vrijdag 31 juli 2020

Interview Wim Daniëls over 'Quarantaine' en bibliotheken (Bibliotheekblad)

Lid van de bibliotheek is Wim Daniëls niet meer. Maar zijn oeuvre is tot zijn genoegen goed vertegenwoordigd in de collecties. Zijn nieuwste boek zal daarin zeker breed worden opgenomen. Quarantaine is de eerste coronaroman van de Nederlandse literatuur. 'Het is een liefdesverhaal, met corona als decor.'

Een halve eeuw was Wim Daniëls lid van de bibliotheek. Was, nu niet meer. Een 'dramatisch verhaal', noemt hij het zelf. 'Ik kwam om half zes 's middags bij de Witte Dame hier in Eindhoven. Bleken de luiken al dicht. In de vijfde stad van Nederland! Ik was zo boos dat je hier niet tot tien uur 's avonds in een bibliotheek terecht kunt, dat ik gelijk mijn lidmaatschap heb opgezegd. Directeur Albert Kivits heeft daarna contact met me opgenomen. Dit was toch niet nodig, vond hij.'
Hij heeft veel te danken aan bibliotheken. Sterker: zonder de bibliotheek zou de jongen uit Aarle-Rixtel nooit schrijver zijn geworden. 'Wij hadden thuis geen boeken. Een dorp van die omvang had ook geen bibliotheek. Bibliobussen bestonden nog niet in de jaren zestig. En op de lagere school werd amper tijd gemaakt om een boek te lezen. Pas op de middelbare school in Helmond ontdekte ik dankzij een docent Nederlands wat lezen voor mij kon betekenen. Toen werd de bibliotheek de grote schatkamer.'
Jarenlang was de inmiddels 65-jarige Daniëls een 'zeer zware bibliotheekloper'. Eerst in Helmond, waar hij stilzwijgend in de gelegenheid werd gesteld om meer boeken te lenen dan maximaal was toegestaan. Tijdens zijn opleiding voor leraar Nederlands en Duits volgde de universiteitsbibliotheek in Tilburg, daarna de openbare bibliotheken in zijn achtereenvolgende woonplaatsen. 'Je had vroeger mensen die je altijd tegenkwam, op welk uur je ook kwam. Mensen die er soms de hele dag zaten. Ik was er daar een van.'

En de band met de bibliotheek dan toch om zo'n akkefietje doorknippen? 'Het is zonde', geeft de auteur toe. 'Ook niet terecht. Maar ik was zó teleurgesteld. Bibliotheken zijn de afgelopen jaren enorm van functie veranderd, zoals Albert Kivits me ook uitvoerig heeft uitgelegd. Ik heb het daar moeilijk mee gehad. Het heeft me tijd gekost om dat te accepteren en te snappen. Dat de bibliotheek Eindhoven door enorme bezuinigingen was gedwongen de openingstijden aan te passen, was op dat moment de druppel.'
Hij herinnert zich nog de tijd dat je voor een boek uit, zeg, 1753 gewoon naar de openbare bibliotheek kon gaan. 'In mijn stad hadden ze vroeger een prachtige oude collectie. Daar kon het boek zomaar tussen staan, verkregen via een erfenis of zo. Nu zijn die boeken opgeruimd of gestald in het archief. De collectie is kleiner geworden. En wat er staat, is nieuwer. Als ik voor een nieuw boek informatie zoek, heeft het geen zin meer om naar de bibliotheek te gaan. Online is het ook vaak makkelijker te vinden.'
Hij behoort voor zijn gevoel daarom niet langer tot de primaire doelgroep. Maar hij begrijpt inmiddels ook dat bibliotheken net zo relevant zijn als vroeger, onderstreept Daniëls. Alleen: op een andere manier dan uitsluitend met boeken. 'Als je bedenkt wat een bibliotheek tegenwoordig doet. Er is een breed cultureel programma, waarvoor ook schrijvers worden uitgenodigd. Er zijn taalhuizen. Er zijn allerhande cursussen. Velen kunnen er terecht om er te komen studeren. Dat is zonder meer indrukwekkend.'

Ondanks het opzeggen is Daniëls' relatie met de openbare bibliotheek nooit helemaal verbroken. Daniëls treedt er regelmatig op, waardoor hij de schitterend verbouwde panden in Den Helder of Tilburg heeft kunnen bewonderen. En zijn eigen boeken – kinderboeken, taalboeken en andere non-fictie – zijn goed in de collectie vertegenwoordigd. Van de 117 die er sinds zijn debuut in 1986 van zijn hand zijn verschenen, zitten er vaak tientallen in de collectie. Toch goed voor een paar duizend euro leengeld per jaar.
Dit voorjaar verschenen vlak na elkaar boek 116 en 117: Quarantaine en De zomer van 1945. Vooral de eerste is opvallend. Het is, binnen een halfjaar na de uitbraak, de eerste coronaroman van de Nederlandse literatuur. Het luchtige en opgeruimde Quarantaine vertelt het verhaal van Karel en Julia, die allebei op een Franse camping hun proefschrift hopen te voltooien – de eerste over de kunstmatige baarmoeder, de tweede over de komma. Als ze besmet raken door het coronavirus, heeft dat onvermoede gevolgen.
De roman begon als een grap, vlak nadat het kabinet de eerste beperkende maatregelen had afgekondigd. 'We zaten met zijn vieren aan tafel. Badinerend werd tegen mij gezegd: je mag met maximaal drie bij elkaar zitten, dus het is maar het beste dat jij naar boven gaat om een roman te schrijven. Ik had er immers tijd voor. Die dag van de eerste persconferentie was ik door de ene na de andere organisatie opgebeld om mijn optreden af te zeggen, 43 keer in totaal. Ik had een compleet lege agenda.'
Maar Daniëls was wel gelijk gegrepen door het idee. Vooral omdat hij direct een situatie voor zich zag: de camping in Frankrijk waar hij iedere zomer een schrijfcursus geeft. En een zin hem intrigeerde die hij daar ooit had gehoord. 'Het ene idee vloeide daarna voort uit het andere. Na een week wist ik dat het iets ging worden en heb ik mijn uitgever benaderd. Die was enthousiast. Terwijl ik verder werkte, 1500 woorden per dag, zorgde hij ervoor dat het zo snel mogelijk kon verschijnen. Dat is helemaal niet vanzelfsprekend in de boekenwereld.'

