronder valt. Het gaat over letterkunde. We weten uiteraard dat die studie de afgelopen decennia veel cultuurhistorischer is geworden, zodat we cultuur nog steeds breed definiëren, maar boeken over natuur en wetenschap digitaliseert de DBNL niet meer. Die passen beter binnen andere programma’s van de KB. Vervolgens hebben we de achtdelige reeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur die de afgelopen jaren is verschenen, als leidraad genomen. Alle titels die daarin worden genoemd, komen eerst aan de beurt. Want hoe gek het ook klinkt: na al die jaren waren er nog altijd canonieke, rechtenvrije auteurs waarvan sleutelwerken ontbraken.
            Daarnaast zijn er op allerlei gebieden specialisten die voor ons hun wensen formuleren. Specialisten op vakgebied, op periode, op geografisch gebied. En dat werkt goed. Zo is de DBNL er alleen voor Nederlandstalige literatuur, maar hebben specialisten in de Caraïbische literatuur geadviseerd om die definitie voor hun regio te verruimen. De Caraïben kennen veel meertalige auteurs, die naast het Nederlands ook in bijvoorbeeld het Papiaments hebben gepubliceerd. We hebben daarop direct beslist die oeuvres toch integraal te digitaliseren, omdat we inzagen dat dat een goed argument is. Daarbij speelt mee dat de bibliotheekvoorzieningen op de Antillen veel minder zijn dan hier en we zo belangrijke steun kunnen bieden aan de mensen daar.
Verder heeft de redactie van het Lexicon van literaire termen zelf op een gegeven moment het initiatief genomen om in plaats van een herdruk deze bron digitaal beschikbaar te maken binnen de DBNL als het Algemeen Letterkundig Lexicon (ALL). Dat lexicon wordt nu voortdurend geüpdatet en uitgebreid, zodat het zich heeft ontwikkeld tot een van de beste onderdelen van de DBNL. Overigens zint de werkgroep ook op manieren om het aantal kwalitatief hoge, secundaire bronnen te laten toenemen. Het Lexicon van literaire werken – ooit een losbladig ding met analyses van teksten die in decennia door het hele vak is opgebouwd – is sinds kort beschikbaar in de DBNL. Daarmee zijn twee van de belangrijkste naslagwerken die iedere neerlandicus op zijn werkkamer had staan, straks ook digitaal beschikbaar.

Waarom werd juist de reeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur als basis gebruikt voor wat wel en niet gedigitaliseerd wordt?
Ik weet dat daar ook kritiek op is gekomen. Maar dit is nu eenmaal de laatst gemaakte, breed gedragen canon. Je kunt van een kleine commissie als de onze niet verwachten dat die weer een canon gaat opstellen, die óók relatief zal zijn. Bovendien: de DBNL werkt alleen als de hele machinerie blijft draaien, als er voortdurend teksten door de molen gaan. Daarom moeten er lijsten zijn op basis waarvan de redactie nog jaren door kan gaan. Die lijsten, in feite niet meer dan krijtlijnen, hebben wij opgesteld. Een lijst van auteurs en een lijst van tijdschriften, waarbinnen wij weer categorieën en hun prioritaire volgorde hebben vastgesteld. Met name voor de tijdschriften wordt er een inhaalslag gemaakt voor Vlaamse periodieken, omdat dat corpus als erg Nederlands werd ervaren.

Tegelijkertijd staat de canon als concept ter discussie.
Dat klopt. En de academische neerlandistiek heeft de laatste jaren, mede door de maatschappelijke discussie over canoniciteit, ook steeds meer aandacht voor niet-canonieke literatuur. Zo is er recent een groot NWO-onderzoeksproject geweest naar middlebrow-literatuur. En wat blijkt dan? Niet voor elk decennium is die categorie goed vertegenwoordigd in de digitale bibliotheek. Er blijft dus altijd een spanning bestaan tussen teksten die eerst moeten worden gedigitaliseerd en teksten waar onderzoekers naar zoeken. De DBNL staat zeker open voor een ruimer begrip van literatuur, maar daar is op dit moment domweg geen geld voor – eerst moeten de A-auteurs, type Vondel en Gezelle, en A-tijdschriften digitaal beschikbaar komen. Wel doen we een oproep aan onderzoekers om bij hun subsidieaanvraag budget op te nemen voor het digitaliseren van hun eigen corpus of een deel ervan, dan voert de DBNL dat graag uit. Bovendien kunnen onderzoekers dan aan dat gedigitaliseerd corpus vragen stellen die ze anders niet zouden kunnen stellen. Een dergelijke subsidieaanvraag zou de standaard mogen worden.

Kunnen teksten die niet op de lijsten van uw werkgroep staan alleen worden gedigitaliseerd als daar geld voor wordt meegebracht?
Er is ook een deel van het budget gereserveerd voor aanvragen van buiten. Dat wordt veelal gedaan door mensen uit de universitaire wereld of die op een of andere manier tot dat milieu behoren, maar ik zou graag willen dat meer gewone gebruikers dat doen, want ook die groep willen we graag bereiken. Wel krijgen we regelmatig verzoeken van erven die het werk van hun voorvader bekend willen houden, of zelfs bekend willen maken. Als dat boeken zijn die niet tot de canon behoren, maar wel enigszins impact hebben gehad op de literatuurgeschiedenis, stemmen we daar graag mee in. Anders geldt wat ik eerder zei: niet iedereen die ooit een boek publiceerde, hoort automatisch in de DBNL. Maar als je eigen geld meebrengt – als onderzoeker of als erfgenaam – kan er natuurlijk meer. Zo werkt dat overal ter wereld, dus ook bij de DBNL.
            Ik ben van mening dat alles moet worden aangegrepen om de groei van het corpus te versnellen. Maar de financiële beperkingen zijn er nu eenmaal. Het zal met een tempo van achthonderd titels en tijdschriftjaargangen per jaar zelfs nog lange tijd duren voor de hele Geschiedenis van de Nederlandse literatuur is gecoverd. En toch komt er iedere maand geweldig veel materiaal bij.

Kunnen studenten niet worden betrokken bij het digitaliseringproces?
Crowdsourcing is voor DBNL helaas niet zo makkelijk te organiseren. Het werkproces is erg technisch, maar dat is niet het grootste probleem. Dat zijn de financiën en, vooral voor Vlaams materiaal, het regelen van de rechten met rechthebbenden. Het is ook voor mij daarom iedere maand opnieuw een verrassing wat er nu weer beschikbaar is gekomen. De output is onvoorspelbaar omdat de redactie te maken heeft met een hele reeks technische overwegingen als: is dit boek aanwezig in de KB? Kan het worden versneden of moeten er aparte scans worden gemaakt?

Heeft de werkgroep wel het gevoel greep te hebben op de gestage uitbouw van de DBNL?
Dat is lastig. Je hebt harde getallen nodig om een echt collectiebeleid op te zetten en te kunnen uitvoeren. We vragen al heel lang om die getallen, maar die zijn er helaas niet. Er zijn tot en met de achttiende eeuw wel Short Title Catalogues, zodat je weet wat er in die periodes allemaal is verschenen. Maar voor de negentiende en twintigste eeuw ontbreken die, dus kun je ook niet zeggen: we hebben tien procent van de productie gedigitaliseerd. We hebben eigenlijk geen enkel idee. We lopen tastenderwijs door een donkere kamer en weten niet waar we ons in die kamer bevinden. Te veel aan de linkerkant? Al bijna aan de overkant? Nee, dat laatste denk ik in ieder geval niet. We zitten eerder op tien procent dan op tachtig procent van de totale productie, vermoed ik.
Meer dan om te weten hoeveel procent van de literaire productie online staat, gaat het erom dat we moeten kunnen vaststellen waar de lacunes zitten. Stel: als je een lijst Nederlandstalige poëzie naast een lijst poëzie in de DBNL kunt leggen, dan is het bijvoorbeeld mogelijk te constateren dat de negentiende-eeuwse, gedrukte Vlaamse poëzie totaal ondervertegenwoordigd is. En dan kun je besluiten die categorie te prioriteren om het onevenwicht weg te nemen. Ook is bekend dat in de hele geschiedenis vrouwen minder hebben kunnen publiceren dan mannen. Hebben we dan in verhouding evenveel vrouwelijke auteurs gedigitaliseerd? Zo niet, dan kunnen we een inhaalslag maken. Maar al die gegevens ontbreken vooralsnog. Er wordt wel aan een digitale tool gewerkt om meer inzicht te krijgen in het DBNL-corpus, maar voorlopig kunnen we alleen afgaan op ervaringsfeiten van een in wezen kleine groep mensen die regelmatig iets zoekt op de DBNL en dat niet kan vinden. Dat is tamelijk impressionistisch.

