donderdag 30 januari 2014

Anna Louw, 'Kroniek van Perdepoort'

Wat grappig dat Kroniek van Perdepoort van Anna Louw, oorspronkelijk in 1975 in het Afrikaans verschenen, uitgerekend dit jaar in Nederlandse vertaling is gepubliceerd. De roman speelt zich af op 7, 8 en 9 maart. Net als in de roman vallen die in 2014 op vrijdag, zaterdag en zondag. Ik kan me voorstellen dat dit de gedachte oproept: dan ga ik deze klassieker op die dagen lezen – zoals er ook mensen zijn die De avonden van Gerard Reve herlezen op dezelfde dagen waarop de roman zich afspeelt. Helaas is dat in dit geval onmogelijk. Anna Louw vertelt haar geschiedenis in omgekeerde volgorde.
De roman beschrijft eerst de kerkdienst en de gesprekken na afloop op zondag 9 maart. Daarna volgt de herbegrafenis van pater familias Koos Lotriet op zaterdag 8 maart, waar het zestien jaar geleden overleden lichaam uit de kist valt. En tot besluit volgt de auteur de wijze waarop de vijf zonen van Koos en hun famillieleden en zwarte bedienden de dag voorafgaand aan de grote dag doorbrengen.
Deze structuur is de voornaamste attractie van Kroniek van Perdepoort. Het is knap hoe Anna Louw via de verhalen en geruchten die de dorpsgenoten van de familie Lotriet vertellen, eerst op een subtiele manier laat doorschemeren hoe iedereen op hen neerkijkt. Terloops en onnadrukkelijk vermeldt ze de belangrijkste feiten die je als lezer moet weten, met een tragische onthulling aan het einde van deel twee. Daarna – als je, bijna zonder het in de gaten te hebben, al een negatief beeld van de familie Lotriet hebt – zoomt ze in het derde deel, dat bijna driekwart van de roman beslaat, op de familie zelf in: hun zorgen, hun onderlinge spanningen, hun karakter, die de fatale gebeurtenissen op de dag van de herbegrafenis hebben veroorzaakt.
De twee motto’s van de roman benadrukken de zonde die in ieder mens huist. De preek van de dominee in het eerste deel gaat ook over de zonde. Dan ben je al snel geneigd om de Lotriets te zien als verpersoonlijking van de zeven hoofdzonden: hoogmoed, hebzucht, wellust, jaloezie, gulzigheid, woede en luiheid. De achterflap die ik, zoals altijd, pas na afloop las, bevestigt dat expliciet. Je kunt eenvoudig aanwijzen wie welke hoofdzonde vertegenwoordigt. Tweede zoon Attie lijdt aan hebzucht, jongste zoon Chris aan wellust, etcetera.
Is dat schematisch? Wordt het karikaturaal? Twee keer: nee. Anna Louw schrijft daarvoor te goed. De levendige beschrijvingen en de impliciet gehouden oordelen maken ieder personage tot een mens van vlees en bloed. Wel geeft dit onderwerp de roman iets gedateerds. Of nee, dat zeg ik niet goed: je voelt dat Kroniek van Perdepoort stamt uit een voorbije tijd – in ieder geval als Nederlandse lezer. Een zo van religie doordrenkte roman wordt in dit geseculariseerde land eigenlijk niet meer geschreven. Er zijn nog altijd uitsluitend mensen met gebreken, maar we bekijken ze zelden meer door het prisma van de bijbel.

Zie ook:
- Interview met Wannie Carstens
- Adriaan van Dis, 'Tikkop'

maandag 27 januari 2014

John Williams' 'Butcher's Crossing' en Herman Melville's 'Moby Dick'

Butcher’s Crossing van John Williams deed me denken aan Moby Dick van Herman Melville. In beide gevallen observeert de hoofdpersoon tijdens een reis de leider van de expeditie en zijn allesverslindende obsessie voor een dier. In Butcher’s Crossing zijn dat de bizons, in Moby Dick is dat – iedereen weet het – de gelijknamige walvis. In beide gevallen verblindt de obsessie de personages en leidt het blinde doorzettingsvermogen tot hun val. Ik zeg het wat algemeen. Dan klopt de overeenkomst tenminste.
Het grote verschil is de reikwijdte van de val. Melville laat met kapitein Ahabs jacht op de witte walvis de irrationele kracht van de menselijke heerserszucht over zijn omgeving zien – een door jaloezie en wraakzucht gedreven kracht die zo groot is dat hij ons ten gronde kan richten. In ieder mens zit in potentie die kracht die ons fataal kan zijn.
Williams toont hoe futiel de drang kan zijn om de natuur te overwinnen. Ik wil niet te veel verklappen over de afloop van Butcher’s Crossing (helemaal niets eigenlijk), maar Miller – die de buffeljacht leidt – moet aan het slot concluderen dat zijn inzet en volharding om de ultieme slag te slaan tevergeefs is. De mens is niet langer geïnteresseerd in buffelhuiden, de zijne zijn niets meer waard. (excuus dat ik toch te veel heb verklapt). Ieder mens zal zich uiteindelijk moeten overgeven aan krachten die groter zijn dan hemzelf. Krachten zo onbeduidend als de grillen van de mode, maar die een mens toch onmogelijk kan beheersen.
John Williams doceerde decennia literatuur aan de universiteit van Denver. Het zou me daarom verbazen als de overeenkomst met Moby Dick toevallig was. Al is er, dat besef ik, natuurlijk meer te zeggen over Miller. Hij is bijvoorbeeld ook de man die het juiste moment voorbij laat gaan en daar een prijs voor moet betalen.