Het was nooit Daniëls' expliciete bedoeling om de primeur te hebben. De eerste Nederlandse coronaroman, dat is hooguit een leuke bijkomstigheid. Het enige wat hij wilde was, toen hij toch de tijd had, iets schrijven over corona. 'Dat komt door de enorme heftigheid wat er gebeurde. Als ik zoiets groots meemaakt, wil ik daar gewoon bij zijn. Toen de Muur op punt van vallen stond, pakte ik ook meteen de trein naar Berlijn. En omdat ik schrijver ben, is dat de meest voor de hand liggende manier om erbij te kunnen zijn.'
Een taalboek of non-fictieboek over Covid-19 was geen optie. Het eerste kan nog niet worden gemaakt, omdat er dagelijks nieuwe coronawoorden opduiken. Bovendien is de hoofdredacteur van de Dikke Van Dale daar al mee bezig. Het tweede is al helemaal ondoenlijk. 'Ik ben ooit benaderd door een longarts die een soortgelijk boek met mij wilde maken als ik in 2017 schreef met een gynaecoloog: De baarmoeder. Moest ik hem nu bellen? Longartsen weten nog helemaal niet wat voor ziekte het precies is.'
En dus kon het alleen maar een roman worden – voor volwassen, ook al had Daniëls dat nooit eerder gedaan. 'Ik heb wel fictie geschreven: voor jongeren. Daarmee ben ik in de jaren tachtig begonnen. In die tijd ben ik zo'n beetje op alle scholen van Nederland geweest. Ik vertelde zo vaak hetzelfde verhaal dat ik een beetje een hekel aan mezelf kreeg. Ik had het op een gegeven moment te vaak gedaan. Ik wilde daar ook nu niet naar terug. Al blijft het wel mijn intentie om voor een brede doelgroep te schrijven.'

Eind april was Quarantaine af. Half mei kwam het in de winkel. De coronacrisis was nog in volle gang. Zou Daniëls' roman te snel gedateerd aanvoelen? 'Ik heb met dat risico rekening gehouden', zegt hij. 'Het boek is nadrukkelijk een liefdesverhaal, met corona als decor. Al te tijd gebonden details mocht ik daarom weglaten, terwijl ik tegelijk een aantal thema's kon aansnijden – zoals de leeftijdsdiscussie: heb je op hoge leeftijd nog recht op een plek op de ic? Of de vergelijking met de ernstige griepgolven, waar niemand over praat.'
Het valt daarbij op dat Daniëls een relativerende toon aanslaat. Zijn we in Nederland niet een beetje te veel in paniek geraakt? Is niet overdreven om een anderhalvemetersamenleving op te tuigen? Maar de auteur verzekert dat hij daarmee niet zijn eigen opinie geeft. 'Ik schrijf die mening toe aan Gijs, een bevriende longarts van Karel. Hij is een mooi figuur om die kant van de discussie in het boek te krijgen, maar Gijs geeft ook toe dat hij het uiteindelijk niet weet. En hij zet zich in het ziekenhuis volledig in als hem dat wordt gevraagd.'
Wel waagt Daniëls zich aan een voorspelling: in de zomer van 2021 is het allemaal voorbij. 'Ik denk dat dat ver genoeg in de toekomst ligt om dat nu te durven beweren', reageert hij. 'Ik schrijf ook niet voor de eeuwigheid. Ik denk echt niet dat ik in het najaar van 2021 nog 50.000 exemplaren van Quarantaine verkoop. Ik ben allang blij dat na de eerste druk van 5.000 exemplaren al snel een tweede druk werd gemaakt. Er zijn zó veel boeken die soms niet eens de boekhandel of de bibliotheek halen.'
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad)

dinsdag 21 juli 2020

ONMISKENBAAR COOL – 'Volt' van Roderik Six (De Lage Landen)

De inhoudelijke vaagheid van Volt past wonderwel bij de stilistische zorgvuldigheid en helderheid. Het gaat Six puur om het plezier een eigen wereld te bouwen, met taal.

