zaterdag 29 augustus 2015

Japanse boekhandelsketen koopt (bijna) hele voorraad van nieuwe Haruki Murakami op in strijd met online concurrenten (Boekblad)

De Japanse boekhandelsketen Kinokuniya heeft bijna de hele voorraad van de nieuwe Haruki Murakami ingekocht. Doel: klanten te dwingen de essaybundel bij een fysieke boekwinkel te kopen.

Shokugyō to shite no shōsetsuka ('Romancier als roeping') verschijnt op 10 september in een oplage van 100.000 exemplaren. Kinokuniya heeft daarvan negentig procent ingekocht. Maar niet om ze allemaal zelf te verkopen in een van haar 66 filialen. De keten distributeert het boek via grossiers ook naar andere fysieke boekhandels. Voor internetboekhandels, waarvan Amazon Japan de voornaamste is, resteren 5.000 exemplaren.
'De werkelijkheid in het boekenvak tegenwoordig is dat het in toenemende mate moeilijk is voor brick and mortar-winkels om voldoende exemplaren van belangrijke nieuwe boeken te kopen', zei een woordvoerder van Kinokuniya in de Japanse krant Asahi Shimbum. 'Boekverkopers in het hele land moeten samenwerken om de conventionele boekenmarkt te versterken om de competitie aan te gaan met online boekretailers.'
Hitoshi Fujimoto, lid van Kinokuniya's directie, voegde daar nog aan toe dat dit geen experiment is maar een nieuwe strategie. Met andere woorden: de keten zal het vaker doen, zonder te zeggen hoe vaak. Waarschijnlijk zal dat ook afhangen van het effect van deze actie – niet alleen op het publiek, maar ook van de uitgever en de auteur. Beiden hebben niet publiekelijk gereageerd op de actie. Kinokuniya liet in het midden of het bij een herdruk op dezelfde manier zal toeslaan.
De actie past in een reeks initiatieven van Kinokuniya om de fysieke boekhandel te versterken. Eind vorig jaar gaf Hiroshi Sogo, nota bene directeur van online dochter AsianBasis Corporation, in een lezing in London enkele voorbeelden. Tijdens 'Biblio-battles' krijgen vijf lezers vijf minuten om een boek te promoten. iBeacons, een digitale device, geeft klanten in de winkel op hun mobiel tips en aanbiedingen. En de mascotte 'Moichi, de boekontdekker' moet klantenloyaliteit kweken.
Kinokuniya, opgericht in 1927, is ook buiten Japan actief. In totaal heeft het 27 buitenlandse vestigingen, hoofdzakelijk in Azië (onder andere Thailand, Singapore en Indonesië), maar ook in Sydney, Dubai en negen Amerikaanse steden. In de toekomst wil de keten de sprong naar Europa wagen. De internetwinkel, dat sinds 2013 een groot aantal producten verkoopt, is – zoals blijkt uit de naam – in vrijwel alle Aziatische landen actief waar de keten ook fysieke winkels heeft.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 26 aug)

NB. Dit stuk schreef ik woensdag voor Boekblad.nl. Ik was het nieuws tegengekomen in meerdere buitenlandse boekenvaknieuwsbrieven die ik dagelijks per mail krijg – de oudste die het meldde, was toen al een week oud, als ik het me goed herinner. In Nederland had het nog nergens gestaan. Maar sinds mijn bericht? Op Nos.nl, Tzum, NRC Handelsblad, Knack. Hoe gering mijn bijdrage ook is in het verspreiding van het nieuws, het is toch elke keer weer aardig om te weten dat je een rol hebt gespeeld; dat je werk wordt gelezen. (Zie ook dit stuk.)

Zie ook:

donderdag 27 augustus 2015

Architect Jan David Hanrath over bibliotheekinrichting (Bibliotheekblad)

Jan David Hanrath maakt naam als architect van spraakmakende bibliotheken als De Chocoladefabriek in Gouda (2014) en de Korenbeurs in Schiedam (2015). Hoe ziet volgens hem de ideale bibliotheek eruit?

Zo wil Jan David Hanrath het niet meer. Een architect die inschrijft op een aanbesteding van een openbare bibliotheek en, als hem de opdracht wordt gegund, vervolgens het Programma van Eisen realiseert waar hij zich aan heeft gecommitteerd. 'Dat programma is vaak een opgewarmd kliekje van een vorig project. Voer je domweg dat programma uit, dan ben je de bibliotheek van gisteren aan het maken.' Hij wil daarom in een veel eerder stadium meedenken.
'Een geslaagde bibliotheek begint bij de vraag: wat moet een bibliotheek in deze tijd zijn?', vertelt hij in het café van zijn jongste schepping: de Korenbeurs in Schiedam. 'Het beste is als architect en bibliotheek daar in een zo vroeg mogelijk stadium over praten. Echt niet om gedoe te krijgen met de NMa. Het gesprek hoeft niet te leiden tot een opdracht voor mij. Er kan nog steeds een aanbestedingsprocedure plaatsvinden. Het gaat erom betere bibliotheken te krijgen.'
Hanrath heeft daarom in 2010 samen met Rob Bruijnzeels het Ministerie van Verbeelding opgericht. Later kwam Joyce Sternheim daarbij. Formeel is het onderdeel van Hanraths bedrijf. 'Het Ministerie werkt heel goed om bibliotheken duidelijk te maken dat ik als architect verder kan gaan dan uitvoeren, maar ook een belangrijke rol kan hebben in het denkproces. Want nogmaals: het bouwen en inrichten van een bibliotheek is alleen maar de laatste fase.'

Hanrath kan zich zo opstellen omdat hij geen architect is die, naast talloze andere projecten, ook een keer een bibliotheek doet. Hij werkte meer dan twintig jaar in de bibliotheeksector. Eerst – als studentenbaan – bij de muziek- en automatiseringsafdeling van de bibliotheek Den Haag, daarna nog vier jaar bij stichting Laurens waar hij betrokken was bij enkele landelijke ict-projecten. 'Ik heb daar veel kennis van de sector opgedaan, terwijl ik een redelijk frisse blik heb behouden.'
In 2004 'ontpopte' hij zich na zijn studie bouwkunde als architect, zoals hij het omschrijft. Hij specialiseerde zich meteen in bibliotheekbouw. De eerste jaren zette hij verschillende filialen neer in Den Haag, Rotterdam, Deurne en Langedijk. 'Dat waren wijk- en dorpsbibliotheken. Zo’n vier- tot achthonderd vierkante meter groot. Maar dat type bibliotheek heeft zijn langste tijd gehad, omdat ze relatief duur zijn voor een gebouw dat maar 16 uur per week open is. Dat wordt in deze tijd ook niet méér.'
Sinds 2008 concentreert Hanrath zich daarom op grotere opdrachten – naast projecten als de plug in-bibliotheek die hij ontwikkelt heeft. Hij won, met Rapp+Rapp, de aanbesteding van de bibliotheek in Utrecht die niet door is gegaan. En maakte daarna twee bibliotheken die recent hun deuren hebben geopend: de Chocoladefabriek in Gouda en de Korenbeurs in Schiedam. Twee bibliotheken met een doordacht concept en een even aangename als dynamische sfeer.
'In beide bibliotheken konden we met het Ministerie van Verbeelding op een of andere manier meedenken over het concept. In Gouda was het perfect. Daar waren we vanaf het begin erbij betrokken als inhoudelijke denkers. In Schiedam had de bibliotheek zelf al denkwerk verricht. Maar in de aanbesteding werd gevraagd om een visie op het gebouw. Niet: hoe krijg je één kilometer kast in de ruimte. Nee, de hoeveelheid boeken zou volgen uit de visie.'

Hanraths ideeën over de bibliotheek anno 2015 verzetten zich tegen het retaildenken. 'Dat heb ik altijd met argusogen bekeken. Voor sommige bibliotheken heeft dat geleid tot een noodzakelijke verfrissing, maar het legt de focus op uitlenen. Want dat is retail. Dat versterkt, ook naar de overheid, het idee dat een bibliotheken bestaat om materialen uit te lenen. Nee, het is een middel voor iets anders: wat met een ouderwets woord volksverheffing heet. Of: mensen verrijken met kennis.'
Dát is nog steeds het doel van bibliotheken. Alleen: mensen verrijken gebeurt niet meer met toegang bieden tot informatie. 'Als ik informatie wil, vraag ik het Siri [Apple's persoonlijke assistent]. Acht op de tien keer krijg ik nog een goed antwoord ook', zegt Hanrath, mede-eigenaar van Apple-community One More Thing. 'Het is interessanter als bibliotheken je op gedachte brengt door je een vraag te stellen. Door informatie te vragen, en zo een dialoog aan te gaan met de omgeving.'
Dit idee wil hij als architect vertalen in een concept. 'Een concept dat afhankelijk is van lokale omstandigheden. Iedere bibliotheek is uniek. Ook dat is precies het tegenovergestelde van een retailbibliotheek, die ervan uitgaat dat ze allemaal hetzelfde zijn. Nee, een bibliotheek opereert een heel specifieke lokale setting. De sector is decentraal georganiseerd, daar moeten we de voordelen van plukken. De bibliotheek heeft één logo, laten we het voor de inrichting daarbij houden.'

