Tien maanden bestaat uitgeverij Pluijm nu. Met het oprichten van een schrijverscoöperatie, die voor een deel eigenaar van het bedrijf wordt, krijg de uitgeverij steeds meer vorm. Uitgever Mizzi van der Pluijm en co-voorzitter Dimitri Verhulst van de coöperatie lichtten toe waarom de eerste samenkomst van de schrijvers zo veel belofte voor de toekomst inhoudt.
Eerst was daar uitgeverij Pluim. Toen het niet gelukt was om Atlas Contact te kopen van VBK startten Mizzi van der Pluijm en Rianne Blaakmeer met hulp van drie financiers per 1 januari een eigen bedrijf. Vanuit een steeg van het Amsterdamse centrum gaven zij inmiddels zes titels uit, zoals Ik, J. Kessels van P.F. Thomése en De overblijfvader van Henk Rijks. Maar zij waren vooral druk met het opzetten van Pluim. Zij werken daarbij nauw samen met twee andere spraakmakende jonge uitgeverijen: Das Mag en De Correspondent.
En sinds 4 oktober is er Schrijverscoöoperatie Pluim, aan wie Van der Pluijm 4,99 % van haar eigen aandelen heeft gegeven. Wie lid kan worden, zullen de schrijvers de komende maanden zelf uitmaken. De 37 auteurs die een boek bij de uitgeverij hebben uitgegeven of hebben afgesproken om hun eerstvolgende boek bij Pluim onder te brengen, stellen in onderling overleg de reglementen vast. Dimitri Verhulst en Lieke Marsman zitten het bonte gezelschap van jonge en gevestigde auteurs voorlopig voor.
'We willen het maximaal democratisch aanpakken', zegt Verhulst. 'We wilden niemand reglementen in de maag stampen. Daarom hebben we iedereen na de eerste bijeenkomst op 18 oktober naar huis gestuurd met een aantal denkoefeningen. Achter de vraag wie kan er lid kan worden, liggen bijvoorbeeld vragen als: Moet je een boek uitgegeven hebben? En volstaat het dan om één boek uit te geven? Mogen buitenlandse auteurs lid zijn? In december beslissen we wat de antwoorden zijn.'
Hoe waren de eerste tien maanden van uitgeverij Pluim?
Van der Pluijm: 'Daar kijk ik nog niet op terug. Ik zit midden in de opbouw. De uitgeverij is nog niet helemaal af: kijk naar wat er nog gedaan moet worden voor de schrijverscoöperatie. En we zijn met een klein team. We geven dit jaar daarom acht titels uit, waaronder een specialvan Jaap Scholten, samen met AFdH, en een boekje voor Nachoem M. Wijnberg ter gelegenheid van de uitreiking van de P.C. Hooftprijs aan hem. Dat aantal groeit volgend jaar naar twintig en daarna naar het beoogde maximum van vijfentwintig. We willen alle titels wel de aandacht geven die ze verdienen, zodat ze een jaar in plaats van een paar weken in leven blijven. We hebben er ook veel ideeën voor. Maar dat kost veel tijd.'
Verhulst: 'De intentie was bij het begin: minder uitgeven, maar die titels beter uitgeven. Onder meer om die reden hebben schrijvers zich aangesloten bij Pluim. Veel schrijvers leiden onder de beperkte levensduur van een boek. Ooit werd gezegd dat het drie maanden was, ik vrees dat het nu veel minder is.'
Van der Pluijm: 'Op zes weken wordt het gemiddelde tegenwoordig geschat. Precies daarom zie je dat er steeds meer kleine, onafhankelijke uitgeverijen in de Bestseller 60 staan. Zij zijn in de gelegenheid om hun uitgaven wél aandacht te geven. Dat betaalt zich uit.'
Je had de kans om alles opnieuw uit te denken. Waar leidde dat toe?