Wie is de hoofdpersoon van Volt? Waar woont hij? In welke tijd speelt deze roman zich af? Wat gebeurt er? Ik aarzel om te antwoorden op deze basale vragen. Roderik Six houdt het bewust vaag. Alles wat ik kan schrijven over plot, setting en personages van zijn derde roman – na Vloed (2012) en Val (2015) – is niet rechtstreeks uit het boek overgenomen, het is veeler mijn interpretatie van de details waaruit de roman is opgebouwd. Het is onmogelijk over Volt uit te weiden zonder zelf de beelden in te vullen.
Neem het huisdier van de verteller. “Hij” komt binnen “op hoge poten”. Een paar regels later “vang je een glimp op van zijn slagtanden”. Hij kan zijn poten majestueus uitstrekken. “Zachtjes slaat hij met zijn staart deuken in het tapijt.” En als hij op zijn rug rolt, “de gevlekte buik omhoog”, en de verteller met zijn vingers “door de vacht krauwt, kronkelt hij ronkend over de grond”. Hij heeft hoektanden “zo groot als wijsvingers en zijn klauwen zijn scherp gewette sikkels waarmee hij je vlees aan flarden rijt”.
Wat is dit voor dier? Ik zie een jachtluipaard voor me, ook al heeft dat dier geen slagtanden. Maar het stáát er niet, ook niet verderop in de roman. Het wordt nergens geëxpliciteerd. Het kan daarom net zo goed een obscuurder roofdier zijn dat wel precies aan het handvol prijsgegeven bijzonderheden voldoet. Mijn kennis van het dierenrijk schiet daarvoor te kort. Het kan zelfs een gemuteerde soort zijn die uitsluitend bestaat in de fictieve wereld die Six heeft geschapen. Ik weet het domweg niet.

Na dit voorbehoud terug naar de vragen die ik in het begin opwierp: wie, waar, wat? De hoofdpersoon van Volt is de oprichter van de geheime dienst – informatie die wél wordt prijsgegeven op de achterflap; een tekst die gefiatteerd zal zijn door de auteur. Duvall, zoals hij heet, woont samen met een elitegroep blanken op een tropisch eiland, waar ze met harde hand een groep inlanders onder de duim houden. Deze zwarten verrichten het zware werk om de samenleving en de luxueuze leefstijl van de elite in stand te houden.
De roman speelt zich in een nabije toekomst. Er is kennelijk een ramp gebeurd waarna de top van het machtige industrieel-financiële Zuid-Afrikaanse bedrijf Onyx zich heeft verschanst op zijn eiland. Een “wereldbrand” noemt de achterflap het, die vermoedelijk grotendeels is veroorzaakt door de klimaatverandering. De warmte heeft extreme vormen aangenomen. Mogelijk is de hele aarde erdoor onbewoonbaar geworden. Op het eiland, waar het slechts zéér zelden regent, is geen contact meer met de buitenwereld.
De elite en hun bijna-slaven blijven om twee redenen in leven. De uitvinding van het Hayflick-serum, waardoor de mensen het eeuwige leven hebben. Ze hebben er wel hun hart voor moeten opgeven. En, ten tweede, de beschutte plek die ze hebben gevonden. Het nieuwe kantoor van Onyx is gebouwd in een smalle nis van een rots, waarin steeds meer werkruimtes worden gehakt. Slechts drie dagen per jaar valt het zonlicht precies in de nis. Tijdens deze “wende” viert de elite dan maar zijn jaarlijkse feest.
Maar, zoals dat gaat in zulke romans, aan deze donkere idylle komt een einde. Six laat daar geen enkel misverstand over bestaan. Volt opent niet voor niets met deze zin: “Er is een storm op komst.” Gaandeweg stipt hij steeds de naderende doem aan, getuige onder meer suggestieve, tussen witregels geplaatste passages die opeens in het lopende verhaal opduiken zoals deze: “Ik denk aan het woord ‘stippellijn’. Hoeveel gaten kun je laten vallen voor je de lijn niet meer als lijn herkent?”
Het is hier niet gepast om te zeggen hóé deze samenleving volledig wordt ontwricht. Maar het slot is ontroerend door de onverwachte tederheid die Six aan zijn verhaal geeft (en hierna volgt dan toch een spoiler). Duvall, een van de mannen die ervoor koos om eeuwig te leven, wacht niet zijn ongewisse lot af, maar zoekt zelf zijn dood onder water. Hij trekt zijn duikpak aan, begeeft zich in het wonderschone gezelschap van de tropische vissen en vindt daar opeens zijn lief terug, die hij al zo lang, sinds zijn vertrek uit Zuid-Afrika, heeft moeten missen.

Het intieme einde is een passend slotakkoord van Volt. De postapocalyptische wereld die Six even subtiel en vanzelfsprekend als uitputtend schetst, kan makkelijk worden ingezet als parabel voor de hedendaagse maatschappij – zoals vaak gebeurt in literaire sciencefiction. Je zou de roman best ook kunnen interpreteren als een waarschuwing tegen groeiende ongelijkheid of het ontkennen van klimaatveranderingen. Maar het voelt op een of andere manier vergezocht om dieper te kijken dan de uiterlijke schijn.
Het gaat in Volt puur om het plezier om een eigen wereld te bouwen. En omdat Six de wereld bouwt met taal, gaat het dus om stijl. Daar heeft hij merkbaar de meeste energie in gestoken. De zinnen zijn als gebeeldhouwd: precies, afgewogen en vaak origineel. Geen woord is er achteloos tussen gepropt. Bij elkaar geven ze de tekst een elegant, af en toe retorisch ritme dat onmiskenbaar cool aandoet. Stoer, maar niet té. Puissant, maar niet té. Donker, maar niet té. Hoe verder je doorleest, hoe meer het onder je huid kruipt.
Neem alleen al de zwier waarmee zoiets eenvoudigs wordt beschreven als het zetten van koffie – met toch tamelijk alledaagse woorden. “Terwijl mijn voetzolen zich behaaglijk over het koele marmer krommen en ik slaap uit mijn ogen pulk, spuit de espressomachine een oliezwarte stroom koffie in een minuscuul kopje. Ik zal het achteroverslaan en meteen een verse maken – het knarsen van bonen, het geweld van chroom dat in chroom wordt gewikt, de weldadige daver van een glimmende machine.”
De inhoudelijke vaagheid van Volt past wonderwel bij de stilistische zorgvuldigheid en helderheid. Six dwingt de lezer zich te concentreren op wat er nu precies staat – om bijvoorbeeld te begrijpen wat voor huisdier de hoofdpersoon nu eigenlijk heeft. Je kunt nergens even snel aan voorbij lezen, als je tenminste de draad niet kwijt wil raken. Maar daarvoor beloont hij je met een optimaal genot van wát je leest. Zelfs als je noodgedwongen terugbladert en overleest, heb je dat er graag voor over.
(Eerder gepubliceerd in De Lage Landen)