De invulling van het concept volgt uit de gemeenschap en de locatie. Gouda wilde één grote bibliotheek op een strategisch centraal gelegen plek. De zoektocht mondde uit in het voormalig stadskantoor dat daarvoor – korte tijd – een chocoladefabriek was. Het idee die fabriek te reconstrueren gaf Hanrath hét handvat om de inrichting vorm te geven. 'Dat was een cadeautje, maar voor elke stad kun je zo'n verhaal opzetten. Als je maar de goede mindset hebt om zoiets te willen bedenken.'
Voor Schiedam brainstormde het Ministerie van Verbeelding over een analyse van het gebouw. 'Er is een atrium, met daaromheen een galerij en daar een verdieping op. Het atrium heeft een keiharde vloer. Dat galmt enorm. Dus: één activiteit daar en je kan verder niets meer in het gebouw. Toen keken we naar de kaart van Schiedam. In het centrum is geen groen. Alleen bij het kerkhof is een lapje. Dus wat past beter dan van het atrium een tuin maken?'
Alles volgt daaruit. De inrichting met houtkleurige kasten, echt groen ('aarde en groen werken fantastisch voor geluidsabsorptie – ook een cadeautje van het concept'), een speelhokje in de vorm van een boom in een spiegelkast, ligbanken om luisterboeken te beluisteren. Maar ook de inhoudelijke programmering. 'De bibliotheek als een boom die is geworteld in de stad – dat kun perfect als leidmotief gebruiken. En ook: De bibliotheek als boom die groeit en jou helpt te groeien.'
Tegelijk moet een architect zijn concept niet té strak doortrekken. 'Dan krijg je, zoals in de Boekenberg, liftdeuren bestickerd met baksteenprint, die niemand nog ziet.' Zo schroomde Hanrath niet om een kroonluchter boven de leestafel midden in het atrium te maken van jeneverglaasje – wat niet verwijst naar de tuin, maar Schiedam jeneverstad. 'Een gebouw moet bovenal fijn zijn. De gebruiker moet zich er thuis voelen. En de bibliotheek moet er relevant kunnen zijn.'

De voorzieningen van Hanraths bibliotheken zijn niet uitzonderlijk. Boeken, zo veel mogelijk studieplekken, wifi als stromend water en veel stroompunten – dat is en blijft belangrijk in een bibliotheek, ook over tien jaar. Wel wil hij samenwerkingen stimuleren. Juist het in gebruik nemen van een nieuw pand is hét moment om daarover na te denken. Andere partijen met al hun kennis en eigen initiatieven, vindt Hanrath, verrijken de bibliotheken.
'De samenwerking moet dan ook in één open ruimte plaatsvinden. Geen schotten, die de afscheiding versterken. Evenmin aparte loketten die dan de meeste tijd niet bemenst zijn en zo een verkeerde indruk wekken. Het liefst noem ik een nieuwe bibliotheek ook geen bibliotheek meer. In Gouda heet het Chocoladefabriek. En hier had van mij Korenbeurs op de gevel mogen staan – ware het niet dat dat een even aantal letters is en "bibliotheek" niet. ‘Bibliotheek’ lijnt mooier uit.'
Daarnaast kiest Hanrath altijd voor duurzame materialen met een intrinsieke betekenis voor het concept. Dat betekent in Schiedam bijvoorbeeld: tafels van naturel gelakt multiplex. 'Elders zie je spaanplaat beplakt met high pressure laminaat (hpl) met een houtprintje. Dat ziet er bij oplevering goed uit, maar raakt snel beschadigd. Multiplex blijft er goed uitzien als het beschadigd is. En het past goed bij het thema van de tuin, terwijl de printje alleen maar een sfeertje scheppen. Het wordt snel betekenisloze decorbouw.'
Duurzaam betekent niet dat Hanrath alleen met dure materialen werkt. Integendeel: hij kiest regelmatig voor budgetoplossingen om geld over te houden voor dure investeringen. Een fabriek, zoals Gouda, is dan een dankbaar thema: een paar gestapelde pallets werken prima als displaymeubels, de muren kunnen ruw blijven. Maar ook in Schiedam staan goedkope kasten, gemaakt van speciaal ontwikkelde papieren kokers die met een spanband bij elkaar worden gehouden.
'Het concept moet goed zijn', zegt Hanrath. 'Je moet niet de Gouden Zaal van de Hermitage als concept kiezen. Maar als je een goed concept hebt, kun je daar altijd heel veel mee, ook met weinig geld.'
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad)

Zie ook:

woensdag 26 augustus 2015

Eindelijk gelezen: Arnon Grunberg, 'Het bestand'

Dankzij het Arnon Grunberg Leesexperiment (zie hierhier en hier) was ik een van de allereerste lezers van Het bestand. Dat wil zeggen: van de eerste zestig bladzijden. Verder kwam ik niet in het mij gegeven uur. Vanzelfsprekend wilde ik de roman bij verschijnen onmiddellijk helemaal lezen, maar tot nu toe kwam het er niet van, juist omdat ik geen zin had die zestig bladzijden opnieuw te lezen. Er moest meer tijd overheen gaan, zodat ik er meer van vergeten zou zijn.
Inmiddels heb ik de complete 170 bladzijden gelezen, min of meer in één ruk. Helaas ben ik minder enthousiast dan destijds. Het karakter van Lillian en haar geschiedenis met hacken, dat zet Grunberg mooi neer. Maar dan is ze, op aandringen van haar mysterieuze chatvriend Banri Watanuki, aangenomen als receptioniste bij het digitale beveiligingsbedrijf BClever. Daarmee begint het verhaal – uitgerekend op het punt waar ik vorig jaar moest afhaken – echt. En tegelijk ook niet, omdat het nooit van de grond komt. Er is een autistische, zeg maar gestoorde it-er. Er is een baas met een dubbele agenda. Voor beiden voelt Lillian wat. Maar het verhaal blijft schetsmatig, alsof Grunberg zich te veel heeft geconcentreerd op wat hij ermee wil zeggen.
En wat wil hij ermee zeggen? Iets over wereldwijde computersystemen, religie, hacken, het lichaam in een digitaal systeem, de mens als zwakste schakel. Maar juist omdat het verhaal schetsmatig is, blijft het idee van Het bestand mistig. Bij mij, althans. De roman roept evenmin het noodzakelijk enthousiasme op om hem diepgravend te analyseren en er alsnog een theorie over te formuleren.

Zie ook:

zondag 23 augustus 2015

Het schrijverszomerinterview: Annelies Verbeke schreef het beste boek van 2015 tot op heden (Knack)

Kwaliteit en kwantiteit staan niet altijd met elkaar in een logisch verband. Anders was Dertig dagen van Annelies Verbeke ook het bestverkopende boek van de eerste helft van 2015 geweest.

Het was een experiment, vertelt Annelies Verbeke (1976): schrijven over iemand die goed probeert te doen en tevreden in het leven staat. Een experiment dat fantastisch is uitgepakt. Dertig dagen – een caleidoscopisch verslag van een maand uit het leven van Alphonse Badji, een voormalige muzikant met Senegalese roots die als klusjesman zijn brood verdient in de Westhoek – is de beste Nederlandstalige roman die dit voorjaar is verschenen. Wijs, humoristisch, melancholiek, diepzinnig, maatschappelijk relevant. Verbekes vierde roman is, als de beste literatuur, op veel manieren te lezen. De veelgeprezen schrijfster die desondanks nog nooit op een shortlist van een grote prijs stond, verdient het ditmaal om ze alle drie te winnen.