Van der Pluijm: 'Eigenlijk vind ik het ook te vroeg om die vraag te beantwoorden. Wat zijn tien maanden? Wel hebben we een aantal belangrijke keuzes gemaakt. We hebben, samen met Das Mag, een eigen vertegenwoordiger voor Vlaanderen, en maken dus geen gebruik van een kantoor dat honderden boeken per jaar moet doen. We hebben de royaltystaffel aangepast, zodat bestsellerschrijvers aan het eind op hetzelfde uitkomen, maar dat beginnende schrijvers en schrijvers in het middensegment – door een verhoging van 50% van de basisroyalty – worden gesteund. We maken aparte brochures per titel, waarin een nieuw boek ook in een oeuvre wordt geplaatst om te laten zien wie de schrijver is. Ik noem dat allemaal niet wereldschokkend, maar het zijn wel kleine stappen richting iets nieuws. Ik hoop juist dat, als de uitgeverij is opgezet, we samen met Das Mag kunnen denken over de volgende innovaties. Nee, ik ga niet toeteren over wat ik gá doen. Je moet het eerst doen.'
Heb je veel geleerd van Das Mag?
Van der Pluijm: 'Heel veel. Omdat Daniël van der Meer en Toine Donk wisten hoe je een bedrijf moest opzetten. Ik niet. Ik heb geleerd van hen hoe je met een groep mensen een beperkt aantal titels brengt. Of hoe goed deze tijd is voor een start-up dankzij alle technische mogelijkheden. Je hoeft niet langer systemen aan te schaffen om het proces in je uitgeverij in kaart te brengen of je productie te stroomlijnen.'
Probeer je ook meer nadruk te leggen op de redactie, zoals je in het voorjaar in een opiniestuk schreef en onlangs nog in een interview vertelde?
Van der Pluijm: 'Dat beeld wil ik graag rechtzetten. Ik vind dat het in het gesprék over het boekenvak te veel nadruk ligt op de commerciële kant en te weinig op de redactionele kant. Dat Rianne en ik Pluim samen hebben opgezet, geeft aan dat we ook de commercie belangrijk vinden. Een uitgever moet natuurlijk proberen zo veel mogelijk exemplaren van een boek te verkopen als mogelijk is. De media moet alleen het blijvende belang van redactie niet onderschatten.'
En dan nu een schrijverscoöperatie. Waarom?
Van der Pluim: 'Omdat schrijvers de basis en de ziel van het bedrijf zijn. Zij verdienen het om de gelegenheid te krijgen mee te spreken over het beleid en de toekomst van de uitgeverij waar zij al hun werk onderbrengen. Om dat concreet te maken hebben we deze coöperatie opgericht. Ook maken we met de coöperatie duidelijk waar wij staan. Dat ons uitgangspunt echt is dat de schrijver centraal staat – en niet alleen maar een gemakkelijk gedane uitspraak, die je immers vaker hoort.'
De traditionele redenering is: uitgevers hebben het ondernemersrisico door teksten te exploiteren, schrijvers zijn leveranciers van de grondstof. Waarom volgt Pluim die gedachte niet meer?
Van der Pluijm: 'Ik vind dat een paternalistisch uitgangspunt. Door de technologische veranderingen gaat het ook niet meer op. Schrijvers zijn veel meer ondernemers geworden die niet langer afhankelijk zijn van een uitgeverij om hun werk te verspreiden.'
Verhulst: 'Ik ben het niet eens met de bewering dat schrijvers alleen leverancier van de grondstof zijn. Schrijvers zijn bijvoorbeeld ook lezers, die bekommerd zijn om de literatuur in het algemeen en daarom graag willen meedenken over hoe een uitgeverij zich daarvoor inzet.'
Van der Pluijm: 'Inderdaad. Dat meedenken is ook een vorm waarin een schrijver een bijdrage levert aan een uitgeverij. Meedenken met en onderdeel zijn van.'
Is een aandeel van 5% groot genoeg om te kunnen meedenken?
Van der Pluijm: 'Ja. De coöperatie heeft daarmee alle rechten van een aandeelhouder. Auteurs kunnen meepraten met andere aandeelhouders en ze kunnen een veto uitspreken over zaken die echt wezenlijk zijn over de uitgeverij: verkoop, fusie, overnames, opvolging van mij.'