Zie ook:

woensdag 15 juli 2020

Uitgeverij Karmijn is de eerste: boeken en notebooks in één fonds (Boekblad)

Karmijn geeft niet langer alleen boeken uit, maar ook notebooks. De uitgeverij is sinds deze week gestart met Carmyne’s journal, die vooralsnog in twee varianten te koop is.

Het is voor zover eigenaar Wilma Seijbel weet de eerste keer dat een uitgeverij deze producten combineert in het fonds – afgezien van bullet journals en andere invulboeken. Toch zit er een heldere logica achter. Boekhandels verkopen steeds meer stationary en andere non-bookproducten. Inclusief artikelen van de marktleiders op dit gebied: Moleskine, Leuchtturm 1917 en Paperchase. De uitgever die notebooks aanbiedt, heeft daarmee al contact met een belangrijk verkoopkanaal.

'Maar het begint er natuurlijk mee dat ik zelf een enorme fan van stationary ben', vertelt Seijbel. 'In een boekhandel loop ik altijd direct naar die hoek. Ik vind het heerlijk daar rond te kijken.' En te veel teleurstellende ervaringen met notebooks die er prachtig uitzagen, maar bij het uitpakken thuis papier van onvoldoende kwaliteit bleken te bevatten, zette haar vervolgens aan om zelf het notebook te maken dat een zo verzorgd mogelijke vormgeving paarde aan papier waarop je wel met vulpen kan schrijven.

Daarbij maakt papier een opleving door. 'Ik zie dat zelf op Instagram. Maar ik stuit al jaren met enige regelmatig op uitspraken van boekverkopers die hetzelfde waarnemen. Dat hun papierafdeling zo goed loopt. De coronacrisis heeft er nog een schepje bovenop gedaan. Mensen zaten thuis zo veel achter hun scherm, voor hun werk maar ook om te Netflixen, dat er een behoefte ontstond om iets te dóén: knutselen, tekenen, schrijven. En waar men zich daar tien geleden een beetje voor schaamde, is het nu helemaal geaccepteerd.'

Seijbel laat haar notebooks produceren in Azië met papier van het Japanse Tomoe River Paper.'Toen ik dat ontdekte, ging er een wereld voor me open. Zó wil je dat je pen over het papier glijdt, zonder ergernissen, zonder uitsmeren van de inkt op het papier, doordrukken op de andere pagina. Maar het wordt nog nauwelijks in notebooks verwerkt.' Voor het omslag gebruikt ze fotografische weergaven van 150 jaar oude stoffen van het Engelse bedrijf Ferdinand Poche, waarvan ze bij een Amsterdamse antiquarische boekhandel een oud stalenboek vond.

Het Carmyne’s journal wordt dan ook nadrukkelijk als premium product in de markt gezet – met hardback omslag, leeslint en elastiek, op A5 formaat, 288 pagina’s dik, en de pagina's voorzien van puntenraster/dotgrid. Daarin kan Karmijn zich onderscheiden, terwijl de meerprijs gering is.Waar de meeste notebooks tussen de 15 en 21 euro kostten, biedt Seijbel de hare aan voor 24,99 euro.

Karmijn is voorzichtig begonnen. De eerste oplage is, beide varianten bij elkaar opgeteld, 1200 exemplaren. Die is opmerkelijk goed ingekocht, vindt Seijbel. 'Toen ik het op de beurs aanbod, kon ik niets laten zien. Niet eens een sample. Het is puur op basis van het enthousiasme van mijn vertegenwoordiger.' Behalve de boekhandel worden de notebooks aangeboden door gespecialiseerde webshops. 'Maar ik ben heel blij met de boekhandel als kanaal. Daar kan de consument ze tenminste zien en vasthouden. En de doelgroep overlapt.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 14 jul)

Bookchoice zet zichzelf opnieuw op de kaart (Boekblad)

Een landelijke campagne met tv-commercials en online advertenties betaalt zich uit. De E-boekabonnementendienst Bookchoice, die de afgelopen twee jaar in de luwte opereerde, ziet de ledentallen opnieuw stijgen.

Nadat Bookchoice, dat haar leden maandelijks acht e- en audioboeken aanbiedt vanaf 3,99 euro per maand, een zelfstandige BV werd binnen de Shared Stories Group, heeft het bedrijf zich eerst gefocust op het product. Van het aanbod tot het platform, van de samenstelling van het team tot de vestigingslocatie – 'het kon allemaal beter, vonden we zelf,' vertelt Djurre de Wit, sinds augustus 2018 directeur van Bookchoice. Zelfs de markt werd opnieuw gedefinieerd: alleen nog het Nederlandse taalgebied. 

'De kwaliteit van onze selectie moest beter, zegt De Wit. 'We hebben nu mensen in dienst die precies weten wat er uitkomt, welke promotiepakket daarbij hoort en wat past bij ons publiek. We maken ook veel meer een keuze vanuit Bookchoice zelf. Wat vinden wíj dat past bij onze leden? Dat heeft ertoe geleid dat we meer grote titels, voornamelijk thrillers en lekker lezende romans, sneller na verschijnen kunnen aanbieden.' Ter illustratie: de selectie van augustus bevat In hechtenis van Nicci French, dat in week 15 uitkwam.