Hoe kan de DBNL het gebrek aan harde statistische data oplossen?
Dat kan alleen de KB doen. Ik weet wel dat de KB het belang hiervan inziet. Ik weet ook dat er ideeën worden ontwikkeld om tot een volledige beschrijving te komen van alles wat er ooit in het Nederlands op papier is gepubliceerd, inclusief metadata zodat je die lijsten kunt opsplitsen naar genre, geslacht van auteur, geografie et cetera. Maar wanneer dit probleem dan is opgelost? Dat heeft te maken met factoren als tijd en geld. Dat kan ik onmogelijk inschatten. Het zal sowieso een meerjarenproject zijn. Maar daar hoeven we gelukkig niet op te wachten. Zo veel nuttig werk aan de opbouw van de DBNL is er wel te doen.
(Eerder gepubliceerd in Vooys)

Zie ook deze stukken over de DNBL uit 2018 en 2013.

dinsdag 26 november 2019

Interview: Jerom Hakker van De Kler over de snelle groei van de boekhandel (Boekblad)

De Kler groeide in vier jaar tijd van vijf naar twaalf winkels. Het opereert nu in een strook van Leiden naar Wageningen. Commercieel directeur Jerom Hakker legt uit wat het belang van schaalgrootte is. 'We moeten alleen niet denken dat we opeens de hele wereld aankunnen.'

Jerom Hakker ontvangt in een gloednieuw hoofdkantoor. Niet langer in het centrum van Leiden, bakermat van boekhandel De Kler, maar een kleine twintig kilometer verderop in een buitenwijk van Alphen aan de Rijn. De naam van de vorige huurder staat nog op het bord bij de bellen. In zijn werkkamer staan wat lampen onuitgepakt. De commercieel directeur van De Kler & Partners – zoals het bedrijf voluit heet – heeft er echter geen moeite mee. Een half jaar na de verhuizing, zó snel hoeft niet alles op orde te zijn.
'Het was heerlijk in Leiden', vertelt Hakker. 'Ik kon lopend naar mijn werk. We zaten in een monumentaal pand, middenin het historisch centrum, vlak bij de winkel. Ik mis dat allemaal. Maar het kon niet meer. Alleen al als ik naar een andere winkel moest, was ik twintig minuten kwijt om bij mijn auto te komen. En we groeiden eruit. We zijn een ander bedrijf geworden, dat op een andere schaal opereert. Daar hoort een ander hoofdkantoor bij.'
De Kler groeide in vier jaar van vijf naar twaalf winkels –  waarvan die in Leidsenhage inmiddels weer is gesloten door de ingrijpende gedaanteverandering van het winkelcentrum [waar in 2020 Paagman hun plek overneemt, red.] De boekhandel had filialen in Leiderdorp, Oegstgeest, Wassenaar en Voorschoten. Ofwel: in bijna alle kernen direct tegen Leiden aan. Tegenwoordig zijn er ook filialen in Zoetermeer, Alphen aan den Rijn (Haasbeek Centrum), Woerden, Houten, Bennekom (Novita) en Wageningen (Kniphorst). Die laatste plaats ligt op honderd kilometer rijden van Leiden.

Hoe is dat zo gekomen?
'We hebben nooit besloten: gaspedaal indrukken en uitbreiden. De Kler is altijd een heel constant bedrijf met vijf winkels geweest. Sinds ik hier in 2002 begon, heb ik het niet anders gekend. En dat mocht het blijven. We keken alleen met een schuin oog naar Leidschendam. Een mooie plek, die perfect grenst aan ons verzorgingsgebied. Toen we in 2015 de kans kregen om in het winkelcentrum een boekhandel te openen, hebben we die stap gezet. Dat heeft onze ogen geopend.'

Want?
'Wij doen logistiek alles zelf. Vanuit een magazijn in Leiderdorp bevoorraadden wij vijf winkels. Dat werden er zes. Hoe plan je dat in? Hoe stuur je dat aan? Je zet immers niet een extra auto en vier nieuwe medewerkers in. Dat bleek te lukken zonder dat het twintig procent extra moeite kostte. Daarmee verbeterden we het bedrijf. Wij hebben natuurlijk ook jarenlang teruglopende verkopen gekend, waardoor we met deze extra omzet en in verhouding lage extra kosten de rentabiliteit konden verbeteren.'

Dus toen lag verder uitbreiden voor de hand.
'Nee. Een nieuwe winkel is altijd een gok. Je kunt alles van tevoren uitrekenen op papier, maar we moesten wél investeren terwijl we wisten dat er vóór ons twee boekhandels in het winkelcentrum hadden gezeten die het niet hadden gered. Dan is het afwachten hoe het uitpakt in de praktijk. Dat bleek goed te zijn. Wat dat betreft heeft de volgende overname, die snel daarop volgde, ons meer getriggerd. Dat was Zoetermeer, een veel grotere winkel.'

Wat is het verhaal van Zoetermeer?
'Dat was een filiaal van Haasbeek. De eigenaar Eelco Eskens kon die winkel er niet meer bij doen. De vestiging dreigde in moeilijkheden te raken. Omdat Eelco vroeger bij De Kler heeft gewerkt, klopte hij bij Mark Los [eigenaar de Kler, md] aan. Hadden wij interesse? Wij hebben toen goed moeten nadenken: wat kunnen wij anders doen om deze bestaande winkel overeind te houden? Het mooiste zou zijn als we de omzet konden verhogen. Maar konden wij dat beter dan Eelco? Natuurlijk niet. Je omzet vergroten is binnen de boekenbranche een illusie. Pas nu is de tijd aangebroken om te plussen, en dan nog hooguit een klein beetje.'

Dus moesten de kosten van die winkel omlaag.
'Precies. Simpel gezegd: omdat wij een groter bedrijf zijn, konden we de kosten beter in de hand houden. Omdat wij de logistiek centraal doen, kun je met minder personeel in de winkel toe. Omdat wij een hoofdkantoor hebben, gaan wij centraal met verhuurders om tafel. Enzovoort. Dat maakte allemaal verschil.'

En toen?
'Er was nog één gelegenheid voordat we bewust besloten te groeien. Dat was toen Eelco na een klein jaar opnieuw bij ons aanklopte. Hij wilde logistiek samenwerken omdat hij ook voor zijn winkels in Alphen en Wageningen met zulke dalende omzetten te maken had, dat hij íéts moest. Anders zouden ze het geen vijf jaar meer volhouden. Die gesprekken gingen echter zo goed dat we binnen een week besloten te fuseren. Die sprong naar negen winkels gaf ons nog meer schaalgrootte. Dus: nog meer stabiliteit en continuïteit. Als we van vijf winkels er één hadden moeten sluiten, zou dat funest zijn. Maar nu we Leidschendam moesten sluiten omdat het winkelcentrum ging verbouwen, konden we dat hebben, zonder dat er mensen uit moesten.'

