maandag 30 december 2019

Dit was dan toch de laatste keer – over 'Liefde, als dat het is' van Marijke Schermer (Ons Erfdeel)

Op het eerste gezicht is Liefde, als dat het is – de derde roman van Marijke Schermer – een caleidoscopische roman. In tweehonderd pagina’s laat ze aan de hand van zes personages een breed palet aan mogelijke relaties zien: van de eerste vlinders in je buik tot een volwassen post-romantische verbintenis die draait om seks, om nog maar te zwijgen van andere vormen van liefde zoals die tussen ouders en kinderen. Het bestaat allemaal naast elkaar, het loopt allemaal door elkaar heen. Precies zoals in het echte leven.
Centraal staan David en Terri. Hun huwelijk is na een relatie van een kwarteeuw geklapt. Directe aanleiding was Terri’s ontmoeting met Lucas, maar hij was, zoals ze zegt, slechts de katalysator die haar deed besluiten niet langer te willen leven met de al jaren sluimerende onvrede. De gebroken David heeft daarop via een datingsite Sev ontmoet. En dan zijn er nog hun kinderen: de vijftienjarige Krista en de twaalfjarige Ally. De eerste beleeft, onzichtbaar voor haar ouders, haar eerste verliefdheid: op de voor haar zo exotische Rafik.
Schermer volgt hen alle zes even intensief: de vier leden van het uiteengevallen gezin plus de twee nieuwe minnaars. Ook in Mensen in de zon (2013) had ze al een groep personages als hoofdpersoon gekozen. Maar waar ze in haar debuutroman in ieder hoofdstuk op een ander personage inzoomde, springt ze hier met groot ambachtelijk vakmanschap soepel, soms zelfs ongemerkt, van de een naar de ander. Als een camera die in één onafgebroken take het verhaal registreert. Die aanpak versterkt het gevoel dat alles tegelijk bestaat.
Toch is Liefde, als dat het is in wezen een diep programmatische roman. Die pretentie zit al in de eerste zin: “Het voltrekt zich altijd min of meer hetzelfde.” Dat gaat weliswaar over het ritueel waarmee David en Sev hun opmerkelijke verhouding hebben vormgegeven. Maar wie een roman een titel geeft die als een etiket aanduidt wat het thema is, zoals Schermer in haar prozawerk tot nu toe sterk geneigd is te doen, kan niet anders dan met zo’n openingszin een universele pretentie hebben. Het voltrekt zich in de liefde dus altijd hetzelfde.
En dat is een weinig opwekkend patroon. Een relatie begint met een verliefdheid: David en Terri’s huwelijk. Of domweg met een goed gevoel: de bevrijding die ze allebei, ieder om hun eigen reden, ervaren bij hun nieuwe partners. In de roman wordt het vooral getoond in Krista’s ontmoeting met Rafik. De totaal nieuwe spanning die ze voelt als hij – een van de hangjongeren met Marokkaanse roots in de wijk – naar haar kijkt. De opwinding als de prettige sensatie van masturberen opeens aan hem wordt gekoppeld.
Maar er blijkt altijd iets achter te zitten: een emotionele behoefte, die losstaat van de ander die ze kan vervullen. Want waarom voelt Terri zich bevrijd door de ontmoeting met Lucas? Omdat hij haar ziet als een individu. Omdat ze bij hem eindelijk meer kan zijn dan een radertje in “het gebeiteld verband”, zoals het gezin wordt genoemd. Zijn enorme seksuele begeerte naar haar onderstreept dat iedere keer. Dat Lucas een zelfzuchtige narcist is die zich radicaal heeft afgeschermd voor de mogelijkheid om gekwetst te worden, ziet ze echter niet.
Zo heeft iedereen zijn eigen onbewuste motivatie om uitgerekend die ene man of vrouw uit te kiezen. David wil Sev omdat hij, afgewezen als hij is, troost en bevestiging zoekt dat hij bestaansrecht heeft als man. Sev wil hem omdat ze, na een leven van relaties waarin ze zich nooit echt kon binden, in hem – de vleesgeworden betrouwbaarheid – de man ziet die het geheime recept bezit voor een langdurige, stabiele relatie. En Lucas wil Terri omdat zij de volgende mooie vrouw is die hem wil bewonderen (en niet te vergeten: wil bevredigen).
Maar er komt altijd een moment waarop die behoefte is veranderd of het besef komt dat ze nooit kan worden vervuld. Terri had bijvoorbeeld graag opnieuw willen beginnen met het leven waarvan ze als twintiger zoveel meer had verwacht dan een gezapig huisje-boompje-beestje. Als ze verhuist naar een appartement op enkele deuren van waar ze woonde als student, staat dat symbool voor de nieuwe start. Maar als ze Lucas meeneemt naar het geheime zwemplekje van haar en David, begint ze te beseffen hoezeer ze ten prooi is gevallen aan een illusie.
Omdat mensen elkaar niet kennen, is er bovendien nooit de mogelijkheid om elkaars behoeften te begrijpen en een soort gulden middenweg te vinden. Personages hebben geheimen voor elkaar: Terri en David verzwijgen allebei uit schaamte dat ze voor elkaar de eerste waren met wie ze naar bed gingen. Vaak beseffen ze niet wat de uitwerking van hun gedrag is: Davids onvermogen om vrouwen om hun uiterlijk te prijzen, maakt Terri wanhopig, maar stemt Sev juist dankbaar. En dan praten ze voortdurend langs elkaar heen.
Schermer laat vooral dat laatste zien met een aantal schitterende dialogen. Ze is auteur van zeventien toneelstukken, maar in haar romans concentreerde zich tot nu toe op beschrijvingen van de binnenwereld van haar personages. Ten onrechte. Vooral de gesprekken tussen David en Terri waarin hun breuk zijn beslag krijgt, zijn fenomenaal. Haar onverzettelijke woede, zelfrechtvaardiging en pogingen om toch niet te kwetsen; zijn verdriet, wanhoop en pogingen om te lijmen – het spat allemaal van toch maar enkele pagina’s.
Het programmatische karakter van Liefde, als dat het is betekent overigens niet dat de roman er een boodschap wil inhameren. Omdat Schermer haar personages, die zichzelf evenmin kennen als elkaar, van binnenuit beschrijft, is het aan de lezer om conclusies te trekken. Daarbij stellen zij voortdurend fundamentele vragen waarop het antwoord uitblijft. Waarom doen ze wat ze doen? Wanneer heeft liefde bestaansrecht? En wat is dat dan eigenlijk: liefde? Dat doet een direct appel op de lezer om zelf na te denken.
En toch kun je, bij alle vrijheid om te interpreteren, niet anders dan de roman met een licht gevoel van vertwijfeling dichtslaan. Is liefde dan onmogelijk? Alle relaties zijn verbroken. Behalve die tussen Krista en Rafik. Maar omdat zij zo nadrukkelijk van elkaar verschillen, kan het niet anders of ook zij zullen in nabije toekomst beperkingen voelen die hun frustratie voeden. In dit verband is dan ook de laatste zin van deze roman veelzeggend: “Dit was dan toch de laatste keer.” Op een gegeven moment geef je het gewoon op, de liefde.
(Eerder gepubliceerd in Ons Erfdeel)