Inmiddels werkt Bookchoice samen met in principe alle uitgeverijen – en zeker niet alleen met zusterbedrijf VBK. 'Wij maken 100% onafhankelijk onze keuzes, zodat we de beste selectie kunnen maken. We zoeken daarin een balans tussen grote titels, die we nodig hebben voor onze groei, én minder bekende titels die we voor uitgeverijen een groter platform geven. Omdat wij maar acht titels per maand aanbieden, is de kans groot dan onze lezers die proberen. In april zagen we dat met Anya Niewierra. Nadat de eerste lezers Het bloemenmeisje begonnen aan te raden op ons platform, zagen we de populariteit exploderen.'

Ook de site kon beter. 'Ons platform was erop gericht de boeken goed te laten zien. En niet om het mensen zo makkelijk mogelijk te maken om lid te worden, wat eigenlijk cruciaal is voor een bedrijf dat draait om lidmaatschappen. Het platform hebben we daarom helemaal vernieuwd. De focus ligt nu op conversie, wat in feite betekent dat het gebruiksgemak zo hoog mogelijk is. Informatie over de selecties, onze lidmaatschappen en onze services zijn duidelijker weergegeven, zodat je makkelijker keuzes kunt maken.'

De achterliggende techniek is tegelijk verbeterd. De site werkt sneller, functioneert makkelijker op een smartphone en is stabieler. 'Op de eerste dag van een nieuwe maand willen veel leden nieuwe titels downloaden', legt De Wit uit. 'Dat kunnen dus ook luisterboeken zijn. Dat zijn flinke bestanden. Een site moet dat wel aankunnen. Ik moet er wel bij zeggen dat de site nog te veel gericht is op e-boeken. Sommige leden weten niet eens dat je de titels ook als luisterboeken kunt downloaden. Dat is een aandachtspunt voor dit jaar.'

Om dat allemaal mogelijk te maken, is ook gekeken naar het personeelsbestand. 'Het team telde veel boekspecialisten. We hebben er meer een e-commerceteam van gemaakt. Om dat mogelijk te maken zijn we verhuisd naar een fijn kantoor, voorzien van alle gemakken, op een centrale plek in Amsterdam [de Willemsparkweg in Oud-Zuid, red.]. Dat is noodzakelijk wil je online talent naar je toe trekken.'

Vorige maand was het tijd voor de volgende stap: een landelijke campagne. Bookchoice heeft daarvoor voor het eerst in haar geschiedenis tv-commercials ingekocht. Die zijn nog steeds te zien via de Talpa-zenders SBS6 en NET5. 'Daar zit volgens ons een publiek waarvan wij weten dat ze veel lezen, maar die we nog onvoldoende hebben bereikt. Tegelijk hebben we juist veel leden die niet op een andere manier lezen. Juist dat maakt Bookchoice aantrekkelijk voor uitgeverijen.'

De campagne heeft effect, zegt De Wit. Hoewel hij geen exacte aantallen wil noemen, heeft Bookchoice nu 'tienduizenden' leden. 'Het is natuurlijk afwachten of alle nieuwe leden dat over drie maanden nog zijn. Maar we zien wel – al langere tijd overigens – dat we steeds beter leden vasthouden. Dat blijkt niet alleen uit de aantallen die lid blijven, maar ook uit de maandelijkse meting onder onze leden. Daarin vragen we ze ook of ze Bookchoice hun vrienden zouden aanraden. Die cijfers zijn ook verdubbeld.'

Leden zijn ook belangrijker geworden, voegt De Wit daaraan toe. 'Zíj zijn onze levensader.' In het verleden werd Elly's Choice – zoals Bookchoice heette bij de lancering 5,5 jaar geleden – groot doordat het bedrijf veel maandabonnementen weggaf via andere bedrijven: van vliegmaatschappijen tot loyaliteitsprogramma's van andere bedrijven. Dat gebeurt nog steeds. Maar waar dergelijke abonnementen vroeger puur marketing was, krijgt Bookchoice tegenwoordig vrijwel altijd een vergoeding voor iedere verzilvering.

Op korte termijn blijft Bookchoice focussen op én verbetering van het product én groei van het aantal leden. De Wit: 'Ik denk daar in beide gevallen nog ruimte voor is. Ik noemde al het beter aanbieden van luisterboeken. Ook onze mobiele app krijgt binnenkort een grote update. Op de langere termijn zouden we kunnen kijken of bijvoorbeeld het aanbod kan worden uitgebreid met andere genres [zoals Elly's Choice al vrij snel deed, red.]. Maar op dit moment ligt daar geen concreet plan voor.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 8 jul)

woensdag 8 juli 2020

Nederlandse taal en cultuur in Michigan: van 70 naar 190 studenten (Taalunie)

De vakgroep Nederlands aan de University of Michigan viert zijn vijftig jarig bestaan. Door de studie te verbinden met hedendaagse en relevante thema's staat Dutch and Flemish Studies er beter voor dan ooit. 

