maandag 31 december 2012

Interview Koen Peeters: ‘Optimism is a writer’s duty’ (Knack)


Schrijvers blikken terug op 2012. Aflevering 3: Koen Peeters wacht nog op de vertaling in het Kinyarwanda van zijn grote Rwanda-roman ‘Duizend heuvels’.

Prachtige besprekingen kreeg Peeters’ even poëtische als filosofische mozaïek over verleden en heden van de kleinste Belgische kolonie in Afrika, toen Duizend heuvels ruim een half jaar geleden verscheen. De schrijver is de eerste om het te erkennen. ‘Alleen in Nederland heeft het niet veel gedaan,’ zegt hij. ‘Er stond een mooi interview met mij in Vrij Nederland van Tomas Vanheste, maar daarnaast – misschien ligt Rwanda toch verder van Nederland dan van België.’
En toch heeft het boek niet gekregen wat het verdient, vindt Peeters. ‘Ik schrijf geen boek vanuit een marketingstrategie. Ik wilde over Rwanda schrijven omdat het een intrigerend, complex, interessant onderwerp is. Maar ik ben ervan overtuigd dat ieder boek vroeg of laat krijgt waar het recht op heeft. Ik kan dat niet staven, het is meer een geloof dan een veronderstelling. Optimism is a writer’s duty. En voor Duizend heuvels moet het nog komen, waar het recht op heeft.’
Het succes van Peeters’ Rwanda-boek contrasteert opvallend met David van Reybroucks Congo-boek. ‘Mijn boek is misschien complexer’, bespiegelt Peeters, ‘al wil ik de lezer absoluut niet onderschatten. Ik wilde recht doen aan de complexiteit van Rwanda en meer dan één verhaal vertellen. Ik wil ook geen boeken schrijven die je snel leest, even voor het slapen gaan. Ik wil boeken schrijven om de lezer te bewapenen, zelfs om beter te leven. Ik mis soms die sérieux in de literatuur.’
Duizend heuvels is geen boek over een huis-tuin-en-keuken-onderwerp, vervolgt hij. ‘Je moet er een stap in de wereld voor zetten. Het is mijn persoonlijke overtuiging dat dat verrijkend is. Je moet ver weg gaan om beter naar jezelf te kijken. Dompel je onder in een vreemde wereld en je kijkt ook met bevreemding naar wat je achtergelaten hebt. Ik vind dat zinvol.’
We kunnen in het Westen dan ook veel leren van zwart Afrika. ‘Je moet het continent dan alleen niet beschouwen als primitief, zoals dat gebeurt in tv-programma’s als Dr. Livingstone [een reisprogramma van VIER met Martin Heylen en Philippe Geubels]. Dat gaat niet over Afrika of over mensen of over ontmoeten – dat is het actualiseren van de raciale clichés door BV’s. Ik vind dat kwalijk. Dan kun je beter Duizend heuvels lezen, dat recht doet aan de complexiteit van Rwanda.’
Maar om meetbaar groot succes gaat het helemaal niet. Peeters zoekt niet naar dezelfde verkoopcijfers als Congo of dezelfde kijkcijfers van Dr. Livingstone. Eerder zou Duizend heuvels zijn bestemming bereiken met het verschijnen van vertalingen in het Frans, Engels en – ‘het liefst’ – het Kinyarwanda.
‘Ik heb goede gesprekken over het boek gehad met Rwandezen die Nederlands kunnen’, vertelt Peeters. ‘Zij erkennen dat het verder gaat dan vertellen over de verschrikkingen van de genocide, maar ook gaat over de Rwandezen van vandaag. Hoe zij verder moeten leven. Vergeet niet: de helft van de Rwandezen vandaag is jonger dan twintig. Met de reactie van deze groep lezers was ik heel blij.’
Een geïnteresseerde buitenlandse uitgever is helaas nog niet gevonden. ‘Het is een werk van lange adem’, zegt Peeters. Zelf is hij er niet mee bezig – hij werkt aan een nieuw boek. ‘Maar de uitgever loopt ermee rond op de Buchmesses in de wereld – al draagt hij nog een hele stapel boeken. Misschien moet je me over een jaar terugbellen. Kan ik je dan een uitnodiging geven voor de presentatie van de vertaling in Hotel Milles Collines in Kigali.’
In het interview met Vanheste sprak Peeters over het korte geheugen van België: de genocide van 1994 en de eigen rol daarin, leeft al lang niet meer. Of Duizend heuvels daar verandering in heeft gebracht, durft hij niet te zeggen. ‘Het was alleszins een steen in de vijver die cirkels heeft veroorzaakt.’
(Eerder verschenen op Knack.be, 26 sep 2012)

Eerdere afleveringen uit deze serie staan hier en hier.
En mijn bespreking van Duizend heuvels staat hier.

zondag 30 december 2012

De top 10 van 2012


De man zonder ziekte - Arnon Grunberg
De vaste hand waarmee Grunberg zijn lezer naar de ontknoping voert en de subtiliteit waarmee de diepere lagen van het boek worden onthuld, bewijzen dat Grunberg zich blijft vernieuwen. (Zie bespreking en interview)

Blindgangers - Joke J. Hermsen
Mooi opgebouwd. Mooie gesprekken. (Zie bespreking)

Pier en Oceaan - Oek de Jong
Wat een intens genot om een week lang mee te leven met Abel Roorda. (Zie bespreking)

Liefde – Karl Ove Knausgard
Het eerste deel van het zesdelige Mijn Kamp, zoals de oorspronkelijke Noorse titel luidt, viel me niet mee. Zó goed als iedereen zei, was het toch niet? Maar toen mijn verwachtingen goed waren afgesteld, was ik verkocht door dit tweede deel. Wat schrijft Knausgard lucide. Wat is hij genadeloos over zichzelf.

Iep! - Joke van Leeuwen
Ter voorbereiding op een interview met Joke van Leeuwen las ik haar werk voor kinderen. De oudste boeken had ik in de jaren tachtig heel goed als kind kunnen lezen. Gelukkig heb ik dat niet gedaan. Ik had toen vast niet gezien hoe goed het is. (Zie interview)

Gerard Reve. De late jaren - Nop Maas
De jaren waarin ik Reve heb gekend - als schrijver, als media-figuur en, dankzij een interview met zijn partner Joop Schafthuizen, bij hem thuis. Zeer fascinerend kijkje achter de schermen. (Zie ook hier en hier)

Post Mortem - Peter Terrin
Van het niveau dat een AKO Literatuurprijs verdient. (Zie ook hier en hier)

Het bamischandaal - P.F.Thomése
Een van de twee boeken waarom ik hardop heb gelachen dit jaar. Zij het niet zo veel als om de eerste J. Kessels-roman – pardon, novel. (Zie bespreking)

Het boek ONT - Anton Valens
Een van de twee boeken waarom ik hardop heb gelachen dit jaar. (Zie bespreking en interview)

Grand Central Belge - Pascal Verbeken
Mijn fascinatie en liefde voor België werd dit jaar het best bevredigd door Pascal Verbeken. Zijn heldere pen en zijn inzicht riepen het acute verlangen op weer naar België op vakantie te gaan. Wat we dit najaar dan ook hebben gedaan.

NB. In alfabetische volgorde. De boeken die dit jaar ook bij herlezing meer dan de moeite waard waren, zoals Grip van Stephan Enter, tel ik niet mee.

zaterdag 29 december 2012

Interview Filip Rogiers: ‘Ik heb als schrijver al zoveel verloren jaren gekend’ (Knack)


Schrijvers blikken terug op 2012. Aflevering 2: Filip Rogiers, winnaar van de Vlaamse Debuutprijs, voelt zich nu officieel een literair auteur.