Toch was negen winkels niet de grens.
'Dat kwam omdat we via deze fusie een winkel in Wageningen erbij kregen: Kniphorst. Dat was een schitterende winkel, maar anders van karakter: wetenschappelijker, veel natuur vanwege de relatie met de WUR, zonder tijdschriften of non-books. En boven alles: ver buiten onze regio. Moesten we die doorverkopen? Tja, dat is niet leuk. En: vindt maar eens iemand, terwijl je cijfers moet overleggen die naar beneden wijzen. Toen bedachten we: als we toch naar Wageningen rijden met één kar met boeken en tien klantbestellingen, kunnen we beter een paar keer stoppen onderweg. We zijn daarop gaan kijken naar boekhandels op de route.'

Zoals Novita in Bennekom en Wijs in Houten.
'Ja. Er zijn veel boekhandelaren die, net als Eelco, de omzet zien dalen, twijfelen of ze tegen die achtergrond een nieuw huurcontract voor vijf jaar moeten sluiten, vaak geen opvolging hebben, maar wél willen dat hun winkel voortbestaat – ook voor hun mensen die er werken, die ze niet na jaren trouwe dienst op straat willen zetten. Zeker in kleine kernen is dat het geval. Wij zien dat zelf ook: de vestigingen in Oegstgeest en Wassenaar hebben het moeilijk. Via via zijn we in gesprek gekomen met de eigenaren van deze winkels: Jaap en Ria Dillen en Maurits van Wijnen en Harriët Schardaun. En toen bleken we hetzelfde doel te hebben: de continuïteit van de winkel garanderen.'

Maar in Woerden hebben jullie zelf een winkel neergezet.
'Ik weet dat daar verhalen over in het vak rondgaan, die ik graag recht wil zetten. Van al die plekken waar wij langsreden op weg naar Wageningen, bood Woerden de meeste kansen. Het is een middelgrote stad met groot afzetgebied. Een stad met een goed bereikbaar, goed onderhouden centrum. Maar de boekhandel die er zat, paste daar in onze visie niet bij. Hoe moet ik het omschrijven? Hij was misschien te literair. Hier kon, vonden wij, een algemene, laagdrempelige, echt goedgevulde boekhandel komen. Maar omdat het absoluut niet onze stijl is om een kleine ondernemer weg te pesten, gingen wij praten met de eigenaar van deze winkel. Konden wij iets voor elkaar betekenen?'

Maar met Kees-Willem Karssen van Libris Woerden kwamen jullie er niet uit.
'Nee. En omdat Woerden voor ons dé spotwas, openden wij zelf een winkel. Ik denk dat het best mogelijk was om met z'n tweeën de strijd aan te gaan en misschien allebei ons eigen publiek te vinden. Maar hij heeft zelf besloten zijn winkel te sluiten. Ik vermoed eerlijk gezegd dat dat al in de planning zat. Ik ken zijn beweegredenen niet, maar hij kon op zulke korte termijn sluiten – zonder faillissement – dat het haast niet anders kan.' 

Is De Kler uitgegroeid?
'Er speelt op dit moment niets concreet. Maar daarmee zeg ik ook: nee, het is nog niet klaar. Nog groter is nog stabieler voor ons. En er zijn genoeg kleine winkels bij wie dezelfde problemen in een krimpende markt spelen die ik net schetste. Kansen komen er dus gauw genoeg.'

Wat heeft de groei betekent voor het bedrijf?
'Alles is veranderd. Echt alles. De logistiek, de winkels zelf, het management, het hoofdkantoor, zelfs het eigenaarschap. Na de fusie werd Eelco Eskens mede-eigenaar naast Mark Los. Ook Michael Westerbeek, die bij ons de administratie doet, heeft zich ingekocht. Dat geeft het bedrijf meer zekerheid met het oog op de toekomst. Als een van hen iets anders wil doen of met pensioen gaat, kan dat nu makkelijker.'

Ging de verandering gepaard met groeipijnen?
'Absoluut. De organisatie heeft gekráákt. We hebben nog steeds hetzelfde logistieke centrumpje. De inkoop wordt door één iemand gedaan. Ik leid nog steeds in mijn eentje het bedrijf.Om mezelf als voorbeeld te nemen: ik heb geen managementschool gedaan of ervaring opgedaan in grote bedrijven, dus ik heb ook mijn hoofd gestoten voor ik mijn manier van leidinggeven – waarbij ik ooit minstens één keer per week in iedere winkel kwam – had aangepast aan de grotere schaal. Maar we hebben de structuur helderder gemaakt, meer hulptroepen ingeschakeld, zitten dus in een groter hoofdkantoor. Het gaat goed. We moeten alleen niet denken dat we opeens de hele wereld aankunnen. We moeten voorzichtig blijven.'

Voor de overgenomen winkels zal het ook wennen zijn geweest.
'Zeker. Het bestaande personeel opereert opeens binnen een in hun ogen groot concern. In de overgenomen winkels deed men bijvoorbeeld zelf de inkoop. Nu doet iemand op het hoofdkantoor dat. Zij moeten zich concentreren op het helpen van klanten. Die verandering is lastig, voor beide partijen. Je behoudt je werk in je eigen boekwinkel, die anders misschien was verdwenen, maar ik snap heel goed dat als je de inkoop van kinderboeken kwijt raakt, je een heel leuk aspect van je werk verliest. Die verandering moet je dus goed begeleiden.'

Centrale inkoop? De Polare-winkels verloren daardoor toch mede hun aantrekkingskracht?
'Wij ondervinden natuurlijk ook de problemen van centralisering. Onvermijdelijk. Bij de laatste Maarten 't Hart hoorden we uit Bennekom: "Zoveel exemplaren? Wij verkopen nooit zoveel van Maarten 't Hart". En uit Leiderdorp: "Zo weinig? Dat had wel iets meer gemogen?" Maar het gaat uiteindelijk om de vraag: Komt Bennekom van die Maarten 't Harts af? En voorkomen we dat Leiderdorp nee moet verkopen? En dán hebben wij dat – anders dan Polare destijds – goed in de hand, omdat we elke dag bekijken wat er in de winkels gebeurt. Alles wordt gemonitord. Die stapel Maarten 't Harts uit Bennekom gaan daarom, met de vrachtwagens die toch al rijden, tijdig naar Leiderdorp. Ook kunnen we met onze helikopterblik de inkoop goed afstemmen op de omzet van iedere vestiging.'

Heeft De Kler betere inkoopcondities kunnen bedingen?
'Dat zou je denken. Of je 50, 600 of 1500 exemplaren inkoopt: dat moet effect hebben op je marge. Maar in de praktijk maakt dat niet zo veel uit. Er is blijkbaar een grens waarboven het niet zo veel uitmaakt wat je van een uitgever kan krijgen. Dat heeft iets moois, omdat ook zelfstandige boekhandels zo een mooie korting kunnen krijgen en het gevarieerde boekenlandschap in Nederland blijft bestaan. Toch vind ik dat er meer verschil mag zijn bij de aantallen die je inkoopt. Gelukkig zijn er wel een aantal uitgevers die onze inspanningen honoreren: het vergroten van het bedrijf met winkels die anders voor hen verloren zouden gaan als verkooppunt. Wij kunnen met hen mooie afspraken maken die passen bij de verdubbeling van onze omzet.'

Waarom keert De Kler dan niet terug bij Libris? Ook dat is immers een vorm van schaalvergroting die je predikt.
'Wij passen heel goed bij Libris. Zeker. Alle overgenomen winkels, waren Libris-winkels. Waarom we er destijds weg zijn gegaan, weet ik niet. Ik zat toen in een functie dat ik dat alleen maar als mededeling kreeg te horen. Het had iets te maken met een koersverandering die wij niet zagen zitten. Zo simpel. Maar nu we het op onze eigen manier doen, geeft dat ook vrijheid. Je conformeert je met Libris ook weer ergens aan: mandaten, marketing. En dat we nu drie keer zo hard moeten schreeuwen: "wij willen ook een hoge marge" – dat zij dan maar zo. Of dat Libris ons niets uit handen kan nemen op het gebied van internet.'