Er is in ieder geval nog het boek. De vakgroep Dutch and Flemish Studies aan de University of Michigan wilde het eigen vijftigjarig jubileum vieren met een speciaal semester. Er stonden voor komend najaar drie evenementen gepland met in totaal zes sprekers. Het coronavirus dwong Annemarie Toebosch, directeur van de vakgroep, tot uitstel met een semester. Mogelijk zelfs meer. 'Daarom ben ik zo blij dat we een boek hebben gemaakt. Is er toch iets,' verzucht ze. 
Dutch is Beautiful: Fifty Years of Dutch and Flemish Studies at the University of Michigan is opgezet rond een lezing die Ton Broos – Toebosch' voorganger – gaf over de eerste taal- en cultuurcursussen Nederlands, de hoogte- en dieptepunten van de vakgroep in Ann Arbor en de mogelijkheden voor de toekomst. Zijn verhaal is aangevuld met getuigenissen van alumni, publicatielijsten en enkele overzichten, zoals die van 18 gastschrijvers die de universiteit tussen 1981 (Bert Schierbeek) en 2005 (Henk van Woerden) ontving.
In de afgelopen halve eeuw, zo leert het boek, groeide vanuit de toevallige behoefte van één graduate student om Nederlandse taal te doceren gestaag een volwaardige academisch centrum. Het biedt een vier semester durende intensieve taalcursus van vier uur per week en daarnaast een breed spectrum aan cultuurcursussen, waaronder een in 1993 opgezette en sindsdien steeds populairdere cursus rond Anne Frank – tegenwoordig 'Anne Frank in Context' geheten, dat zich richt op sociale rechtvaardigheid en mensenrechten.

Extra docent
Er is dan ook echt iets te vieren. De vakgroep is, zeker sinds Toebosch in 2012 aan het hoofd kwam te staan, trekt veel meer belangstelling: van zo'n zeventig inschrijvingen per jaar destijds tot ongeveer honderdnegentig nu. De vakgroep kon daardoor uitbreiden. Het afgelopen studiejaar trad een medewerker uit Vlaanderen in dienst via Fullbright België, die onder meer een reeks cultuurcolleges over Vlaamse onderwerpen geeft. Er staan nu vier mensen op de loonlijst, waaronder twee graduate studenten.
'Het voortbestaan van de vakgroep heeft, afgezien van een enkele moeilijke periode, in de afgelopen vijftig jaar nooit echt ter discussie gestaan', zegt Toebosch. 'Niet vanwege de afstammelingen van Nederlandse immigranten in Michigan. Die wonen vooral in het Westen van de staat, op zo'n twee uur rijden van hier. Al heb je altijd wel een student met zo'n achtergrond. Maar dankzij de groei behoort Dutch and Flemish Studies nu tot de middenmoot. Al geldt de taal nog altijd als wat ze hier een LCTL noemen: een Less Commonly Taught Language.'

Geen doel, maar instrument
Het geheim van het succes is de aansluiting die de vakgroep heeft gevonden bij bredere doelen die studenten zich voor hun studie stellen. 'Dat vereist een andere manier van denken. Je moet niet uitgaan van de vraag: wat is interessant aan Nederlands? Maar: hoe kunnen je studenten iets leren over de wereld? De studie Nederlands is daarbij geen doel op zich meer, maar een instrument om bijvoorbeeld iets te leren over sociale rechtvaardigheid door de bril van een andere cultuur dan hun eigen.'
Een thema als dekolonialisme, dat Toebosch nauw aan het hart gaat, is bij uitstek geschikt voor een dergelijke aanpak. Het past bij Nederland met zijn koloniale verleden en zijn debatten over tolerantie en multiculturalisme van de afgelopen decennia. En: het sluit aan bij thema's die in Amerika, en zeker ook bij studenten in Ann Arbor, erg leven. 'Studenten leren zo niet alleen over een ander land en cultuur, maar via die andere manier van kijken ook iets over zichzelf. Ze krijgen een extra perspectief op de koloniale geschiedenis van Amerika.'

Mond-tot-mondreclame
Om dit uitgangspunt te laten slagen zocht Toebosch samenwerking. Op verschillende manieren. In de eerste plaats met andere studies die vergelijkbare thema's aan de orde stellen. Zo wordt Anne Frank in Context georganiseerd met Judaic Studies. Ook zocht Toebosch contact met kleinere gemeenschappen binnen de enorme campus. Bijvoorbeeld: de atleten of de deelnemers van het Michigan Community Scholars Program. Dat zijn groepen waarvan de leden elkaar erg goed kennen omdat ze doorgaans samenwonen.
'De studenten moeten allerlei vakken verplicht volgen', licht ze toe. 'Ze moeten bijvoorbeeld een cursus over race and etnicity volgen. Wij hebben een aantal cursussen die daarvoor meetellen. Als je in beeld bent bij bepaalde universiteitsgemeenschappen vertellen ze aan elkaar door dat die van ons interessant is. En de cultuurcursussen leiden weer naar de taalcursussen toe. Studenten moeten ook vier semesters een vreemde taal leren. Wie ons al kent, kiest soms voor Nederlands. Weinig studenten kiezen anders uit zichzelf voor Nederlands.'

Academisch activisme
De veranderde aanpak gaat ten koste van een meer traditionele focus op taal, literatuur en cultuur van afdelingen neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten. Toebosch verbloemt dat niet. 'Als je een curriculum samenstelt moet je keuzes maken. Altijd. Toen ik hoofd van het programma werd, lag het voor de hand dat ik andere dingen ging doen. Ton Broos had een letterkundige achtergrond en richtte zich meer daar op, al heeft hij ook de Anne Frank-cursus opgezet. Ik ben om te beginnen geen neerlandicus, maar taalkundige.'
Haar keuzes passen in de Amerikaanse traditie van academisch activisme. Denk aan het type Noah Chomsky, óók een taalkundige. 'Als studenten, naast de stereotypen van tulpen en kaas, al een beeld van Nederland hebben, is dat van een progressief land. Dat klopt niet. Nederland is ook een racistisch land. Ik wil studenten daar iets over leren, zodat ze met die kennis later misschien elders de wereld gaan veranderen. In Nederland rust een beetje een taboe op zo'n aanpak, maar in Amerika beseft men al lang dat je én wetenschappelijk én activistisch kan zijn.' 
Door die persoonlijke achtergrond is het succes aan de University of Michigan niet zomaar te kopiëren door vakgroepen elders in de wereld. Dutch and Flemish Studies in Ann Arbor heeft bovendien het geluk dat Toebosch interesses nauw aansluiten bij de wezenlijke verandering in het denken over haar thema's. 'Ik wil niet zeggen dat dekolonialisme hier niks bijzonders is, maar er wordt al lang les over gegeven. De universiteit heeft een lange geschiedenis in het promoten van diversiteit. Onder de huidige rector is dat versterkt.'

De gemeenschap van neerlandici
Een andere samenwerking die Toebosch koestertis die met Nederlandse financiers. Aanvankelijk was dat het Nederlandse ministerie van Onderwijs, sinds de oprichting in 1980 is dat de Taalunie. Zonder de basisfinanciering en de aanvullende subsidies voor bijvoorbeeld nascholing en gastdocenten, zou de extra docent niet hebben starten. 'Niet alleen vanwege de subsidie zelf. Binnen deze universiteit is het moeilijker om funding te krijgen als er niet ook geld van buiten komt. Zo gaan dankzij de bijdrage van de Taalunie hier deuren open.'
Minstens zo belangrijk is de gemeenschap van neerlandici extra muroswaartoe Toebosch dankzij de Taalunie behoort. 'De verantwoordelijke beleidsmedewerker komt regelmatig langs. Dat schept een band. De Taalunie stelt geen enkele inhoudelijke eis aan de subsidie. Ik heb veel autonomie om mijn programma vorm te geven zoals ik wil. Belangrijk voor mij. Maar door die band weet ik wel wat andere programma's in Amerika en de rest van de wereld inhouden. Dat is ook belangrijk.'
(Eerder gepubliceerd op Taalunie.org)

zondag 5 juli 2020

Interview: Thille Dop over vijf jaar kinderboeken uitgeven bij Luitingh-Sijthoff (Boekblad)

Luitingh-Sijthoff Kind, Jeugd & YA bestaat vijf jaar. Senior uitgever Thille Dop viert dat onder meer met de uitgave van een pamflettistisch essay van Katherine Rundell over kinderboeken. Breedte in het fonds is en blijft voor Dop cruciaal.  'Als ik nu kijk naar de mix van het fonds, denk ik: ja, dat is gelukt.'

Hoe was je week?
'Lekker druk. Ik was voor het eerst in drie maanden weer op kantoor om samen met acquirerend redacteur Hannerlie Modderman het eerste lustrum van het kinderboekenfonds van Luitingh-Sijthoff te vieren. We hebben kaartjes geschreven, ons cadeau ingepakt – met speciaal ontworpen inpakpapier met illustraties van Tjarko van der Pol – en een filmpje opgenomen voor de nieuwsbrief. Heel fijn om weer op het werk te zijn. Er komen zoveel meer ideeën naar boven als je even op een collega kunt afstappen of met iemand naar buiten kunt gaan. Ik mis de spontaniteit en creativiteit als je alleen thuis werkt. Dan concentreer je eigenlijk alleen op de praktische werkzaamheden.'

Heb je het lustrum wel volgens plan kunnen vieren?
'Veel plannen zijn in het water gevallen. Een feestje op de uitgeverij. Acties met de boekhandel. We hebben nu alleen een online consumentenactie, waarbij we feestpakketten weggeven, en mooie POS-materialen gemaakt voor de boekhandel om ze te bedanken voor de fijne samenwerking. En drie speciale uitgaven: Waarom je kinderboeken moet lezen, zelfs al ben je oud en wijs van Katherine Rundell en de heruitgaven van Hoe ik nu leefvan Meg Rosoff en de mini-editie van De kleine walvis van Benji Davies. Rosoff was vijftien jaar geleden mijn eerste acquisitie als uitgever, waarna ook internationaal deuren voor mij opengingen. Drie lustra geleden dus. Ik vond het een mooie samenloop van omstandigheden om de klassieker die het nu is, opnieuw te brengen. En Davies was in 2017 de auteur-illustrator van het  Prentenboek van het Jaar.'

Voelt het feest dan nog wel feestelijk?
'Natuurlijk is het jammer als je door het coronavirus niet alle plannen kunt uitrollen en niets kunt vieren met de auteurs en illustratoren. Maar het is nog steeds een mooi moment om stil te staan bij wat we hebben bereikt en ons af te vragen wat we de komende vijf jaar gaan doen. En dan ben ik gewoon ontzettend trots op wat Hannerlie en ik – uiteraard met hulp van de collega's van sales, pr en marketing – hebben neergezet. Daarom voelt het zeker als een feest.'

En dat hebben jullie deze week intern wél gevierd?
'We hebben met z'n tweeën geluncht en nieuwe ideeën besproken. We gaven elkaar een mooie bos bloemen. Ook van de uitgeverij kregen we die. Heel leuk.'

Waarom markeer je het jubileum met zo'n programmatisch boek als Waarom je kinderboeken moet lezen, zelfs al ben je oud en wijs?
'Het begint ermee dat Rundell een auteur van ons is. Wij hebben inmiddels drie boeken van haar uitgegeven, die in Engeland en elders enorm zijn bejubeld. Zij is een van de grote kinderboekenschrijvers van dit moment. Maar zij is ook heel maatschappelijk betrokken. Ze schrijft regelmatig essays in onder andere de London Review of Books. Toen ik dit essay van haar las, onderschreef ik haar mening direct – en die vanKinderboekenambassadeur Manon Sikkel in het voorwoord. Namelijk dat het lezen van kinderboeken ontzettend belangrijk is. Het vergroot je kijk op de wereld en doet een beroep op je fantasie en creativiteit, bij zowel kinderen als volwassenen. Dat er soms door volwassenen op kinderboeken wordt neergekeken, begrijp ik totaal niet.'

Rundell roept juist volwassenen op om kinderboeken te gaan lezen.
'Er is bij volwassenen veel dedain over kinderboeken. Ook in Nederland. Denk aan een column van Peter Buwalda in de Volkskrant. Of Tommy Wieringa die bij De Wereld Draait Door zegt dat hij De Gorgels niet aan zijn kinderen wil voorlezen. Vaak zeggen volwassen ook: 'kinderboekje'. Zetten ze het genre weg met een verkleinwoord. Rundell laat daarentegen zien waarom kinderboeken zo belangrijk zijn. Ze bevatten alle grote thema's. Kijk maar naar de sprookjes van Grimm, waar zij naar verwijst. Maar ze zijn vaak wel hoopvoller. Als volwassenen daarom kinderboeken lezen, zullen ze herinneren hoe heerlijk dat vroeger was en sneller beseffen hoe belangrijk het is die herinneringen ook aan hun kinderen te geven.'

Moet een commercieel bedrijf als een kinderboekenuitgeverij ook bijdragen aan leesbevordering?
'Als commercieel bedrijf willen we juist heel graag het lezen voor kinderen bevorderen. En het plezier in lezen stimuleren. Maar het is dan wel fijn als de boeken ook bij de lokale boekhandel worden gekocht zodat zowel boekhandel als uitgeverij nog lang voor iedereen boeken kunnen uitgeven en verkopen.'

Hoe staat het kinderboekenfonds van Luitingh-Sijthoff er na vijf jaar voor?
'Ik heb eerder Pimento en Moon vanaf nul opgebouwd. Dit is mijn derde fonds. Maar mijn ideeën erover zijn hetzelfde gebleven. Ik wil boeken brengen die kinderen graag lezen én volwassenen graag willen kopen – voor hun kinderen of voor henzelf. Ik wil een heel breed fonds: van graphic novels, zoals Julius Zebra, en titels die scoren bij de Kinderjury tot meer literaire boeken die in aanmerking komen voor Griffels en Penselen. Maar in welke categorie het ook valt, het boek moet wel kwaliteit hebben: van de gedichten van Kees Spiering en de jeugdromans van Wilma Geldof tot de toegankelijk en humoristisch boeken van Manon Sikkel. Als ik nu kijk naar de mix, denk ik: ja, dat is gelukt.'

In de volle breedte is het fonds even sterk?
'Ach, je bent continu aan het sleutelen aan het fonds. Uiteraard heb ik ook boeken uitgegeven die het niet goed hebben gedaan. En zijn er onderdelen binnen het fonds die soms een extra push nodig hebben. Ik zou wel meer auteurs van eigen bodem willen hebben zoals Enne Koens en Floortje Zwigtman. Maar in de basis staat het. Kijk naar het succes dat we hebben gehad bij de Kinderjury, zoals met Marte Jongbloed en Manon Sikkel, én de Griffels en Penselen, vorig jaar met vier Vlag en Wimpel-vermeldingen. Het enige wat ik echt nog mis is een character met de populariteit van een Kikker of Nijntje. Maar daar moet je aan bouwen.’

En komende winter wordt het nog breder met de introductie van Ezelsoortjes.
'Dat is een nieuwe serie voor beginnende lezers om het plezier in lezen weer centraal te stellen. Kinderen en jongeren blijken volgens allerlei onderzoeken steeds minder plezier aan lezen te beleven. De cijfers liegen er niet om; ze zijn wat mij betreft een wake-upcall voor Nederland. Als je voor deze groep schrijft, moet je rekening houden met allerlei beperkingen. In Nederland geven de richtlijnen voor het AVI-niveau houvast. Maar intussen zijn die zo strak dat het moeilijk wordt om leuke, spannende, humoristische verhalen te schrijven. Technisch lezen is maar één kant van het verhaal. Wij zullen daarom steeds wisselende auteurs de opdracht geven: hou rekening met de doelgroep – de lengte is bijvoorbeeld maximaal 4000 woorden – maar schrijf vooral een boek dat kinderen meesleept. Enne Koens en Marte Jongbloed schrijven de eerste twee delen, die we willen lanceren tijdens de NOT in januari 2021. Als die doorgaat.'

Ook de omzet en winst is na vijf jaar op het gewenste niveau?
'Het loopt erg goed, zonder meer. We hebben alleen nog geen grote backlist. Die is voor kinderboeken belangrijker dan voor volwassenboeken. Als een kinderboek eenmaal de status van een klassieker heeft, blijft het lopen. Dat merken wij bijvoorbeeld met De kleine walvis, waarvan na vijf jaar nog elke dag exemplaren worden verkocht. Successen voor volwassenen zijn vaker hypes die na een tijdje over zijn. Of vergelijk Annie M.G. Schmidt met Simon Vestdijk of Gerard Reve. Zij blijft wél nieuwe lezers vinden. Daarom is een character zo belangrijk. Ik weet niet exact hoe belangrijk Annie M.G. Schmidt voor de omzet van Querido is – of Dikkie Dik voor Gottmer, of Dolfje Weerwolfje voor Leopold – maar dat zal behoorlijk zijn.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 27 jun)