zondag 26 januari 2014

Het goede proza van Merijn de Boer. Over 'De nacht'

De nacht van Merijn de Boer speelt zich af op een tropisch eiland, staat er op de achterflap. Toch dacht ik voortdurend dat Marcel, de verteller, en zijn vriendin Lidia naar de Balearen op vakantie waren. Waarom? Omdat er in de roman geen woorden in voorkomen als ‘palmbomen’, ‘helderblauwe zee’, ‘snikheet’, ‘kokosnoot’ of andere verwijzingen naar de tropen? Of omdat de roman me deed denken aan sommige hilarische films van Pedro Almodóvar, zoals Mujeres al borde de un ataque de nervios?
De personages in De nacht gedragen zich aanvankelijk normaal. De gebeurtenissen zijn in het eerste hoofdstuk rationeel en logisch. Hij haalt haar op van haar werk. Ze vliegen. Ze huren op het vliegtuig een auto. En na een rit over steeds smallere wegen parkeert hij onhandig: hij veroorzaakt een flinke deuk in de auto naast hem. Alleen een doofstomme portier ziet het, dus ze verstoppen de auto en proberen er mee weg te komen.
Maar dan. Als de auto het eigendom blijkt te zijn van een overdreven joviale bankier en zijn gezin (flirterige vrouw en gothic dochter) die het stel hun vriendschap opdringt, wordt het verhaal steeds krankzinniger. En de verteller is helemaal niet zo betrouwbaar als een lezer in zijn argeloosheid altijd aanneemt aan het begin van een nieuwe roman. Integendeel. Sympathiek is hij  ook al niet. Als je eenmaal weet hoever hij gaat om de portier het zwijgen op te leggen. Of wat hij met de bankiersdochter uitspookt.
Ik heb vaak moeten lachen om de vele hilarische scènes in De nacht, die De Boer kalm en gedoseerd opdient, alsof alles nog altijd even normaal en logisch is als het in het eerste hoofdstuk leek. Ik heb ook bewondering voor de subtiele aanwijzingen waarmee De Boer het verhaal vertelt waar Marcel zelf liever niet over praat. En het geeft natuurlijk altijd het prettige gevoel als je sommige verwijzingen herkent.  Zo kondigde de invalide portier in Nooit meer slapen ook al het noodlot aan.
Alleen het slot is teleurstellend. Er is sprake van een zekere apotheose – ik zal hier verzwijgen hoe en wat – maar De Boer laat te veel uitgezette lijntjes lopen. Marcels vakantie had nog veel meer uit de hand kunnen lopen. Almodóvar deed dat toch beter in Mujeres al borde de un ataque de nervios.

Zie ook: het slechte proza van Merijn de Boer.

zaterdag 25 januari 2014

Het slechte proza van Merijn de Boer

In De nacht van Merijn de Boer krijgt de verteller een slecht boek in handen.

‘Ik las de achterflap. Het ging om twee lesbische literatuuronderzoekers, de een zestig, de ander achttien, die in de Bodleian Library op een geheimzinnig manuscript stuitten, dat hen in conflict bracht met een malafide mensenrechtenorganisatie in Guatemala. "Raiders of the Lost Ark meets The Brontë Sisters" stond er in vette rode letters boven de inhoudsbeschrijving. Het boek was slecht en liefdevol geschreven, was mijn indruk, en de twee zinnen die ik onder ogen nam waren nagenoeg onleesbaar. In de ene stonden meer dan dertien werkwoorden en slechts twee of drie zelfstandige naamwoorden, in de andere was het andersom.’

Schitterend gevonden: dat voorbeeld van slecht proza. Maar wat zou ik graag die twee zinnen lezen. Omdat Merijn ze zelf niet heeft geschreven, hebben we – Merijn en ik dus – er een prijsvraag over uit geschreven. Wie o wie schrijft de twee mooie, goed leesbare en grammaticaal correcte zinnen? Mail je oplossingen voor 1 maart naar mdessing@yahoo.com en maak kans op een gesigneerd exemplaar van De nacht. De prijsuitreiking vindt op 9 maart plaats bij boekhandel Blokker in Heemstede, waar Merijn en ik die dag allebei optreden tijdens de Boekenweekmiddag.

Zie hier een bespreking van De nacht – ofwel: het goede proze van Merijn de Boer.

vrijdag 24 januari 2014

Minister Bussemaker: 'De digitale bibliotheek komt niet in plaats van de fysieke bibliotheek' (Bibliotheekblad)

Minister Jet Bussemaker lanceerde [dinsdag jl.] het e-boekaanbod van de bibliotheken. De digitale bibliotheek komt naast de bestaande fysieke bibliotheek, benadrukte zij herhaaldelijk. En: het aanbod op de 'buitengewoon publieksvriendelijke' app hobbelt niet achter de markt aan.
  