Gaat De Kler zich naar de buitenwereld presenteren als één winkel?
'Daar heeft het managementteam regelmatig felle discussies over. Het is per winkel Fingerspitzengefühl. Eén naam zou het fijnst zijn. Hoef je maar een type boekenlegger in plaats van drie te maken. Maar namen als Kniphorst loslaten? Kniphorst bestaat 125 jaar! Het risico dat je lokaal klanten van je vervreemdt is te groot. Je kan ook niet eerst drie maanden testen hoe "De Kler" valt in Wageningen. En het is niet onze ambitie om onszelf neer te zetten als groot bedrijf. Integendeel: bescheidenheid zit in ons DNA. Voorzichtigheid. En géén ijdelheid.'

Als alles De Kler heet, kun je je online sterker profileren.
'Profileren als wat? Voor ons is internet geen twaalfde winkel of verlengstuk van de winkel. De online omzet dekt de kosten en groeit gelukkig ook. Maar dat is vooral dankzij mensen die heel bewust bij ons willen bestellen. Ofwel: mensen die toch al trouwe vaste klanten zijn. Want waarom zou je anders bij De Kler bestellen als je het ook bij de betere en makkelijkere sites van Bol en Amazon kan doen? Wij zien internet als een extra communicatietool, waarvan de grootste functie is – hoop ik althans – dat mensen er kunnen zien welke boeken wij op voorraad hebben voordat ze naar de winkel gaan.'

Jullie hameren er op de vloer niet de boodschap in: wij zijn ook 24 uur per dag online geopend?
'Ik vind dat raar. Waarom zou je de klant die de moeite heeft genomen naar jou te komen, erop wijzen dat dat helemaal niet had gehoeven? Het enige wat we in de winkel doen is wanneer een boek er niet is, erop wijzen dat de klant die gelijk online kan bestellen.'

Tot slot: de omzet. Waarom is het een illusie dat die ooit weer groeit?
'Laat ik voorop stellen: het boekenvak heeft na jaren daling een nieuwe stabiliteit bereikt. De tijd dat je jaarlijks 5 tot 10 % omlaag ging, is voorbij. Ik denk dat er niet nog meer omzet naar online gaat. Het bewustzijn groeit dat je bij de winkel moet kopen wil je dat de winkel én de omliggende terrasjes blijven bestaan. Als je wil snuffelen of een cadeau wil kopen, wil je niet worden geleid door algoritmes. Ook het product zelf zal niet verder digitaliseren. Een boek is wat dat betreft geen cd. En dat zeg ik als muziekliefhebber die zo'n beetje als laatste cd's koopt. Wél is er nog een verschuiving aan de gang binnen het type fysieke boekwinkel. In die context kun je nog steeds groeien, zoals wij nu doen.'

Een verschuiving binnen het soort boekwinkel?
'Ja: van kleine kernen naar grotere steden. Mensen gaan steeds vaker daarheen, want daar is meer beleving, meer evenementen, meer horeca, meer gezelligheid. Ik weet nog dat toen ik in Voorschoten opgroeide, we daar zaterdag winkelden. Nu gaan Voorschotenaren veel makkelijker naar Leiden. Daarom moet je als bedrijf een goede mix hebben aan winkels in kleine en grote kernen.'

Wat doen jullie nog meer om de omzet te behouden en te vergroten?
'Het antiquariaat uitbreiden. We hebben dat sinds 2015 in de winkel in Leiden. Dat levert niet heel veel extra omzet op, maar het is vooral een productgroep die iets aan je kernassortiment toevoegt wat mensen onmiddellijk snappen. Een productgroep ook die klanten trekt. Zo hebben we drie kasten theologie. Waar vindt je dat nog in Leiden? Of een plank luchtvaart. Als je van die categorieën houdt, wil je regelmatig komen kijken wat er nu weer staat. We zijn daarom nu bezig het antiquariaat uit te breiden naar Wageningen. De hele eerste verdieping van Kniphorst wordt antiquaraat.'

Voeren jullie ook minder non-books?
'Al met al: ja. Wij verkopen van oudsher non-books. Of kantoorartikelen, zoals dat vroeger heette. Maar dat is minder belangrijk geworden. Het staat er meer om het boekenaanbod aantrekkelijk te houden. Daarom proberen we ook voortdurend te verrassen. Wij gaan al jaren naar een beurs als ShowUp.' 

Daarentegen beantwoordt De Kler de roep om beleving niet met veel evenementen.
'Nee. Lang hebben we dat heel bewust niet gedaan, vanuit de overtuiging dat het te veel kost en te weinig oplevert. Maar inmiddels gebeurt er langzaam steeds meer. Zeker op het niveau van individuele winkels denk ik: als het je ligt om dingen te organiseren en er komt iets voorbij, doe het. We weten ook steeds beter wat we willen: géén auteur achter een tafel die alleen maar signeert. Maar dan nog zie ik, omdat we alles monitoren, dat er te vaak dezelfde mensen op af komen. Wat dat betreft blijft mijn overtuiging: mensen komen niet naar je winkel vanwege je evenementen of je koffie – we hebben ook geen eigen koffiecorners – maar omdat ze het boek vinden dat ze zoeken.'
(Eerder gepubliceerd in Boekblad Magazine, okt 2019)

zaterdag 23 november 2019

(Bijna) alles wat je altijd wilde weten over vertalen maar nooit durfde te vragen (Boekblad)

Voor het eerst op de markt: een handboek dat helder en bondig alle aspecten van het literair vertalen uiteen zet. Alle? Alles verandert altijd, geschreven door een grote groep vertalers, lijkt één aspect over het hoofd te hebben gezien.

Een vertaler levert zijn tekst in bij de uitgeverij, bekijkt de correcties, later ook de drukproeven en dan is het lange wachten op de presentexemplaren. Is het een verstandige houding om zich verder niet te bemoeien met de strategieën van een uitgeverij? Niet volgens Janny Middelbeek-Oortgiesen, vertaalster Zweeds-Nederlands van Marianne Fredriksson, Henning Mankell en Barbara Voors. Vanaf het aanvaarden van de opdracht tot lang nadat het boek is verschenen, moet een vertaler zich zo betrokken mogelijk opstellen. Bijna alsof hij de auteur zelf is. Alleen de toon die een vertaler daarbij moet aanslaan, verschilt daarbij.
Ze heeft daarom tips voor haar (aankomende) collega's om ervoor te zorgen dat a) een uitgever het boek niet onzorgvuldig op de markt dumpt, en b) het boek kans maakt op maximale aandacht van pers en publiek. 'Je kunt ook aanbieden de tekst van de achterflap en de aankondiging op de website te lezen voordat deze openbaar worden gemaakt om te voorkomen dat er feitelijke onjuistheden in komen te staan of dat er misschien te veel van de clou van het verhaal wordt weggegeven', meent ze bijvoorbeeld. 'Zelf heb ik zo eens kunnen voorkomen dat op de achterflap van een thriller al vermeld stond wie de moordenaar was.'

