zaterdag 30 november 2013

Justine le Clercq, 'Wegens geluk gesloten' (BOEK)


De personages van Justine le Clercq zijn stuk voor stuk verschoppelingen. Junkies, prostituees, zwervers. Waarom het ze niet is gelukt om te voldoen aan de eisen van de maatschappij en vervolgens ten onder zijn gegaan, vertelt Le Clercq niet. In de veelal plotloze verhalen in Wegens geluk gesloten gaat het erom hoe haar door het leven getekende scheppingen zich staande houden.
Meestal krabbelen ze op uit het dal. Voorzichtig proberen ze contact te leggen met hun zoon die in een pleeggezin verblijft. Ze halen eindelijk de familie weer bij elkaar voor een kerstdiner. Ze proberen aan het eind van hun leven in het reine te komen met hun verleden – of juist met de onvermijdelijke nabije toekomst.
Beschadigd zijn ze, stuk voor stuk. Maar niet zonder eigenwaarde. Ze proberen zélf de balans in hun bestaan te bewaren. Niet voor niets heeft Le Clercq ‘Red mij niet’, het bekendste lied van Maarten van Roozendaal, zelf een ex-gebruiker, als motto voor haar boek gekozen.
Het mooist wordt het zelfbewustzijn van de drop-out geïllustreerd door ‘Morena’. Morena is seksueel misbruikt door twee mannen. Logisch, denk je aanvankelijk, dat een ‘aardige, gedegen man’ zich voor haar inspant. Bij haar is een steekje los. Maar wat blijkt? Pas als officieel op papier staat dat ze is verkracht, voelt ze zich vernederd. In haar fantasiewereld kon ze zichzelf beschermen door haar lot te bagatelliseren.
Net als in haar debuutroman doet de stijl van Le Clercq soms te sterk denken aan Arnon Grunberg. Maar dat maakt de zeggingskracht van verhalen als deze er niet minder om.

Justine le ClercqWegens geluk gesloten (160 p.) – Podium, € 17,50
(Eerder verschenen in BOEK 6, 2013)

vrijdag 29 november 2013

Wereldpremière teruggevonden toneelstuk markeert verschijnen Hermans-biografie (Knack)


De presentatie van Willem Otterspeers biografie van Willem Frederik Hermans De mislukkingskunstenaar werd opgeluisterd met de opvoering van een teruggevonden toneelstuk.
  