Alles verliep vanochtend op station Den Haag Centraal volgens het script. Minister Jet Bussemaker van OCW wandelde samen met Bibliotheek.nl-directeur Diederik van Leeuwen over een loper van bibliotheek-logo's naar het podium. Daar drukte zij de knop in op een extra large iPad. Een filmpje, begeleid door de opzwepende muziek van Eye of the Tiger, toonde de campagnekreet 'Nederland leent e-books van de bibliotheek'. Waarna Bussemaker (lid van de OBA) het allereerste 'digitale e-book' leende, zoals ze zei: Vaslav van Arthur Japin. Tot slot hief ze met Van Leeuwen en de uit publiek te voorschijn gesprongen auteur het glas.
De massaal opgedaagde pers legde het allemaal vast. De lancering lokte cameraploegen van NOS, RTL, Max, Powned en ANP en talrijke fotografen naar het station. De minister ontleende natuurlijk niet echt een e-boek. Daar had Bibliotheek.nl al voor gezorgd. Na de champagne kreeg Bussemaker haar eigen iPad (met een 19e eeuwse boekband als sleeve) en bibliotheekpasje terug, waarop Vaslav was gedownload. Van Leeuwen draaide nog snel haar pasje om, voordat de fotografen het nummer van de minister vastlegden. Daarna zei Bussemaker dat ze ooit een paar pagina's bij een vriendin digitaal had gelezen, maar dat ze deze Japin echt van het scherm ging lezen. 'Ik ben wel benieuwd naar hoe dat is.'
Tijdens haar toespraak en de interviewtjes voor de camera benadrukte Bussemaker in de eerste plaats dat het digitale aanbod niet in plaats van de fysieke bibliotheek, maar ernaast komt. De digitale bibliotheek is een aanvulling en een verrijking van de openbare bibliotheek – een in deze tijd 'onontkoombare' aanvulling, maar ook niets meer. 'Het is niet de bedoeling om lokaal te kunnen bezuinigen,' zei ze expliciet tegen de camera van de NOS. Al moeten bibliotheken wel veranderen: zij moeten meer ruimte bieden voor ontmoetingen, exposities en dergelijke en daarvoor gaan samenwerken met publieke en private partners.
De aanwezige Ap de Vries van de VOB begon spontaan te klappen toen hij Bussemakers over de fysieke bibliotheek hoorde. 'Ik ben er ontzettend blij mee dat ze dit nu in de openbaarheid heeft gezegd,' lichtte De Vries even later toe. 'Wethouders op zoek naar argumenten om rücksichtslos te bezuinigen op de bibliotheek gebruiken de digitale bibliotheek daarvoor. Deze uitspraak van de minister zal ons helpen in onze gesprekken met de Tweede Kamer om toch nog een garantie in de nieuwe bibliotheekwet te krijgen dat er in iedere gemeente een bibliotheekvoorziening moet zijn. Het zal eveneens bibliotheekdirecteuren helpen in hun gesprekken met hun wethouder.'
Volgens de minister kan het e-bookaanbod juist een groep mensen bereiken die de bibliotheek niet of niet meer aan zich weet te binden. 'Het aantal uitleningen daalt. Het aantal mensen dat uitleent ook,' betoogde zij tegen diverse journalisten. 'Dankzij het digitale aanbod zullen mensen blijven lezen die geen papieren boeken en kranten meer lezen. Ik zou het erg vinden als we die helemaal verliezen.' Tegelijk kan de app, waarbinnen bibliotheekleden e-boeken kunnen downloaden of lezen, de bestaande leden sterker verbinden aan hun eigen bibliotheek. 'De app geeft ook informatie over wat er te doen en te beleven is bij de lokale bibliotheek.'
Bij zijn welkomstwoord had Diederik van Leeuwen gezegd dat de lancering van het e-boekaanbod veel tijd had gekost. De reden: het overleg met de uitgevers en de ingewikkelde techniek. Op vraag van Bibliotheekblad zei de minister dat de bibliotheken volgens haar toch niet te laat zijn. 'Nederland is juist een van de eerste landen met een dergelijk aanbod. Bovendien kóst het tijd, omdat ik ook graag wil dat de auteursrechten goed geregeld zijn. Dit aanbod kan ook goed voorkomen dat mensen een legaal aanbod verkiezen boven een illegaal aanbod. Ik vind de huidige app buitengewoon publieksvriendelijk.'
Na afloop van de lancering gaf Van Leeuwen op het kantoor van Bibliotheek.nl een nadere presentatie van het aanbod. Terwijl 'er nu al meer dan vijftig boeken per kwartier worden gedownload', aldus Van Leeuwen, legde hij nogmaals het basisprincipe van het uitleenmodel uit: bibliotheekleden hebben onbeperkt toegang tot 5000 titels. Vanaf april kunnen zij voor 20 euro een strippenkaart kopen waarmee ze 18 e-boeken van maximaal drie jaar oud kunnen lezen. Oudere titels blijven onbeperkt beschikbaar. Van het aanbod zijn exact 501 e-boeken dankzij een deal met uitgeverij Bloomsbury Engels- of Arabischtalig.
Dit aanbod uit 28.000 beschikbare e-boeken is in wezen gebaseerd op wat Bibliotheek.nl kon krijgen, gaf Van Leeuwen toe. Maar dit aanbod zal zo snel mogelijk groeien, benadrukte hij ook. Van de drie grote uitgeverijen is nog altijd geen deal gesloten met Lannoo, maar 'dat zit wel al in de pijplijn'. Zo zal het huidige aanbod in alle opzichten snel groeien. Bijvoorbeeld: het aantal titels dat op een dedicated e-reader te lezen zal zijn. Dat is nu circa 25 procent. Of de mogelijkheid voor de jeugd om binnen een afgeschermde omgeving jeugdboeken te lezen. Omdat zij in de meeste gevallen gratis lid zijn van de bibliotheek willen uitgevers niet dat zij bij de volwassenboeken kunnen.
Te laat is de bibliotheek zeker niet, vindt Van Leeuwen. 'Er bestaat tot op heden alleen maar heel kleine initiatieven [zoals Yindo of Eboektehuur.nl, md]. De markt zat juist te wachten op een initiatief zoals dat van ons. Dat zeggen uitgevers ook.' Evenmin is Van Leeuwen bang voor concurrentie van grote partijen als Bol, Amazon en Google. 'Wij denken niet in termen van concurrentie. De bibliotheek heeft een eigen dynamiek. Dit aanbod is maar een van de uitingen van het platform dat nu is gebouwd. Denk aan de nationale bibliotheekcatalogus. Door dit platform kunnen we de invoering van diensten als het inleveren van boeken in een andere bibliotheek versnellen.'
Bang voor het succes is Van Leeuwen evenmin. Het pluspakket is kostendekkend. Na aftrek van alle kosten blijft er van iedere 20 euro zo'n 'twee à drie euro' over. Dat gebruikt Bibliotheek.nl om licenties van e-boeken te kopen waarvoor uitgevers meer willen dan de standaard 36 cent per uitlening. Voor het onbeperkte aanbod is het budget echter gemaximeerd: Bibliotheek.nl krijgt van de lokale bibliotheken 35 cent per inwoner (al ziet de stichting dat in 2015 graag verhoogd naar 45 cent). Van Leeuwen: 'Maar als het een succes blijkt en bibliotheken krijgen extra leden, dan zijn ze denk ik bereid om meer te betalen voor het e-boekaanbod.'
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl, 21 jan)

