donderdag 29 november 2018

Weet waar je koopt. 150 jaar Broekhuis (Boekblad)

Ondanks de gebrekkige archieven van bedrijven in het mkb, zoals boekhandels per definitie zijn, is het zeer te prijzen dat boekhandels ter gelegenheid van een jubileum hun eigen geschiedenis voor het voetlicht plaatsen. Ook uit het jubileumboek van Boekhandel Broekhuis zijn nuttige lessen te trekken.

Al bij het 125-jarig bestaan van boekhandel Broekhuis in 1993 wilde toenmalig eigenaar Gerard van der Maar een boek uitbrengen over de eigen geschiedenis. Ter voorbereiding daarvan plaatste hij maar liefst zeven jaar eerder een advertentie in het Hengelo's Weekblad. Of iemand hem iets kon vertellen over de familie die zijn naam had gegeven aan de iconische Twentse boekhandel. 'Iedereen die iets weet, hoe ogenschijnlijk onbelangrijk het ook moge zijn, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met Gerard van der Maar.'
Het heeft uiteindelijk een kwart eeuw langer geduurd voor de geschiedenis van Broekhuis is geboekstaafd. Niet meer door Van der Maar, die in 2007 overleed, maar door Joep Scheffer, van 1999 tot en met 2006 medewerker van de boekhandel. Hij memoreert de advertentie in het eerder dit jaar verschenen Een zaak van evenwicht. Honderdvijftig jaar Boekhandel Broekhuis – om er nuchter aan toe te voegen: 'Het levert bitter weinig op'.
Scheffer stuitte op dezelfde grote witte vlekken. Het doen en laten van Egbert Broekhuis en zijn familie is in nevelen gehuld. Wat bekend is van de vroege bedrijfsgeschiedenis zijn enkele data. Broekhuis sr. schreef zich op 7 februari 1868, amper 25 jaar oud, als boekbinder in Hengelo in. Zijn zoons Lambert en Johan werden in 1906 medefirmant, waarna vader in 1927, enkele maanden voor zijn dood, uit het bedrijf stapte. Het archief bevat niet meer dan een paar advertenties, brieven, rekeningen (voor diverse verbouwingen) en een stapeltje kasboeken.
Met name uit de kasboeken valt nog iets af te leiden, zoals Van der Maar deed in zijn Nieuwjaarstoespraak van 1992. Zoon Lambert Broekhuis, zo vertelde hij zijn gehoor, ging in 1889 gemiddeld om de twee maanden naar de kapper. Hij gaf in vier maanden 1,10 gulden uit aan tabak. Hij verloor in december van dat jaar regelmatig met kaarten: 12 cent, 3 cent, 7,5 cent en dat in een tijd waarin de kapper 10 of 15 cent kostte. En enkele dagen na zijn 17e verjaardag ontving hij maar liefst 2,50 gulden van zijn vader. Zo ontstaat toch een vaag beeld van de jonge boekverkoper in opleiding.
Maar een volwaardige bedrijfsgeschiedenis van de eerste tachtig jaar Broekhuis? Die is onmogelijk te vertellen.