Verhulst: 'Bovendien levert het werkingsmiddelen op. Er zal een pot ontstaan waaruit we zieke of oude schrijvers zouden kunnen steunen. Ook hebben wij als schrijvers, die zelden administratieve wezens zijn, te maken met zaken als een complexe fiscaliteit. Welk btw-tarief hoort bij welke inkomsten? In plaats van in ons eentje de rotbelasting in te vullen, zouden we – omdát we in een coöperatief zitten – die zaken kunnen bundelen en iemand aanwerven die dat voor ons doet.'
Van der Pluijm: 'Ieder jaar wordt die pot aangevuld naar gelang de verdiensten van de uitgeverij.'
Verhulst: 'Dat maakt ons tot die gekke uitgeverij waarvan alle auteurs van elkaars boek hopen dat die het goed doet. Kom daar eens om!'
Is duidelijk vastgelegd waarover de coöperatie wel en niet meepraat?
Van der Pluijm: 'Natuurlijk. Een coöperatie is een containerbegrip. Er bestaan zoveel vormen van coöperaties. We zijn daarom van tevoren met een groep schrijvers naar een advocaat gegaan om te praten over wat de wensen zijn en hoe je daar juridisch vorm aangeeft. Daar is uitgekomen dat de uitgeverij nog steeds gerund wordt door Rianne en mij. Wij nemen alle uitgeefbeslissingen. De schrijvers praten mee over de manier waarop de uitgeverij opereert. En over wat je als groep kan doen.'
Verhulst: 'Neem nieuwe mogelijkheden als Bookchoice en Kobo Plus. Schrijvers willen meepraten over hoe hun werk onder lezers wordt gebracht in plaats van alleen maar te mogen aanvinken: meedoen ja of nee.'
Bij De Bezige Bij, de bekendste schrijverscoöperatie in de Nederlandse geschiedenis, praten schrijvers destijds mee over welk boek wel en niet werd uitgegeven.
Van der Pluijm: 'Ik heb de coöperatie van De Bezige Bij bestudeerd, ook omdat je moet weten wat je doet. Dit is duidelijk een verschil tussen die coöperatie – ook de enige die ooit in het Nederlandse boekenvak heeft bestaan – en de onze.'
Wanneer is het idee van een coöperatie gerezen?
Van der Pluijm: 'De kiem is gelegd tijdens de gesprekken over het al dan niet uitkopen van Atlas Contact. In gesprekken met schrijvers bleken zij dat te willen. Als de uitkoop doorgegaan was, hadden we ook een coöperatie opgezet. Toen dat niet lukte, moest eerst Pluim worden opgezet. En nu konden we dit tot stand brengen.'
En waarom hadden schrijvers die wens?
Verhulst: 'Intrinsiek ben ik te lui om me met dit soort zaken bezig te houden. Het liefst zit ik thuis te schrijven. Maar ik moest ook vaststellen dat ik langzaamaan verbitterde. Ik vond het algehele klimaat in de letteren allemaal te weinig en te inhoudsloos. Dat gaat van het niveau van de recensies tot de beleving en plaats van de literatuur in de maatschappij. Ik werd daar moedeloos van. Ik stond op een goed moment voor de keuze: ofwel een oude, zeurende vent worden ofwel er middenin gaan staan en proberen er iets aan te doen. En toen gebeurde het ongelooflijk prettige dat er een nieuwe uitgeverij ontstond. Hoe vaak komt het nu voor in een schrijverscarrière dat je als een blanco blad opnieuw kunt beginnen en dat je kan en mag meepraten?'
Maar VBK had al jaren een schrijversstatuut.
Verhulst: 'Schrijversstatuut? Dat verneem ik nu voor het eerst.'
Van der Pluim: 'Het lijkt me niet goed om de situatie te vergelijken met die bij Atlas Contact. Dat is niet eerlijk tegenover de mensen daar.'
Laat ik het anders formuleren: waarom was een schrijversstatuut niet goed genoeg en moest Pluim een schrijverscoöperatie hebben?
Van der Pluijm: 'Om mensen echt een stem te geven heb je aandelen nodig. Bij alle andere vormen kan een schrijver ook meepraten. Naar een schrijver die zegt wat hij ervan vindt, wordt sowieso altijd geluisterd. Maar een werkelijke stem is een aandeel.'