De suggesties zijn te vinden in Alles verandert altijd. Perspectieven op literaire vertalen. Dit boek, in oktober verschenen bij de Leuven University Press, is bedoeld als 'een onmisbaar instrument voor de literair vertaler in opleiding en de beginnende en gevorderde professional bij het vertalen in en uit het Nederlands', zoals het op de achterflap heet. Voor het eerst hebben de samenstellers Lieven D'hulst en Chris Van de Poel, beide verbonden aan de KU Leuven, alle aspecten van het literair vertalen in 23 hoofdstukken bij elkaar gebracht. Middelbeek-Oortgiesens stuk over de omgang met promotie, prijzen en recensies is er daar een van.
Het boek is een initiatief van het Expertisecentrum Literair Vertalen (ELV). Uiteraard, zou je bijna zeggen. Sinds het ELV in 2001 werd opgericht door de Taalunie, heeft het met steun van het Nederlands Letterenfonds, Literatuur Vlaanderen, Universiteit Utrecht en de KU Leuven tal van initiatieven genomen om – de naam zegt het al – de expertise van literair vertalers te vergroten. Denk aan het opzetten van cursussen en opleidingen, het uitwerken van een Europees referentiekader voor de competenties van deskundige vertalers, en het opzetten van een online kennisbank. Een handboek hoort daar gewoon bij.
In eerste instantie lijkt Alles verandert altijd vooral bedoeld te zijn voor studenten of anderen die van het literair vertalen hun beroep willen maken. Het valt immers moeilijk voor te stellen dat gelouterde vertalers iets opsteken van de uitleg over de zakelijke aspecten van het vak, de manier waarop je on- en offline naslagwerken gebruikt of de problemen bij het vertalen van realia (cultuurspecifieke begrippen). De opsomming van wat in een vertaalcontract hoort te staan is tamelijk basaal. Wel: een inleverdatum en het aantal gratis auteursexemplaren. Niet: verplichte afname of het verzorgen van gratis lezingen.
Aan de andere kant: door de brede scope en heldere indeling in vier overkoepelende categorieën kunnen sommige hoofdstukken een nuttige inleiding bieden. Dat geldt zeker voor de hoofdstukken over afzonderlijke genres. Wie – voor het eerst – de opdracht krijgt een kinderboek te vertalen, via via wordt benaderd om een toneelstuk om te zetten of voor de uitdaging staat om een ook in het Nederlands bekende klassieker opnieuw te vertalen, treft in dit boek goed uitgelegd wat die genres uniek maakt. Zulke teksten staan ook wel in vertalerstijdschrift Filter of de Kennisbank van het ELV. Maar vindt maar eens snel iets even algemeen en bondigs.
Ook voor buitenstaanders kan het boek interessant zijn. Dan denk ik niet zozeer aan mezelf, die het puur uit een brede liefde voor het boek en het boekenvak interessant vind om te weten dat je bij het vertalen van filosofische teksten stuit op allerlei begrippen die een vast Nederlands equivalent kennen en je dus wel moet begrijpen. Het is weer een dimensie waar ik na al die jaren nooit bij stil heb gestaan. Nee, ik denk eerder aan redacteuren en uitgevers die bijvoorbeeld in het stuk van Middelbeek-Oortgiesen op ideeën kunnen komen van het verdere nut dat vertalers voor hun kunnen hebben.

Alles verandert altijd is dus een compleet handboek voor de literair vertaler van alle rangen en standen? Dat ook niet. Er is één aspect waarvan ik het onbegrijpelijk vind dat D'hulst en Van de Poel daar geen apart hoofdstuk over hebben laten schrijven. Dat is een beschouwing over de relatie met de opdrachtgever, die in vrijwel alle gevallen een uitgeverij is – alleen wie toneelstukken vertaalt, heeft te maken met de wensen en verlangens van een theatergezelschap. Of kent die relatie zo veel dimensies dat de samenstellers hebben gedacht dat die onherroepelijk in ieder hoofdstuk vanuit een andere invalshoek zou worden belicht?
Want in de praktijk is dat gebeurd. Nicolette Hoekmeijer, vertaler Engels-Nederlands, schrijft over het contact met de auteur dat uitgevers 'steeds vaker' willen dat dat via hen en de agent verloopt: om te vaak mailende vertalers af te remmen, en zelf op de hoogte te zijn van eventuele fouten die de vertaler heeft ontdekt. Jeanne Holierhoek, vertaler Frans-Nederlands, stipt in haar stuk over het vertalen van filosofie aan dat haar uitgeverij doorgaans zorgt voor deskundige meelezers, die voor dit genre zo belangrijk zijn. Luk van Haute, vertaler Japans-Nederlands, verzucht dat een uitgever het laatste woord over de titel heeft.
En zo is er meer. Maar een overkoepelend hoofdstuk? Helaas. Twee hoofdstukken komen in de buurt. Dat is het al genoemde stuk van Middelbeek-Oortgiesen dat ondanks de bescheiden lengte een veel bredere invalshoek heeft dan de titel suggereert. En het artikel van Laura van Campenhout en Ine Willems, beide vertaler Engels-Nederlands, over (zelf)revisie. Daarin beschrijven beide het gehele redactieproces vanaf het moment dat de vertaler zijn tekst inlevert en deze zijn gang begint langs persklaarmaker, corrector en bureauredacteur, inclusief uitleg over hoeveel tijd iedere fase in beslag neemt.
Maar beide stukken schetsen in wezen een ideaalbeeld. Middelbeek-Oortgiesen door op te sommen wat een vertaler allemaal zou kúnnen doen om het resultaat van zijn arbeid optimaal de wereld in te helpen, Van Campenhout & Willems door het redactieproces te behandelen zonder rekening te houden met tijdsdruk als gevolg van te laat inleverende vertalers, blunderende persklaarmakers of de concurrentie van de oorspronkelijke Engelstalige uitgave die uitgevers dwingt de tekst nóg sneller op de markt brengen. In werkelijkheid is de relatie met uitgevers – bijna – net zo weerbarstig als die tussen auteur en uitgever.
De enige die daar een glimp van geeft is Goedele De Sterck, vertaler Nederlands-Spaans van voornamelijk kinder- en jeugdliteratuur, in haar bijdrage over het vertalen van dit genre. Zij wijst op de voortdurende strijd met uitgevers die ten onrechte denken dat kinderboeken makkelijker te vertalen zijn en de tarieven per woord dus lager kunnen zijn. Daarbij ontstaat, specifiek voor dit genre, regelmatig een spanning tussen de intentie van vertaler, die de (literaire) waarde van de tekst intact wil houden, en die van de uitgever, die soms andere, vaak educatieve doelen heeft met de vertaling. Ook dat staat garant voor op z'n minst discussie.
Het is dus maar goed dat Alles verandert altijd is bedoeld als een handboek. Zulke titels krijgen na verloop van tijd bij gebleken belangstelling of verplicht voorschrijven door een docent vaak een herziene uitgave. Laat dit hoofdstuk dan niet weer ontbreken.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, okt 2019)

maandag 18 november 2019

Daniël van der Meer van Bookaroo blikt terug: 'We hadden na de campagne niet dezelfde energie' (Boekblad)

Bookaroo stopt. De initiatiefnemers Toine Donk en Daniël van der Meer gaan samenwerken met Bazarow, die hun ambitie waar moet maken: de fysieke boekhandel laten profiteren van online boekenkopers. 'Er bestáát een publiek voor wie het uitmaakt waar het zijn boeken koopt.'

Bookaroo zoog vier maanden geleden alle aandacht in het boekenvak naar zich toe. Onder grote belangstelling van de algemene media verkocht de website in twee weken meer dan 10.000 boeken die werden geleverd door de fysieke boekhandel. Met die campagne bewees Bookaroo levensvatbaar te zijn. Maar in de praktijk was dat niet zo vanzelfsprekend als de initiatiefnemers van Bookaroo hadden gehoopt. Uit behoefte aan een groter team gaat Bookaroo op in Bazarow, vertelt Daniël van der Meer – die wegens vakantie van Donk dit keer het woord voert over de ontwikkelingen bij de website.