Het blijft daarom gissen waarom uitgerekend Broekhuis de eeuwige concurrentiestrijd heeft overleefd. In 1933, somt Scheffer op, telde Hengelo vier boekbinderijen, veertien boekhandels (inclusief speciaalzaken als Muziekboekhandel H.F. van Baaren) en zeven boek- en handelsdrukkerijen. Behalve kantoorvakhandel Höfte en Broekhuis zijn ze allemaal verdwenen. Maar waar dat aan lag? Scheffer noemt Egbert Broekhuis 'een ondernemer pur sang', maar als je eerlijk bent, moet je toegeven dat daar geen bewijs voor is. Ook het aantal personeelsleden zegt zonder context niet veel.
Bovendien: het had gemakkelijk anders kunnen lopen. Direct na de Tweede Wereldoorlog is boekhandel Broekhuis ernstig in het slop geraakt. De kinderloos gebleven broers, inmiddels dik in de zeventig, kunnen niet meer de benodigde energie opbrengen. 'Als iemand komt informeren naar een bestelling gaat één van de broers naar achteren, loopt eenmaal om de inpaktafel heen, vraagt niets, loopt vervolgens weer naar de winkel en vertelt de klant dat de bestelling nog niet binnen is.' Als Cor van der Maar, de vader van Gerard, in 1949 niet had aangeklopt bij Broekhuis, was het net zo roemloos ten onder gegaan als al die andere firma's.
Ook recent had Broekhuis zomaar het loodje kunnen leggen. Scheffer staat uitgebreid stil bij de recente crisisjaren, toen het bedrijf als gevolg van de ontwikkelingen op de educatieve markt gedwongen was de lucratieve verkoop van schoolboeken te staken en het opeens moest hebben van de al jaren verlieslatende algemene boekhandels. En dat in een tijd waarin niemand van de familie de inmiddels ernstig ziek geworden Gerard van der Maar wilde opvolgen. 'De winkel was alleen een visitekaartje', moest huidige eigenaar Kees Schafrat hard constateren. 'Maar leven van een visitekaartje gaat niet.'

Ondanks de gebrekkige archieven van bedrijven in het mkb, zoals boekhandels per definitie zijn, is het toch zeer te prijzen dat boekhandels ter gelegenheid van een jubileum hun eigen geschiedenis voor het voetlicht plaatsen. Het straalt trots uit naar de eigen klantenkring, die zich met de historie van hun boekhandel in handen op een of andere manier opgenomen voelen in iets wat groter is dan zijzelf. Het versterkt zo de campagne waar Schafrat zich de afgelopen jaren sterk voor heeft gemaakt: weet waar je koopt – in Twente dus bij Broekhuis in plaats van bij een anonieme webwinkel.
Minstens zo belangrijk zijn de lessen die er uit de geschiedenis zijn te trekken. Alles is al eens gedaan. Filialen in kleinere plaatsen om Hengelo heen, zoals Haaksbergen, zijn gekomen en gegaan. Uitbreidingen tot in Zwolle zijn overwogen. Er waren verschillende manieren om de studenten en medewerkers van de universiteit te bedienen. De experimenten met eigen uitgaven gaan zelfs al meer dan een eeuw terug. Al die gebeurtenissen kan de huidige eigenaar mee laten wegen om iets wel of niet te doen, maar alleen als ze zwart op wit zijn opgetekend, kunnen ze daadwerkelijk van betekenis zijn.
De belangrijkste van deze lessen is waarschijnlijk dat je altijd de klant centraal moet stellen. Ook bij Broekhuis stuit je herhaaldelijk op directeuren die er bij hun medewerkers op aandringen dat het niet gaat om het boek of de processen, maar om de klant. (Helaas moet ik daarbij aantekenen dat men in Hengelo sommige klanten blijkbaar bijzonderder vindt dan andere. Als een oud-gouvernante van koningin Juliana tussen 1948 en 1966 elk jaar een boek naar prinses Beatrix laat opsturen worden deze cadeau's 'met extra zorg ingepakt', aldus Scheffer.)
Hoe voor de hand liggend ook, steeds opnieuw blijkt die waarschuwing nodig. En dan kom ik weer op de verschillende keren dat Broekhuis langs de rand van de afgrond scheerde. Alleen een winkel die voortdurend innoveert om de klant in een altijd veranderende omgeving te blijven bedienen, kan dat voorkomen. Denk nooit dat je je zaakjes op orde hebt, zoals de families Broekhuis en Van der Maar op een gegeven moment wél lijken te hebben gedacht. Gelukkig beseft Schafrat dat best, ook zonder lezing van Een zaak van evenwicht, blijkens het interview uit Tubantia waarmee het boek besluit.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad Magazine nov 2018)

zaterdag 24 november 2018

Kleine uitgeverijen ongelukkig met opzet Grote Poëzieprijs (Boekblad)

Kleine uitgeverijen zijn niet blij met de invoering van inschrijfgeld voor de Grote Poëzieprijs, de opvolger van de VSB Poëzieprijs voor beste bundel van het jaar. Uitgeverij P, die vorig jaar de meeste bundels inzond, overweegt af te haken.

Om mee te dingen naar de 25.000 euro tellende hoofdprijs moeten uitgevers 75 euro per bundel betalen. Dat is een unicum voor een literaire prijs met een dergelijke reputatie. Aangezien de winst op poëziebundels gering is, is dit bedrag een onoverkomelijke hobbel voor kleine uitgeverijen die in poëzie zijn gespecialiseerd – zoals Uitgeverij P, crU, Poëziecentrum of Het Balanseer. 'Dit zal leiden tot een voorselectie bij uitgevers, waardoor niet elke dichter een eerlijke kans krijgt', voorspelde Carl De Strycker van het Poëziecentrum in De Standaard.
Uitgeverij P, die voor 85% originele poëziebundels publiceert aangevuld met poëziebloemlezingen en -vertalingen en nog nooit de VSB Poëzieprijs in zijn fonds had, zond voor de laatste editie 12 bundels in. Dat zou 900 euro hebben gekost. Voor de komende editie, die bundels bekroont die zijn verschenen tussen 1 september 2017 en 31 december 2018, zou de uitgeverij er 22 kunnen inzenden, meldt uitgever Leo Peeraer per mail. Dat zou hem 1600 euro kosten.
'Onze oplages variëren van 225 tot circa 300 exemplaren per titel, naargelang de bekendheid van de auteur', schrijft Peeraer. 'Als uitgever moet je al een aantal exemplaren aan de wedstrijdjury bezorgen – en er zijn een drietal belangrijke wedstrijden in ons taalgebied! Tel daar een vijfentwintigtal exemplaren aan de recenserende pers en auteursexemplaren bij op, en voor je het goed en wel beseft, is een vierde van de oplage aan wedstrijden, pers en auteur weggeschonken! Daar boven op zou de deelnameprijs per inzending komen: dit loopt toch allemaal de spuigaten uit…'
Na Uitgeverij P namen enkele mainstream literaire uitgeverijen het grootste deel van de in totaal 79 inzendingen voor hun rekening. De Bezige Bij en Querido zonder ieder zeven bundels in, de Arbeiderspers en Atlas Contact ieder zes. Voor een bedrijf als Singel Uitgeverijen, waarin meerdere literaire uitgeverijen zijn verenigd, zou dat neerkomen op bij elkaar 13 bundels – ofwel 975 euro. Geen van de twee betrokken uitgevers noch Singel-directeur Paulien Loerts was tot dusverre bereikbaar om te vertellen wat de mogelijke consequenties hiervan zijn.

De rest van de inzendingen waren gepubliceerd door:
- Poëziecentrum (5 bundels)
- Vrijdag, Nieuw Amsterdam, crU, De Harmonie (3 bundels)
- Van Oorschot, Van Gennep, De Manke God, Wereldbibliotheek, Meulenhoff (2 bundels)
- Lipari, In de Knipscheer, Aspekt, Cour de culture, Hoogland & van Klaveren, Leopold, Prometheus, Karaat, Polis, Podium, Demer, het balanseer, Marmer, Gottmer (1 bundel).

Daar staat tegenover dat de Grote Poëzieprijs als eerste belangrijke literaire prijs ook uitgaven in eigen beheer in aanmerking laat komen – mits ze een ISBN hebben en zijn verschenen in een oplage van minimaal honderd exemplaren. De organisatie heeft hiertoe besloten 'omdat we denken dat mensen sneller dan vroeger geneigd zijn om bundels in eigen beheer uit te geven. We willen een breed beeld kunnen geven van het poëzielandschap met alle ontwikkelingen daarbinnen, inhoudelijk maar ook wat de publicatiepraktijk betreft', verklaarde Jan Coerwinkel van Poetry International in De Standaard.
De Grote Poëzieprijs wordt mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van een aantal fondsen en stichtingen – inclusief het VSBFonds. Het streven is om de prijs de komende jaren uit te laten groeien tot De Grote Poëzieprijzen, een groots en veelzijdig jaarlijks evenement dat prijzen uitreikt voor de beste Nederlandstalige bundel, maar ook voor het beste poëziedebuut, het beste gedicht en de beste Spoken Word act of artiest in het taalgebied, in combinatie met een publieks- en jongerenprijs.
Joost Baars won begin dit jaar de laatste VSB Poëzieprijs. Wie zijn opvolger wordt blijkt op 16 juni tijdens de vijftigste Poetry International in Rotterdam. Op 27 november aanstaande wordt bekend gemaakt wie in de jury zetelen. Deze groep maakt de vijf nominaties op 6 februari bekend. Dat gebeurt, op de laatste dag van de Poëzieweek, tijdens de uitreiking van de tiende Turing Gedichtenwedstrijd. In de maanden tot aan de uitreiking vinden verschillende poëziepresentaties en educatieve programma's plaats.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad, 19 nov)

woensdag 21 november 2018

Interview Jean-Marc van Tol: 'Auteurs en uitgevers krijgen te weinig' (Bibliotheekblad)

Waarom zou een striptekenaar ook geen roman kunnen schrijven? Jean-Marc van Tol – die de bibliotheek als een verouderd concept beschouwt – schroefde het aantal Fokke & Sukke-cartoons terug om ruimte te maken voor zijn oude liefde: historisch onderzoek. Het resultaat is de roman Musch die je geraffineerd doet geloven dat de geschiedenis precies zo is gelopen als hij schetst.

Als het interview is afgelopen, wordt Jean-Marc van Tol zo ongeduldig als een kind wiens verjaardag bijna is aangebroken. Hij heeft anderhalf uur honderduit gepraat over zijn debuutroman, de openbare bibliotheek en het 25-jarig jubileum van de Fokke & Sukke-cartoon. Maar opeens dringt tot hem door waarom hij bij het Nationaal Archief in Den Haag wilde afspreken: om verder te gaan aan zijn onderzoek. 'Er liggen hier documenten op me te wachten waar al meer dan honderd jaar niemand naar heeft gekeken. O man!'
Door het succes van Musch, het eerste deel van een trilogie over Johan de Witt, heeft Van Tol alleen maar meer zin gekregen om eraan verder te werken. 'De boekenwereld is nog al van de stammen en bloedgroepen', had hij eerder verteld. 'Ik had geen idee hoe die zou reageren als ik, bekend van Fokke & Sukke, met een historische roman kwam. Maar de reactie is me honderd procent meegevallen. Ik kreeg erg veel positieve recensies. En na vijf maanden zijn er bijna 10.000 exemplaren verkocht. Dat had ik nooit verwacht.'
Van Tol omschrijft Muschals 'historische fictie voor mannen'. Anders dan in de historische romans van bijvoorbeeld Simone van der Vlugt vertelt hij geen liefdesverhaal, maar beschrijft hij de keiharde, gewelddadige machtsstrijd tussen prins Willem II en de regenten in 1650 die de opkomst van toekomstige raadspensionaris Johan de Witt markeerde. 'Het succes kun je denk ik ook verklaren doordat er weinig van dat soort boeken zijn. Robert Harris, Jan van Aken, Hilary Mantel en dat is het dan. Muschvult een gat.'
Hij kan daarom ook die ene 'flauwe' recensie van De Groene Amsterdammer plaatsen. 'Deze criticus vond de taal niet zo literair. Dat klopt. Ik vertel de geschiedenis na, aan de hand van echte en verzonnen contemporaine bronnen – brieven, dagboeken, memoires –, voor mannen tussen de dertig en vijftig die niet veel lezen. Mannen als mijn broertje, die ik voor ogen heb gehad. Dan moet je geen ingewikkelde metaforen gebruiken, maar zó schrijven dat je gemakkelijk doorheen kan. Een tip die ik trouwens van Simone van der Vlugt kreeg.'