In Humo werd je 'de koningin van het Vlaamse boekenjaar' genoemd. Voel je je een koningin?
'Ik ben natuurlijk blij verrast dat het boek zo aanslaat. Dat was niet vanzelfsprekend, ik had geen idee hoe Dertig dagen over zou komen. Maar koningin – nee, niet echt. Ik kom in de periode na een boek altijd in een soort postnatale depressie. Ik werk, ook voor Dertig dagen, tot de laatste deadline door. Steeds kleine dingen veranderend. En dan wordt het boek voor de leeuwen gegooid en is het weg. Dat stemt mij weemoedig. Ook neem ik iedere keer nadat ik een groot thema heb behandeld – zoals wanhoop in mijn vorige roman Vissen redden – daar ook in mijn eigen leven afscheid van. Maar nu heb ik een positief thema gebruikt. Goedheid. Wat heb ik dan nu afgesloten? Dat geeft me het gevoel dat ik terug moet naar een nulpunt. Eind juni ging ook nog mijn lieve hond dood, het levende wezen dat er altijd bij was als ik zat te schrijven, dat elke dag met een wandeling deed beginnen. Op een nulpunt dus.'

Dus je bent nog niet echt met iets nieuws bezig?
'Ik maak korte verhalen. Ik had ideeën voor twee bundels, maar ene lijkt me relevanter dan de andere. Ik verblijf vanaf half september een maand in een schrijversresidentie in Amerika. Ik hoop daar echt met iets nieuws te beginnen.'

Wat vond je van de ontvangst van Dertig dagen?
'Wat me vooral opviel waren de heel verschillende lezingen van Alphonse. Voor mezelf zat er vanaf het begin een grote spanning in. Ik wist waar het heen ging – het einde dat eigenlijk geheim moet blijven om mensen hun leeservaring niet af te nemen. Ik heb dat vanaf het begin voorbereid. Sommigen pikten dat op. Die waren gevoelig voor alle verwijzingen die ik erin had gestopt, zij vonden het beklemmend. Anderen ontging het volledig. Zij zagen in Alphonse's leven een en al vrolijkheid, zij vonden het een uiterst positief boek. Natuurlijk is het een kenmerk van goede literatuur dat die lezers ruimte geeft om het verhaal zelf te interpreteren. Dat er dan verschillende lezingen zijn is normaal. Maar toch: dat het zó uiteen zou lopen had ik niet verwacht.'

Alphonse ís toch ook een sympathiek personage?
'Zeker. Ik wilde de waarde van de mens benadrukken. Ik heb daarom vele pagina's gebruikt om de lezer te verbinden met de hoofdpersoon. Als dat is gelukt, komt het slot des te harder aan. Ik hou ervan om te schrijven over de problemen en gekte van mensen. Maar dat zit nu in de figuren die Alphonse bezoekt. Hijzelf is iemand die minder problemen heeft dan mijn andere personages. Hij weet: wie goed doet, zal niet noodzakelijk goed ontmoeten, maar dan kun je nog wel goed doen.'

Verklaart de sympathie die Alphonse oproept het succes van Dertig dagen?
'Wie weet. Het kon ook dat ze hem niet sympathiek zouden vinden, of saai. Ik kan nooit verklaren waarom een boek plots succes heeft. Ik hoop vooral omdat het een goed boek is. De uitgever heeft ook zijn best gedaan om het goed in de markt te zetten. En misschien sluit het aan bij vragen die mensen hebben. Waarom kunnen mensen niet gewoon vriendelijk en aardig zijn? Waarom moeten de mensen die anderen ontzien en vriendelijk blijven als softies of losers worden weggezet? Ik denk dat veel mensen met die vragen worstelen. Ze durven er weinig over te praten en auteurs schrijven er ook nauwelijks over. Op goedheid rust een taboe. Ik heb geen antwoorden gegeven in Dertig dagen, maar ik heb net die vragen wel aangeraakt.'

Wat vond je de mooiste reactie?
'Ik was heel bij met de recensie van Arjen Fortuin in NRC Handelsblad. Ik ben het niet over de hele lijn eens met wat hij zei – hij benadrukte dat Alphonse een migrant is, wat ik juist niet wilde benadrukken. Maar hij schreef een aantal dingen waarover ik lang heb nagedacht. Dat Alphonse het niet kan geloven dat mensen hem graag hebben. Is dat zo? En komt dat misschien omdat ik er zelf moeite mee heb te geloven dat er van me gehouden word? Ik weet niet of dit de mooiste reactie was, maar ik heb daar echt lang over gedacht.'

Wat is dan de mooiste reactie?
'De hartverwarmendste was die van Ad van den Kieboom. Hij is vanaf mijn debuut Slaap! mijn redacteur bij uitgeverij De Geus en dus ook mijn eerste lezer. Toen hij Dertig dagen had gelezen en langs kwam zei hij: dit is zó goed, ik ben er helemaal ondersteboven van. Ik weet dat hij van mijn werk houdt. Ik weet dat hij mij begrijpt. En als hij dan zoiets zegt. Maar ik denk wel dat ik het begrijp. Ad is een Alphonse, hij moet zich in hem hebben herkend.'

Hij moet niet de enige zijn geweest. Dertig dagen is je best ontvangen boek sinds Slaap! uit 2003.
'Nou, Slaap! vond ook wel tegenkanting. En andere boeken kregen net zo veel goede recensies. Van mijn verhalenbundel Veronderstellingen (2012) was er maar één niet goed. Die lof vertaalde zich alleen niet in een enorme lezersschare. Het was immers een verhalenbundel. Ook de graphic novel Tirol inferno (2013), die ik met Klaas Verplancke heb gemaakt, kreeg goede recensies. Dus eigenlijk zijn mijn laatste drie boeken goed ontvangen. En Vissen redden en Groener gras daarvoor eigenlijk ook.'

Maar Dertig dagen is van de laatste drie de enige roman. Daarvan zegt men al snel: dat is het echte werk. In sommige stukken die ik las lijkt het zelfs alsof je dit jaar voor het eerst in zes jaar, na 'Vissen redden', met een nieuw boek komt.
'Ja, romans zouden het echte werk zijn en de rest spielerei. Jammer. Ik ben na Vissen redden echt niet met mijn vingers aan het draaien geweest. Ik heb vier theaterstukken en de tekst voor een oratorium geschreven, gekke dingen als Tirol inferno en vooral verhalen. Verhalen schrijven is mijn dada. Het is het genre waar ik het meeste plezier aan beleef, als auteur en als lezer. Maar de commerciële werkelijkheid is anders. Ik ga dat niet op mijn eentje veranderen – ondanks alle acties die ik onderneem, zoals de verhalenbundel die ik met Sanneke van Hassel heb samengesteld. Ik wil daar niet over zeuren, mijn verhalenbundels hebben hun publiek. Ik ben alleen bezorgd dat er door het commerciële denken in de literatuur niet meer wordt geïnvesteerd in dingen waarvan men meent dat het publiek er niet van houdt. Poëzie, maar ook verhalenbundels. Dat gebéúrt. Sommige uitgevers brengen dat niet meer. Dat is echt een verschraling van het literaire landschap.'

Zie je Dertig dagen als een uitzonderlijk boek in je oeuvre?
'Het is mijn omvangrijkste boek. Dat komt door het ritme waarin ik wilde vertellen. Het is een trager boek en dus een langer boek. Maar het boek bevat allerlei aanknopingspunten met mijn thema's in de rest van mijn werk. Bijvoorbeeld: de verhalen in Veronderstellingen gaan over de confrontatie tussen de hoofdpersonen en hoe anderen over hen denken. Alphonse ontdekt ook veel op dat gebied.  Wel gaat hij anders om met die veronderstellingen – het racisme in allerlei vormen, in zijn geval. Hij pareert het met humor of negeert het, zonder een moraalridder te zijn, want hij heeft de wijsheid ook niet in pracht.'

Zodat hij menselijk blijft.
'Ja. Ik wilde hem een tegenkant geven. Alphonse is wel positief, maar ook iemand die vlucht. Hij houdt niet van conflicten. Daarom is hij ook in de Westhoek beland: na de aanvaring met Fabrice [een andere muzikant] is hij uit Brussel gevlucht. Pieter De Buysser, de theatermaker die ook veel met goedheid en moraliteit bezig is, vertelde me hoe bijzonder hij dat vond. Hij ziet goedheid in combinatie met rebellie, terwijl Alphonse goedheid combineert met passiviteit. Alphonse weigert de strijd. Dat is iets wat ik tijdens het schrijven pas ontdekte.'