Zijn jullie op dit moment opgelucht of teleurgesteld?
'Opgelucht. Na een waanzinnige start in juli zagen we natuurlijk de terugloop. Toine en ik moesten toen vaststellen dat als we Bookaroo overeind wilden houden en laten groeien, we dat met een groot team moesten doen. Bookaroo was alleen Toine en ik plus twee oud-stagiairs, terwijl wij ook gewoon een uitgeverij moesten runnen. Dat betekende: investeren. In die periode hebben we zeker momenten van teleurstelling gekend. Maar dat de gesprekken met Bazarow, die – onverwacht voor ons – iets soortgelijks bleek te beogen als Bookaroo, tot deze samenwerking hebben geleid, geeft ons nu opluchting.'

Beschouwen jullie Bookaroo als mislukt?
'Nee. Wij wisten vooraf echt niet of het ons zou lukken om in twee weken 10.000 boeken te verkopen. Ook tijdens de campagne niet. Dat we daar toch in zijn geslaagd, is de grootste winst: we hebben aangetoond dat er een publiek bestáát dat vatbaar is voor het idee dat het uitmaakt waar je je boeken koopt. Dat dat online niet op één plek hoeft. Ook Libris merkte in die periode een opleving van het aantal bestellingen op hun site.'

Maar zoals het in het persbericht heet: het team was te klein voor de ambitie. Maakten jullie een inschattingsfout?
'Door onze aanpak wisten we niet goed op welke toekomst we ons moesten voorbereiden. Zouden we de 10.000 niet halen en na twee weken stoppen? Of zou Bookaroo daarna doorgaan? We hebben onvoldoende kunnen nadenken over die fase erna. En we hadden ons verkeken op de energie waarmee we die fase in zouden gaan. We hadden zo veel tijd en moeite in de campagne gestopt, dat we daarna niet met dezelfde energie verder konden – en dan verhuisde Toine ook nog en kreeg ik een kind. Daarin zit zeker een inschattingsfout. Maar ik denk ook dat de buitenstaander onderschat hoeveel werk zo’n IT-project is.'

Was de site niet goed genoeg?
'Natuurlijk kun je dingen opnoemen die beter moesten. Maar het belangrijkste werkte: iemand bestelde een boek en wij zochten de boekhandel die dat boek kon leveren. Bij één op de paar honderd bestelling leidde dat tot een vraag of ontdekking van een verbeterpunt. Lastiger was het om de belangstelling levend te houden. Kijk naar onze sociale media. Tijdens de campagne waren we daar zeer aanwezig. We hadden een duidelijk verhaal: we moeten zoveel boeken verkopen. Maar na twee weken viel dat verhaal weg, en moesten we het hebben over de boeken zelf. Daar hadden wij geen mensen voor. En Bazarow wel. Wat zij doen op hun site, hun sociale media, online magazine en met hun nieuwsbrief is opvallend goed.'

Hadden jullie publiek, de schrijvers en de deelnemende boekhandels Bookaroo meer moeten uitdragen?
'Het zou naïef zijn op het publiek te vertrouwen. Ik denk dat we onze natuurlijke achterban tijdens de campagne hebben uitgeput. Ieder boek dat ze overwogen te kopen in de komende maanden, hebben ze toen aangeschaft. Die blíjven niet boeken kopen. Ik weet ook als geen ander dat niemand automatisch naar een bepaalde site gaat als er geen directe aanleiding voor is. En dan moet je vechten tegen twintig jaar Bol.com waarvan iedereen de app op zijn telefoon heeft. Dat kost ontzettend veel tijd om dat te doorbreken.'

En schrijvers en boekhandels?
'Schrijvers bleven heus wel naar ons doorlinken. Ik hoop ook dat ze dat zullen doen met Bazarow. En van boekhandels hebben we ontzettend veel steun gehad. Maar we begrijpen dat hun prioriteit bij de eigen winkel ligt. Er kwamen ook goede ideeën uit de koker van boekhandelaren, maar om die te kunnen realiseren is gewoonweg een investering noodzakelijk. Hopelijk kunnen we daar nu een deel van uitvoeren met Bazarow. De enige manier voor het bereiken van online inkomsten is als boekhandels samenwerken. Want de goede ideeën en de voedingsbodem zijn er.'

Wanneer kwamen jullie in contact met Bazarow?
'Ongeveer twee weken na het einde van de campagne. We wisten niet van elkaars plannen voordat die naar buiten kwamen. We zitten niet in elkaars natuurlijke netwerk. Maar we zagen allebei hoe opvallend gelijk de plannen zijn. Bazarow wilde ook boekhandels een rol geven in hun plannen. Pas toen ze over Bookaroo hoorden, legden zij eerst de focus op het steunen van de schrijver en vertaler. Toine heeft het uiteindelijk een berichtje gestuurd om ervaringen uit te kunnen wisselen en te kijken waar wij matchten.'

Daarop ontstond al snel het idee om samen te werken?
'Zeker toen het ons duidelijk werd dat wij een groter team nodig hadden, lag dat voor de hand. Bazarow had dat team al. Vervolgens kost het gewoon enige tijd om tot overeenkomst te komen. Omdat wij Bookaroo zijn begonnen om de fysieke boekhandel te steunen, was het noodzaak dat dat element overeind zou blijven.'

Is het in de praktijk een overname?
'Over de exacte deal doen we geen uitspraken. Wel gaan we voor langere tijd samenwerken. Dat houdt in dat Toine en ik voor ten minste vijf jaar bij Bazarow betrokken zijn als adviseur. Wij hebben in korte tijd heel veel ervaring opgedaan. We hebben los daarvan ook mee ervaring met het boekenvak. En we hadden nog allerlei ideeën voor Bookaroo die we nu met Bazarow hopen te realiseren. Wij brengen dus ervaring, expertise en ideeën in.'

Wordt Bazarow de webwinkel voor jullie uitgeverij Das Mag?
'Als we voor onze boeken verwijzen naar een online verkoopplek zal dat Bazarow zijn. En ik hoop dat meer uitgeverijen dat voorbeeld volgen.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 14 nov)

zondag 17 november 2019

Interview Guusje de Vries van Bureau Guusje: 'Uitgeverij en management vullen elkaar uitstekend aan' (Boekblad)

Freelance pr-medewerker Guusje de Vries begon impulsief als manager van auteur Marcel van Roosmalen. De behoefte daaraan bij auteurs is zo groot dat ze die werkzaamheden uitbreidt tot volwaardig managementbureau – onder meer voor Peter Buwalda.

Hoe was je week?
'In deze tijd van het jaar is het altijd héél druk. Je bent nog steeds bezig met alle boeken die in september en oktober zijn verschenen en ook in november komt er nog veel uit. Dat is bij De Bezige Bij, waar ik nu voornamelijk werk, niet anders. Ik heb vooral tijd gestoken in de biografie van Ahmed Aboutaleb, die volgende week verschijnt. En donderdag was ik de hele dag op pad met Marcel.'

Wat doe je op zo'n dag?
'Ik heb Marcel eerst van Wormer naar Apeldoorn gebracht, waar hij sprak op een marketing- en communicatie-event. Daarna als een gek door naar Veghel, waar hij stond met zijn theatertournee met Roelof de Vries en Jan Dirk van den Burg. Het was mijn lot dat ik de slechtst verkochte show bijwoonde: er waren 19 kaarten verkocht. We zaten met z'n allen op het podium, ik heb erg gelachen. Daarna bracht ik hem terug naar Wormer. Ik was pas om twee uur 's nachts thuis in Rotterdam.'

Hoe ben je zijn manager geworden?
'We zijn bevriend. Van de zomer dronken we een biertje in de kroeg. We grapten wat over alle optredens die hij misliep omdat niemand hem kon vinden of – als ze hem dan toch hadden gevonden – hij mails te lang onbeantwoord liet. Er is immers altijd wel een deadline voor een column of een boek. Toen besloten we impulsief dat ik dat allemaal voor hem zou doen.'