In ‘prachtige, poëtische taal’ schrijft Filip Rogiers over de ‘soms grote drama’s in een kleine wereld’, oordeelde dit jaar de jury van de Vlaamse Debuutprijs. Hij schrijft in de verhalenbundel Nauwelijks lichaam over ‘kleine luyden die subtiel, zijdelings onder de voet worden gelopen door grote problemen’. En: Rogiers ‘blaast het literair wat veronachtzaamde kortverhaal met verve nieuw leven in’.
De debutant nam er begin oktober met nog meer genoegen kennis van dan willekeurig welke andere schrijver die lof krijgt toegezwaaid. Voor de journalist van De Standaard betekende de prijs niets minder dan de ‘officialisering van mijn schrijverschap’.
‘Ik heb me altijd een schrijver geweten,’ zegt Rogiers. ‘Al van voor ik in de journalistiek stapte. Het schrijven komt voor mij ook op de eerste plaats – niet in tijdsbesteding, maar wel in de pikorde. Mensen die mij goed kenden wisten wel dat ik ermee bezig was. Ik publiceerde af en toe ook, in tijdschriften, maar dan leek het alsof het uit de journalistiek voortkwam. Dat was in mijn beleving absoluut niet zo.’
Nu hij zich officieel schrijver durft te noemen, hoopt hij ook dat hij vaker en makkelijker schrijft. ‘Nauwelijks lichaam was de oogst van vijftien, twintig jaar schrijven. Dat klinkt romantisch, maar dat is het niet. Soms heb ik meer dan een jaar totaal niets geschreven. Ik schrijf traag. Het stempel van goedkeuring dat deze prijs geeft, biedt me hopelijk meer tijd en ruimte voor de literatuur.’
Maar dan twee maanden na de toekenning van de Debuutprijs is dat er nog niet van gekomen. Heel 2012 is eigenlijk onvruchtbaar geweest: tot veel meer dan paar aanzetten, waar hij af en toe een zin aan toevoegde of die hij in zijn geheel weer weggooide, is Rogiers niet gekomen. ‘Ik heb een vrij drukke job’, verexcuseert hij zich. Een ramp is het ook niet: ‘Ik heb als schrijver al zoveel verloren jaren gekend.’
Zijn baan opzeggen voor het schrijverschap zal hij in ieder geval niet. ‘Ik geloof niet in het geïsoleerde schrijverschap. Mijn werk is voortgevloeid uit de situaties waarin ik als journalist terecht kwam en de mensen die ik heb ontmoet. Ik wil die banden met de maatschappij niet doorsnijden. Ik zal dus naast mijn werk doorschrijven en hopelijk over twee, drie jaar met een nieuw boek komen.’
Behalve de ‘officialisering’ heeft de Debuutprijs Rogiers complimenten van lezers en collega’s opgeleverd, en uitnodigingen voor optredens en interviews. ‘Laatst werd ik  in het programma van de Lange Nacht van het Korte verhaal in Turnhout gepropt. Een ongelooflijk cadeau. Ik amuseer me daar goed mee, meer dan met optredens als politiek-maatschappelijk journalist.’
Alleen zijn hoop dat Nauwelijks lichaam een tweede leven kreeg, is niet uitgekomen. Aanvankelijk waren er maar 169 exemplaren van de bundel verkocht, onder meer omdat Standaard Boekhandel het niet aanbood. ‘Ik heb geen zicht op de verkoop nu, maar het zou me verwonderen als die plots een steekvlam te zien zou geven. Op de Boekenbeurs heb ik twee keer twee uur gesigneerd en twee keer zeven exemplaren verkocht.’
En wat heeft hij met de prijs gedaan: 6.200 euro en een Montblanc Meisterstuck ter warde van 870 euro? ‘Ik heb een nieuwe bril aangeschaft. Die had ik al een meer dan een jaar nodig. En een mooi kleedje voor mijn geliefde, in Parijs.’ En schrijft hij nu met zijn nieuwe, dure pen? ‘Nee. Ik schrijf op de computer. Een pen gebruik ik alleen om notities te maken als ik op reportage ben. Dan is een bic veel handiger.’
(Eerder verschenen op Knack.be, 24 dec 2012)

In deze serie interviewde ik eerder Elvis Peeters. Zie hier.

vrijdag 28 december 2012

Nu het personeel boekenuitgeverij VBK bezit (Boekblad)


Twee jaar nadat NDC|VBK de drie divisies (kranten, algemene boeken en educatieve uitgaven) verzelfstandigde hebben management en medewerkers de boekenuitgeverij VBK overgenomen. Na enkele jaren van reorganisaties en afslankingen is het nu aan hen om de plannen, voortvloeiend uit de nieuwe strategie, te realiseren. Afgaande op de sympathie die het kopen van de eigen uitgeverij heeft opgeroepen, zou dat moeten lukken.

Sinds 1 november 2012 staat Veen Bosch & Keuning Uitgeversgroep (VBK), een van de grootste algemene boekenuitgeverijen van Nederland, weer op eigen benen. Management en medewerkers bezitten een meerderheidsbelang in hun eigen bedrijf. Huisbankier ING houdt een substantieel minderheidsbelang – hoe groot is niet bekendgemaakt. Die verzelfstandiging is het sluitstuk van een lange ontwikkeling dat eigenlijk al drie jaar geleden begon.
Het beginpunt is de erkenning dat de strategie van NDC|VBK van ‘basisverbreding’, zoals het toverwoord luidde, niet bleek te werken. In korte tijden waren VBK, krantenuitgeverij Noordelijke Dagblad Combinatie (een fusie in 2005), en educatieve uitgeverij ThiemeMeulenhoff (een overname in 2008) bij elkaar gevoegd. Doel van het brede palet aan uitgeverijen was om risico’s te spreiden, maar met name de laatste overname zadelde het concern op met een te grote schuld van 325 miljoen euro.
Onder druk van de ING-bank, die na een emissie van 90 miljoen euro mede-eigenaar van NDC|VBK was geworden, werd het concern gedwongen zich te concentreren op bestaande bedrijven. Toen KPMG-consultants hadden geconcludeerd dat samenwerking tusen uitgevers van boeken, kranten en schoolboeken geen synergie opleverde, werd de holding ontmanteld en werden de drie poten van het bedrijf juridisch verzelfstandigd. De holding kromp van 135 tot 150 werknemers tot 20 man personeel, omdat ondersteunende afdelingen werd opgesplitst over de divisies.
Met de aankondiging dat NDC|VBK een federatief bedrijf werd, gaf de directie al aan dat verkoop van tenminste één divisie niet uitgesloten was. Onder invloed van de teruglopende markt dwong ING die verkoop begin dit jaar af – de bank wilde zijn geld terug. De omzet van het concern was in 2010 teruggelopen van 340 miljoen naar 322 miljoen euro. De boekenuitgeverijen hadden aan die neergang bijgedragen: de omzet van publieksboeken was van 102 miljoen naar 90 miljoen euro gedaald. Over 2011 is nog altijd geen jaarverslag beschikbaar.
De meest voor de handliggende overnamekandidaat voor een divisie was een financiële partij. De topman van NDC|VBK Theo van der Raadt zei het nog in maart van dit jaar. Een strategische partner zou op een njet van de NMa kunnen stuiten. Het boekenconcern in delen opkopen, waarvoor zich volgens Van der Raadt belangstellenden hadden gemeld, was geen optie. Maar wellicht mede omdat een financiële partij in deze omstandigheden niet de hoofdprijs zou willen betalen, werd de oplossing gevonden in een voor Nederland unieke oplossing: overname door het personeel zelf.
ING bleek hieraan te willen meewerken. Zonder de bereidwilligheid van de bank was de constructie niet doorgegaan. De driehonderd werknemers die VBK momenteel telt zouden de overnamesom nooit met hun spaargeld bij elkaar hebben kunnen leggen. ‘ING heeft ons dit echt gegund,’ zei een dankbare VBK-directeur Wiet de Bruijn dan ook onlangs in Het Financieele Dagblad.