En daarom ook, zonder iets te verklappen, het slot van Dertig dagen.
'Toch is hij juist op dat moment niet passief. Hij helpt actief. Alphonse is dan een soort Jezusfiguur. Dat is nog zo'n lijn die door mijn oeuvre loopt. In Vissen redden begint Monique Champagne, de hoofdpersoon, zich als een profeet te beschouwen, zij het vanuit een compleet verkeerde intentie. En in Veronderstellingen portretteer ik Jezus als Schnauzer. Nog zo'n lijn: Alphonse is een buitenstaander, ik heb altijd over buitenstaanders geschreven. Het verschil is alleen dat mijn personages werden omringd  door vijanden, terwijl Alphonse de buitenstaander is waar mensen naar smachten om eens goed hun hart te kunnen luchten. Dat vond ik interessant: nu eens over de geslaagde buitenstaander schrijven. En over de geslaagde helper. Mijn werk zit vol helpers, meestal mislukte, maar ook hier wilde ik de omkering eens maken. Helper en buitenstaander zijn nu een en hetzelfde personage en je kunt niet zeggen dat ze over de hele lijn mislukken.'

Wat heeft de positieve ontvangst van Dertig dagen je opgeleverd?
'Prijzen misschien? Ik sta op de longlist van de ECI Literatuurprijs. Nogal wiedes, durf ik weinig bescheiden op te merken. Ik vind dat ik nu op z'n minst een keer een shortlist heb verdiend. Maar we zullen zien. Op nog meer hopen, heeft geen zin. Literatuur is geen wedstrijd, behalve dan tegen jezelf misschien. Je kunt niet zeggen: dít boek is de beste. Een prijs gaat daarom over: wordt het je gegund of niet? Het is toch raar dat de laatste van Yves Petry niet eens op de longlist van de ECI staat, terwijl zijn vorige boek de Libris won? En dan denk ik: hoeveel vrouwen onder de veertig – of onder de vijfenveertig – hebben ooit een prijs gewonnen? Mijn kansen zijn dus beperkt. En voor de rest? Ik heb altijd veel optredens na verschijnen van een nieuw boek. Hooguit was het nu iets meer dan gebruikelijk. Vertaalrechten? De Engelse uitgave zal bij World Editions verschijnen, voor de rest ligt het nog overal op tafel. Alleen een Duitse uitgever heeft het afgewezen met als argument: we hebben al een boek over een vluchteling. Dat is in ieder geval de stomste reactie die ik over mijn boek heb gekregen.'

En verkoop?
'Dat is duidelijk beter dan de verhalenbundels hiervoor. De eerste druk van Dertig dagen was 7000 exemplaren, de tweede druk 3000 exemplaren en de derde die nu in de winkel ligt, was ook 3000 exemplaren. Nog altijd veel minder dan Slaap!. Dat waren er 75.000 – ongekend in het taalgebied en een heel vreemde manier om de literatuur binnen te komen. Ik ben niet zo'n lawaaierig persoon en toen, in 2003, was het alsof ik schreeuwend de kamer binnenkwam met een zwaailicht op mijn hoofd. En iedereen was boos op mij. Enigszins traumatisch allemaal. Maar het was fijn dat ik meteen op de kaart stond en zo tijd kreeg om door te gaan met schrijven.'

Is het niet frustrerend dat je nu met zo'n goed boek niet eens in de buurt van dat aantal komt?
'Er zijn veel voorbeelden van boeken waar kwaliteit en kwantiteit niet samenvalt. Zo'n 15.000 exemplaren: dat is in dit taalgebied niet slecht. En er zijn veel vertalingen verschenen. Het is misschien heel Belgisch om te zeggen, maar ik heb weinig reden tot klagen over mijn carrière. Ik werk er ook hard voor, ik ben heel perfectionistisch. Ik zou alleen, zoals gezegd, willen dat mijn korte verhalenbundels beter verkopen. Veronderstellingen beschouw ik als mijn beste boek – dat niet op de Libris longlist stond omdat daar geen verhalenbundels aan mee mogen doen, en niet op de Gouden Uil shortlist omdat het me vermoedelijk niet werd gegund, daar was ik echt bedrukt over – maar het is helaas ook de minst verkopende. Dat neemt niet weg dat ik nu weer een hele tijd korte verhalen wil schrijven.'
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 10 aug)

Zie ook:

donderdag 20 augustus 2015

De kapitalistische nachtmerrie. "Slaap zacht, Johnny Idaho" van Auke Hulst (Ons Erfdeel)

Willem Gerson is ernstig ziek. De van oorsprong Nederlandse bestuursvoorzitter van Capital C beschikt na een leven in de financiële sector over meer dan genoeg middelen om de beste artsen te consulteren. Toch aarzelt de vijftiger – en niet alleen omdat de dood niet past in zijn vitalistisch wereldbeeld waarin de onverzettelijkste doorzetter altijd wint. Zijn gezondheid is koersgevoelige informatie. Zijn dokter is verplicht haar bevindingen te delen met Gersons aandeelhouders.
Dat is een van de regels op de Archipel, waar Auke Hulsts vierde roman Slaap zacht, Johnny Idaho zich afspeelt. Na een economische crisis waarbij die van 2008 in het niet viel ('De Grote Klap'), trokken alle grote multinationals naar de eilandengroep in de Pacific, waar ze een staat opbouwden volgens hun eigen regels. Zo is de kapitalistische natte droom van vrije marktprofeten – en de nachtmerrie van iedereen die zich daar tegen verzet – werkelijkheid geworden.
Het enige wat telt in deze wereld is hard werken. Wiens arbeidsethos inzakt, loopt het acute risico zijn salaris en privileges te verliezen. Ongeacht de oorzaak daarvan. Werknemers hebben geen enkele rechten, worden nergens tegen beschermd. Ook dat is een angst van Gerson. Als bekend wordt hoe beroerd hij eraan toe is, zal onmiddellijk iemand anders zijn baan overnemen en moet hij binnen enkele dagen zijn riante woning op het eiland Executive verlaten.
De technologie, alweer verder geëvolueerd, staat volledig in dienst van bedrijven. De bewoners van de Archipel zijn verplicht aangesloten op een sociaal medium à la Facebook, maar ook op een communicatienetwerk waarmee beveiligers hen via 'oortjes' altijd kunnen aanspreken. Iedereen kan zo voortdurend aanbiedingen op maat krijgen. Enkele uren nadat Gerson hoort dat de arts hem heeft opgegeven, wordt hij al overstelpt door spam van uitvaartondernemingen.

Slaap zacht, Johnny Idaho is een dystopische roman in de traditie van 1984 (George Orwell), Brave New World (Aldous Huxley), Fahrenheit 451 (Ray Bradbury) en, recenter, The Circle (Dave Eggers). Net als deze voorgangers heeft Hulst de economische, politieke, wetenschappelijke en technologische tendensen van zijn tijd tot in hun uiterste consequentie heeft doordacht. Om vervolgens te laten zien wat menselijke waarden in zo'n samenleving nog betekenen.
Dat levert een fascinerend decor op. Dat begint al bij de gedetailleerde kaarten van de vier eilanden van de Archipel op de flappen van het omslag. De inwoners hebben de juiste vergunning nodig om met de 'worm' van het omvangrijke Downside, waar het proletariaat woont in slecht onderhouden, vieze flats, naar het blinkende Upside te reizen, thuisbasis van de hoofdkantoren. Maar overal zijn de straten genoemd naar succesvolle ondernemers en neoliberale politici.
De controle is er totaal. Mocht de verplichte deelname aan netwerken niet genoeg zijn om iedere online activiteit voor eeuwig vast te leggen, dan zorgen de 'ogen' (een soort zwevende camera's), de nanorobotjes (onzichtbaar kleine camera's) en de Pleasers (spionnen) er wel voor dat iedereen twentyfourseven in de gaten wordt gehouden. Uiteraard niet door de overheid zelf – nee, beveiliging is uitbesteed aan een bedrijf met de toepasselijk bedrieglijke naam Good To Know You.
De controlestaat wordt niet alleen gerechtvaardigd door het belang van bedrijven om hun winst te maximaliseren en van consumenten om de voor hen best mogelijke producten te kopen. Er zijn ook bedreigingen van socialisten en moslims, tegen wie de inwoners in bescherming moeten worden genomen. In de Archipel geldt voortdurend ten minste code oranje, ongeacht het feit dat de mogelijkheid van een aanslag niet heel serieus te nemen is.
Het is immers bijzonder moeilijk om in deze wereld onzichtbaar te opereren. Als Johnny Idaho – de hoofdpersoon van deze roman – naar Upside wil, heeft hij de vinger nodig van iemand die daar woont om de biometrische poortjes te passeren. De man is er vermoedelijk doelbewust voor vermoord. Daar aangekomen moet Johnny het uitgavepatroon van zijn aangenomen identiteit overnemen om niet op te vallen. Maar als hij online iets opzoekt, gaat de politie direct naar hem op zoek.