Dat smaakte al gauw naar meer?
'Ik doe ondertussen tien jaar pr-werk. Ik heb gemerkt dat auteurs heel weinig tijd hebben om alles buiten het schrijven om, goed te organiseren. Het is ook al niet hun liefste bezigheid. Maar ze lopen wél mooie opdrachten – en geld – mis. Toen Peter Buwalda mij vroeg of ik met hem wil samenwerken, dacht ik: ik ga dit uitbouwen. Voor Peter ga ik zijn complete management doen. Elke auteur heeft weer behoefte aan iets anders.'

Maar er zijn toch al veel agenten en managers actief voor auteurs?
'Er zijn er best veel, ja. Ik ga ook niet het wiel opnieuw uitvinden. Maar met het het pr-werk bouw je met veel auteurs in korte tijd een hechte band op. Je hebt rond verschijnen van een boek veel contact. Vaak vervaagt dat ook weer, maar met velen blijft dat contact bestaan. Ik heb gemerkt dat auteurs óók voor de publiciteit behoefte hebben aan vaste contacten. Ze hechten aan langere relatie met hun redacteur en hun uitgever, maar ook met hun promotiemedewerker. Voor sommige auteurs ben ik dat. Daarin zit mijn kans.'

Omdat uitgeverijen steeds vaker freelancers inhuren, scheppen zij te weinig duurzame relaties tussen auteur en vaste promotiemedewerkers?
'Er zijn zeker steeds meer pr-freelancers. Ik hoor voortdurend dat die of die ook voor zichzelf is begonnen, en iedereen zit bomvol werk. Toch is het ook niet zo dat auteurs voor ieder boek te maken krijgen met iemand anders. Uitgeverijen zorgen wel voor continuïteit. Ik ben nu al een jaar of twee de enige structurele aanvulling op de pr-afdeling van De Bezige Bij, waardoor het voorkomt dat ik meerdere titels van dezelfde auteur doe – bijvoorbeeld al twee boeken van Jan Cremer.'

Waarom groeit het aantal agenten en managers dan?
'De promotie- of verkoopafdeling organiseert vaak optredens in boekhandels, bibliotheken of op festivals, vaak geconcentreerd rond verschijnen van een boek. Daarbuiten wordt het lastiger omdat het simpelweg veel tijd kost. Uitgeverijen hebben die vaak niet. Daar zit ruimte voor een management, dat natuurlijk ook meer zaken kan doen dan enkel het regelen van optredens. Of het aantal groeit weet ik trouwens niet hoor – volgens mij geldt dat voornamelijk voor het aantal freelancers in de boekenwereld en niet zozeer voor managements of agentschappen.'

De Bezige Bij is toch net een eigen sprekersbureau begonnen: Bee Speakers?
'Zeker, waarvoor hulde. Alle initiatieven die een schrijver ondersteunen zijn toe te juichen. Bee Speakers is veelbelovend, ik ben ontzettend benieuwd. Maar een sprekersbureau is iets anders dan een management en sommige auteurs brengen graag al hun zaken onder bij één iemand.'

Groeit ook de markt voor optredens, schrijfopdrachten en dergelijke?
'Dat kan ik niet goed inschatten. Ik weet niet precies hoe de situatie tien jaar geleden was. Ik denk wel dat bedrijven er altijd al voor open stonden, maar een auteur is wellicht minder voor de hand liggend en daarom lastiger te vinden. Dat is jammer, want een schrijver kan zoveel toevoegen. Zoals Marcel donderdag ook sprak voor de marketing- en communicatieprofessionals nadat zij een hele dag jargon hebben aangehoord – dat ervaren ze dan als zó verfrissend. Maar ik geloof dat je schrijversoptredens actief moet aanbieden, anders komen bedrijven niet op het idee. Of ze komen allemaal uit bij de tien bekendste.'

Aanbod creëert vraag.
'Precies. En juist voor het scheppen van aanbod buiten de boekhandels hebben de meeste uitgeverijen geen tijd. Ik was laatst bij de gemeente Arnhem. Marcel had eenmalig iets voor hen gedaan, maar ze wilden de mogelijkheid bespreken om structureel samen te werken. Dat gaat natuurlijk verder dan wat een uitgeverij kan bieden. Wat mij betreft kunnen de werkzaamheden van een uitgeverij en een management elkaar alleen maar aanvullen en versterken.'

Is auteursmanagement lucratiever dan freelance pr-werk?
'Dat hangt ervan af. Als ik een optreden in een boekhandel regel, dan verdien ik daar met mijn percentage te weinig aan om van te leven. Hoe leuk dat ook is, het is even veel regelwerk als een optreden voor bedrijven die veel hogere bedragen neerleggen. Bovendien weet een boekhandelaar de schrijver vaak zelf wel te vinden, rechtstreeks, via de uitgeverij of de Schrijverscentrale. Ik zal dus best kritisch zijn in mijn keuze voor auteurs met wie ik in zee ga. Ik wil er uiteindelijk ook niet meer dan een stuk of tien doen. Terwijl ik het uitbreid is het in ieder geval prettig dat ik klussen voor uitgeverijen kan blijven doen, omdat je dan gewoon voor je uren wordt betaald. En bovendien heb ik erg veel plezier in het pr-werk.'

Er verandert voor jou dus niet meteen veel?
'Nee. Voorlopig werk ik nog voor De Bezige Bij. Dit jaar heb ik ook voor uitgeverijen losse titels gedaan: Meulenhoff, Podium, Xander en anderen. Ook dat gaat door. Maar ik moet wel minder pr doen om tijd vrij te maken voor het managementbureau. Het leuke is dat ik daarmee nog zelfstandiger word.'

Met wat voor schrijvers wil je je stal uitbreiden?
'Mijn hart ligt bij de literatuur, en bij goede schrijvers wier werk ik bewonder. Daarbij is een goede band natuurlijk onmisbaar – daar begint het mee. En als het om optredens gaat: niet iedere auteur is geschikt. Sommigen schitteren op het podium, maar niet elke auteur is een performer. Gelukkig ben ik zelfstandig en zit ik niet vast aan auteurs van bepaalde uitgeverijen. Een uitgeverij is er – terecht – voor al zijn auteurs en daarom zijn denk ik niet alle pogingen van uitgeverijen voor een sprekersbureau gelukt.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 10 nov)

Zie ook:

vrijdag 15 november 2019

Een boekhandel winnen – Cies-Jan van Heerden blikt een jaar later terug (Boekblad/Boekenpost)

Cies-Jan van Heerden won vorig jaar in loterij een tweedehands boekhandel in Wales. De omzet viel aanvankelijk tegen. Maar hij heeft alle vertrouwen dat de combinatie met bordspelwinkel annex -café van Bookends een succes gaat maken.

Natuurlijk trekt Cies-Jan van Heerden klanten die hem en zijn boekwinkel in Cardigan een keer in het echt willen zien. Een keer zelfs uit Australië. Ze hadden al een trip door Wales uitgezet en Bookends aan hun programma toegevoegd toen ze het verhaal van de Nederlander op het lokale nieuws hadden gezien. 'Heel leuk', vertelt hij. 'Ook als ze uit Nederland komen. Spreek ik af en toe weer eens Nederlands. Maar over het algemeen kopen ze niet veel.'
Hij begrijpt de nieuwsgierigheid wel. Vorig jaar september was Van Heerden heel even wereldnieuws. Van het Britse The Guardian tot de Spaanstalige Amerikaanse krant La Opinion: alle media meldde dat hij een tweedehands boekhandel had gewonnen in een loterij. The One Show, een actualiteitenmagazine dat dagelijks wordt uitgezonden op BBC 1, was zelfs aanwezig toen hij begin november de sleutels kreeg overhandigd.
De belangstelling garandeert echter niet dat het zijn zaak voor de wind gaat. De verkopen vallen tegen. 'Het begon aardig. Toen kwam de winter, toch al een rustige periode in dit plaatsje in Wales dat het van toerisme moet hebben, deels vanuit het buitenland. De laatste twee maanden is de omzet weggezakt. Dat geldt voor alle winkels in Cardigan. Ik hoor iedereen zeggen dat het minder druk is dan vroeger. Misschien door de Brexit, ik weet het niet.'
Van Heerden heeft het assortiment daarom aangepast. Maar daarover later meer.