Zie ook:

donderdag 23 januari 2014

Lees ik wat iedereen leest? (In Vlaanderen)

In de top 20 bestverkochte boeken in 2013: net als vorig jaar niets. De genres die ik nauwelijks lees verkochten weer beter: softporno (E.L. James), thrillers (Dan Brown, Pieter Aspe), kookboeken (Jeroen Meus, Pascalle Naessens) en strips (Merho). Wel heb ik boeken gelezen uit de jaarlijsten van diverse specifieke categorieën. In de top 20 fictie en literaire non-fictie zelfs vijf titels: De laatkomer van Dimitri Verhulst, Wij en ik van Saskia De Coster, Vele hemels boven de zevende van Griet op de Beeck, Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans en Stoner van John Williams. Dat is fors meer dan een jaar eerder, toen ik slechts een titel uit deze toch door thrillers gedomineerde deellijst had gelezen.


Zie ook:

dinsdag 21 januari 2014

Maartje Wortel, 'IJstijd' - wat is het ware verhaal?

‘[De redactrice] heeft me eens gezegd dat schrijvers die opschrijven wat ze zelf willen zichzelf in de vingers snijden. Ze heeft gezegd dat een schrijver niet moet opschrijven wat hij zelf wil, maar wat de mensen willen, en de mensen willen de waarheid. Met de waarheid bedoelt ze: waargebeurde verhalen.’
(uit: IJstijd van Maartje Wortel)

James Dillard is de hoofdpersoon van IJstijd, de tweede roman van Maartje Wortel. Op een dag wordt hij in zijn hotel gebeld door een redactrice van een uitgeverij. Of hij een boek wil schrijven? Hij heeft nooit literatuur geschreven. Hij heeft ook nooit de aandrang gevoeld. Hij consumeert alleen maar literatuur. Maar de redactrice vraagt of alle verhalen over hem waar zijn. En ja, die verhalen zijn waar. Dus moet James Dillard ze van haar opschrijven.
Dit gegeven is voor Wortel aanleiding om de spot te drijven met het uitgeefvak, dat volgens haar boven alles commercieel is. Het is een vak dat wordt bevolkt door types die het slijmen en likken – van auteurs en boekhandelaren tot critici en wie ze nog meer voor hun karretje moeten spannen – tot hoogste kunst hebben verheven, maar die ondertussen genadeloos de hoogst mogelijke omzet najagen. Wat nou cultureel belang.
Daar zit een kern van waarheid in. Uitgevers hebben altijd het hoogste woord over het belang van de auteur, het maken van mooie boeken, etc. Daar zit óók een kern van waarheid in. Maar de andere kant, zoals belicht door Wortel, vertellen ze niet. Zeker als het om een B- of C-auteur gaat zullen ze alles doen om diens werk zo te kneden dat de potentie ervan wordt gemaximaliseerd. De uitgeverij moet tenslotte ook blijven voortbestaan.
Het loopt dan ook spaak tussen James Dillard en zijn redactrice. Als hij twee verhalen heeft geschreven, die Wortels literaire held Chuck Palahniuk geweldig vind, wijst de redactrice ze af. Zij wil liever teksten zoals Dillard in de begeleidende e-mail schreef. Daar ging hij wél in op zijn mislukte relatie met aan eetstoornissen lijdende Marie. Dat is Dillards ‘ware verhaal’, geschreven met een authentieke pen, waar de redactrice op uit is.
Maar geprikkeld door het onverwachte aanbod van de redactrice komt Dillard tenminste tot schrijven. Zo ontdekt hij dat het opschrijven van wat voor hemzelf het ‘ware verhaal’ is – ook al is dat volledig verzonnen – hem in staat stelt om zich uit de lethargie te werken, waarin hij door zijn afwezige vader, zakelijke moeder, immense rijkdom én mislukte relatie met Marie steeds dieper in is gezakt. Schrijven doet hem beseffen dat hij iets kan.
Graag zou ik dan ook de twee verhalen van Dillard lezen. In IJstijd noemt Wortel alleen de titels: ‘Het flatgebouw’ en ‘Zwarte koffie’. Wie weet publiceert ze die twee ooit nog.

Zie ook:
- Interview: Maartje Wortel over haar debuut

zaterdag 18 januari 2014

Cees Nooteboom in twaalf jaartallen (BOEK)

1933 Op 31juli wordt Cees Nooteboom in Den Haag geboren als tweede kind van Hubertus Nooteboom en Johanna Pessers. Als hij zijn zevende verjaardag viert, in het begin van de Tweede Wereldoorlog, is hij al zeven keer verhuisd. ‘Misschien dat je daar toch een beetje een onrustig kind van krijgt, denk ik dan’, zo noteert Piet Piryns uit zijn mond in Met lopen nooit meer opgehouden, als verklaring voor zijn wanderlust én zijn slechte geheugen. ‘Misschien dat ik geweigerd heb al die veranderingen in mijn geheugen op te slaan.’

1945 Op 17 maart overlijdt zijn vader – inmiddels gescheiden van zijn moeder en hertrouwd – aan de verwondingen die hij bij het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag heeft opgelopen. Nootebooms stiefvader stuurt hem al gauw naar de eerste van een reeks katholieke kostscholen en internaten. ‘Eén keer moest ik als kleine jongen zelfs bij een pater op schoot gaan zitten – dat beviel me niks en dat heb ik toen ook duidelijk laten merken.’

1950 Op zijn zeventiende wil Nooteboom zelf trappist worden. ‘Ik had natuurlijk een chaotische jeugd gehad en dan verlang je naar orde en regelmaat. (…) Vader abt wist wel raad met mij, hij keek als het ware dwars door me heen. “Ga eerst maar eens een Latijns boek vertalen.” Ik kreeg een woordenboek, een blocnote en een potloodje, en daar zat ik dan, moederziel alleen in een kamertje, me te verdiepen in het leven van, als ik me goed herinner, de heilige Adelardus. Na een paar dagen was ik van mijn roeping genezen.’

1954 Nog altijd geen twintig jaar oud geeft hij zijn baantje bij de Rotterdamsche Bank in Hilversum eraan. Weg wil hij, de wereld in – desnoods zonder geld. Terug in Hilversum begint hij, zonder dat hij zich realiseerde dat hij schrijver wil worden, aan Philip en de anderen, gebaseerd op zijn zwerftochten, die een jaar later zijn succesvol debuut is. ‘Ik denk, achteraf, dat het succes inderdaad te vroeg is gekomen. Mijn naam stond op het omslag van een roman, maar maakte dat van mij een schrijver? Met die vraag heb ik jaren geworsteld.’

1961 Al snel verdient Nooteboom zijn geld hoofdzakelijk als journalist. Vanaf 1961 krijgt hij bij de Volkskrant de vrije hand om overal ter wereld ‘het vallen van de bladeren te verslaan’, zoals hoofdredacteur Joop Lücker het noemt. ‘Net als Gabriel García Márquez heb ik de krant altijd een fantastische leerschool gevonden. Aan mijn journalistieke reportages heb ik misschien wel die lichte toon te danken waar ze het in Duitsland zo graag over hebben, ook als ik over zware onderwerpen schrijf.’

1965 Sinds 1965 verblijft Cees Nooteboom iedere zomer op het eiland Menorca in zijn ‘tweede vaderland’ Spanje. Deze liefde loopt uit in het in 1992 gepubliceerde De omweg naar Santiago, hét reisboek over het brute, anarchistische, chaotische, irrationele, egocentrische en wrede land. ‘Op de een of andere manier bleek de essentie van Spanje – de meseta, de karigheid van het landschap – overeen te komen met een tweedeling in mijn eigen wezen: de danser en de monnik.’

1968 Nooteboom verruilt de Volkskrant voor de Avenue, waarvoor hij jarenlang over de hele wereld reist. Hij wordt erom verguisd: waarom zijn ziel verkopen aan een glossy? Nu danken we aan deze opdrachtgever een uitgebreide bibliotheek aan reisverhalen. ‘Tijdens mijn reizen stop ik regelmatig aan de kant van de weg, en dan ga ik het landschap zitten beschrijven, vanaf een millimeter voor mij tot aan de horizon. (…) Soms koop ik bij de plaatselijke kruidenier tien ansichtkaarten, die ik dan later beschrijf.’

1980 De ridder is gestorven is in 1963 voorlopig Nootebooms laatste roman, waarin niet toevallig een schrijver die zelfmoord de hoofdrol speelt. Hij wil zich niet aan de literatuur overgeven, hij wil leven. Maar ondertussen bereidt hij zich – lezend en levenservaringen opdoend – voor op het schrijverschap waarvoor hij is geboren. Hij is de even intelligente en erudiete als doorleefde en levensechte auteur, wiens proza hoofd en hart kan raken. Rituelen, zijn comeback als romancier, maakt dat in één klap duidelijk.

1989 Nooteboom heeft niet zomaar een ‘nomadische instinct’, zoals hij zegt. Hij weet ook wanneer hij waar moet opduiken. Zo is hij in 1956 getuige van de Sovjet-Russische inval in Hongarije. Vertoeft hij in de meidagen van 1968 in Parijs. En is hij net een jaar gastdocent in Berlijn als in 1989 de muur valt. Zijn waarnemingen resulteert in Berlijnse notities, een onmisbaar boek voor wie die Wende wil begrijpen. Berlijn is ‘de stad waar het lot van Europa werd en wordt gekookt’, gelooft hij.

1992 Het Boekenweekgeschenk Het volgende verhaal kent in Nederland een lauwe ontvangst. Een jaar later bespreekt literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki het in zijn tv-programma Das literarische Quartett. ‘Ik kende het programma nog niet,’ aldus Nooteboom twintig jaar later in een necrologie van de criticus die zijn leven voorgoed op zijn kop zette. ‘Ik heb de uitzending bekeken in een Berlijns voetbalcafé. Hij hield het boek omhoog en zei dat dit het belangrijkste was wat hij dat jaar had gelezen.’ Zo wordt Nooteboom bestsellerauteur in Duitsland en vervolgens de hele wereld.

1998 Dit jaar verschijnt het magnum opus Allerzielen. In het verhaal van Arthur Daane, die bij een vliegtuigongeluk zijn vrouw verliest en vervolgens de wereld over trekt, verwerkt Nooteboom al zijn thema’s, fascinaties en voorliefdes. Het is een boek vol filosofische mijmeringen, waarin hij in discussie gaat met zijn favoriete auteurs en de geschiedenis van zijn tijd overdenkt. De Telegraaf had als kop [bij de recensie]: “Nooteboom sluit de twintigste eeuw af.” Voor één keer moest ik ze gelijk geven.’
2004 Waar krijgt Nooteboom geen eerbewijzen? De Oostenrijkse Staatsprijs voor Europese Literatuur. De Pegasus Prize for Literature. De Premio Grinzano Cavour. Alleen Nederland negeert hem, wil het cliché. ‘Ik wil niet zeggen dat ik in eigen land versmaad werd,’ zegt Nooteboom zelf, ‘dat zou een belediging zijn voor de lezers die ik altijd gehad heb, maar er moest toch wel een biljartstoot via het buitenland aan te pas komen (…) voor ik [in 2004] in Nederland de P.C. Hooft-prijs kreeg.’
(Eerder gepubliceerd in BOEK 6, 2013)

Zie ook hier, hier en hier.

vrijdag 17 januari 2014

Kader Abdolah stapt over naar Prometheus Bert Bakker (Boekblad)

Kader Abdolah verlaat na meer dan twintig jaar uitgeverij De Geus. Zijn nieuwe roman Papegaai vloog over de IJssel verschijnt in het najaar bij Prometheus Bert Bakker.