Het opvallende aan Slaap zacht, Johnny Idaho is de ondanks alles weinig kritische toon. Hulst presenteert alleen een wereld zoals die over enkele jaren kan zijn. Die afstand is te prijzen. Hij schept daarmee ruimte voor de lezer om zelf te voelen hoe afschuwelijk deze toekomst is. Ook staan Hulsts oordelen niet in de weg van zijn personages, die – zoals Gerson – moeten proberen om te gaan met ziekte en sterfelijkheid in een maatschappij waarin minder dan ooit plaats is voor welke vorm van falen ook.
Toch wringt het hier. Hulst schreef geen 1984. Ook al wilde Orwell in de eerste plaats een wereld tonen waarin geen plaats meer is voor het individu (waarbij de machthebbers ook al gebruik maken van bedreigingen van buitenaf, intensieve controle en manipulatie om de bewoners onder de duim te houden), zijn wereld bleef decor in een klassiek noodlotsdrama. Orwells maatschappij van Big Brother verontrust alleen omdat Winston Smith je dierbaar is geworden.
Hulst slaagt er niet in een verhaal over mensen te vertellen. Hoeveel achtergrond hij zijn karakters ook meegeeft, ze blijven zetstukken met wie je nooit sympathiseert. Gerson gaat dood. De Japanse biomedicus Hatsu Hamada, die werkt aan het onsterfelijk maken van de mens met behulp van de regenererende genen van een kwal, vervreemdt van haar werk. Maar hun verhaal wordt vooral gebruikt om weer andere aspecten van de Archipel te tonen. Hun lot laat je koud.
Bij de introductie van Johnny Idaho – de enige wiens lotgevallen op de eilanden in de eerste persoon enkelvoud worden verteld – is er even de illusie dat hij een karakteristieke eigen stem heeft, maar al gauw blijkt hij dezelfde toon aan te slaan als die Hulst gebruikt wanneer over de andere twee schrijft: modieus, streetwise, maar ook afstandelijk. Hij hoort niet thuis in het rijtje Holden Caulfield, Alexander Portnoy en Ignatius J. Reilly. Ook hij wordt niet meer dan een pion.
Het verhaal helpt evenmin. Hulst volgt zijn drie personages in korte, afwisselende hoofdstukken. Wat Gerson en Hamada met elkaar te maken hebben, is vanaf het begin duidelijk. Maar wat is Johnny Idaho's relatie met hen? Hulst hoopt dat die vraag de lezer voortdrijft. Hij laat geleidelijk doorschemeren dat Johnny een missie heeft: wraak nemen – voor een gruwelijk leed dat hij moest ondergaan door een kapitalistische misstand. Maar het ligt al snel voor de hand op wie.
Zo overheerst de teleurstelling. Hulst zegt in zijn verantwoording 'uitputtend research' te hebben gedaan. Je zou wensen dat hij net zo veel energie in levensechtere personages en een geraffineerder plot had gestoken.
(Eerder gepubliceerd in Ons Erfdeel)

AUKE HULST, Slaap zacht, Johnny Idaho, Ambo|Anthos, Amsterdam, 2015, 384 p.

Zie ook:




dinsdag 18 augustus 2015

Het schrijverszomerinterview: Griet Op de Beeck dankbaar over respons op 'Kom hier dat ik u kus' (Knack)

Elke dag hoort Griet Op de Beeck van lezers hoeveel haar werk voor hen heeft betekent. Toch laat ze zich niet te veel afleiden. Ze is zo blij eindelijk schrijver te mogen zijn dat een nieuw boek alweer nabij is. Verschijningsdatum: februari 2016.

Achteraf lijkt het succes van Kom hier dat ik u kus voorbestemd. Meteen na verschijnen in september vorig jaar kwam de tweede roman van Griet Op de Beeck (1973) hoog binnen in de bestsellerlijsten in Vlaanderen én Nederland – om daar, zo lijkt het, nooit meer weg te gaan. In de slipstream vindt ook haar debuut Vele hemels boven de zevende, intussen tweeëneenhalf jaar oud, steeds weer nieuwe lezers. De worsteling van de altijd zichzelf wegcijferende Mona, die we volgen op drie verschillende momenten in haar leven, is het verhaal dat we allemaal willen lezen. Niet in de laatste plaats omdat het zo goed is geschreven. Op de Beeck weet Mona's problemen met zichzelf, die zich uiten in verstoorde relaties met haar familie, haar werk en haar partner, glashelder te maken zonder iets te verliezen aan subtiliteit.

Wist je van tevoren dat Kom hier dat ik u kus zo'n kaskraker zou worden?
'Helemaal niet. Hoe kan je dat weten? Dat zou vreemd zijn. Ik had zo lang gewacht voor ik de moed had om te schrijven. Met Vele hemels boven de zevende was ik behoorlijk goed vertrokken. Daar was ik heel blij mee. En dan een tweede roman, iedereen waarschuwde me daarvoor. Een vriend die manager van dEUS is geweest zei: "De tweede plaat van dEUS trok ook op niets en toch staan ze er vandaag nog altijd." Dus nee, ik heb mijn boek met een klein hartje de wereld in gestuurd. Ik wist alleen dat dit het beste boek was dat ik op dat moment kon schrijven.'

Hoe verklaar je het enorme succes?
'Dat is de vraag van één miljoen. Maar als ik het probeer af te leiden uit reacties van lezers: ze ruiken dat het geen bang boek is. Dat het, zonder autobiografisch te zijn, een heel persoonlijk boek is. Echt van mij: ik heb mezelf binnenstebuiten geplooid om het te kunnen schrijven. Daarom hoor ik, denk ik, vaak: het voelt alsof je het tegen mij aan het vertellen was. Het boek raakt blijkbaar aan de diepste emoties van nogal wat mensen en stelt hun ideeën over de wereld pertinent in vraag. Die combinatie moet echt het effect hebben dat zij niet alleen maar zeggen: leuk boek, en ik het zet weg in de kast. Maar dat ze er anderen over vertellen of hen het boek uitlenen.'

Heb je veel reacties gekregen?
'Dat is ook zoiets blijmakends. Ik dacht dat je alleen in het theater zo direct feedback kreeg, maar al die lezers die in mailtjes vertellen wat ze van het boek vonden. Nog elke dag krijg ik een paar reacties. Het blijft me verbazen. Heel bijzonder. Het zijn ook alleen mensen die iets vriendelijks willen zeggen, die de moeite nemen naar mijn site te surfen en een berichtje sturen. De enige kritiek die ik via deze weg krijg gaat over de vermeende d/t-fout in de verleden tijd van gij. Gij hadt – af en toe denkt iemand dat dat fout is. Maar eigenlijk ontroert ook deze kritiek mij, omdat het voortkomt uit een romantisch beeld van het boekenvak: een mens schrijft en dan is er opeens op magische wijze een boek. Alsof er geen professionele machine achter zit die zo’n structurele fout volstrekt onmogelijk zou maken.'

Wat was de mooiste reactie?
'Velen waren ongelooflijk mooi. Ik zal er twee uitlichten. In Amsterdam was een signeersessie van twintig schrijvers in De Bijenkorf. Zat ik daar tussen Remco Campert en andere helden. Een vreemde, onwerkelijke context. Toen kwam een vrouw, zeker in de tachtig, met een boeketje bloemen naar mij toe. Ze woonde niet eens in Amsterdam, maar ze moest en zou naar mij komen. "Ik heb me nog nooit door iets of iemand zo begrepen gevoeld als door uw boek," zei ze. Het water liep over haar wangen. Met de titel van mijn boek heb ik mensen ongevraagd uitgenodigd om mij te knuffelen. Dat heb ik liever niet. Maar in dit geval... Ik wou dat ik iets voor haar kon doen, dacht ik. Pas met vertraging besefte ik: ik héb iets voor haar gedaan, deze roman schrijven.'

En de tweede reactie?
'Ik deed samen met Wannes Cappelle een tournee voor Behoud de Begeerte. Bij het signeren na afloop dook er een vrouw voor mij tafel op die moest huilen. Ze kon niets uitbrengen. Er stond een hele rij achter haar, maar ze moest haar tijd krijgen, dat voelde ik wel. Uiteindelijk zei ze: "Ik wil u bedanken, want ik ben u mijn leven verschuldigd." Later bleek dat ze plannen had om er een einde aan te maken. Iemand die dat wist had haar mijn twee boeken gegeven en gezegd: "Beloof me dat je deze leest." Dat had ze gedaan, waarna ze het besluit nam hulp te zoeken. Het was bijna surreëel, wat zeg je op zo'n moment?'

Is dat het belangrijkste: mensen met je boeken helpen?
'Nee, nee. Mijn ambitie is een zo goed mogelijk boek schrijven. Literaire kwaliteit leveren. Dat mensen zulke dingen tegen me zeggen is heel bijzonder. Maar dat mijn debuut is genomineerd voor de AKO Literatuurprijs was even belangrijk. Dat geeft mij, iemand die ooit doodsbang was om te zijn wat ze wilde zijn, ook uit die hoek permissie kreeg om te schrijven. Daarom heeft ook de eerste reactie die ik ooit van Peter Verhelst kreeg mij pas echt geraakt. Ik kende hem via het theater, hij was geen vriend of zo. Ik had hem mijn debuut, dat net af was, gestuurd. En toen ik zijn feedback las... Dat voelde echt als erkenning.'

Toch valt me op dat je in interviews en lezingen zo sterk de boodschap van je werk benadrukt.
'Maar dat is iets anders! Ik was er helemaal niet mee vertrouwd dat er zo'n circuit van lezingen bestond. Ik heb weleens een schrijver op literair-wetenschappelijke toon het dramatische narratief en de motieven horen uitleggen. Dat wou ik niet. Als mensen de moeite nemen om naar mij te komen luisteren wil ik hen iets vertellen waar ze misschien wat aan hebben. En als ik naar aanleiding van de romans kan spreken over inzichten die ik liever vroeger had gekregen, vind ik dat in zo’n context toch de interessantere optie. Maar het boek en de ambiance eromheen zijn voor mij twee verschillende dingen.'

Spel je de recensies?
'Die lees ik niet. Niet uit arrogantie, maar uit zelfbescherming. Ja, de allereerste recensie: in De Volkskrant van Vele hemels boven de zevende, waarin het vijf sterren kreeg. Die heb ik gelezen omdat mijn uitgeverij er zo over in de wolken was, alle anderen niet. De goede noch de slechte. Het is net alsof je een baby van twee weken oud hebt, er voor het eerst mee naar buiten gaat en dat dan een onbekende zich erover buigt, die zou kunnen zeggen: "Wat een lelijk kind!". Je moet weten wat je aan kan in dit leven.'

Maar in recensies valt het oordeel over literaire kwaliteit. Hoe weet je anders of je in je artistieke ambites bent geslaagd?
'Een recensent heeft als beroep om zichzelf te definiëren door te oordelen over anderen. Wat hij beweert zegt onontkoombaar meer over hem dan over de schrijver. Dat is natuurlijk hun goed recht. Maar ik verlaat me liever op mensen die ik ken en op wiens oordeel ik blind vertrouw. Met hun kritiek – soms ook heel hard – kan ik altijd iets, dat is onbetaalbaar.'

Dus als een recensent klaagt dat je werk sentimenteel is...
'Dan is dat zijn recht. Tja. Ik durf de emotie niet uit de weg te gaan. In een wereld waarin cynisme en ironie de norm is, is dat wat ik nu wil doen. Want in de diepte van het emotionele leven gebeuren de interessantste dingen in het leven. Als een lezer dat sentimenteel noemt, zegt dat misschien ook iets over hoe die persoon in het leven staat.'

Wel hecht je waarde aan de literaire erkenning die onder meer blijkt uit prijzen, zeg je net. Wat betekent het dan dat Kom hier dat ik u kus bij geen van de drie grote prijzen in het taalgebied de longlist haalde?
'Natuurlijk vind ik het jammer dat mijn nieuwe roman er niet op staat. Dat deze jury's van vier of zes mensen die vanuit hun persoonlijke voorkeuren een keuze maken niet opteerden voor mijn werk. Volgende keer beter. (lacht) Ik vind het in ieder geval positief dat prijzen bestaan omdat ze goede boeken helpen onder de aandacht te komen.'

Terug naar het succes. Waarom slaat jouw werk aan in Vlaanderen én Nederland? Dat lukt Nederlandstalige auteurs zelden.
'Wie zal het zeggen? De reacties uit beide landen zijn erg vergelijkbaar. Zo groot zijn de verschillen tussen Nederlanders en Vlamingen ook weer niet. We zijn allemaal meer mens dan inwoner van een land. Mijn debuut verkocht voor zestig procent in België en veertig procent in Nederland, nu doet Nederland zelfs iets beter. Kom hier dat ik u kus was boek van de maand bij [de populaire Nederlandse talkshow] De Wereld Draait Door. Daar heb ik veel aan te danken, laat ik daar niet onnozel over zijn.'

Krijg je nooit andere reacties van Nederlanders?
'In Nederland wordt misschien meer ingezoomd op de muzikaliteit van de taal en de stijl, de manier waarop ik wars van maniëristische bewijsdwang probeer beelden te maken en een verhaal verder te stuwen. Er zijn ook meer Nederlanders die vallen voor de dialogen in het boek, ook al zijn die in de gij-vorm geschreven. Zo praten Vlamingen nu eenmaal met onze geliefde in de sofa, wij gebruiken in niet-formele contexten nooit je en jij. Als ik een scène schrijf moet ik het wel zelf kunnen geloven.'

Nederlanders zijn dol op het sappige Vlaams - al ben jij nog geen Dimitri Verhulst.
'Nee. Wij zijn andere schrijvers met elk onze eigen taal natuurlijk. Ik wil de eigenheid van mijn taal bewaren en er tóch voor zorgen dat Nederlanders het ook allemaal begrijpen. Daarover waakt mijn Nederlandse uitgever natuurlijk ook mee, maar ik beslis. Als ik javel zou moeten vervangen door bleekwater doe ik dat niet, omdat het in ‘de geur van javel en milde ziekte’ zoveel beter klinkt.'

Wat is al met al het mooiste effect van het enorme succes?
'De vrijheid van leven. Ik heb na verschijnen van Vele hemels boven de zevende nog twee interviews voor De Morgen gedaan, daarna niets meer. Behalve mijn column natuurlijk – een heel zinvolle manier om om me heen te blijven kijken en in contact te komen met een ander publiek dat geen romans leest. Ik hoef alleen nog maar te doen wat ik ongelooflijk graag doe. Als je wacht tot je 38e met het schrijven van je debuut en ineens mag je er helemaal zijn als schrijver – ik sta daar nog elke dag met open mond van blije verbazing naar te kijken.'

Terwijl je ondertussen schrijft. Of heb je daar geen tijd voor door alle lezingen over je werk?
'Ik doe maximaal twee lezingen per week. Soms lukt dat niet, maar alleen als ik me aan het maximaal hou gaat het me niet in de weg zitten. Ik wil elke dag schrijven, ik word daar een beter mens van. En voor de Boekenweek in Nederland [maart 2016] kom ik met een nieuw boek. Geen roman, maar verhalen. Een bundel waarvan ik hoop dat het eindresultaat meer is dan de optelsom van de losse verhalen. Niet door een dwangmatig concept, maar door steeds mensen te schetsen op een van die momenten in het leven waarop alles verhevigt, waarop alles kan imploderen of ontploffen. De toon van de verhalen is heel verschillend, van bijna hilarisch tot erg donker, maar toch is er een onderstroom die hopelijk een drive creëert tijdens het lezen die vergelijkbaar is met die van een roman. Afwachten. Er is nog veel werk. Spannend.'

Is het bijna af?
'De eerste versie is klaar. Maar dat betekent vooral dat er nog hard aan gewerkt moet worden. Ik laat het nu eerst een tijd liggen, zodat ik er aan het einde van de zomer met een frisse blik naar kan kijken.'
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 27 jul) 

Zie ook:

zondag 16 augustus 2015

Nieuw ontdekte Tolkien, 'The Story of Kullervo', verschijnt volgend jaar bij Boekerij (Boekblad)

En weer verschijnt er nieuw werk van Tolkien. 'The Story of Kullervo' komt op 27 augustus uit in het Engels. Een Nederlandse vertaling volgt in de zomer van 2016, kondigt zijn uitgever Rienk Tychon van Boekerij aan.