De directie zwijgt over de manier waarop de personeelsovername is georganiseerd. Uit gesprekken met medewerkers blijkt dat het personeel is opgedeeld in drie categorieën. Categorie A is het elfkoppig managementteam van VBK, categorie B zijn de managers van de individuele uitgevers, en categorie C is het overige personeel. Per categorie kunnen de medewerkers binnen een bepaalde bandbreedte inleggen. Voor categorie C liggen de grenzen tussen de 500 en 3000 euro. Wie meedoet – in ieder geval in de categorieën B en C – moet zijn inleg voor vijf jaar vastzetten.
Bij elkaar zouden de VBK’ers voor 10 procent méér hebben ingetekend dan was gevraagd. Niet ieder medewerker heeft evenwel geld gestoken in hun eigen werkgever. De reden daarvan is meestal dat ze een voor hen te groot bedrag zo lang opzij moeten zetten. Soms kon het niet: wie binnen twee jaar met pensioen gaat, mocht niet meedoen. Maar ook bij deze niet-participerende medewerkers klinkt veel sympathie voor het idee dat de uitgeverij eigendom van het personeel is.
Om de belangen van de eigenaren te behartigen is een raad van beheer gevormd, waarin iedere categorie is afgevaardigd. Een bescherming tegen ontslag biedt deelneming in het bedrijf niet, en ook geen voordeel ten opzichte van niet-deelnemers. Er is geen dividend, de winstdeling wordt over het hele personeel verdeeld. Wie VBK verlaat moet zijn inleg verkopen aan een andere VBK-medewerker. Alleen als dat niet lukt, kan de ex-werknemer aan zijn belang vasthouden.

De verzelfstandiging van VBK suggereert dat de directie eindelijk de handen vrij heeft om aan de toekomst te werken. In werkelijkheid hebben directeur Bert de Groot en, sinds 1 juni 2011, zijn opvolger Wiet de Bruijn de afgelopen jaren met een reeks reorganisaties en afslankingen het bedrijf al weerbaar gemaakt in een teruglopende markt. Zolang de boekenmarkt en de omzet van VBK in het bijzonder niet verder terugloopt, hoeven medewerkers waarschijnlijk niet te vrezen voor nieuwe reorganisaties.
Twee jaar geleden gingen Van Dale, Kosmos, Kok ten Have, Ankh-Hermes en De Fontein|Tirion samen in VBK Media. De bedrijven uit Utrecht, Kampen, Deventer en Baarn betrokken een nieuw pand in Utrecht. Sommige fondsonderdelen werden afgestoten, zoals Spreekuur Thuis dat uitgever Frits Poiesz onder eigen naam voortzette. Per 1 januari volgde een reorganisatie bij uitgeverij Amstel. Onder de nieuwe naam Atlas-Contact werd het aantal imprints beperkt en kwam er één redactionele organisatie. Ook hier ging een grotere marketingafdeling minder titels ondersteunen: 240 per jaar tegen 360 voorheen.
De groep stootte daarnaast activiteiten af die niet rechtstreeks tot haar uitgeeftaak behoren. Het opvallendste was de verzelfstandiging van eBook.nl, waarbij de uitgeverijen zelf de productie van e-boeken op zich namen, en aansluitend de verkoop aan ePagine. De Friese Pers Boekerij ging naar krantentak NDC. Retail en regionaal georiënteerde uitgeverijen horen niet bij VBK.
Op holdingniveau werd de tweekoppige directie van CEO De Bruijn en COO Bert Endedijk uitgebreid met ‘senior uitgeefdirecteur’ Chris Herschdorfer, directeur van Ambo|Anthos. Ook richtte VBK per 1 januari een afdeling Strategische Commercie op, geleid door Caroline Mouwens. Deze afdeling maakt overkoepelende afspraken voor alle uitgeverijen binnen VBK, met bijvoorbeeld grote boekhandelsketens en nieuwe toetreders op de e-boekmarkt zoals Apple.
Tegelijk wordt de managementlaag ingedikt. Toen Herman Struijlaart eerder dit jaar vertrok als uitgeefdirecteur van het Lifestyle-cluster binnen VBK Media, volgde niemand hem op. De verschillende uitgevers rapporteren nu rechtstreeks aan de directie van VBK. Decentralisering, luidt het parool.

Ook de nieuwe toekomststrategie, werd al ruim voor de overname vastgelegd. Inmiddels een jaar geleden. De strategie bestaat uit drie onderdelen. Ten eerste wordt de relatie met de lezer, auteur en boekverkoper opnieuw ingevuld en verdiept. Ten tweede zet de uitgeverij sociale media meer in om de relatie met de lezer uit te bouwen. En ten derde moet er meer ruimte komen voor ondernemerschap. Hoewel al veel in gang is gezet, gaat VBK het komende jaar bewijzen dat de uitgeverij dankzij deze strategie kan bloeien in de veranderende boekenmarkt.
De relatie met lezers en boekverkopers is bijvoorbeeld wel verdiept. Er zijn meer lezerspanels gekomen, onder andere uitgeverij Artemis betrekt een kleine groep nauw bij de uitgaven door hen van tevoren omslagen te laten zien of in een vroeg stadium het boek te geven. Maar online communities als Inspirerendleven.nl moeten nog verder worden uitgebouwd. Ook is de informatie-uitwisseling met boekhandelaren, op uitgeverij- en centraal niveau, geïntensiveerd. Het idee om zelf schapruimte in de boekhandel te vullen moet echter nog handen en voeten krijgen.
En zo geldt dat voor meer plannen. VBK kijkt bijvoorbeeld naar de mogelijkheden om in te spelen op de groeiende markt voor uitgaven in eigen beheer. Zoals Pearson deze zomer in Amerika 116 miljoen dollar neerlegde voor Author Solutions, zo overweegt VBK een speler op de Nederlandse markt over te nemen dan wel een eigen dienst op te zetten om auteurs te faciliteren bij het uitgeven van een eigen boek.
Of denk aan de evenementen en andere diensten waar VBK over twee jaar twintig procent van haar omzet mee wil verdienen. Nu organiseert het concern drie tot vijf grote evenementen per jaar, zoals het bezoek van Deepak Chopra deze maand dat 1400 mensen naar Rotterdam lokte. Dat moeten er tien tot vijftien zijn. Ook komt er, in navolging van de grote Amerikaanse uitgeverijen, eigen bemiddelingsbureau voor auteurslezingen.
Deze plannen staan nu nog in de steigers. Maar het enthousiasme waarmee VBK-medewerkers praten over de overname door het personeel geeft veel vertrouwen in het mogelijke succes van al deze plannen.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad Magazine 16, 2012)

woensdag 26 december 2012

Interview Elvis Peeters: ‘De AKO-shortlist halen is moeilijker dan de AKO winnen’


Schrijvers blikken terug op 2012. Aflevering 1: Elvis Peeters won de AKO Literatuurprijs niet, maar had met drie boeken een zeer vruchtbaar jaar.

Peter Terrin was niet de enige Vlaming die kans had op de AKO Literatuurprijs 2012. Alle aandacht voor de Mens van het jaar van Knack Focus was de afgelopen maanden zo groot dat je bijna zou vergeten dat ook Elvis Peeters, het pseudoniem van het duo Jos Verlooy en Nicole van Bael, een kans maakte op de begeerde prijs. Peeters was genomineerd voor Dinsdag, een roman over een sympathieke oude man die bij nader inzien te amoreel is om die sympathie te verdienen.
Toch klaagt Peeters allerminst. Hij vindt het ‘heel fijn’ dat het boek de shortlist haalde. Hij realiseert zich dat de kans daarop slechts 6 op circa 400 inzendingen is, terwijl de kans om vervolgens de prijs te winnen 1 op 6 is. ‘Het is heel wat moeilijker om op de shortlist te geraken,’ zegt hij, ‘en als je dan niet wint, is het echt niet zo dat je boek zo veel slechter is dan de winnaar. Het hangt maar net af van de toevallige constellatie van de jury wie de prijs krijgt.’
Elvis Peeters stond in 2006 al op de shortlist van de Libris Literatuurprijs met De ontelbaren. Hij liet zich toen niet de pret bederven door verwachtingen te creëren. Dat deed hij nu weer niet. ‘Het was vooral prettig dat de AKO veertien dagen voor de bekendmaking een literaire namiddag had georganiseerd met alle schrijvers. Daardoor kenden we elkaar allemaal al en was de sfeer collegialer. We wisten dat een van ons ging winnen. Het maakte het makkelijker Peter te feliciteren. We gunden het hem.’
Vanaf de verschijning in het voorjaar stond Dinsdag onder gunstig gesternte. De ontvangst was beter dan verwacht. ‘De reactie op onze vorige roman Wij was overweldigend,’ zegt Peeters. ‘En nu kwamen wij met een minder controversieel, intimistischer boek – 24 uur uit het leven van een oude man. Je weet niet welk publiek daar voor valt. Ook is het altijd de vraag of recensenten en lezers hetzelfde in een boek relevant vinden als wij – de amoraliteit van de hoofdpersoon. Die vraag konden we dit keer positief beantwoorden.’
De nominatie een half jaar later bracht een nieuwe impuls voor de roman, waarvan de verkoop langzaam stil begon te vallen. ‘Die maand voordat de winnaar bekend is, profiteer je mee van de aandacht – in Nederland meer dan in Vlaanderen, denk ik. Het boek ligt ook weer in alle boekhandels. De verkoop ging in september druppelsgewijs, maar het weekend na bekendmaking van de shortlist ging het, tja, niet stormendgewijs, maar het was wel beduidend meer.’
Hoeveel exemplaren er inmiddels van Dinsdag zijn verkocht, weet Peeters niet. ‘Meer dan 5.000 exemplaren in elk geval’, aarzelt hij. ‘Er zijn drie of vier drukken van geweest’. Daarmee komt het in de buurt van zijn bestverkopende boek tot op heden: Wij. ‘Daarvan is onlangs een een midprice-editie uitgekomen. Dat is de zesde druk of zo. Ach, we horen dat de uitgever tevreden is, dan is het oké voor ons.’
Veel belangrijker vindt Peeters het schrijven zelf – en dat bleek in 2012 beter te gaan dan verwacht. ‘Na een roman als Dinsdag ga je promotie doen. De dagen zijn te versnipperd met lezingen en interviews om iets van lange adem te maken. We zouden dan losjes zijn begonnen met het perspectief: over twee, drie jaar komen we met een nieuwe roman. Maar in het voorjaar werden we gevraagd een novelle te maken [voor de Belgica-reeks van uitgeverij Voetnoot] die nog dit jaar moest verschijnen. Door de strakke deadline hebben we elkaar enorm opgejut.’
Zo verscheen na Dinsdag en het kinderboek Twee stenen dit jaar zelfs een derde Elvis Peeters: Oradour, waarin een man en een vrouw een nacht doorbrengen in de ruïnes van het in 1944 door de Duitsers verwoeste dorp Oradour-sur-Glane. ‘We hadden dat onderwerp liggen, maar wisten dat het niet genoeg stof bood voor een roman. Hiervoor was het ideaal. Vorige week was Knack er lovend over. De ontvangst van ons werk blijft gestaag vooruit gaan.’
(Ook verschenen op Knack.be, 27 dec 2012)

zaterdag 22 december 2012

1962: Tonke Dragts brief voor de honderdduizenden lezers (BOEK)


Vijftig jaar geleden zag het literaire landschap er heel anders uit. Zijn de hypes, de bestsellers en de laureaten van 1962 vergeten? Aflevering 5: Tonke Dragts jeugdroman De brief voor de koning verschijnt, die steeds weer nieuwe generaties aan het lezen krijgt.

Veel lezers zijn geneigd de klassiekers uit hun jeugd te vergeten. Toch zijn het juist Annie M.G. Schmidt, Paul Biegel, Jan Terlouw, Toon Tellegen of Joke van Leeuwen die lezers van hen hebben gemaakt. De brief voor de koning van Tonke Dragt, dat vijftig jaar geleden verscheen, hoort zeker thuis in dit rijtje. Meer dan een half miljoen exemplaren zijn er van het boek verkocht dat nooit uit druk is geweest – in Nederland alleen al, de vertalingen in inmiddels 16 talen, waaronder Catalaans, Koreaans en Japans maken de oplage nog hoger.
De brief voor de koning vertelt het verhaal van de 16-jarige Tiuri. In de nacht voor hij tot ridder wordt geslagen, smeekt een onbekende of hij de koning van Unauwen persoonlijk een bericht wil overbrengen. Voor hemzelf is het te gevaarlijk. In plaats van te gehoorzamen aan van bovenaf opgelegde regels volgt hij zijn eigen moreel kompas. Hij besluit de man in nood te helpen. Onderweg door het woud beleeft hij tal van avonturen voor hij uiteindelijk zijn opdracht tot een goed einde brengt.
Ondanks de realistische en humoristische mode van die dagen sloeg Tonke Dragts tweede boek onmiddellijk aan. Recensenten roemden het boek om zijn efficiënte stijl, sprekende beelden en idealiserende kijk op de mens. De jury van de Kinderboekenprijs, de voorloper van de Gouden Griffel, kende prijs toe aan ‘deze zeldzame verschijning in de hedendaagse literatuur voor een vrij grote leeftijdsgroep’. En bijzonder voor een door volwassenen bekroond kinderboek: De brief voor de koning won daarna ook een lezersprijs: van de Rotterdamse Kinderjury.
De populariteit van het boek en het drie jaar later verschenen vervolg Geheimen van het woud is nooit getaand. In 2004 gaf een gezelschap van zeventig voormalige Griffel-juryleden De brief voor de koning de ‘Griffel der Griffels’ voor het beste kinderboek van de laatste vijftig jaar. Kort daarna bracht Het Toneel Speelt een theaterbewerking op de planken en regisseerde Pieter Verhoeff een verfilming, met Yannick van de Velde als Tiuri en Quinten Schram als zijn trouwe helper Piak.
Zelf vond Dragt (1930) De torens van februari uit 1973 haar beste boek. Maar als ze inmiddels de zeventig voorbij is, erkent ze impliciet  in een interview met Literatuur zonder leeftijd dat als ze niet zoveel fanmail over De brief voor de koning had moeten beantwoorden, ze waarschijnlijk een groter oeuvre had kunnen schrijven. Steeds opnieuw worden jonge lezers meegezogen in de geheimzinnige, avontuurlijke, fantasyachtige wereld die Dragt zo levensecht beschrijft.
Een kritiekpunt dat Dragt altijd is blijven achtervolgen is de vergelijking met Tolkien. Al direct na verschijnen wezen sommige lezers op de inspiratiebron die In de ban van de Ring, in 1956 in Nederlandse vertaling verschenen, moest zijn geweest. Dragt heeft dat altijd afgewezen: ‘Tolkien vond ik prachtig, maar het grootste deel van De brief voor de koning was al geschreven - Tiuri was de bergen al over - toen ik zijn boeken in handen kreeg. (...) De enige die me geloofden waren de mensen van het Tolkien Genootschap,’ zei ze in 2001.
Alleen over één overeenkomst zal Dragt zich echter niet beklagen. De brief voor de koning is in Nederland minstens zo geliefd als In de ban van de Ring.

Bij uitgeverij Leopold verschijnt een dezer dagen Het ABC van Dragt van Joukje Akveld en Annemarie Terhell ter gelegenheid van Dragts tachtigste verjaardag op 12 november jl..

De andere sensaties van 1962
Who’s afraid of Virginia Woolf van Edward Albee
A Clockwork Organe van Anthony Burgess
One Flew Over the Cuckoo’s Nest van Ken Kesey
Pale Fire van Vladimir Nabokov
Kort Amerikaans van Jan Wolkers
Een dagje naar het strand van Heere Heeresma
(Eerder gepubliceerd in BOEK 6, 2012)

Zie ook aflevering 1, 2, 3, 4 en ook dit stuk over de literatuur in 1962.

donderdag 20 december 2012

‘Consumenten zijn tevredener over Primera dan over Bruna’ (Boekblad)


Consumenten gaan liever naar Primera dan naar Bruna. Die conclusie kun je trekken uit consumentenreviews op Wugly.nl. Commercieel directeur Gert van Doorn van Primera kijkt liever naar de eigen cijfers. Die zijn positief – ook voor boeken: +3 procent in 2012 tot en met week 48.

In de rubriek ‘Retailreview’ van het decembernummer van vaktijdschrift RetailTrends, dat vandaag is verschenen, worden de Wugly-gegevens geanalyseerd. Bruna scoort de afgelopen drie jaar gemiddeld een 7.44, Primera in dezelfde periode een 8,13. In de zomermaanden daalden de cijfers van Bruna, terwijl die van Primera stegen. Alleen in november daalde de waardering voor Primera.
Van Doorn wil er niet te veel woorden aan vuil maken. ‘Het is een leuke aai over onze bol’, zegt hij, ‘maar het is niet helemaal duidelijk waar de verschillen dan inzitten. Zo scoren wij uitstekend op het vlak van service en personeel, maar waarom weet ik niet. Ook vind ik het niet kies om over onszelf te zeggen wat wij beter zouden doen dan de concurrentie.’
Belangrijker vindt Van Doorn het dat de winkels een goed jaar doormaken. De totale omzet van Primera is tot en met week 48 (t/m 2 december) 2% gestegen ten opzichte van vorig jaar. De drie ‘speerassortimenten’ droegen daar allen aan bij. Dat zijn: kantoorartikelen (van inktcartridges tot en met kalenders en schoolagenda’s), boeken en cadeaukaarten.
De omzet voor boeken kende een matig eerste half jaar, maar leefde in het derde kwartaal op dankzij bestsellers als Vijftig tinten grijs en een exclusieve thrillercollectie, waarvan er 48.000 over de toonbank gingen. De index stond toen al op 101 en is sindsdien gestegen tot 103. En Van Doorn verwacht nog verdere stijging. ‘In de Sint-weken 48 en 49 groeide de boekverkoop met 19%.’
Van Doorn verklaart de groeiende boekverkoop uit drie factoren. Ten eerste zijn er dit jaar goedlopende bestsellers, waar de Primera-keten meer dan een gespecialiseerde boekhandel afhankelijk van is. Naast E.L. James noemt hij Andy van der Meyde en Gijp. Ten tweede heeft Primera de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in de positionering van boeken als een cadeau-artikel dat je bij de keten te koop is.
‘Dat begint nu zijn vruchten af te werpen,’ zegt Van Doorn. ‘De klant begint ons te herkennen als een winkel om boeken als cadeau te kopen. Wij verspreiden bij elkaar 2,6 miljoen folders in de lokale afzetgebieden van de winkels. Daarin zetten we zwaar in op cadeau-artikelen. Dat zijn voornamelijk boeken en cadeaukaarten. Voor de kerst komen daar tijdschriften bij.’
Als derde factor is de overstap van leverancier. Na het faillissement van Libridis werd dat Veldboeket. ‘Libridis was een grossier die automatisch uitzette. Veldboeket stuurt mensen langs de winkel. Dat is een belangrijke toegevoegde waarde. Onze winkeliers zijn geen specialisten, dan is het prettig als iemand voor hen bijhoudt of de actuele bestsellers aanwezig zijn.’
Een belangrijke groeifactor is in de cadeauperiode ook de cadeaukaart. In week 48/49 steeg de omzet zelfs 75%. Een belangrijke verklaring daarvoor is dat Primera sinds 3 september de Boekenbon verkoopt. ‘Dat loopt overweldigend,’ zegt Van Doorn. ‘Dat hadden we wel verwacht, we wisten hoeveel vraag ernaar is, maar het overtrof wel de verwachtingen van Boekenbon BV.’
Ook op de groei van het aantal winkels had Primera een goed 2012. Onlangs opende in Zaltbommel nummer 450 en gisteren in Grave nummer 451. Daarmee gingen dit jaar in totaal 18 winkels open. Van Doorn: ‘Voor alle duidelijkheid: die winkels tellen niet mee in onze omzetcijfers. De groei van 2 procent is uitsluitend te danken aan winkels die al minstens een jaar open zijn. Het is autonome groei.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 14 dec 2012)

Zie ook:

woensdag 19 december 2012

Openbare bibliotheken bieden auteursrechtelijk beschermde e-boeken aan (Boekblad)


De openbare bibliotheken lanceerden begin deze maand een actie met honderd locatie- en tijdgebonden e-boeken. Hiermee biedt bibliotheken voor het eerst grootschalig auteursrechterlijk beschermde titels aan. De onderhandelingen met uitgevers verlopen goed, zegt directeur Diederik van Leeuwen van Bibliotheek.nl.

Tijdens de actie, die ‘Lees meer’is gedoopt en tot 1 juni 2013 duurt, kunnen leden én niet-leden van de bibliotheek maximaal tien e-boeken gratis lezen. Iedereen kan zich op de website of via een QR-code op de actieposter aanmelden en daarna direct beginnen met lezen op hun tablet, smartphone of computer. Hiervoor is een eigen online leesomgeving ontwikkeld. Het aanbod is afgestemd op een gericht aantal lokaties (zoals NS Stations of Museum Kröller-Müller) en thema’s (zoals dieren of gezondheid).
De website van Lees Meer ging maandag 3 december online. Nog voor een dag later het persbericht de deur uitging, hadden zich al tweeduizend mensen aangemeld. Afgelopen dinsdagavond overschreed de teller de tienduizend. Zij worden, behalve op de specifieke locaties, op de actie geattendeerd door de lokale bibliotheken. Zo’n 85 procent van de Nederlandse bibliotheken heeft een ‘toolkit’ met onder meer flyers en posters besteld.
De actie geldt als de start van de digitale bibliotheek, die in opdracht van het ministerie van OCW wordt gebouwd door de stichting Bibliotheek.nl. De bedoeling is om aan het grote publiek te laten zien dat de openbare bibliotheek meegaat met de digitale verandering en potentiële geïnteresseerden warm te maken het toekomstig e-boekenaanbod van bibliotheken. Vanaf medio volgend jaar – direct na afloop van Lees Meer – moeten bibliotheekleden op de reguliere manier e-boeken kunnen lenen.
Lees Meer is niet het eerste digitale aanbod van bibliotheken. Maar alles wat tot nu toe beschikbaar was, was hoofdzakelijk rechtenvrij. In februari 2011 werd een e-books eregalerij gelanceerd, met daarin vijfentwintig klassiekers uit de Nederlandstalige literatuur. Begin dit jaar volgde een online lezen-applicatie Public Library Online (PLO) en onlangs kwam een speciale iPad-app uit met duizend eveneens rechtenvrije titels. Hier zitten onder meer de 600 titels bij die de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) eerder deze maand gratis aanbood.
In januari volgend jaar besteedt Bibliotheek.nl de bouw van een eigen e-bookplatform aan. Dat is een platform dat aan de ene kant communiceert met aanbieders als KB, DNBL en het digitaal platform van CB, en aan de andere kant e-boeken uitleent aan individuele bibliotheekleden. In de zomer van 2013 moet de soft launch van het platform plaatsvinden. Dan moet het platform naast duizenden rechtenvrije titels ook zo’n 1500 auteursrechterlijk beschermde titels bevatten.
Voor Lees Meer en regulier ontsluiting hebben bibliotheken de toestemming van uitgevers nodig. De overkoepelende brancheorganisaties hebben lang vruchtenloos met elkaar onderhandeld over een generieke regeling. Toen het begin dit jaar onmogelijk bleek om tot een afspraak te komen, zijn bibliotheken hun eigen weg gegaan, waarbij ze met iedere individuele uitgever aparte afspraken moeten maken.
‘We voeren met zo’n twintig uitgeverijen gesprekken,’ zegt Van Leeuwen. ‘Van grote als WPG tot kleine. Daarbij gaat het niet om of wij e-boeken kunnen uitlenen, maar hoe. Dat verloopt heel goed. We hebben enu ‘zn 400 titls ingekocht. Dat hadden er best meer kunnen zijn, maar we zijn selectief omdat we eerst de techniek op orde willen hebben – niet alleen aan de voorkant, bij het uitlenen, maar ook aan de achterkant: we moeten vier miljoen leden aansluiten, dat zijn er nogal wat.’
Uit bibliotheekstukken blijft dat het een wens van de uitgevers was om consumenten bij Lees Meer maximaal tien boeken gratis te laten lezen. Van Leeuwen vindt die beperking echter niet frustrerend. Integendeel, zou je bijna zeggen. ‘Wij hoeven geen gelijkwaardig aanbod te bieden als een retailer, die nu via CB ook zelf e-boeken kan verhuren,’ zegt hij. ‘Ook bij papieren boeken is ons aanbod beperkt, omdat een boek al uitgeleend kan zijn en omdat je het na een paar weken weer terugbrengt.’
De rol van de bibliotheek is een andere dan die van retailer, vindt Van Leeuwen. ‘De bibliotheek is een plek om te ontdekken. Dat blijkt ook uit het aanbod van Lees Meer. Een plek om voor het eerst met e-boeken in aanraking te komen – precies zoals bibliotheken vroeger internetcursussen organiseerden. Ook dat zit achter Lees Meer. En in de bibliotheek kun je een boek koppelen aan een film, muziek, schrijversoptreden. Dat willen we in de toekomst doen: het e-boekaanbod op allerlei manieren verrijken.’
Ook over de drie uitleenmodellen die biliotheken afgelopen zomer hebben ontwikkeld, zijn uitgevers enthousiast. Het achterliggende principe is: hoe recenter een e-boek, hoe meer je daarvoor moet betalen en hoe minder je tegelijk mag lenen. ‘Bibliotheken zijn geïnteresseerd in het aanbieden van een brede collectie en zijn ook bereid om daar een normale vergoeding voor te bieden. Andersom vinden uitgevers het interessant dat ze onze leden ook nieuwe titels kunnen aanbieden.’
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 14 dec 2012)

Zie ook:

zaterdag 15 december 2012

Interview: Arnon Grunberg over reizen, schrijven en de angst voor afwijzing (BOEK)


Arnon Grunberg reist al zeker vijftien jaar onafgebroken rond. Tot klassieke reisverhalen leidt het niet – wel sluipt er door zijn omzwervingen steeds meer maatschappelijk engagement in zijn romans. ‘Het maakt niet uit of het Afghanistan of Duivendrecht is – het leven is overal eng. En die confrontatie levert wat op.’

‘Ik wil jou niets bewijzen, ik wil mezelf iets bewijzen’

In Nederland verblijft Arnon Grunberg altijd in het Amsterdamse Ambassade Hotel. De schrijver van moderne klassiekers als De asielzoeker, Tirza en Huid en Haar noemt het personeel bij hun voornaam. Hij biedt drankjes aan. Hij kent de verschillende ruimtes om af te spreken. Hij weet zelfs waar in die lounges de prullenbakken staan – om het restant van de appel weg te gooien waar hij op verzoek van de fotograaf een paar happen uit heeft genomen. ‘Ik doe alles voor fotografen,’ zegt hij. Ondanks de onpersoonlijke omgeving voelt het daarom alsof Grunberg aan huis ontvangt.
Sinds hij halverwege de jaren negentig naar New York verhuisde, reist hij de hele wereld over. Van Peru tot Irak – waar is hij eigenlijk niet geweest? ‘Het is zo gegroeid,’ zegt hij laconiek. ‘Toen ik was verhuisd reisde ik om terug te komen. Sinds mijn werk wordt vertaald, reis ik naar die landen om te helpen het boek te promoten. En daarnaast ben ik gaan reizen om onderzoek te doen voor boeken en journalistieke stukken. Je kunt dat wel psychologiseren – dat er veel onrust achter zit of zo. Maar daar ben ik zelf niet mee bezig. Ik zie alleen praktische redenen.’
De laatste jaren is hij wel steeds vaker in Amsterdam. Op zijn Engelstalig blog dat hij dagelijks nauwgezet bijhoudt, kun je precies bijhouden wanneer – en vaak ook waarom. Voor de opening van een expositie in het FOAM. Voor de reeks ‘Arnon Grunberg ontmoet’ in de Balie. Voor de heropvoering van Thomas Bernhards toneelstuk Am Ziel, waarin hij de schrijver speelde. Voor festivals, lezingen, openbare interviews, symposia, de presentatie van zijn jongste roman De man zonder ziekte. Alleen de belangrijkste reden is onzichtbaar. Dat is: om zijn moeder, petekind en vriendin te zien.
‘Maar ik heb in dit hotel niet het gevoel dat ik thuiskom,’ zegt hij. ‘Thuis is de plek waar ik mijn koffer uitpak en nieuwe dingen erin doe – dat is New York. Wel ben ik hier anders dan in een hotel op reis in Italië of voor werk in Polen. In Amsterdam zijn heeft iets onvrijs. Mijn dagen zitten vol met afspraken. Iedereen weet wanneer ik hier ben. Het komt voor dat men zich tekort gedaan voelt als ik niet met ze afspreek. In het buitenland is dat anders. Daar heb ik minder verplichtingen. Heb ik minder mensen om me heen. Daar ligt de dag nog wel eens voor me.’

Toch schrijf je geen reisverhalen à la Cees Nooteboom – terwijl je bijna alle genres beoefent én heel veel reist.
‘Dat klopt. Misschien komt dat omdat reizen voor mij nooit een doel op zich is. Ik ben naar Namibië gegaan omdat het tweede deel van Tirza zich daar afspeelt. Ik had ook vier reisboeken kunnen lezen, dan kende ik ook veel wetenswaardigheden. Maar dan had ik geen details gezien die ik had kunnen gebruiken. Was ik niet op ideeën gebracht. Hetzelfde geldt voor De man zonder ziekte. Als ik niet naar Irak was gereisd, was het basisidee van de roman er niet eens geweest. Het reizen is altijd instrumenteel.’

Je kunt toch allebei doen: én reisverhalen schrijven, waarin je over vreemde hotelovernachtingen schrijft, én ideeën opdoen?
‘Een tijdje heb ik dat soort ervaringen in hotels wel verwerkt in “Grunberg rond de wereld” dat ik voor NRC Handelsblad schreef, maar klassieke reisverhalen heb ik inderdaad nooit gemaakt. Ik denk dat dat soort verhalen uitgaan van een onderscheid tussen reizen en thuis zijn. Voor mij is dat diffuser. Thuis zijn is ook reizen en reizen is ook half thuis zijn. En dan zet ik mijn antropologische blik liever in om met een gezin mee te gaan naar Griekenland om te zien hoe zo’n gezin functioneert dan dat ik een willekeurig dorpje in Griekenland bezoek om te zien hoe dat is in tijden van crisis. Het is een andere manier van kijken.’

Een andere manier van kijken?
‘Misschien doe ik het reisverhaal onrecht, maar ik heb het gevoel dat er altijd iets in zit van: een schrijver gaat op reis en vindt zichzelf in die reis. Voor mij is reizen journalistieker. Het gaat om: kijken hoe ver ik kan gaan. Om het sociale experiment.’

Om te laten zien: ik durf naar Irak te gaan in deze tijd?
‘Nee. Ik wil jou niets bewijzen, ik wil mezelf iets bewijzen. Hoe handhaaf ik me als vreemd eend – in een platoon, in een gezin? Hoe zorg ik ervoor dat ik de informatie krijg die ik nodig heb? Dat vind ik veel enger dan de hypothetische mogelijkheid dat je op een bom trapt en je leven verliest. Mensen die je niet moeten – een afwijzing is veel pijnlijker. Ook gaat het om: wat gebeurt er als ik met een gezin mee ga? Kan ik me aanpassen? Wanneer wordt het mij te veel? Wanneer verdraag ik het niet meer?’

Vandaar dat het voor jou noodzakelijk is om embedded te zijn, zoals je zo vaak bent in journalistieke stukken.
‘Ja. Een reisschrijver kijkt meer van de buitenkant. Die doet zelf niet mee. Dat wil ik niet.’

Voel je je na ruim vijftien jaar in het buitenland nog wel een Nederlands schrijver?
‘Natuurlijk ben ik dat. Ik ben hier opgegroeid, daarom bepaalt Nederland het grootste deel van mijn referentiekader. Ik schrijf ook in het Nederlands. Maar Witold Gombrowicz schreef in zijn dagboek dat hij zijn hele leven zijn best heeft gedaan om geen Poolse schrijver te zijn. Daar kan ik me in herkennen. Ik doe mijn best geen Nederlandse schrijver te zijn.’

Wat houdt dat in?
‘Om te beginnen met beseffen dat er meer is dan Nederland of Amsterdam. Dat er andere referentiekaders mogelijk zijn, die ook geldig zijn en ook inhoudelijk interessante stof opleveren. Dat besef komt voort uit de constructie van mijn identiteit. Waar de meeste mensen meekrijgen dat hun Nederlanderschap volstrekt vanzelfsprekend is, heb ik juist meegekregen dat het niet vanzelfsprekend is. Mijn ouders komen allebei niet uit Nederland. Ze hebben een gecompliceerde verhouding met Nederland. Ze kregen ook pas later een Nederlands paspoort, tot begin jaren vijftig hebben ze zich bij de vreemdelingenpolitie moeten melden. Daardoor sta ik vrij los van Nederland, wat nog versterkt is omdat ik weg ben gegaan maar vooral omdat ik mijn nieuwsgierigheid wilde verkennen. Ik kan me ook goed voorstellen dat ik hier nooit meer terugkom.’

Vandaar dat een groot deel van je romanoeuvre in het buitenland speelt. Ook in De man zonder ziekte is de hoofdpersoon een Zwitser. Dat had niet zomaar een Nederlander kunnen zijn?
‘Nee. Samarendra, de hoofdpersoon, heeft iets eigenaardigs dat in Zwitsers maar minder in Nederlanders zit. Zwitserland is internationaler: het heeft vier officiële talen en is het bankcentrum van de wereld. Het heeft de wil om naar buiten toe onberispelijk te zijn. In Nederland staat die wens niet hoog op het verlanglijstje. Hier zijn de codes informeler. Wij vinden het heel belangrijk om te doen alsof er geen hiërarchie is. Tegelijk is Samarendra niet voor niets een emigrant: hij is een zelfgefabriceerde Zwitser die wil bewijzen dat hij er echt één is.’

Sinds tweeënhalf jaar schrijf je op de voorpagina van de Volkskrant een ‘voetnoot’, waarvan onlangs een eerste selectie is gebundeld. Ik neem aan dat je je daarvoor weer meer op Nederland richt.
‘Natuurlijk. Vroeger duurde het tien dagen voor de krant in New York kwam. Met internet is de krant direct helemaal leesbaar. Ook voel ik me verplicht om in ieder geval de krant waarin deze rubriek verschijnt van a tot z... ik wil niet zeggen: te lezen, maar wel van a tot z door te nemen. Alleen dan kun je het goed doen. Ik vind dat overigens geen straf.’

Krijg je weleens reacties op je rubriek waardoor je denkt: ik ben toch wel lang weg uit Nederland?
‘Ik krijg vaak boze reacties. Hoewel? De laatste maanden is dat minder geworden, misschien is men aan mij gewend geraakt. Maar ik denk nooit: nu zit ik helemaal verkeerd. En dan nog zegt “in Nederland verblijven” niet alles. Als je nooit buiten de 9 straatjes [in de Jordaan, md] komt, heb je ook een vertekend beeld van wat in Nederland gebeurt. Toen ik nog in Amsterdam woonde, zei ik: bij Duivendrecht houdt Nederland op, maar dat heb ik teruggenomen. Nu zoek ik overal mensen op. Toen iemand schreef dat journalisten in de Volkskrant over Diemen-Zuid schreven zonder er ooit te zijn geweest, heb ik een afspraak gemaakt. Ik zoek soms ook boze brievenschrijvers thuis op om daar het gesprek voort te zetten.’

Over al die ontmoetingen schrijf je reportages. Zou je ook alleen journalist willen zijn?
‘O nee. Het keurslijf van de journalistiek is me veel te beperkend. Je zit vast aan formats waarin anderen bepalen wat nieuws is. Als romanschrijver kun je beter recht doen aan de gecompliceerde werkelijkheid. Je kunt subtieler te werk gaan en bent niet geketend aan een factchecking-machine. En al ben ik geen estheet, ik hecht wel aan stijl. In de journalistiek is die vaak lelijk, omdat je allerlei informatie in een nieuwsbericht moet opnemen. Ik beschouw mezelf dan ook in de eerste plaats als romanschrijver. Al het andere wat ik schrijf, staat daar in dienst van.’

Je romans worden wel steeds geëngageerder. Vergelijk je autobiografische debuut Blauwe maandagen met De man zonder ziekte, dat gaat over de Westerse blik op het Midden-Oosten.
‘Toch is ook Blauwe maandagen geënt op de wereld om de hoofdpersoon heen. Die confrontatie met de buitenwereld is een constante in mijn werk. In iedere schrijver zit een zekere levensangst. Hij trekt zich uit de wereld terug om erover te schrijven. Maar anders dan die positie te verheerlijken, vind ik het spannender om juist wel de wereld in te gaan. En dan maakt het niet uit of het Afghanistan of Duivendrecht is – het leven is overal eng. En die confrontatie levert wat op. Al geef ik toe dat ik dat aanvankelijk autobiografisch opschreef en het nu verwerk in romans die los staan van de autobiografische details van de schrijver.’

Laat ik het anders stellen: er zit nu meer research in je boek, gedaan tijdens je reizen en ontmoetingen.
‘Zeker. Als schrijvers alles vanuit hun fantasie beschrijven, kan dat natuurlijk ook. Maar ik zie dat aan hun boeken af. Het is een verarming. Die boeken zijn niet gevoed door de werkelijkheid. Voor mij is research essentieel.’

Essentieel?
‘Schrijven gebeurt niet in een parallelle wereld. Een schrijver kan zich niet lossnijden van de wereld waarin hij leeft. Ik zeg niet dat ik de wereld wil veranderen met mijn boeken, maar ik geloof wel dat een roman iets beweert over de wereld – op een andere manier dan een journalistiek stuk dat doet. Daarom is empirisch onderzoek nodig. Vroeger dacht ik wel dat een schrijver zich verre moest houden van onderzoek. Een schrijver is geen socioloog, zoals Tom Wolfe die zich verliest in sociologische details die zijn romans in de weg staan. Dat gevaar bestaat. Maar voor mij werkt het verfrissend om het wél te doen.’

Hoe kijk je nu terug op Blauwe maandagen?
‘Ik herlees niet vaak. Soms stukjes, zolang er vertalingen van een roman blijven verschijnen. Blauwe maandagen heb ik al zeker vijf jaar niet meer gelezen. Ik ben benieuwd wat ik er nu van zou vinden. Maar ik heb er wel zo veel uit voorgelezen, dat ik het bijna uit mijn hoofd ken. Ik ben er trots op, zoals op al mijn boeken. Het is mijn officiële debuut. Maar ik kijk er ook naar met kritische distantie – ook net als naar al mijn boeken. Bepaalde zinsnedes, overgangen, personages, grappen – daarvan denk ik nu: dat is te makkelijk. Met de compositie, waar toen veel kritiek op was, kan ik wel goed leven.’

Die kritische houding geldt ook voor Fantoompijn, waarvoor je in 2000 je eerste grote prijs kreeg – van vele die zouden volgen?
‘Geen enkel boek is van a tot z perfect. Ik streef wel naar perfectie, maar dat is onhaalbaar. De man zonder ziekte is nog te recent, maar vraag het me over twee jaar en ik twijfel er niet aan of daar heb ik dingen dingen in gevonden die ik wil veranderen. Een prijs maakt daarvoor geen verschil. Iedere schrijver vindt toch wel – terecht – dat zijn eigen boek het beste is van het afgelopen jaar. Ik dacht na de AKO voor Fantoompijn wel, omdat men mij toen een enfant terrible vond: nu kunnen ze meer om me heen.’

Ooit heb ik geschreven dat je hoofdwerk bij uitgeverij Nijgh & van Ditmar verschijnt en niet altijd gelukte experimenten als De joodse messias en Onze oom elders. Hebben die romans in jouw ogen ook een andere status?
‘Niet in kwaliteit, om te beginnen. Voor mij is Onze oom een heel belangrijke roman die Nijgh net zo goed had kunnen uitgeven. Het proces tegen de majoor in deze roman vind ik een van de best geschreven scènes in mijn oeuvre. Wellicht is het boek wel experimenteler en was het daarom beter dat ik het bij een andere uitgeverij onderbracht. Met een nieuwe uitgever heb ik meer vrijheid om dingen te proberen, over grenzen heen te gaan. Een nieuwe, nog open verhouding werkt verfrissend.’

Helemaal toeval is het dus niet dat de experimenten bij andere uitgeverijen verschijnen?
‘Toch wel. Wat jij experimenten noemt, zijn mij vaak ook liever dan andere boeken. Omdat ze noodzakelijk waren om verder te komen als schrijver. Zonder Gstaad 95-98 [geschreven onder het pseudoniem Marek van der Jagt, md] zou ik nooit De asielzoeker hebben kunnen schrijven. Juist dat proces maakt het interessant. Vergelijk het met het repetitieproces van een acteur. Die vindt dat vaak interessanter en essentiëler dan de uiteindelijke geslaagde voorstelling die eigenlijk saai is. Het is gechargeerd, ik vind het schrijven van mijn boeken niet saai, maar ik heb wel een andere verhouding met die boeken dan jij als lezer.’

En hoe past De man zonder ziekte dan in je oeuvre?
‘In De asielzoeker en Tirza brengen de hoofdpersoon een offer. De hoofdpersoon van De man zonder ziekte brengt een mensenoffer, al is de vraag: waarvoor. Ik zie dus wel een logische ontwikkeling. Maar misschien lijkt de ontwikkeling van een oeuvre altijd logisch vanuit het oogpunt van de schrijver. Voor mij stond in ieder geval vast dat het na mijn bezoek aan Afghanistan over oorlog moest gaan. Voor mij was dat zo’n essentiële ervaring. Is dat zo’n essentieel thema.’

Waarom?
‘Als ik mezelf psychologiseer: omdat mijn ouders de oorlog hebben meegemaakt en ik niet. Dat kon toch niet? Het zou een nederlaag zijn. Alsof je niets voorstelt, een steriel leven leidt, iets wezenlijks mist. Maar dat geldt alleen voor mezelf. Mijn behoefte aan oorlog vullen anderen in door extreme sporten te doen of op een andere manier zichzelf op te proef stellen waarbij ze het risico op de dood lopen. Iedereen heeft in een goed georganiseerde samenleving de behoefte om dreiging te voelen. Om in een veilige samenleving de veiligheid even af te zweren.’

Daarom gaat Samarendra in De man zonder ziekte zelfs twee keer naar het Midden-Oosten?
‘Ja. Ik wil die tegenstrijdige verlangens laten zien. Ik wil laten zien dat het in deze samenleving niet uit te houden is. Samarendra gaat ook een tweede keer om te bewijzen dat hij het kan: daar overleven.’

Mij viel ook op dat de stijl in je laatste romans zo economisch is. Ook daarin zie je een ontwikkeling: je romans worden steeds strakker. De man zonder ziekte bevat nauwelijks herhalingen, een belangrijk kenmerk van je stijl.
‘Ik hou van herhalingen om het komische te benadrukken. In het echt vind ik een grap vaak ook beter als hij drie keer wordt verteld. Maar ik heb het oprekken van herhalingen nu wel geprobeerd. Ik heb niet de behoefte om dat nog eens te doen. Niet omdat ik een knieval doe voor het publiek of de kritiek, maar omdat het voor ik mezelf saai vind om hetzelfde te blijven doen. Zeker in De man zonder ziekte moest de humor in dienst van het verhaal staan. Een boek als Figuranten zou ik ook niet meer kunnen schrijven.’

De inhoud staat nu meer centraal in je werk?
‘Ja. En er zit ook iets in als dat ik niet meer behoef te bewijzen dat ik kan schrijven.’
(Eerder gepubliceerd in BOEK 6, 2012)

Zie ook: de bespreking van De man zonder ziekte, de analyse van Grunbergs hoofdwerk versus zijn overig werk en Grunbergs uitgevers over hem.