Petrus staat zich bij de hemelpoort te vervelen. Alle oorlogsslachtoffers laat hij zonder enige selectie door – het is vlak na de Tweede Wereldoorlog. Tot er een zekere Leonard zich bij hem meldt. Hij vraagt zich af of hij terug kan naar zijn aardse minnares. ‘Ik had een affaire met een getrouwde vrouw, / Die dacht dat zij voor mij niet vallen zou. / Maar op een dag dat wij samen bloot / Te praten zaten op een canapé / Het was in de nacht om een uur of twee – / Kwam plotseling haar echtgenoot / En schoot ons met zijn revolver dood.’
Deze passage komt uit het toneelstuk De hemelvaart der dwaze maagden dat Willem Frederik Hermans in 1946 schreef. Zijn biograaf dook het op in het archief van Hermans’ toenmalige vriend Adriaan Morriën. Op de presentatie van Otterspeers eerste deel van zijn levensbeschrijving werd het gisterenavond opgevoerd – ‘voor het eerst en vermoedelijk ook voor het laatst’, zei presentator van de avond Thomas van den Bergh. Begrijpelijk: het amusante stuk in twee bedrijven heeft weinig om het lijf, inhoudelijk noch stilistisch. De verwijzingen naar de naoorlogse actualiteit zijn nauwelijks meer te begrijpen.
Niettemin onderstreepte de wereldpremière dat het verschijnen van De mislukkingskunstenaar het literaire evenement van 2013 is. Dat bewees het gekrakeel al dat vorige week losbarstte – sommige Hermanskenners konden niet verkroppen dat Otterspeer een andere visie op hun geliefde auteur hebben of bleken niet in staat te accepteren dat ook een wetenschapper als deze biograaf foutjes maakt. Dat bewees het opleggen van een tweede druk nog voor de officiële presentatie. En dat bewees ook een meer dan afgeladen Rode Hoed in Amsterdam.
Van den Bergh beloofde het publiek een legendarische avond. Dat viel, afgezien van het curieuze toneelstuk, tegen. De biograaf werd lof toegezwaaid door een collega van Hermans (Tommy Wieringa: ‘werkelijk niets in het leven van Hermans wekt bewondering op’) en zijn uitgever (Henk Pröpper: ‘Je verbloemt niets, je geeft ons de totale Hermans’). En daarna sprak Otterspeer zelf over de man met wie hij sinds het aanvaarden van de opdracht in 2000 minstens één dag per week intens heeft samengeleefd.
‘In al die jaren is mijn bewondering voor Hermans’ werk enorm toegenomen’, zei Otterspeer, omdat de geoloog en would be-fotograaf in werkelijkheid van begin af aan al zijn kaarten op de literatuur had gezet. ‘En mijn kijk op de mens Hermans is complexer geworden. Hij kon teder zijn: toen zijn vrouw een miskraam kreeg, ging hij naar huis om alle sporen aan de zwangerschap uit te wissen. Om zo het leed te verzachten. Tegelijk maakte hij er genadeloze literatuur van: de scène in De donkere kamer van Damocles waarin Osewoudt zijn doodgeboren kind ziet, is op zijn eigen ervaring gebaseerd.’
Cruciaal voor Hermans leven was de zelfmoord van zijn zus Corry vlak na de Duitse inval van Nederland. De ontdekking van haar archief dat na de dood van Hermans’ vader in zijn handen kwam, was voor Otterspeer dan ook de belangrijkste. In de biografie maakt hij aannemelijk dat de schrijver zijn zus niet alleen haatte, zoals hij altijd beweerde, maar ook van haar hield als bondgenote in hun gezamenlijke strijd tegen hun ouders. Tegelijk was hij ook zonder die dood dezelfde schrijver geworden. ‘In zijn stukjes voor de schoolkrant staat al zijn hele wereldbeeld in de kern beschreven. Door de oorlog en de zelfmoord dacht hij: ik heb het niet alleen bedacht, het is wáár.’
Ook belangrijk voor Hermans was diens bezoek aan Brussel direct na de bevrijding van Nederland – al sprak Otterspeer daar gisteren niet over. Het boek opent met het hoofdstuk ‘Brussel 1945’ omdat dat verblijf van een maand het moment was waarop Hermans in één klap ontbolsterde. Jarenlang had hij noodgedwongen thuisgezeten. Hij deed weinig anders dan lezen en schrijven, maar hij kon daar niets mee. Tot de oorlog voorbij was en hij zich kon ontworstelen aan zijn ouders en beginnen aan zijn schrijverscarrière. De julimaand in Brussel was zíjn bevrijding.
Wel ging Otterspeer in op de kritiek dat zijn titel Hermans – misschien wel de grootste Nederlandstalig auteur van de twintigste eeuw – te veel associeert met mislukking. Hij duidt daarmee aan dat voor Hermans alles een mislukking was. Hij wou zo graag ‘alles’ dat ‘bijna alles’ per definitie tegenviel. ‘Maar dat is uiteindelijk geen allesverklarende aberratie waar zo veel biografen voor zwichten. Ik geef de feiten, ik doe niet aan psychologiseren. Ik vraag met deze titel de lezer alleen beleefd om samen met mij een bepaalde richting op te kijken.’
Dat De mislukkingskunstenaar niet de handzame biografie is geworden die Otterspeer voor ogen stond, kwam omdat hij tot vijftig jaar na Hermans dood als enige in het archief mocht. Als hij niet uitputtend uit brieven, agenda’s, aantekenboekjes en opgedoken manuscripten citeerde, zouden die teksten voor decennia verborgen blijven. Zonde. Onmiddellijk intervenieerde Carel van Eykelenburg van het Willem Frederik Hermans Instituut. Dat het archief zou sluiten is een misverstand, zei hij. Iedereen met een goed onderzoeksvoorstel kan zich bij het instituut melden– ‘bijvoorbeeld om een betere biografie te schrijven’, al was dat niet als sneer bedoeld.
Voorlopig moeten liefhebbers na het goed geschreven, degelijke en uitputtende De mislukkingskunstenaar een jaar wachten. Dan verschijnt deel twee van de biografie, die eveneens achthonderd pagina’s dik zal zijn en de rest van Hermans’ leven beschrijft. Het leidmotief daarin is wrok. Otterspeer gaat na of Hermans, naar aanleiding van een boek van Peter Sloterdijk over dit thema, zijn wrok creatief inzet – zoals de schrijvers uit de klassieke oudheid – of hem ophoopt zoals in de moderne tijd gebeurt. ‘Het antwoord zal zijn: beide.’
(Eerder verschenen op Knack.be, 28 nov)