J.R.R. Tolkien schreef het onvoltooid gebleven The Story of Kullervo in 1915 op 23-jarige leeftijd, toen hij nog studeerde in Oxford. Het verhaal is gebaseerd op het Finse nationale epos Kalevala, maar, benadrukt Tychon: het is geen hervertelling zoals bijvoorbeeld het in 2013 verschenen Arthurs val over koning Arthur. 'Het is daarmee Tolkiens eerste poging tot het vertellen van een eigen verhaal'.
The Story of Kullervo, dat ook vooruitwijst naar Tolkiens roman De Silmarillion, gaat over een jonge man die wordt verkocht als slaaf, onbewust zijn zus verleidt en daarna zelfmoord pleegt. 'Het is een stuk donkerder dan zijn andere werk', karakteriseert Tychon het werk.
De Engelse uitgave die over twee weken bij HarperCollins verschijnt, telt 192 pagina's. Zo lang is de originele tekst zeker niet. De uitgeverij vult Tolkiens verhaal aan met aantekeningen, eerdere versies en collegeteksten van de auteur over de Kalevala. Ook bevat het boek commentaar van bezorger Verlyn Flieger, die The Story of Kullervo overigens eerder uitgaf in een wetenschappelijke editie.
Het nieuwe boek is bepaald niet de eerste postume uitgave van Tolkien. Sterker: het aantal titels na diens dood in 1973 is verschenen overtreft het oeuvre dat bij leven uitkwam met gemak. 'Elke keer denk ik dat het op is en word ik weer verrast door iets nieuws', zegt Tychon. 'Wij krijgen ook geen planning voor de komende vijf jaar of iets dergelijks van de uitgeverij.'
Er is in Nederland zeker een markt voor alle postume uitgaven die Boekerij trouw brengt, inclusief bijvoorbeeld Tolkiens vertaling van het Middelengelse epos Beowulf. 'Het gaat niet om de aantallen van de hoofdwerken De Hobbit en In de ban van de ring, die echte longsellers zijn, maar het is zeker de moeite waard. De vertaling van deze nieuwe uitgave zal bij ons uitkomen in een oplage in de orde van 6.000 exemplaren.'
De verkoop van de hoofdwerken kregen de afgelopen jaren een enorme boost door de verfilmingen van Peter Jackson. De laatste daarvan kwam in 2014 in de bioscoop. Maar Boekerij blijft het werk van Tolkien ook zelf steeds opnieuw onder de aandacht brengen. Zo kondigt het in de najaarsaanbieding voor oktober cadeau-edities aan van De Hobbit, Boer Gilles van Ham en De avonturen van Tom Bombadil.
'Het zijn prachtige kleine uitgaven', zegt Tychon. 'Met stofomslag en full colour schutbladen, voor een mooi prijsje [van 17,50 euro] en voorzien van allemaal extra materiaal, zoals verklarende teksten. De Hobbit verschijnt met illustraties van Tolkien zelf, de andere twee met tekeningen van Pauline Baynes met wie Tolkien de jaren vijftig zelf nog heeft gewerkt.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 13 aug)

Zie ook:

donderdag 13 augustus 2015

Het hotel van Simenon: 'Maigret in Sancerre'

Een toepasselijker boek om deze zomervakantie te lezen was er niet: Maigret in Sancerre van Georges Simenon (in 1931 verschenen als M. Gallet décéde). Het lijk wordt gevonden in een kamer van het Hôtel de la Loire. Ik verbleef een paar honderd meter verderop. Ik liep er elke ochtend op weg naar de bakker langs.
Al op pagina 13 van de Zwarte Beertjes-uitgave uit 1969 – uiteraard met een omslag van Dick Bruna – las ik in de vertaling van K.H. Romijn:

'Het was zeven uur 's avonds toen de trein op het station van Tracy-Sancerre stopte en daarna moesten ze nog een kilometer lopen langs de rijksweg, de hangbrug over de Loire oversteken.
De Loire bood niet het machtige schouwspel van een grote rivier, maar dat van een groot aantal snelstromende beekjes tussen zandbanken, die de kleur van te rijp koren hadden.
Op een van de eilandjes zat iemand in een licht nanking kostuum te vissen. Aan de kade zag men de gele gevel van Hôtel de la Loire.'

Het klopt nog steeds. Het treinstation aan de andere kant van de rivier. De gele kleur van het pleisterwerk van het hotel. De zandbanken, waarop de hele dag vissers zitten. Alleen de hangbrug is vervangen.
Maar ik ontdekte ook dat Simenon moedwillig de geografie heeft veranderd. Het is natuurlijk een mooie locatie: een hotel aan het water, gelegen in de – dankzij de wijn – bekende stad. Maar zo is het in werkelijkheid niet.
Het Hôtel de la Loire ligt in Saint-Thibault: een dorp dat bij de gemeente Saint-Satur hoort. Dat ligt tegen het op een heuvel gelegen Sancerre aan. Van het hotel naar het centrum van Sancerre is het zo'n vier kilometer rijden.
Ook situeert Simenon een 'klein kasteel' direct naast het hotel. Volledig verzonnen omdat hij dat nodig had voor het plot.

Staat het Hôtel de la Loire stil bij zijn plek in de literaire geschiedenis? Ik ben er niet binnen geweest. Mijn frans is niet goed genoeg om ernaar te vragen. Ik zag ter plekke dat het tegenwoordig is gelegen aan de Quai de Loire Georges Simenon. En inmiddels vond ik op de site van het hotel dat een van de kamers naar de auteur is vernoemd.
Ook heeft de schrijver – die de streek in Maigret in Sancerre een tweederangs vakantiebestemming noemt – wel degelijk in het hotel verbleven. Maar: jaren later. Om precies te zijn: in november/december 1937, toen hij daar Les Soeurs Lacroix schreef. Zo las ik op Toutsimenon.com.
Blijkbaar heette het hotel destijds Hôtel de l'Étoile. Zou de naam zijn veranderd in Hôtel de la Loire omdat Simenon die heeft gebruikt? Dan is het sindsdien ook geel geverfd omdat Simenon dat een passende kleur vond.

Zie ook: 

dinsdag 11 augustus 2015

Het schrijverszomerinterview: Joris Luyendijk blikt terug op succes 'Dit kan niet waar zijn' (Knack)

Dit kan niet waar zijn van Joris Luyendijk legt de perverse prikkels van het bankensysteem bloot. Het grote succes bij lezers leidt ook tot – langzame – veranderingen in de financiële wereld.

Steeds meer lezers van dé non-fictiebestseller van dit voorjaar zullen ervan overtuigd zijn dat bankiers geen hebzuchtige monsters zijn. Het zijn de perverse prikkels in het systeem die het risico op een nieuwe wereldwijde crash zo groot maken. Voortgedreven door een nietsontziende onderlinge concurrentiestrijd gaan bankiers in de City en Wall Street – het hart van de internationale financiële wereld – tot het uiterste om zo veel mogelijk winst voor hun bank te maken. Bescherming heeft niemand. De bankiers niet, die ieder moment zomaar kunnen worden ontslagen. De klanten niet, die geacht worden te weten wat ze kopen, hoe complex het financieel product is. En als het fout gaat, draait de belastingbetaler of de aandeelhouder toch op voor de kosten. Hoe het anders moet, weet Joris Luyendijk (1971) ook niet. Hij probeert met zijn boek lezers bewust te maken van de systeemfouten in de hoop zo verandering mogelijk te maken.

Sinds verschijnen in februari stond je boek in Nederland onafgebroken in de top 5. Ook in Vlaanderen stond het maanden hoog in de bestsellerlijst. Is dit het succes voor 'Dit kan niet waar zijn' waarop je had gehoopt?
'Nee. Voor dit soort boeken is het verkoopaantal niet het doorslaggevende argument. Mijn boek is een poging om een bijdrage te leveren aan een beter financieel systeem. Is dat er al? Nee. Maar als ik minder negatief wil zijn kan ik ook denken dat ik een bescheiden bijdrage lever als ik iedere minuut een boek verkoop. Dat gebeurt.'

Sinds verschijnen iedere minuut een boek?
'Ik reis veel met de trein van Engeland naar Nederland. Dan ga je dat soort dingen uitrekenen. Het zijn nu ongeveer 210.000 exemplaren. Reken maar na. Het had nog meer kunnen zijn als ik had geschreven dat bankiers allemaal arrogante, cokesnuivende prutsers zijn. The Wolf of Wall Street. Dat soort boeken vinden pas echt gretig aftrek.'