Verhulst: 'Persoonlijk vind ik het niet van belang welke naam erop kleeft. Ik vind het vooral belangrijk dat ik ernstig word genomen in mijn hoedanigheid van auteur die ook iets anders doet dan alleen maar teksten leveren. Anders dan veel collega's, wat ik van hen hoor, werd ik regelmatig gepolst naar mijn mening over sommige zaken. Maar zoals Mizzi zegt: het feit dat je een stem krijgt als aandeelhouder, maakt het net iets meer. Met een aandeel krijg je heel concreet draagkracht. Dat is voor mij en ik vermoed voor heel wat schrijvers betekenisvol.'
Waar blijkt uit dat veel schrijvers dit willen?
Verhulst: 'Je voelt echt de nood onder de collega's. Ik vind het ook niet onlogisch dat iedereen zich vervreemd voelt van de uitgeverij. Ik weet zelf nog dat ik als lezende tiener het gevoel had dat er een gezicht kleefde aan een uitgeverij. Uitgeverijen als De Arbeiderspers, uitgevers als Angèle Manteau. Een uitgeverij stond voor iets. Was een soort familie. Dat was zo sterk dat ik bij mijn debuut wist naar welke uitgeverij ik het manuscript moest sturen. In de loop der jaren ben ik dat gevoel kwijtgespeeld.'
Van der Pluijm: 'Dat komt mede door de verzakelijking. Vroeger had je gentlemen's agreements. Dat is verdwenen, waardoor je nieuwe manieren zoekt om je tot elkaar te verhouden en om recht te doen aan de behoefte van mensen om over meer te praten dan alleen het omslag en marketingplan van je eigen boek.'
Verhulst: 'Vergeet de veranderingen bij uitgeverijen en verloop van mensen niet. Dat gaat zo snel. Dan kreeg ik weer een brief waarin werd uitgelegd hoe de uitgeverij was geherstructureerd. Eerlijk gezegd volgde ik dat niet meer. Ik kon het ook niet meer volgen. Maar het zorgt wel voor vervreemding. Ik hoop dat we nu dit tijdperk kunnen afsluiten waarin schrijvers het gevoel hebben de literatuur te moeten ondergaan. Dat we ons maar hebben te schikken naar hoe anderen de literatuur structureren.'
Hoe was eerste bijeenkomst?
Van der Pluijm: 'Er waren 27 schrijvers aanwezig. De rest moest optreden of had andere verplichtingen.'
Verhulst: 'En dan denk je: zet schrijvers bij elkaar om te praten over vragen wie er lid mag worden van de coöperatie en je bent vertrokken voor een discussie van 17 uur. Maar het was geen kiekenkot. Tot mijn verbazing verliep het waanzinnig gestructureerd. Daarbij was zeker niet de hoofdvraag: hoe houd ik mijn eigen spaarvarken vet? Het ging niet over percentjes in contracten. Het ging integendeel meer over wat een coöperatie kon zijn. Over hoe we schrijvers, óók buiten de uitgeverij, kunnen helpen. En over literatuur in het algemeen. Dat deed me zeer deugd.'
Van der Pluijm: 'Inderdaad. Ik was daar ontzettend door geraakt. Het ging over het vak, de literatuur, hoe je schrijvers een podium kunt geven. Ik dacht: dít is waarom ik als meisje in de uitgeverij wilde werken. Ik leefde mijn eigen droom.'
Verhulst: 'Je had, zoals ik, dat romantisch idee van de Bloomsbury Group?'
Van der Pluijm: 'Ja. Of Simone de Beauvoir en Sartre. Ik had gedacht: zo zit het hele literatuur in elkaar. Was me dat even een teleurstelling.'
Verhulst: 'Maar kijk. Nu doen we het toch.'
En hoe gaan Pluim en de Schrijverscoöperatie dan de literatuur bevorderen?
Van der Pluijm: 'Daar kwamen gisteren ook goede ideeën uit, maar ik denk dat we die op dit moment voor ons moeten houden.'
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, okt 2018)
zie ook: