Lid van de bibliotheek is Wim Daniëls niet meer. Maar zijn oeuvre is tot zijn genoegen goed vertegenwoordigd in de collecties. Zijn nieuwste boek zal daarin zeker breed worden opgenomen. Quarantaine is de eerste coronaroman van de Nederlandse literatuur. 'Het is een liefdesverhaal, met corona als decor.'
Een halve eeuw was Wim Daniëls lid van de bibliotheek. Was, nu niet meer. Een 'dramatisch verhaal', noemt hij het zelf. 'Ik kwam om half zes 's middags bij de Witte Dame hier in Eindhoven. Bleken de luiken al dicht. In de vijfde stad van Nederland! Ik was zo boos dat je hier niet tot tien uur 's avonds in een bibliotheek terecht kunt, dat ik gelijk mijn lidmaatschap heb opgezegd. Directeur Albert Kivits heeft daarna contact met me opgenomen. Dit was toch niet nodig, vond hij.'
Hij heeft veel te danken aan bibliotheken. Sterker: zonder de bibliotheek zou de jongen uit Aarle-Rixtel nooit schrijver zijn geworden. 'Wij hadden thuis geen boeken. Een dorp van die omvang had ook geen bibliotheek. Bibliobussen bestonden nog niet in de jaren zestig. En op de lagere school werd amper tijd gemaakt om een boek te lezen. Pas op de middelbare school in Helmond ontdekte ik dankzij een docent Nederlands wat lezen voor mij kon betekenen. Toen werd de bibliotheek de grote schatkamer.'
Jarenlang was de inmiddels 65-jarige Daniëls een 'zeer zware bibliotheekloper'. Eerst in Helmond, waar hij stilzwijgend in de gelegenheid werd gesteld om meer boeken te lenen dan maximaal was toegestaan. Tijdens zijn opleiding voor leraar Nederlands en Duits volgde de universiteitsbibliotheek in Tilburg, daarna de openbare bibliotheken in zijn achtereenvolgende woonplaatsen. 'Je had vroeger mensen die je altijd tegenkwam, op welk uur je ook kwam. Mensen die er soms de hele dag zaten. Ik was er daar een van.'
En de band met de bibliotheek dan toch om zo'n akkefietje doorknippen? 'Het is zonde', geeft de auteur toe. 'Ook niet terecht. Maar ik was zó teleurgesteld. Bibliotheken zijn de afgelopen jaren enorm van functie veranderd, zoals Albert Kivits me ook uitvoerig heeft uitgelegd. Ik heb het daar moeilijk mee gehad. Het heeft me tijd gekost om dat te accepteren en te snappen. Dat de bibliotheek Eindhoven door enorme bezuinigingen was gedwongen de openingstijden aan te passen, was op dat moment de druppel.'
Hij herinnert zich nog de tijd dat je voor een boek uit, zeg, 1753 gewoon naar de openbare bibliotheek kon gaan. 'In mijn stad hadden ze vroeger een prachtige oude collectie. Daar kon het boek zomaar tussen staan, verkregen via een erfenis of zo. Nu zijn die boeken opgeruimd of gestald in het archief. De collectie is kleiner geworden. En wat er staat, is nieuwer. Als ik voor een nieuw boek informatie zoek, heeft het geen zin meer om naar de bibliotheek te gaan. Online is het ook vaak makkelijker te vinden.'
Hij behoort voor zijn gevoel daarom niet langer tot de primaire doelgroep. Maar hij begrijpt inmiddels ook dat bibliotheken net zo relevant zijn als vroeger, onderstreept Daniëls. Alleen: op een andere manier dan uitsluitend met boeken. 'Als je bedenkt wat een bibliotheek tegenwoordig doet. Er is een breed cultureel programma, waarvoor ook schrijvers worden uitgenodigd. Er zijn taalhuizen. Er zijn allerhande cursussen. Velen kunnen er terecht om er te komen studeren. Dat is zonder meer indrukwekkend.'
Ondanks het opzeggen is Daniëls' relatie met de openbare bibliotheek nooit helemaal verbroken. Daniëls treedt er regelmatig op, waardoor hij de schitterend verbouwde panden in Den Helder of Tilburg heeft kunnen bewonderen. En zijn eigen boeken – kinderboeken, taalboeken en andere non-fictie – zijn goed in de collectie vertegenwoordigd. Van de 117 die er sinds zijn debuut in 1986 van zijn hand zijn verschenen, zitten er vaak tientallen in de collectie. Toch goed voor een paar duizend euro leengeld per jaar.
Dit voorjaar verschenen vlak na elkaar boek 116 en 117: Quarantaine en De zomer van 1945. Vooral de eerste is opvallend. Het is, binnen een halfjaar na de uitbraak, de eerste coronaroman van de Nederlandse literatuur. Het luchtige en opgeruimde Quarantaine vertelt het verhaal van Karel en Julia, die allebei op een Franse camping hun proefschrift hopen te voltooien – de eerste over de kunstmatige baarmoeder, de tweede over de komma. Als ze besmet raken door het coronavirus, heeft dat onvermoede gevolgen.
De roman begon als een grap, vlak nadat het kabinet de eerste beperkende maatregelen had afgekondigd. 'We zaten met zijn vieren aan tafel. Badinerend werd tegen mij gezegd: je mag met maximaal drie bij elkaar zitten, dus het is maar het beste dat jij naar boven gaat om een roman te schrijven. Ik had er immers tijd voor. Die dag van de eerste persconferentie was ik door de ene na de andere organisatie opgebeld om mijn optreden af te zeggen, 43 keer in totaal. Ik had een compleet lege agenda.'
Maar Daniëls was wel gelijk gegrepen door het idee. Vooral omdat hij direct een situatie voor zich zag: de camping in Frankrijk waar hij iedere zomer een schrijfcursus geeft. En een zin hem intrigeerde die hij daar ooit had gehoord. 'Het ene idee vloeide daarna voort uit het andere. Na een week wist ik dat het iets ging worden en heb ik mijn uitgever benaderd. Die was enthousiast. Terwijl ik verder werkte, 1500 woorden per dag, zorgde hij ervoor dat het zo snel mogelijk kon verschijnen. Dat is helemaal niet vanzelfsprekend in de boekenwereld.'
Het was nooit Daniëls' expliciete bedoeling om de primeur te hebben. De eerste Nederlandse coronaroman, dat is hooguit een leuke bijkomstigheid. Het enige wat hij wilde was, toen hij toch de tijd had, iets schrijven over corona. 'Dat komt door de enorme heftigheid wat er gebeurde. Als ik zoiets groots meemaakt, wil ik daar gewoon bij zijn. Toen de Muur op punt van vallen stond, pakte ik ook meteen de trein naar Berlijn. En omdat ik schrijver ben, is dat de meest voor de hand liggende manier om erbij te kunnen zijn.'
Een taalboek of non-fictieboek over Covid-19 was geen optie. Het eerste kan nog niet worden gemaakt, omdat er dagelijks nieuwe coronawoorden opduiken. Bovendien is de hoofdredacteur van de Dikke Van Dale daar al mee bezig. Het tweede is al helemaal ondoenlijk. 'Ik ben ooit benaderd door een longarts die een soortgelijk boek met mij wilde maken als ik in 2017 schreef met een gynaecoloog: De baarmoeder. Moest ik hem nu bellen? Longartsen weten nog helemaal niet wat voor ziekte het precies is.'
En dus kon het alleen maar een roman worden – voor volwassen, ook al had Daniëls dat nooit eerder gedaan. 'Ik heb wel fictie geschreven: voor jongeren. Daarmee ben ik in de jaren tachtig begonnen. In die tijd ben ik zo'n beetje op alle scholen van Nederland geweest. Ik vertelde zo vaak hetzelfde verhaal dat ik een beetje een hekel aan mezelf kreeg. Ik had het op een gegeven moment te vaak gedaan. Ik wilde daar ook nu niet naar terug. Al blijft het wel mijn intentie om voor een brede doelgroep te schrijven.'
Eind april was Quarantaine af. Half mei kwam het in de winkel. De coronacrisis was nog in volle gang. Zou Daniëls' roman te snel gedateerd aanvoelen? 'Ik heb met dat risico rekening gehouden', zegt hij. 'Het boek is nadrukkelijk een liefdesverhaal, met corona als decor. Al te tijd gebonden details mocht ik daarom weglaten, terwijl ik tegelijk een aantal thema's kon aansnijden – zoals de leeftijdsdiscussie: heb je op hoge leeftijd nog recht op een plek op de ic? Of de vergelijking met de ernstige griepgolven, waar niemand over praat.'
Het valt daarbij op dat Daniëls een relativerende toon aanslaat. Zijn we in Nederland niet een beetje te veel in paniek geraakt? Is niet overdreven om een anderhalvemetersamenleving op te tuigen? Maar de auteur verzekert dat hij daarmee niet zijn eigen opinie geeft. 'Ik schrijf die mening toe aan Gijs, een bevriende longarts van Karel. Hij is een mooi figuur om die kant van de discussie in het boek te krijgen, maar Gijs geeft ook toe dat hij het uiteindelijk niet weet. En hij zet zich in het ziekenhuis volledig in als hem dat wordt gevraagd.'
Wel waagt Daniëls zich aan een voorspelling: in de zomer van 2021 is het allemaal voorbij. 'Ik denk dat dat ver genoeg in de toekomst ligt om dat nu te durven beweren', reageert hij. 'Ik schrijf ook niet voor de eeuwigheid. Ik denk echt niet dat ik in het najaar van 2021 nog 50.000 exemplaren van Quarantaine verkoop. Ik ben allang blij dat na de eerste druk van 5.000 exemplaren al snel een tweede druk werd gemaakt. Er zijn zó veel boeken die soms niet eens de boekhandel of de bibliotheek halen.'
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad)