woensdag 14 maart 2018

Interview: Eva Meijer wint de Halewijnprijs 2017 – de literaire prijs van Bibliorura (Bibliotheekblad)

Het ligt voor de hand: een bibliotheek die een literaire prijs uitreikt. Dat vindt in ieder geval Bibliorura in Roermond, die sinds 2015 de organisatie van de Halewijnprijs op zich heeft genomen. Eva Meijer, laureaat van dit jaar, koestert mooie herinneringen aan de openbare bibliotheek. 'Ik vind het leuk dat mijn boeken nu hier staan en lezers ze kunnen ontdekken op dezelfde manier als ik vroeger obscure schrijvers ontdekte.'

Een bestsellerauteur noemt Eva Meijer (1980) zich 'zeker niet'. Maar na twee non-fictieboeken en drie romans gaat het 'best goed' met haar schrijverschap, zegt ze aan de telefoon. Het vogelhuis, dat in 2016 verscheen, is aan zijn vijfde druk toe. De roman stond op de longlist van de Libris Literatuurprijs en de ECI Literatuurprijs. Haar werk, zoals de studie Dierentalen, verscheen in het Engels en Duits. Vertalingen in het Arabisch, Fins, Frans, Pools en Turks zijn in de maak.
De bekroning van de Halewijnprijs – bestaande uit 1500 euro en een kleinplastiek in brons – past in dit patroon van groeiende erkenning. Meijer kreeg de voorkeur boven Murat Isik, David Nolens, Annel de Noré, Christine Otten en Chris de Stoop, die ook waren genomineerd voor de literaire prijs van de stad Roermond. 'Goede schrijvers, van wie sommigen al zijn gearriveerd', meent ze. 'Ik ging er niet van uit dat ik zou winnen. Maar toen werd ik gebeld in Mexico, waar ik op dat moment verbleef. Gelukkig wel nadat juryvoorzitter Pon Kranen eerst de vraag had gemaild of ze me kon bellen.'

Grote landelijke bekendheid geniet de Halewijnprijs niet, die sinds 1987 wordt uitgereikt. Maar de onderscheiding voor een relatief onbekende auteur wiens werk meer aandacht verdient, heeft in de literaire wereld een serieuze reputatie opgebouwd doordat het regelmatig auteurs bekroonde die daarna doorbraken naar een groot publiek. Denk aan Arthur Japin (1998) en Tommy Wieringa (2002). Andere winnaars waren onder andere Joke J. Hermsen (2008), ErikVlaminck (2013) en Benny Lindelauf (2016).
Sinds twee jaar verzorgt Bibliorura, de openbare bibliotheek van Roermond, de organisatie van de Halewijnprijs. Op vraag van de gemeente, vertelt Moniek Hueting, medewerker communicatie en webredactie van Bibliorura. 'Omdat wij het hart van de literatuur in Roermond zijn, is het niet meer dan logisch om de organisatie bij ons onder te brengen. Wij wilden dat graag doen, omdat we hiermee kunnen laten zien dat de bibliotheek lezen en literatuur belangrijk vindt.'
Bibliorura heeft ook de ervaring en de mensen in huis om de prijs lokaal een groter aanzien te geven. 'Wij zorgen voor een grote pr-campagne met advertenties in lokale media, flyers in de bibliotheek, driehoek-borden om lantarenpalen en aandacht op sociale media. Ook komt er een presentatie rondom het werk van Eva Meijer, van wie we al voor de bekendmaking extra titels hebben ingekocht. Wat het effect ervan is na twee jaar nog weinig over te zeggen, maar we horen wel dat het opvalt.'
Ook probeert Bibliorura de bekendheid van de prijs te vergroten met een jongerenprijs: de Reinaerttrofee. Scholieren van Bisschoppelijk College Broekhin maken sinds 2014 een keuze uit de genomineerde titels. Dit jaar viel de eer aan We hadden liefde, we hadden wapens van Christine Otten. Hueting: 'De Reinaerttrofee was al eerder ingesteld, maar wij proberen hem veel groter te maken door ook de andere twee middelbare scholen in Roermond erbij te betrokken.'

Uitreiking van de Halewijnprijs en Reinaerttrofee vond inmiddels plaats – op zondag 11 maart. Meijer kreeg toen te horen wáárom haar werk is uitverkoren. Bij de bekendmaking van de laureaat, die ook bekendstaat als dierenactivist, beperkte de jury zich tot een citaat uit haar rapport. De auteur is 'een groot literair talent met een belangrijke boodschap. (...) In een mooie natuurlijke schrijfstijl toont zij dat er een wereld te winnen valt, wanneer menselijke dieren oog krijgen voor communicatie van en met niet-menselijke dieren.'

Ben je een auteur met een boodschap?
'Ik wil graag mensen op een andere manier laten kijken. Daar gaat volgens mij alle filosofie, kunst en literatuur over: zekerheden ondergraven door te laten zien wat er zich net onder de oppervlakte van de werkelijkheid bevindt. En ja, dat gaat in mijn laatste twee romans vooral over dieren. Ik ben nu weer met heel andere thema's bezig. Ik vind dat dieren het slecht hebben, omdat ze of bij miljoenen in kleine hokjes worden opgesloten, of in hoog tempo hun leefgebied zien verdwijnen. En ik vind het belangrijk dat mensen daarom anders over dieren gaan denken.'

Maar je schrijft geen tendensromans, neem ik aan.
'Nee. Dat heeft ook geen zin. Je kunt mensen niet veranderen door hen een overtuiging door de strot te duwen. In mijn filosofische boeken als Dierentalen en De soldaat was een dolfijn schotel ik lezers daarom geen wereldbeeld voor, maar laat ik zien dat je ook op andere manieren naar dieren kunt kijken. Ik geef als het ware een aftrap om zelf te gaan denken.'

Doe je dat ook in je romans?
'Ja, maar anders. Door de ambiguïteit van het bestaan te laten zien. Het vogelhuis gaat over vogelonderzoeker Len Howard, die als eerste liet zien dat vogels individuen zijn, maar die ook minder goede dingen heeft gedaan. Zo is het leven, goed en kwaad zijn nooit eenduidig te scheiden. Dagpauwoog gaat over iemand die geweld wil gebruiken om een maatschappelijk probleem aan de kaart te zetten. Ook daarin zitten veel vragen.'

Prikkel je je lezers daadwerkelijk tot heroverweging van hun standpunten?
'Ik hoor soms dat lezers van Het vogelhuis daarna anders tegen vogels aankijken. Dat ze vogels niet langer zien als muzikaal behang, maar als wezentjes met eigen relaties en eigen projecten in het leven. Het is mooi als ze dat uit mijn boek halen. Dat maakt lezen zo relevant. Dankzij boeken kun je even in het hoofd van iemand anders verblijven. Iemand uit een ander land, iemand uit een andere sociale klasse. Of een dier.'

Zijn daarom bibliotheken relevant?
'Voor mij wel. Ik ging iedere dag naar de bibliotheek. Iedere dag haalde ik weer het maximum van drie boeken die je mee mocht nemen. De bibliotheek zat naast mijn school in Hoorn, dat maakte het makkelijk. En toen ik negen of tien was had ik alles uit en kon ik door met de boeken op de volwassenenafdeling. Mijn ouders hadden ook veel boeken, maar ik heb vooral in de bibliotheek allerlei auteurs ontdekt.'

Geldt de relevantie tegenwoordig nog steeds?
'Voor kinderen wel, denk ik. De bibliotheek stelt hele werelden aan hen ter beschikking. Dat is een enorme rijkdom. Maar toen ik een tijdje in Den Haag voor de bibliotheek werkte in de vestiging in de Schilderswijk zag ik dat die plek voor veel kinderen meer betekende dan de boeken die er lagen. Het was een plek om opgevoed te worden of om elkaar te ontmoeten. Voor hen had het sociale functie. En dat zal voor veel anderen gelden, die daar bijvoorbeeld iedere dag hun krantje komen lezen. Zeker nu mensen minder lezen en meer informatie digitaal te vinden is, is het goed dat de verschillende functies van de bibliotheek naast elkaar kunnen bestaan.'

En kom jij nog in de bibliotheek?
'Ik ben geen lid meer. Ik lees veel academische filosofie. Daarvoor log ik in bij de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Andere boeken koop ik. Dat zie ik als mijn bijdrage aan het voortbestaan van de onafhankelijke boekhandel. Ik kom eigenlijk alleen nog in de bibliotheek om er op te treden. De presentatie van Het vogelhuis was bijvoorbeeld georganiseerd door De Nieuwe Boekhandel en de vestiging van de bibliotheek die ernaast zit. En soms ga ik naar de OBA voor een afspraak.'

Is de bibliotheek ook belangrijk voor je inkomsten uit leengeld?
'Nou nee. Ik kan er nog geen maand vaste lasten van betalen. Het maakte me ook niet zoveel uit. Ik vind het leuk dat mijn boeken nu hier staan en lezers ze kunnen ontdekken op dezelfde manier als ik vroeger obscure schrijvers ontdekte. Ik zou het ook mooi vinden als mijn boeken veel langer blijven staan dan in de boekhandel, al wordt de museum- en bewaarfunctie van de bibliotheek minder belangrijk door de digitalisering.'
(Eerder gepubliceerd op Bibliotheekblad.nl)

vrijdag 9 maart 2018

Interview Jan Terlouw over Boekenweekgeschenk en de openbare bibliotheek (Bibliotheekblad)

Voor de auteur van het Boekenweekessay 2018 zijn bibliotheken essentieel. Jan Terlouw zal er in maart graag optreden om ook daar de boodschap van Natuurlijk te verkondigen: de natuur is schitterend, laten we haar niet verwoesten.

Zeven jaar oud was Jan Terlouw toen hij bij meester Malkenhorst in de klas kwam. 'Ik weet zijn naam nog precies', zegt hij in de woonkamer van zijn villa even buiten Twello. 'Op de eerste vrijdagmiddag opende hij een deurtje. Daarachter stonden allemaal gekafte boeken, wel honderd. Dit is nu de bibliotheek van de school, zei hij, jullie mogen iedere week een boek lenen. Dan lees je het, breng je het volgende week terug en dan mag je een nieuw boek lenen. Het feit dat ik me dat nog zo levendig herinner bewijst wat voor een ongelooflijk belangrijke ervaring dat voor mij is geweest. Ik heb het jarenlang gedaan: iedere vrijdag een nieuw boek lenen.'De 86-jarige kernfysicus, politicus en jeugdboekenschrijver is daarna nooit een grootgebruiker van de openbare bibliotheek geworden. Daarvoor kwamen er in zijn leven te veel boeken in huis. 'Mijn vrouw Alexandra, die eind augustus is overleden, was een echte bibliofiel. Zij kocht vrijwel iedere dag een boek, via de boekhandel of Boekwinkeltjes.nl. Er staan hier meer boeken dan het huis verdragen kan. En dan krijg ik nog steeds boeken opgestuurd om te recenseren of een voorwoord voor te schrijven. Kijk eens naar die twee stapeltjes. Dat is wat me de afgelopen twee weken is opgestuurd. Af en toe koop ik ook nog een boek dat ik nodig heb.'

De oud-minister van Economische Zaken en voormalig Commissaris van de Koningin kent de openbare bibliotheek vooral als auteur. Honderden keren heeft hij in een vestiging opgetreden, sinds hij in 1970 debuteerde met Pjotr en daarna snel naam maakte met hedendaagse klassiekers als Koning van Katoren (1971) en Oorlogswinter (1972). Een officiële functie in de bibliotheeksector als bestuurder heeft hij nooit gehad. Hooguit bemoeide hij zich zijdelings met bibliotheekbeleid. 'Door me te verzetten tegen bezuinigingen', zegt hij. Of als lid van commissies die er indirect mee te maken hadden, zoals de commissie conceptontwikkeling Groninger Forum.
De komende Boekenweek zal het niet anders zijn. Opnieuw maakt hij als auteur zijn opwachting in bibliotheken – ditmaal van het Boekenweekessay Natuurlijk, waarin hij het belang van de natuur verdedigt en oplossingen aandraagt om de aanstaande verwoesting van de aarde te voorkomen. In welke bibliotheken hij zal zijn was bij het interview nog niet bekend. 'Dat regelen de CPNB en De Schrijverscentrale. Zij weten veel beter dan ik wat goed is. Ik ben allang blij dat ik een auto met chauffeur krijg. Dan hoef ik me niet af te vragen hoe laat ik weg moet, hoe ik moet komen, waar ik kan parkeren. Héérlijk.'
Terlouw komt liever in bibliotheken dan in boekhandels. 'In signeersessies heb ik geen zin. Dan zit je daar gehaast je handtekening te zetten, omdat de volgende alweer staat te dringen. Ik wil wat zeggen, ik wil in discussie met het publiek. Dat kan alleen in bibliotheken. Tegenwoordig treed ik vaak op met mijn dochter Sanne [met wie hij een reeks detectives heeft geschreven]. Zij vertelt wat je allemaal kunt leren over schrijven. Zij is neerlandica, zij weet daar alles van. Maar zij besluit met: "En nu komt mijn vader, die zal zeggen dat het allemaal niet waar is". Want bij mij is het schrijven zomaar gekomen, omdat mijn vrouw zo aandrong dat ik de verhalen voor mijn kinderen opschreef.'
Steeds als hij weer zo'n 'prachtig mooie bibliotheek' betreedt, 'wordt mijn hart met blijdschap vervuld. We hebben toch fantastische bibliotheken in Nederland, die de altijd enthousiaste bibliothecaris mij iedere keer terecht met trots laat zien.' Een van hen was Hans van Velzen, met wie hij in de commissie conceptontwikkeling Groninger Forum zat. 'Hij had me uitgenodigd in de OBA. Ook een geweldige bibliotheek, waar overal mensen zaten te werken. Mooi om te zien. Hoewel een bibliotheek voor mij nog altijd om boeken draait, zie ik steeds vaker zie je vergaderzalen en werkruimtes in bibliotheken. Kennelijk voorziet dat in een behoefte.'

In de Boekenweek zal Terlouw zijn publiek in de bibliotheek ervan proberen te overtuigen hoe mooi, vernuftig en schitterend de natuur is. En hoe noodzakelijk het is voor ons eigen overleven dat we die behouden. Als hij dat net zo slim doet als in Natuurlijk zal hij zijn gehoor zeker meekregen. In het even heldere als geraffineerde betoog weet hij in het 64 pagina's tellende essay zijn lezers er eerst van te doordringen dat klimaatverandering niet alleen gaat over smeltende ijskappen en krimpende oerwouden, maar óók over de natuur in de achtertuin of het bos waar je wandelt. En daarna biedt hij een bedrieglijk simpele oplossing: stop met fossiele brandstoffen.
Terlouw gaat zo verder op het thema dat hij de laatste jaren tot zijn speerpunt heeft gemaakt. Vooral dankzij zijn optreden bij De Wereld Draait Door in november 2016, waar zijn bevlogen pleidooi een snaar raakte bij 1,5 miljoen kijkers – en de uitgeschreven versie van zijn verhaal vervolgens 13 weken in de Bestseller 60 stond – is hij in korte tijd een van de bekendste voorvechters van een duurzame toekomst in Nederland geworden. 'Misschien heb ik door dat optreden wel de uitnodiging gekregen', zegt hij onomwonden. 'Maar het is een mooie kans om mijn boodschap bij een breed publiek bekend te maken.'

Sinds de mens een jaar of vijfduizend geleden de natuur naar zijn hand begon te zetten door bijvoorbeeld dieren te domesticeren, doceert Terlouw, is er altijd 'een redelijk evenwicht' met de flora en fauna om ons geweest. 'Tot de laatste vijftig tot honderd jaar. Sindsdien slaat onze grip op de natuur door en bedreigen we die enorm met onze technische verworvenheden. Maar dat zien we pas als we er ons bewust van zijn. De politiek kan er ook pas wat aan doen als mensen het willen – en die willen het pas, als ze zich bewust zijn van het gevaar. Mijn boekje is een kleine bijdrage om mensen dat te laten inzien.'
Het probleem waarop hij zich concentreert is de opwarming van de aarde. 'Dat is het meest urgent', vindt Terlouw. 'In het verleden is het op aarde ook warmer geweest dat nu. Maar de opwarming gaat in onze tijd zo snel dat het leven op aarde zich daar niet op kan aanpassen. De oplossing daarvoor is eenvoudig: haal energie niet uit olie en gas, waardoor CO2 in de lucht komt, maar uit de zon – die het equivalent aan energie levert van tien miljoen vaten olie. Per aardbewoner, per seconde. Het is ook heel goed te doen om over te stappen op deze duurzame energie met behoud van welvaart.'
Hij erkent de macht der gewoonte van veel mensen om vast te houden aan bestaande energiebronnen. Hij onderschrijft ook de grote belangen van bedrijven die enorm hebben geïnvesteerd in fossiele brandstoffen. 'Er wordt jaarlijks nog enorm geïnvesteerd in boorplatforms, die bij een overgang naar duurzame energie geen rendement meer opleveren. Maar toch ben ik hoopvol. Er zijn al landen waar duurzame energie al concurrerend is met olie, hoewel olie vijf keer zo veel wordt gesubsidieerd. En zeker bij de jeugd neemt het bewustzijn toe. Het gaat alleen niet snel genoeg. Bij ongewijzigd beleid stijgt de temperatuur deze eeuw twee graden.'

Kan ook de bibliotheek een bijdrage leveren aan de groei van bewustzijn? 'Absoluut', vindt Terlouw. Dat kan alleen al door boeken beschikbaar te stellen. 'Iedere keer als een van onze vier kinderen voor het eerst naar school ging en daar zou gaan leren lezen en schrijven, heb ik hen voorgehouden dat dat het mooist geschenk van de samenleving is. Zo'n mooi geschenk dat je verplicht bent om het aan te nemen, want Nederland kent een leerplichtwet. Door te leren lezen, kun je kennis krijgen van alles wat er is bedacht. En bibliotheken zijn daarbij essentieel. Bibliotheken zijn de sleutel tot die wereld van kennis.'
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad)

woensdag 7 maart 2018

Wim Hazeu's Lucebert-biografie mist duiding en interpretatie (Athenaeum.nl)

De opsomming van citaten en feiten in Wim Hazeus biografie van Lucebert geven een goed beeld van diens eerste jaren als dichter en schilder. Dat de biograaf zich amper waagt aan analyse is echter een gemis.

Wat voor invloed had Luceberts kortstondige flirt met het nationaalsocialisme op zijn leven en werk? Na de stortvloed van nieuwsberichten, interviews en opiniestukken die de verschijning van Wim Hazeus biografie van de schilder en dichter op gang bracht, verwacht je dat het bijna duizend pagina's tellende boek daar antwoord op geeft. Helaas. Daar is deze biograaf het type niet voor. Hazeu is een boekhouder, die feiten en citaten bij elkaar heeft gezocht. Hij doet dat voorbeeldig, maar hij is geen schrijver die in zijn biografie een verhaal over Lucebert vertelt.
Hazeu, die eerder biografieën schreef van onder meer Gerrit Achterberg, Simon Vestdijk en Marten Toonder, vertelt in zijn inleiding dat hij het levensverhaal van Lucebert al had voltooid toen hij de beschikking kreeg over de brieven die zijn hoofdpersoon midden in de oorlog schreef aan een tot dan toe voor hem onbekende Tiny Koppijn. De lof voor Nazi-Duitsland, dat kort na aankomst als vrijwilliger voor de Arbeitseinsatz in 1943 zijn Wahlheimat werd, dwong hem tot 'herschrijven' van het boek.