Om de ontstaansgeschiedenis van Muschte vertellen, gaat Van Tol terug tot 2011. Fokke & Sukke bevond zich op het toppunt van populariteit. Ieder medium, organisatie of particulier wilde een cartoon van de eend en de kanarie. Als tekenaar van het driemanschap dat de grappen bedacht had hij zes dagen per week zes deadlines per dag. Moest hij doorgaan tot hij een burn-out kreeg? Moest hij een studio worden en, als een Walt Disney of een Willy Vandersteen, zijn identiteit verkopen?
Geen van beiden natuurlijk. 'Ik voelde een grote behoefte om dingen voor mezelf te doen, zoals ook Bastiaan [Geleijnse] en John [Reid] altijd dingen ernaast hebben gedaan. Dat we de keuze hadden om ook het aantal opdrachtgevers drastisch te verminderen, voelde als een soort inzicht. De strips voor De Wereld Draait Door bijvoorbeeld: we hadden dat vijf jaar gedaan, heel leuk en eervol, maar ik was er zó klaar mee. Waarom zouden we daarmee doorgaan? Voor het geld? Dat is eigenlijk geen goede reden.'
Sindsdien staan Fokke & Sukke alleen nog in NRC Handelsblad, dat eind september het 25-jarig jubileum groots vierde met een speciale editie van de krant waarin alle afbeeldingen waren ingevuld door cartoons, en de vakbladen van uitgeverij Rendement. Slechts heel af en toe maakt het driemanschap nog een uitzondering, als het voorstel aansluit bij hun persoonlijke voorkeuren. 'Ik vroeg me wel af of Fokke & Sukke als merk zou verdwijnen. Maar dat is niet gebeurd. De fanbase is groot genoeg.'
Tegen deze achtergrond kon Van Tol het jubileum ontspannen vieren. 'Voor mij is 25 jaar geen mijlpaal. Ik vind het gewoon leuk om met z'n drieën grappen te verzinnen. Het is fijn dat anderen dat leuk blijven vinden. Op zo'n dag waarop we de speciale krant maakten, voel je echt hoezeer er van je gehouden wordt. Maar het leukst blijft om de grappen te verzinnen. Omdat het iedere keer weer spannend en verrassend is te bedenken welk onderwerp je neemt en welke grap je erover kunt maken, zie ik ons er ook nog lang meer doorgaan.'

Zeven jaar geleden begon Van Tol dus te zoeken naar een invulling van de vrijgekomen tijd. Hij probeerde van alles, waaronder het maken van een documentaire. Toen realiseerde hij zich hoe fijn hij schrijven vond en hoezeer je alleen dan echt kunt maken wat je zelf wil – zeker als je zoals hij met uitgeverij Catullus je eigen werk publiceert. Daarna werkte hij aan verschillende boeken die hij allemaal opgaf. Pas toen hij een vak uit zijn studietijd herinnerde, vond hij zijn onderwerp.
'En bijna niemand die ik erover vertelde, kende dat geweldige verhaal van Willem II en de mislukte belegering van Amsterdam', vertelt hij. 'Het mooie was dat ik daarbij onderzoek in archieven kon doen, wat ik destijds ook zo heerlijk vond. Het duurde wel even voor ik mijn vorm had gevonden. Dankzij Game of Thrones, dat ik met mijn zoon keek. Daarin wisselt niet alleen per scene de verhaallijn, maar ook de art direction. Toen dacht ik: ik kan al mijn bronnen integraal opnemen – met ieder zijn eigen toon.'
Zo kreeg hij het beoogde effect: dat je als lezer denkt dat de geschiedenis precies zo schandelijk is verlopen als Van Tol schrijft, inclusief vergiftiging en pedofilie. 'Ik heb van alles verzonnen, maar bleef steeds zo dicht mogelijk bij de bronnen. Zo ís er een dagboek van graaf Willem Frederik. Alleen: het jaar 1650 ontbreekt. Omdat we door andere bronnen weten wanneer hij waar was, heb ik zinnen uit de rest van het dagboeken genomen en die – ingevuld met nieuwe feiten – in "mijn" jaar geplaatst. Echter kan het niet lijken.'