Zie ook:

donderdag 28 november 2013

Belle van Zuylen, 'De edelman'

Dit jaar is het precies 250 jaar geleden dat het debuut van Belle van Zuylen verscheen. Uitgeverij Van Oorschot heeft De edelman ('Le noble') daarom opnieuw gepubliceerd in een aparte uitgave samen met een essay van Nelleke Noordervliet. Wie het boekje, onwetend van de feestelijke gelegenheid, in de boekhandel ziet liggen, zal zich afvragen waarom het een jubileumuitgaven is. Op de sticker staan de jaartallen 1736 en 2013. Maar het boekje verscheen dus 250 jaar geleden: 1736 moet 1763 zijn. Kan gebeuren.
De edelman is duidelijk een jeugdwerk – geschreven toen Belle van Zuylen de twintig net voorbij was en onderdeel van een literair spel. Het verhaal, in deze uitgave nog geen dertig pagina's, is onevenwichtig opgebouwd. De zinnen sluiten niet allemaal evengoed op elkaar aan (al zou dat aan de gloednieuwe vertaling van Rosalien van Witsen kunnen liggen). De personages zijn types, geen mensen van vlees en bloed. En toch heeft het dezelfde frisheid die het werk van Belle van Zuylen, allemaal op veel rijpere leeftijd geschreven, kenmerkt. Je ziet onmiddellijk een jonge vrouw voor je, die glimlachend aan haar werktafel dit verhaal in elkaar zet. Van begin tot eind straalt het plezier in haar eigen creativiteit ervan af.
Indertijd spande de familie zich tot het uiterste in om De edelman direct uit de handel te halen. De parodie op adellijke families die uitsluitend en alleen om afkomst gaven, is nu niet meer brisant. Maar er zijn nog altijd genoeg mensen die zich op hun status laten voorstaan. De scherpe ironie van sommige passages, zoals het venijnige happy end, doet je opnieuw beseffen hoe idioot zulke mensen zich gedragen.

Nog meer heruitgaven van Van Oorschot:

dinsdag 26 november 2013

Erich Maria Remarque, 'Van het westelijk front geen nieuws' (BOEK)


Verpletterende indruk leidt tot verpletterend succes

Erich Maria Remarque was met Van het westelijk front geen nieuws (1929) niet de eerste veteraan die over zijn ervaringen in de Eerste Wereldoorlog schreef. Hij werd wel de succesvolste. Binnen een jaar werden er in Duitsland een miljoen exemplaren van verkocht. Binnen 2,5 jaar was het vertaald in meer dan twintig talen en verfilmd door Hollywood-regisseur Lewis Milestone. De Nederlandse vertaling is – met uitzondering van de oorlogsjaren – nooit uit druk geweest.
Het succes is goed te begrijpen. Remarque weet buitengewoon efficiënt in een nog altijd frisse taal zijn boodschap erin te hameren hoe vreselijk deze oorlog was. Het zinloze sterven van een hele generatie jonge mannen, die niet begrijpen waarom ze voor de hoge heren vechten. De afstomping, waardoor ze zich afgesneden voelen van het gewone leven. Het soldatenleven waarin hiërarchie belangijker is dan goede voeding. Door ook de kleine geneugtes te beschrijven, bijvoorbeeld als de jongens een keer goed eten, is het contrast met de ellende in de loopgraven des te sterker.
Toen ik zelf Van het westelijk front geen nieuws op mijn 18e las, was ik er zo kapot van dat ik het een jaar later al herlas. Bij de derde lectuur, twintig jaar verder inmiddels, valt me vooral de slimme constructie op. De roman heeft geen logische verhaallijn, maar zonder dat je er erg in hebt, loodst Remarque de lezer langs alle denkbare aspecten van de oorlog: van herstellen in het ziekenhuis tot deserteren uit heimwee. Dat verklaart de didactische indruk die het boek maakt en het al te abrupte einde.
Toch is de verpletterende indruk er niet minder om.