Herschrijven is een groot woord. Hazeu heeft weinig meer gedaan dan de nieuwe informatie op de juiste chronologische plaats in zijn verhaal monteren. En in de rest van het boek, als Lucebert het contact met Koppijn heeft verbroken, heeft hij een terzijde toegevoegd aan passages die zich in Duitsland afspelen, waarin Lucebert wordt geconfronteerd met de herinnering aan de oorlog of als zijn levenspad dat van Hans Andreus kruist - zijn jeugdvriend met wie hij de bewondering voor de nationaalsocialistische bezetter deelde. Dat gaat dan zo:
'De zomer leek als vanouds een periode van onbekommerd werken, totdat Lucebert het bericht bereikte dat in de nacht van 8 op 9 juni 1977 in zijn slaapkamer te Putten, na een zware, het lichaam totaal afbrekende ziekte, zijn eenenvijftigjarige vriend Hans Andreus was overleden. Precies een jaar na de dood van de vijfenvijftigjarige dichter en essayist Paul Rodenko. Lucebert schreef in Spanje een emotioneel gedicht. [...] Met de dood van broeder Andreus was de enige dichter met wie Lucebert het geheim van een oorlogsverleden deelde, verdwenen.'
Het is typerend voor Hazeus werkwijze. Hij heeft alle briefwisselingen gelezen, relevante vrienden, collega's en nabestaanden geïnterviewd, het primaire en secundaire werk gelezen - en dat vervolgens opgesomd. Zijn eigen inbreng als schrijver van dit levensverhaal blijft beperkt tot het met tussenzinnen aan elkaar lassen van alle bij elkaar geschraapte feiten en dat voorzien van uiterst beknopt commentaar. Daaruit blijkt veelal Hazeus bewondering voor zijn hoofdpersoon. Of zijn afkeer van de kunstpolitiek van opeenvolgende ministers of iets dergelijks.

Alle feiten geven bij elkaar wel een goed beeld van Luceberts leven en carrière in de context van zijn tijd. Zeker in de beginjaren wekken de vele citaten pro en contra de dichter van 'Minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia' en 'Ik tracht op poëtische wijze' een fraai indruk van de weerstand die de experimentele dichters destijds opriepen én de direct onaantastbare positie van Lucebert als de Keizer van de Vijftigers. Je voelt tussen de regels iets van de opwindende sfeer van de vernieuwingsdrang tegen de stroom in.
Raadselachtig is alleen waarom Lucebert als beeldend kunstenaar zo laat werd erkend. Hij viel al op als assistent van zijn vader, schilder van reclameborden, toen hij nog een puber was. En toch kreeg hij pas na twintig jaar bijna onafgebroken werken zijn eerste grote tentoonstellingen - waarna hij ook gelijk internationaal een van de succesvolste Nederlandse kunstenaars van zijn tijd werd. Maar waarom? Er zijn wel getuigenissen, van bijvoorbeeld Gerrit Kouwenaar, dat Luceberts dichterlijk talent meteen werd gezien. Die ontbreken voor Lucebert de schilder.
Het zij Hazeu vergeven. Anders is dat met het ontbreken van een rode draad. Naarmate de biografie vordert wordt dat een steeds groter gemis. Zodra Luceberts leven begin jaren zestig zijn bedding heeft gevonden - zeg vanaf bladzijde 500 - begint de boekhoudkundige opsomming steeds meer te irriteren. Expositie volgt op expositie, gedicht volgt op gedicht, incident volgt op incident. En Hazeu schrijft daarbij voortdurend onberedeneerde dingen op als: Luceberts optreden was het hoogtepunt van Poetry International. Wat word je daar wijzer van?

Zeker, er is die Tweede Wereldoorlog. Hazeu poneert dat die Luceberts leven heeft bepaald. Het geweld en de angst in de beslissende jeugdjaren zadelden hem op met het donkere mensbeeld waar zijn werk zo vaak van getuigt. Zijn eigen affaire met nazisme was een loodzwaar geheim dat de herinnering nog zwaarder maakt. Maar hij maakt die stelling nauwelijks aannemelijk. Hoe werkte de oorlog precies door in zijn leven? Waarom citeert Hazeu de dichter dan instemmend als hij zegt ook licht te zijn geweest? Hoe beïnvloedde het geheim Lucebert exact?
De oppervlakkigheid van deze biografie die daar het gevolg van is, doet je van de weeromstuit zelfs vraagtekens zetten bij Hazeus grote onthulling. In navolging van de neerlandici Marc van Oostendorp en Jos Joosten op het weblog Neerlandistiek.nl vraag ik me af hoe serieus we het 'Sieg Heil en Heil Hitler' van de achttienjarige Lucebert moeten nemen. De biograaf vertelt niets over de betekenis van de brieven op dát moment. Was Koppijn misschien een overtuigd nazi bij wie Lucebert in het gevlei wilde komen? Of eerder andersom? Het is een gemiste kans.
Het beste is dan ook om deze biografie te beschouwen als een aanzet. Als een bronnenverzameling op basis waarvan iemand anders te zijner tijd een definitieve biografie kan schrijven.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 5 mrt)