Het werk aan Muschbracht Van Tol ook naar de nabijgelegen KB. Waarschijnlijk is dat de enige bibliotheek die hij de afgelopen vijf jaar van binnen heeft gezien. 'Daarvoor kwam ik vaak in de openbare bibliotheek bij mij om de hoek in Soest. Met mijn zoon: de bibliotheek hoorde bij de opvoeding. Met mijn vrouw, die veel leest. Maar tegenwoordig? Ik koop alles digitaal. Wat ik zoek aan 19e eeuwse geschiedenisboeken heeft de bibliotheek ook niet. En dat filiaal om de hoek is een van de twee in Soest die zijn gesloten.'
Ook van de digitale bibliotheek maakt hij geen gebruik. Waarom zou hij? Het aanbod, het gemak en de functionaliteiten van de online bibliotheek haalt het niet bij dat van concurrenten als Bol.com en Amazon. 'Als geld er niet echt meer toe doet, kies je toch voor gemak', zegt hij. 'Als uitgever heb ik trouwens ook nooit toestemming gegeven om Fokke & Sukke digitaal beschikbaar te stellen via de bibliotheek. De deal die daarvoor is gesloten vind ik belachelijk. Ook het nieuwe convenant. Auteurs en uitgevers krijgen te weinig.'
Door deze ervaringen beschouwt hij de bibliotheek als een verouderd concept. Ooit was de instelling er voor iedereen, nu feitelijk alleen voor jonge kinderen die al dan niet via school tot lezen moeten worden gebracht, en ouderen met te veel vrije tijd. De nieuwe functies die de bibliotheek heeft gekregen, zoals ontmoeting en debat, versnellen eerder de erosie van de uitleenfunctie, denkt hij. 'Er zijn andere plekken om elkaar te ontmoeten. En echt debat is er niet, omdat alleen de witte, hoogopgeleide elite erop af komt.'
Misschien kan er van onderaf ooit iets nieuws komen. Van Tol is vol lof over bibliotheek­medewerkers. Dat vindt hij pas mensen met hart voor de zaak. 'De bibliotheek is voor hen niet zomaar een baantje, maar een roeping. En omdat echte verandering niet komt door "transities" en "cultuuromslagen" van bovenaf, maar van onderaf bij mensen gewoon met iets nieuws beginnen, is het goed denkbaar dat juist deze gewone bibliotheekmedewerkers een bibliotheek scheppen die echt een nieuwe maatschappelijke betekenis kan krijgen.'

In verlengde van zijn klachten over de openbare bibliotheek als gebruiker, is de instelling ook voor hem als leverancier minder relevant dan tien jaar geleden. 'De inkoop is sterk afgenomen. Van het Fokke & Sukke-jaarboek Het afzien van...worden maar  tweehonderd exemplaren ingekocht. Van andere uitgaven nog minder. En ook al zijn strips populair, wat ik aan leengeld krijg is heel weinig. Een paar honderd euro. Al kan ik onmogelijk het aantal uitleningen controleren bij de schimmige organisaties als Lira en Pictoright.'
Evenmin geeft hij nog lezingen in de bibliotheek. 'Ik heb dat veel gedaan. Ik vind het ook superleuk: voor een klein publiek vertellen wat ik interessant vind. Maar ik kan de tijd en energie niet meer opbrengen om soms uren te reizen. Ik heb het ook niet, als andere auteurs, nodig als aanvulling op mijn inkomen. Dan besteed ik mijn tijd liever aan andere dingen. Ik moet elke dag grappen voor Fokke & Sukke verzinnen en probeer iedere week wel een keer naar het Nationaal Archief te komen om onderzoek te doen.'
Dus – zo wil Van Tol maar zeggen – als hij nu naar de documenten mag die boven klaar liggen: héél graag.
(Eerder verschenen in Bibliotheekblad)

dinsdag 20 november 2018

Nederlands Letterenfonds richt zich op Engelse markt in 2020 (Boekblad)

Het Nederlands Letterenfonds richt zich op de promotie van de Nederlandse literatuur op de Engelse markt in 2020. De campagne is dit najaar gestart met fellowships voor Britse en Amerikaanse uitgevers. De tweede daarvan, gericht op non-fictie, was deze week.

De focus op de Engelse markt volgt op de aandacht voor Duitsland (met het gastlandschap op de Frankfurter Buchmesse van 2016) en Frankrijk (de campagne Phares du Nord, die momenteel loopt). 'De afgelopen tien jaar hebben we ons gericht op emerging markets als Brazilië, China en de Arabische wereld', vertelt Bas Pauw van het fonds. 'Daarna zijn we teruggekeerd naar de grote Europese thuismarkten. Engeland is daarbij een moeilijke, maar zeer belangrijke markt omdat onze auteurs daar in potentie een heel groot publiek kunnen aanboren. Engeland biedt een heel prominent podium in de internationale republiek der letteren.'
Daar komt bij dat het Letterenfonds gelooft dat er momentum is voor de Nederlandse literatuur in Engeland. Pauw wijst daarvoor naar Pushkin Press. 'Zij hebben veel succes gehad met hun vertalingen van Tonke Dragt en Gerard Reve. Na De avonden zijn nu ook Werther Nieland en De ondergang van de familie Boslowits vertaald. Beide novellen verschenen eerder deze maand onder de titel Childhood. Van Willem Frederik Hermans hebben zij in juli Het behouden huis gepubliceerd. Het is heel bijzonder dat zulke literaire klassiekers nu ook doordringen in het Engels. Dat was altijd heel moeilijk.'
De campagne kent drie fases. In de eerste fases richt het fonds zich op de uitgevers door fellowships te organiseren rond fictie, non-fictie, poëzie en kinder- en jeugdliteratuur. Het eerste vond plaats in september, het tweede deze week. Tien redacteuren en uitgevers van bedrijven als Profile Books, Verso, 4th Estate en Penguin Press gingen op bezoek bij een reeks uitgeverijen, Athenaeum Boekhandel en spraken met Engelse vertalers zoals David Colmer. Ook waren er speeddates met uitgeverijen en het Vlaams Fonds voor de Letteren. In december volgt het derde fellowship, begin volgend jaar het vierde.
Pauw: 'Het idee is om hiermee een piek te creëren van vertalingen in 2020. Het is nog te vroeg om te zeggen hoe groot die piek wordt, maar het eerste fellowship was in dit opzicht zeker een succes. De toen aanwezige uitgeverijen zeiden bij het uitgeven van titels die ze al hebben aangekocht, rekening te houden met onze campagne. Zij zien die als een belangrijke ondersteuning van hun promotiecampagne. Dat is natuurlijk precies onze bedoeling. Het gaat daarbij onder andere om titels van Tommy Wieringa, Jan Brokken, Pieter Waterdrinker. '
In de tweede fase wil het Letterenfonds in samenwerking met Britse festivals Nederlandse auteurs daar promoten. 'Engeland kent een rijke festivalcultuur. Het Edinburgh Book Festival is het bekendste, maar er zijn er veel meer: in Manchester, Birmingham, een festival voor jeugdliteratuur in Bath, Brighton, Liverpool. We gaan festivals gericht benaderen met auteurs van wie nieuw werk verschijnt. We willen in Edinburgh volgend jaar dan beginnen, maar het zwaartepunt ligt in 2020. Met name in mei en oktober, als de meeste festivals plaatsvinden.'
In de derde fase zal het Letterenfonds de Britse boekhandel, pers en lezers rechtstreeks bewerken. Hoe kan Pauw nu nog niet zeggen. 'We hebben daarvoor een Britse partner gevonden, die ons zal helpen bij het werven van een pr-agent en het opzetten van de juiste strategie. In Duitsland heeft bijvoorbeeld een etalagewedstrijd onder boekhandelaren goed gefunctioneerd, maar Engeland werkt weer anders. Veel festivals hebben bijvoorbeeld vaste relaties met lokale boekhandels. Misschien kunnen we daar eerder iets mee doen.'
In een later stadium wil het Letterenfonds de campagne mogelijk overbrengen naar de VS. Dat zal deels afhangen van het succes in Groot-Brittannië. In eerste instantie gaat de aandacht uit naar een geïntegreerd programma om de Nederlandse jeugdcultuur in de Verenigde Staten te promoten, dat het Letterenfonds met het Fonds Podiumkunsten en het Filmfonds opzet. 'De Nederlandse jeugdcultuur staat internationaal in hoog aanzien – eigenzinnig, creatief, met aandacht voor de leefwereld van het kind. We willen die daarom graag in samenhang presenteren. Dat kan ook goed. Denk alleen al aan de goede verfilmingen van jeugdboeken die zijn gemaakt, zoals van werk van Sjoerd Kuyper. We werken daarvoor samen met een aantal festivals aan de Amerikaanse oostkust.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 16 nov)

maandag 5 november 2018

Vaste uitgeversprefixen ISBN zullen na 1 januari geleidelijk verdwijnen (Boekblad)