Is er sinds verschijnen wel een begin gemaakt met verbetering van het financieel systeem?
'Het zit vast bij de politieke redacties. Die moeten volgens mij alle partijen vragen hoe wij een veilige en stabiele financiële sector krijgen. Vervolgens moeten ze de antwoorden online naast elkaar zetten, zodat kiezers eenvoudig kunnen zien hoe de visies verschillen. En dan kan iedereen zijn keuze maken: willen we dit? Willen we dat? En als een partij, eenmaal aan de macht, toch iets anders doet, kunnen we ze vragen die verandering te verantwoorden. Maar dat gebeurt allemaal niet. Het lijkt wel of Haagse redacties hun eigen agenda hebben. Die houden zich vooral bezig met de populariteit van poppetjes. Ook de financiële redacties hebben nauwelijks iets gedaan met mijn boek. Ze schrijven voor insiders, voor wie er weinig nieuws in stond. Of ze kiezen, zoals Het Financieele Dagblad, voor de bankiers. '

Is het bij de Wetstraatredacties anders?
'Daar ken ik de Belgische situatie te slecht voor. Ik hoor wel hetzelfde van Belgische activisten. Misschien maakt het ook niet zo veel uit om landen met elkaar te vergelijken. Het systeem moet eigenlijk op Europees niveau worden aangepakt.'

Dus je krijgt geen reacties vanuit de politiek?
'Behalve de VVD en PVV heeft alle partijen contact opgenomen. Meer dan 200.000 boeken, dat zijn bijna vier zetels in Nederland. Ik ben op alle uitnodigingen ingegaan. De financieel woordvoerders snappen het wel. Die wisten ook al lang wat mis is met het systeem en hoe urgent dat is. Mijn boek is ook bedoeld om outsiders te overtuigen – niet de insiders. Het probleem is alleen dat de financieel woordvoerders van partijen geïsoleerd zijn. Om hun partij mee te krijgen en tegen de bankenlobby in te gaan, hebben ze gezag nodig. Dat krijg je door veel in kranten te staan en vaak op radio en tv te zijn. Maar je komt niet in de media als je een complex verhaal over banken wil afsteken. Je wordt uitgenodigd door talkshows als je pleit voor 130 op de snelweg of invoering van animal cops. Dat zijn de perverse prikkels van de media, weer een heel ander probleem.'

 Je boek en die honderdduizenden lezers hebben kortom geen enkel effect?
'Toch wel. In Nederland is van alles aan het veranderen, wat trouwens al gaande was voor het boek verscheen. Ik kom voortdurend mensen tegen die werken bij banken en zeggen: jouw boek helpt me bij de interne strijd voor veranderingen die ik voer, ik sta nu sterker. Iemand schreef bijvoorbeeld op een site voor accountants dat zij haar eigen wereld in het boek herkende en ervoor pleitte dat de accountancy anders wordt ingericht. Dát is wat het boek moet doen: mensen die verandering willen een duwtje in de rug geven.'

En die mensen zijn in de financiële wereld verreweg in de meerderheid, blijkt uit 'Dit kan niet waar zijn'.
'Natuurlijk. Doen alsof alle bankiers monsters zijn, is heel dom. Je gooit alle goeden en klojos op één hoop, waardoor de goeden alleen maar in de verdediging worden gedrukt en het erbij laten zitten. Misschien is maar een op de duizend bankiers een klojo. Helaas heb je niet veel klojos nodig om een organisatie te verzieken.'

Je zei eerst: politiek en media houden elkaar in een onproductieve greep. Daarna blijkt dat op microniveau veel gebeurt. Ben je uiteindelijk negatief of positief over het effect van je boek?
'Enorm positief. Maar democratie gaat langzaam. Een nieuwe wet maken kost zo anderhalf jaar. Het succes van het boek is ook een signaal naar hoofdredacties in de media: er ís een markt voor serieuze informatie, gebaseerd op iets echt uitzoeken en er vervolgens lang over nadenken. Het idee bestaat dat het simpel moet worden gemaakt. "Hou het klein". En dus gaat het over ruzies tussen personen, desnoods stoken de media die zelf op.'

Een nieuwe versie van 'Dit kan niet waar zijn' is daarom pas over vijf jaar nodig?
'Veel langer nog, denk ik.'

Wat moet de politiek het dringendst veranderen?
'De sector zo organiseren dat bij een faillissement de mensen worden getroffen die bij dat bedrijf werken – in plaats van de belastingbetaler of de aandeelhouder. Dat wordt heel ingewikkeld. Ik weet ook niet of dat kan in de context waarin de problemen ontstaan. Vroeger had je partnerschappen, waarbij de partners persoonlijk de gevolgen droegen als het fout ging. Op de schaal waarop banken nu werken kan dat niet meer. Misschien moet daarom eerst de context worden veranderd.'

Heb je veel reacties gekregen van bankiers? Hebben ze je boek eigenlijk gelezen?
'O ja, allemaal. Al was het maar omdat ze het boek de hele tijd cadeau krijgen. En daarna hebben ze me uitgenodigd. Triodos, ABN-AMRO, Rabobank – ik ben bij allemaal, behalve ING, langs geweest om te praten met de top. Maar het probleem is: zij kijken naar wat er van dag tot dag gebeurt, uitgaande van een onveranderlijk systeem. Ik wil juist een ander systeem. We zitten dus niet op dezelfde golflengte. Daarom moet het via de politiek. Vergelijk het met voetbal. Je kunt wel voetballers smeken minder grove overtredingen te maken, maar zo lang het van de scheidsrechter mag, verandert er niets. De scheidsrechter moet meer mogelijkheden krijgen om rode en gele kaarten uit te delen.'

Bankiers willen niet openlijk met je in discussie. Behalve oud-minister en oud-bankier Onno Ruding in het tv-programma 'Buitenhof'.
'Ik heb ook gediscussieerd met de voorzitter van de bankenlobby. Die heeft zich de afgelopen jaren overigens ingezet voor een slechts beperkte verhoging van de kapitaalbuffers. En toen de president van de Nederlandse Bank pleitte voor grotere beperkingen om geld te lenen, om zo een veiliger hypotheekstelstel te krijgen, viel de hele lobby over hem heen. Dus werkt de bankensector mee aan veranderingen van het financieel systeem? Niet echt.'

Ik heb het gevoel dat juist vanuit de banksector je wordt weggezet als een doemdenker. Luister naar Ruding in 'Buitenhof'.
'Ach, dat zou ik ook doen. Als ik niet inhoudelijk op andermans argumenten in wil gaan, maak je een karikatuur van hem. Ik kan er niet mee zitten, zulke kritiek is onvermijdelijk, ik weet wat ik heb geschreven.'

Naast alle gesprekken met politici en bankiers heb je een enorme lange tournee voor 'Dit kan niet waar zijn' ondernomen. Ben je het al moe om over de bankensector te praten?
'Ik word eerder moe van deze vraag.'

Je bent activist genoeg om enthousiast te blijven?
'Activist? Nee. Ik heb iets uitgezocht en een diagnose gesteld: dat het bankensysteem levensgevaarlijk is. Het hoort erbij om er veel over te praten, om te zorgen dat de boodschap landt. Dat is mijn werk. Maar ik laat het aan anderen over om actie te voeren. En om eerlijk te zijn is het wel goed om me zo langzamerhand met andere dingen bezig te gaan houden.'

Begint het in september niet opnieuw, als het boek in Engelse vertaling uitkomt: 'Swimming with sharks'? Tenslotte stond een blog voor The Guardian aan de basis van Dit kan niet waar zijn.
'Ik heb geen idee wat de vertaling zal doen. Uiteindelijk kent niemand mij hier. Bij The Guardian werken 1200 man, ik ben er daar één van. Sommige stukken op het blog trokken 5.000 lezers, een enkel stuk 200.000 lezers. Maar daarmee scoor je nog geen bestseller. Wie een succesvol blog bij De Standaard heeft, publiceert ook niet meteen een bestseller. Belangrijker voor het succes is dat ik in Nederland al bekend was van een ander boek. Mensen denken dan sneller: kom, ik geef die auteur nog een kans. Je ziet dat "Dit kan niet waar zijn" in België daarom al minder invloedrijk is.'

Zijn er meer vertalingen op komst?
'De rechten zijn verkocht aan China en een paar Europese landen. Maar dat loopt nu allemaal. Mijn vorige boek is in vijftien landen verschenen, ik hoop dat te evenaren. Overigens is het in juni al in het Duits uitgekomen. Er zijn veel recensies verschenen, ik kan nog niet zeggen wat dat voor de verkoop betekent.'
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 3 aug 2015)