Erich Maria RemarqueVan het westelijk front geen nieuws (208 p.) –Erven J. Bijleveld, € 19,95. Deze maand verschijnt een herdenkingseditie met 32 pagina’s tellend filmalbum.
(Eerder gepubliceerd in BOEK 6, 2013)

Zie ook:

zondag 24 november 2013

Des romans français: Albert Cohen, ‘Solal’


Het gevaarlijke van een portret op de omslag van een boek is dat je je als lezer onbewust een beeld vormt van een van de hoofdpersonen of beter gezegd, de hoofdpersoon. In het geval van dit boek staat er een man op afgebeeld, zijn leeftijd schat ik tegen de dertig. Hij ziet er goed verzorgd uit, intelligent, en kijkt zelfverzekerd en een tikje streng en afstandelijk de wereld in.  Maar is dit de man die in staat is om rijdend op een paard zijn geliefde uit een koets te trekken, juist voor ze zal gaan trouwen? Is dit de flamboyante vrouwenversierder, de alleskunner, de zwerver? Is dit de Solal van Albert Cohen?
Cohen begint het verhaal met de oom van Solal, oom Saltiël, die zich verheugt op de wekelijkse wandeling met zijn jonge neef. Saltiël is ook een Solal, dat wil zeggen, een afstammeling van het geslacht Solal, een oud Joods geslacht dat op het Griekse eiland Kafelonia leeft tussen een kleine gemeenschap Joden. Het is begin twintigste eeuw en deze Joden in ballingschap volgen vanaf hun geïsoleerde plek de wereldpolitiek en het wel en wee van het Joodse ras.
Solal is de zoon van een rabijn en verkeert in hogere kringen. Tijdens een van zijn wandelingen met zijn oom komt hij Adriënne tegen, de jonge  vrouw van de Franse consul, op wie Solal al verliefd is sinds zij aanwezig was bij de prijsuitreiking op het Franse Lyceum. Zij wordt zijn eerste grote liefde.
Cohen beschrijft met beeldende lange zinnen het leven op Kafelonia:

In de van vliegen en muskus trillende zaakjes waar de barbiers met monotone bewegingen hun mandolines of de opperhuiden in beweging brachten, gonsden de journalisten en politici. (…) Onder de arcaden dronken kolonels van de gendarmerie koffie en aten roze deegwaren die hun wangen deden glimmen van gedistingeerde en gewichtige smulpaperij, vervolgens veegden ze hun handen af aan hun zijden zakdoek, ademden diep uit, glimlachten.

Het bestaan is goed op Kafelonia, toch neemt Solal geen genoegen met dat comfortabele leventje. Hij is pas zestien wanneer hij Adriënne in haar huis bezoekt en de liefde met haar bedrijft. Het is hartstocht, van beide kanten, en om verdere problemen met de rabbijn of de consul te voorkomen, besluiten ze heimelijk het eiland te verlaten en naar Italië te reizen. Ze verliezen elkaar uit het oog, en Solal zwerft verder door Spanje en Frankrijk. Dan laat Cohen zien dat beschrijven ook anders kan, zonder uitvoerige beelden, maar met korte trefwoorden om Solals leven te duiden:

Spanje. Ellende. Uiteenlopende baantjes. Geen Adriënne. Op een ochtend, in Valladolid, was hij, na Racine en Rimbaud gelezen te hebben, naar het Franse consulaat gegaan, had een contract getekend voor de duur van de oorlog. Vreemdelingenlegioen. Opleidingskamp. Vervlogen bloemen van de granaten. Verwondingen. Eervolle vermeldingen. Een palm, twee sterren. Drie maanden gevangenis voor ernstige inbreuken op de discipline.

Hij komt terecht in Frankrijk, raakt aan lager wal en gaat weer op zoek naar Adriënne.  Zijn liefde voor haar blijkt bekoeld en in haar bijzijn ontmoet hij Aude, de dochter van de eerste minister. Zij wordt zijn volgende doel in het leven. Dat gaat echter niet zomaar. De twee stoten elkaar af en trekken elkaar aan als sterke magneten die om elkaar heen draaien. Ze houden hun liefde voor elkaar en de buitenwereld verborgen, maar alles wijst erop dat het Solal ook zal lukken deze vrouw tot de zijne te maken. Via haar vader komt  hij in de politiek, eerst als diens assistent, later krijgt hij zelfs een ministerspost.
Wat is het dat Solal drijft? Onrust, verlangen naar meer? Hij heeft alles, hij is jong, knap, vermogend, van goede komaf, maar nooit tevreden. Oom Saltiël duikt verschillende keren op in Solals leven, in Parijs met een bont gezelschap Joden, in Griekenland wanneer Solal daar een diplomatenfunctie heeft en jaren later weer in Parijs, maar nu heeft Saltiël de rabbijn en vader van Solal meegenomen. Het is om aan te geven dat onze held de banden met zijn afkomst niet door kan snijden, waar hij ook is of wat hij ook wordt, hij blijft een Jood in ballingschap. Solal begint als held die het leven naar zijn hand zet, maar eindigt als antiheld bij wie de omgeving bepaalt hoe het afloopt.
Cohens stijl is meeslepend, hij vertraagt wanneer het nodig is, bijvoorbeeld wanneer Solal twijfelt over hoe hij verder moet, en versnelt evenzo, wanneer het leven haast heeft voor Solal, wanneer hij weet hoe hij verder wil. Cohen schetst het leven van een wereldburger op zoek naar bevestiging, op zoek naar een plek om te leven, op zoek naar een rechtvaardiging voor het bestaan. En wie is dat uiteindelijk niet?

zaterdag 23 november 2013

Eleanor Catton, 'De repetitie'

De repetitie van Eleanor Catton heb ik uit de bibliotheek gehaald. Voorin zit dus een kaartje bevestigd met bibliografische informatie – en een samenvatting van het boek in één zin. 'De verhouding tussen een leraar en een leerlinge op een middelbare school in Amerika krijgt een enorme nasleep.' Niet voor het eerst sloeg deze samenvatting hopeloos de plank mis.
Om te beginnen speelt De repetitie zich niet af in Amerika. Er wordt nergens een land of plaats genoemd, maar op grond van kleine aanwijzingen kun je afleiden dat het verhaal zich afspeelt in het Nieuw-Zeeland waar Catton deze roman schreef als afstudeerscriptie. Zo blijkt de zomervakantie samen te vallen met Kerstmis. Zoals gebruikelijk is op het Zuidelijk halfrond.
Wel draait het boek om een verhouding tussen een leraar en een leerlinge, maar zoals het hierboven wordt samengevat lijkt het een soort psychologisch drama. Dat is De repetitie allesbehalve. Dan is die ene zin op de Engelstalige Wikipedia-pagina accurater: 'Catton's 2008 debut novel (...) deals with reactions to an affair between a male teacher and a girl at his secondary school.'
Reflecties op – akkoord. Maar je vat de essentie van dit boek nog beter samen als je de titel metaforisch duidt. Je jeugd is bij Catton een repetitie voor het echte leven. Je oefent met liefde en seks om het daarna, als het voor het echt zal zijn, goed te kunnen doen. Terwijl de volwassenen in de roman oud, wijs en dor zijn geworden en terugverlangen naar die eerste keer toen alles nog zuiver en puur was.
Een repetitie wil ook zeggen: een oefening voor de rollen die je moet spelen in het leven. Iedereen ziet van jongs af aan op televisie en aan de grote mensen om zich heen hoe je hoort te gedragen in het leven. Ze krijgen sjablonen aangereikt, die ze zich eigen moeten maken. Maar hoe weet je dan welke gevoelens je aan het aanleren bent en welke echt zijn?
En zo kan ik nog even doorgaan. Het knappe van het intelligente, vernuftige, originele en ook nog eens schitterend geschreven De repetitie, dat vol prachtige zinnen staat, is dat je voortdurend wordt uitgedaagd om nieuwe gezichtspunten in te nemen – over de aard van de relatie tussen leraar en leerlinge, over de verhouding tussen jeugd en volwassenheid, over echt en nep, enzovoorts.

Ik las De repetitie uit een opflakkerende interesse in Nieuw-Zeeland én omdat Catton de Booker Prize won met haar tweede roman, The Luminaries. Het bleek een van de beste boeken te zijn die ik dit jaar las. Ik kijk dus erg uit naar de vertaling van The Luminaries, die komend voorjaar verschijnt. Al vormen de bijna 900 bladzijden eerlijk gezegd ook een barrière. Dat kost me verdorie tien dagen waarin ik niets anders kan lezen.