Ruim dertig jaar heeft iedere uitgeverij een vaste cijfercombinatie voor de ISB-nummers van haar publicaties. Maar de grote prefixranges raken op. Daarnaast introduceert CB, waar Team ISBN is ondergebracht, per 1 januari een andere afrekensystematiek.

Na de categoriecode (978 voor boek) en landcode (90 of 94 voor Nederland en Vlaanderen) begint het eigenlijke ISBN met voor iedere uitgeverij een vaste rij cijfers. Afhankelijk van de grote van de uitgeverij kunnen dat twee tot zeven cijfers zijn. Zo heeft Podium 5759, Noordhoff Uitgevers 01, De Bezige Bij 234 en Athenaeum-Polak & Van Gennep 253. Daarna volgt het nummer van de uitgave en het controlecijfer.
'Maar deze prefixranges raken langzaam op', zegt Susan Breeuwsma, hoofd van het Platform Business Development van CB. 'Binnen de Nederlandstalige landcodes zijn de grote prefixsets van 100.000 inmiddels al op. Een uitgever kan dan niet langer dezelfde prefix gebruiken. Je ziet hetzelfde met telefoonnummers: de netnummers zijn op. Utrecht was daarom altijd 030, maar kan nu ook 088 zijn.'
Bovendien stapt Nederland vanaf 1 januari over op de afrekenmethode die internationaal standaard gehanteerd wordt. Dat is een eis van ISBN International. Nederlandse uitgevers kopen dan niet meer van tevoren een set, waarna ieder ISBN pas bij registratie wordt afgerekend. Vanaf volgend jaar koopt een uitgever een set van 1, 10, 100 of maximaal 1000 nummers, waarvoor ze direct betalen.
'Niemand weet waarom we het in Nederland ooit anders zijn gaan doen dan in de rest van de wereld,' vertelt Breeuwsma. 'Waarschijnlijk gebeurt het al sinds de introductie van de ISBN in de jaren zeventig. ISBN International heeft onze methode een tijd lang gedoogd, maar nu wij een nieuw contract met hen hebben komen we er niet meer onderuit aan te sluiten bij de internationale systematiek.'
Zij begrijpt de noodzaak wel. 'Het kwam voor dat een uitgever zei dat hun nummers op waren en dat ze nieuwe nodig hadden, maar dat wij zagen dat er nog te veel nummers open stonden. Die moesten alsnog met terugwerkende kracht worden geregistreerd. Het gevaar met zo laat of niet registreren is dat er mogelijk nummers dubbel gebruikt worden. Dat is precies wat ISBN International ten alle tijden wil voorkomen. Het systeem valt of staat bij een juiste toepassing.'
Het verdwijnen van een vaste prefix kan wat ongemak met zich meebrengen. Een verkoopmedewerker binnendienst zal niet meer in één oogopslag aan het ISBN kunnen zien bij welke imprint of fonds een titel thuishoort. 'Maar er kunnen ook uitgevers zijn die binnen hun IT-systemen uitgaan van een specifiek prefix. Zij moeten er op termijn rekening mee houden dat dat niet houdbaar is, maar dat staat los van de nieuwe afrekensystematiek.'
Een ISBN kost nu 9,53 euro – los van de kosten voor eenmalige registratie als uitgever. Wat de nieuwe tarieven worden, maakt CB later dit jaar bekend. Breeuwsma: 'Totdat alle reeds uitgegeven nummers geregistreerd zijn, blijft overigens het oude model parallel aan het nieuwe bestaan. Alleen voor nieuwe sets geldt deze nieuwe methode vanaf 1 januari.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 1 nov)