Waarom Abdolah weg wilde bij De Geus, is onduidelijk. In De Volkskrant, dat dit weekend over de overstap berichtte, zegt hij alleen dat hij 'als een appel van de boom van De Geus is gevallen'. En: 'De mensen van De Geus zijn kameraden van vroeger en nu. Het is een proces waar ik zelf geen directe invloed op had.' De auteur is niet bereikbaar voor nader commentaar. 
Zijn uitgever Eric Visser noemt het vertrek een 'grote tegenvaller' en een 'grote verrassing.' Hem werd het nieuws door zijn auteur verteld tijdens een etentje twee maanden geleden. 'Ik had als veel naïeve echtelieden het idee dat onze samenwerking nog heel lang zou duren. Kader Abdolah heeft dat ook altijd gezegd: dat hij ons trouw zou blijven.'
Over wat er mogelijk mis is gegaan, wil Visser niets zeggen. 'Wij zijn op een gegeven moment bevriend geraakt. We kwamen bij elkaar op bezoek bij particuliere bijeenkomsten. Ik heb geen zin om nu vervelende dingen in het openbaar te zeggen. Ik waardeer en respecteer hem en zijn werk.'
Hoofdredacteur Job Lisman van Prometheus Bert Bakker zegt dat de schrijver de uitgeverij heeft benaderd. 'Wij zijn geen uitgeverij die auteurs rooft, zoals Visser in de krant zei – een pijnlijke, vervelende en onbegrijpelijke sneer, omdat wij bewezen hebben auteurs te kunnen ontdekken en groot te maken. Maar als wij in contact komen met een auteur die aan zijn toekomst denkt, wie ik dan om daartegen te protesteren?'
Abdolah kende Prometheus Bert Bakker van een oud Perzisch sprookje dat hij in 2002 voor deze uitgeverij bewerkte: Kélilé en Demné, dat later als De koe is heruitgegeven bij De Geus. Ook leverde hij bijdragen aan bloemlezingen. Met zijn nieuwe roman hoopt de uitgeverij 'op zijn minst de verkoopaantallen van zijn bestverkochte werk te evenaren,' zegt Lisman. 'Papegaai vloog over de IJssel is in ieder geval het juiste boek op het juiste moment. Het is een fantastische, grote Hollandse roman.'
Abdolah zat sinds zijn debuut De adelaars (1993) bij De Geus. De uitgeverij blijft zijn oude werk als Spijkerschrift (2000) en Het huis van de moskee (2005) ook exploiteren. Visser: 'Bij World Editions brengen we binnenkort ook De Koran en De boodschapper in Engelse vertaling, omdat zijn Engelse uitgeverij dat niet aandurft.' En wie weet wat de toekomst brengt.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad, 13 jan)

NB. Dat de nieuwe Abdolah bij Prometheus verschijnt, stond als eerste in de Nouveau. Daarna duurde het nog weken voor de Volkskrant het oppikte. Want ja, wie leest in literaire kringen de Nouveau?

Zie ook;

donderdag 16 januari 2014

Michelle Martin staat Kristien Hemmerechts in de weg (Knack)

Ophef gegarandeerd. Kristien Hemmerechts kruipt in de huid van Marc Dutroux' partner Michelle Martin. Maar is haar roman ook goede literatuur?

Wat is erger: je eigen kinderen vermoorden of betrokken zijn bij de moord op kinderen van anderen? Odette denkt het eerste. Maar de buitenwereld vindt blijkbaar het tweede. Steeds komt Odette er in De vrouw die de honden eten gaf, dat vandaag verschijnt, op terug: waarom is Geneviève Lhermitte, die in 2007 haar vijf kinderen doodde, alweer vergeten en is zij 'de meest gehate vrouw van België'? Toch heeft zij alleen maar nagelaten de kinderen in de kelder van M eten te geven toen M in de gevangenis zat.
Zou Michelle Martin, naar wie Odette is gemodelleerd, dit ooit echt hebben overwogen? Als het aan Kristien Hemmerechts ligt wel. Als Odette een film ziet over Lhermitte klaagt ze over details niet kloppen: in de werkelijkheid had ze vijf kinderen, in de film vier. En de actrice die Lhermitte gestalte geeft, is veel mooier dan de moordenares. 'Als ik zo'n film maakte, zou elk detail moeten kloppen.' Zo onderstreept Hemmerechts dat ze in De vrouw die de honden eten gaf, voor zover mogelijk, geen millimeter van de werkelijkheid af wil wijken. Alleen de namen heeft ze veranderd.
Die inzet maakt het moeilijk om de roman als roman te lezen. Voortdurend denk je: is de werkelijk bestaande Michelle Martin slachtoffer van de manipulatieve mensen in haar omgeving? Ondervindt Michelle Martin zo veel steun in het klooster van Malonne waar ze zich na haar vrijlating terugtrok? Zou Michelle Martin die gevoelens van spijt hebben die ze al op de eerste pagina uit: 'Ik verdien haat, hoon, gif? Je krijgt de neiging om de krantenstukken van weleer op te slaan om aan de hand van de kale feiten zelf te gaan interpreteren.
Het is natuurlijk een geweldige provocatie van de schrijfster om uitgerekend 'de meest gehate vrouw van België' als bewijs te nemen voor de stelling dat iedereen menselijke trekjes heeft. Dat daders zelf ook slachtoffer kunnen zijn, die ooit door omstandigheden of pech de verkeerde afslag hebben genomen. Maar door een zaak te nemen die nog altijd zo veel mensen zo diep emotioneert, lees je De vrouw die de honden eten gaf eerder als een essay over een specifieke zaak dan als een literaire verkenning naar daderschap en wraak.
Dat geeft Hemmerechts in sommige opzichten het voordeel van het twijfel. Je knijpt als vanzelf een toegeeflijk oogje dicht voor de soms wat wijdlopige stijl of het gebrek van krachtige beelden. Het gaat immers, als gebruikelijk in een essay, in de eerste plaats om de inhoud. Maar de te grote identificatie met een werkelijk bestaand persoon zorgt er ook voor dat je aan het nadenken wordt gezet over Michelle Martin in plaats van over de wezenlijke vragen die Hemmerechts aan de orde stelt. Elke bewering die ze doet, is onmogelijk los te zien van die ene persoon.
Hemmerechts zet Odettes overpeinzingen in De vrouw die de honden eten gaf helder en pregnant in de contrasterende verf. Soms zorgen psychologe Anouk en zuster Virginie voor het contrast, als zij Odette – behept met de zeer menselijke neiging zichzelf vrij te pleiten – weer eens op haar schuld wijzen. Hemmerechts weet ook mooi de valkuil van de sensatie te vermijden door de gruwelijkheden van Dutroux te verzwijgen. Maar pas als Michelle Martin ooit is vergeten, zal blijken of de schrijfster daadwerkelijk iets interessants te zeggen heeft.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 15 jan)