De 31-jarige Van Heerden had nooit geambieerd boekhandelaar te worden. Hij was altijd wel een fanatieke lezer: scifi, fantasy, soms historische fictie – de 'nerdy stuff', zoals hij zegt. Ook richtte hij zich al vroeg op Engelstalig. 'Dat begon met deel twee van Harry Potter. In het Nederlands klonk het zo knullig, vond ik.' Een vast adresje voor zijn aankopen had hij niet. 'Ik kocht online, maar ook random bij winkels waar ik toevallig binnenkwam.'
Hij woonde lange tijd overal en nergens tot hij op 25 minuten rijden van Cardigan neerstreek. Hij had daar een stuk land gekocht om dat geschikt te maken voor landbouw – in de eerste plaats door bomen en heggen te laten groeien, zodat het beschutter lag. Als het hem zou lukken van het land te leven, kon hij een one planet development (opd) krijgen. Ofwel: een bouwvergunning voor een huis. 'In Nederland zou me dat zonder miljoenen op de bank nooit lukken.'
Voorlopig woonde hij er in een caravan. Zijn geld verdiende hij als farmsitter: een invaller op boerderijen als de boer ziek is of op vakantie gaat. En boodschappen deed hij in de 4.184 inwoners tellende plaats aan de Teifi-rivier. Bookends werd zijn vaste boekhandel, waar hij regelmatig voor vijf tot tien pond een stapeltje boeken haalde. 'Zeker in de winter. Dan is er 's avonds helemaal niets anders te doen dan lezen in mijn caravan.'
Uitgerekend deze winkel – geopend in 2014 – werd verloot. Paul Morris, samen met zijn vrouw eigenaar, wilde om gezondheidsredenen van Bookends af, maar wilde hem niet verkopen uit angst dat een grote keten zijn plaats zou innemen. Hij wilde integendeel iemand anders die net als hij de droom had om een eigen boekwinkel te runnen, de kans geven. Dat was nu eenmaal alleen realistisch als hij de winkel weggaf. Vandaar de loterij.
Iedere klant die gedurende drie maanden voor ten minste 20 pond boeken kocht, maakte automatisch kans. Ook Van Heerden, die een keer – toen zijn zus op bezoek was – doelbewust voor zoveel geld boeken kocht. 'En toen won ik. Ik was zelf aan het werk op een boerderij waar ik geen bereik had, zoals je overal in Wales geen bereik heb. Toen ik uiteindelijk het sms'je had ik eerst kop koffie nodig om te beseffen wat me nou was overkomen.'

De loterij veranderde Van Heerdens leven. Hij haalde een zakenpartner naar Cardigan: de 23-jarige IJslander Sveinbjörn Stefán Einarsson, die hij al tien jaar kende van een online gamecommunity, nooit in het echt had ontmoet, maar die interesse in de boekhandel toonde. En hij regelde een appartement in het plaatsje zelf, waar ze beide konden wonen en een deel van de boekenvoorraad konden stallen.
Na twee maanden namen Van Heerden en Einarsson het beheer over van de winkel, die ietwat verborgen ligt achter de Highstreet – je moet door een poort om bij de binnenplaats te komen waaraan het bescheiden, maar gezellige winkeltje ligt; alleen een poster naast de poort attendeert de voorbijganger op Bookends. Tijd om zich voor te bereiden was er niet. Daarvoor was Van Heerden te druk met de laatste klussen als farmsitter.
'Ik had geen idee', geeft hij toe. 'Maar de vorige eigenaar zei dat het werk erg hands off was. De mensen in de winkel willen met rust worden gelaten. Je hoeft als tweedehandsboekhandelaar ook niet bepaalde boeken in huis te halen. De voorraad blijft op peil doordat mensen me bellen: of ik hun oude boeken wil ophalen? Daar betaal ik niet voor. Het is eerder een gratis ophaalservice, en zij hebben meer ruimte in huis. Het is allemaal niet zo moeilijk.'
Daarnaast houdt hij zich bezig met internet. Bijzondere boeken zoals gesigneerde exemplaren zet hij op eBay. Dat gebeurt betrekkelijk spaarzaam. En met enige regelmaat zet hij in één middag of avond een flinke partij op Amazon. 'Alleen boeken uit het appartement. Je wilt voorkomen dat je boeken op internet verkoopt die je net in de winkel hebt verkocht. Alles ligt er op stapels en in kratten, maar: op alfabetisch volgorde. Ik kan alles er goed vinden.'
Daar hoopte Van Heerden in korte tijd een goede omzet mee te maken. 'Het waren wat duurdere en zeldzamere boeken, waarmee je niet concurreert met grotere partijen die met speciale deals en prijsacties toch goedkoper zijn. Helaas duurde het veel langer dan gedacht voor we op Amazon zaten. De Britse bureaucratie is erg langzaam. Voor je zoiets als een national insurance number hebt. En dan maakte Amazon ook fouten.'

Inmiddels runt Van Heerden Bookends in zijn eentje. Einarsson is na een half jaar terug naar huis gegaan. Niet om zakelijke redenen: de heimwee van de IJslander was té groot. Maar het komt het bedrijf niet slecht uit. De omzet – niet zo hoog als sommige media berichtten – is bij lange na niet genoeg om met twee personen van te leven, wat nodig bleek omdat Van Heerden de winkel in deze constructie toch niet kon combineren met zijn werk als farmsitter.
En dan valt de omzet nog tegen ook. Behalve de wegblijvende toeristen en de trage start op Amazon zijn daar nog meer redenen voor. 'Er zitten nu zo veel charity shops in Cardigan, die allemaal bakken met boeken voor 50p hebben staan. En omdat zij geen huur hoeven te betalen van de gemeente kunnen zij het zich wel veroorloven om in de duurste panden van de Highstreet te zitten. Een heel merkwaardig beleid.'
Ook is Van Heerden een andere eigenaar dan Morris. De klanten die met hem over literatuur en poëzie kwamen praten, bleven geleidelijk aan weg. In plaats daarvan kwamen steeds meer andere liefhebbers van scifi, fantasy en horror zoals hijzelf is – genres die steeds beter zijn vertegenwoordigd in de winkel. Maar het duurt natuurlijk even voor deze doelgroep in de wijde omtrek de weg naar de winkel weet te vinden.
'Het idee was om een tweede winkel te openen', zegt Van Heerden. 'Een boekhandel en een winkel/café met bordspellen. Nu ik het alleen doe, combineer ik het onder een dak. Ik hou de genres die bij bordspellen passen – ook bijvoorbeeld horror en kinderboeken. De verhouding boeken-bordspellen is nu fifty-fifty. Het vereist een gerichter inkoopbeleid, maar via mijn contacten lukt dat wel. Ook al moet ik ervoor betalen, ik verkoop dat ook beter.'
En dat slaat aan. Inmiddels rijden sommige klanten tot wel een, anderhalf uur naar Cardigan om bij hem spellen te spelen en boeken te kopen. Tot Van Heerdens blijdschap. 'Ik wil echt mijn best doen om van deze boekhandel een succes te maken. Zo'n kans als dit krijg je maar één keer in je leven. En het is ook leuk, deze winkel. Vooral al die mensen die over de vloer krijgt. Al die lokale mensen. Het is vaak kleurrijk volk.'
(Eerder gepubliceerd in Boekblad en Boekenpost)