Kristien HemmerechtsDe vrouw die de honden eten gaf (204 p.) – De Geus, € 19,95 (e-book 15,99)


Zie ook:

woensdag 15 januari 2014

Inderdaad: Murakami's ongrijpbaarheid is zijn aantrekkingskracht (Knack)

Tientallen leesclubs bogen zich dit weekend over de nieuwe Haruki Murakami. Dat ze niet kwamen tot een eenduidige interpretatie van deze roman, maakte deelname aan een leesclub alleen maar waardevoller.

Wat betekent het voor De kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn pelgrimsjaren dat de auteur aan het slot verwijst naar de gifgasaanslag in de metro van Tokyo? Niets, vond iemand: een toevallige vermelding als de hoofdpersoon op het Shinjuku-station is – het drukste station ter wereld. Maar die aanslag werd gepleegd door een bende van vijf, zei een ander. Maakte Tsukuru Tazaki in zijn jeugd niet deel uit van hechte vriendengroep van vijf, waar hij grote betekenis aan hechtte, maar waar hij ruw uitgegooid werd? En schreef Murakami geen boek over die aanslag? 
Zaterdagavond discussieerden verspreid over Amsterdam vijftien leesclubs onder leiding van schrijvers, critici en vertalers tegelijkertijd over zulke vragen. Murakami's uitgeverij Atlas Contact en het literaire tijdschrift Das Magazin vierden zo de verschijning van de 17e titel van zijn hand in Nederlandse vertaling – én de 65e verjaardag van de Japanse Nobelprijskandidaat. De vijfhonderd beschikbare kaarten voor het Murakami Festival waren in no time uitverkocht. Die grote belangstelling verleidde een aantal boekhandels elders in Nederland om op dezelfde dag ook een leesgroep te organiseren.
Zelf zat ik bij Stichting Nowhere, waar de schrijver A.H.J.Dautzenberg de avond leidde. Hij deed dat vaardig. Hij maakte de tongen los met een voorstelrondje en een korte quiz, waarin hij zeer gedetailleerde vragen stelde over het boek. Omdat kleuren zo'n belangrijke rol spelen in de roman, noemde iedereen de kleur die bij hem of haar paste. Daarna vroeg Dautzenberg eenvoudigweg naar de betekenis van alle personages, motieven en metaforen. Wie een quizvraag goed had, kreeg een glas sake. Wie een interessante interpretatie naar voren bracht ook.
Sommige deelnemers hadden alles van Murakami gelezen – zelfs zijn twee vroege werken die alleen in Engelse vertaling voor de lokale Japanse markt beschikbaar zijn. Twee deelnemers hadden nooit eerder iets gelezen van de ook in Nederland en Vlaanderen zo goed verkopende romancier. Maar niemand had een sluitende verklaring voor de duidelijk te onderscheiden rollen die ieder personage binnen de vriendengroep heeft, Tsukuru's vreemde droom waarin hij klaarkwam in de mond van zijn studievriend, of de terugkerende verwijzing naar zesvingerigheid.
Was dat bevredigend? Het mooie van Murakami's oeuvre is dat het zich zo goed leent voor de wildste speculaties – er lijkt altijd wel een bewijs voor in de tekst te vinden te zijn. Ook het ogenschijnlijk rechtlijnige verhaal van De kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn pelgrimsjaren bevat zo veel rafelranden dat je er steeds meer betekenissen in ziet naarmate je er langer over praat. Zijn de pelgrimsjaren alleen maar een zoektocht van de hoofdpersoon naar zijn identiteit? Of speelt er veel meer. Heeft hij de misdaden gepleegd die anderen hem aanwrijven? zoals sommigen dachten.
De persoonlijke waardering voor de roman, die zeker niet unaniem was, stond daarom los van de waardering voor de avond. Iedereen, zo leek het, vond het verrijkend om zijn eigen interpretatie te confronteren met twintig andere. Het opende je de ogen voor cruciale zinnen die je over het hoofd hebt gezien, deed je nadenken over een tegengestelde duiding van Tsukuru's gedraag of liet je het slot heroverwegen omdat het blijkbaar ook anders gewaardeerd kon worden. Minstens één deelnemer zei na afloop dat hij de roman nu nog eens gaat herlezen.
Zo onderstreepte het Murakami Festival dat de ongrijpbaarheid het belangrijkste ingrediënt is van de aantrekkingskracht van Murakami's zo vlot geschreven romans.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 14 jan)