zaterdag 28 december 2019

Interview: Frank Tazelaar en Monique Warnier over overname Hijman Ongerijmd (Boekblad)

Frank Tazelaar en Monique Warnier zijn in twintig jaar gegroeid van organisatoren van literaire festivals tot allround literaire professionals. En nu worden ze ook boekverkoper in Arnhem. Een gesprek aan de vooravond van de 25e editie van hun Wintertuinfestival.

Twintig jaar geleden kreeg Frank Tazelaar de leiding over Wintertuin. Dat was toen uitsluitend een tweejaarlijks festival in Arnhem en Nijmegen. In 2001 trad Monique Warnier daar in dienst. Sindsdien zijn de activiteiten van het productiehuis fors uitgebreid. Die omvatten nu een reeks festivals en evenementen in binnen- en buitenland, een uitgeverij (sinds 2009) en een agentschap (sinds 2014). Ook zetten beiden de opleiding Creative Writing op aan de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem en initieerden ze het internationale CELA-netwerk voor talentontwikkeling – Connecting Emerging Literary Artists. Wat deden ze eigenlijk niet rond schrijvers en boeken?
Boeken verkopen dus. Aan die lacune komt per 1 januari een einde. Dan nemen Tazelaar en Warnier boekhandel Hijman Ongerijmd in Arnhem over van Theo Beneder en Hermien Mijnen. Warnier, die bijna twintig jaar geleden bij boekhandel Roelants in Nijmegen heeft gewerkt, krijgt de dagelijkse leiding. Tazelaar gaat zich toeleggen op publiciteit en programmering. Warnier, al sinds 1 september in de winkel om ingewerkt te worden, heeft ontslag genomen als hoofd programmering bij Wintertuin. Tazelaar doet zijn werk voor de boekhandel naast een baaierd aan andere bezigheden.

De eerste vraag is natuurlijk: waarom een boekhandel?
FT: ‘We zijn fanatieke lezers. Monique heeft heel plezierige herinneringen aan Roelants. En jij wilde toch wat anders doen?’
MW: ‘Inderdaad. Wintertuin is een fantastische plek, waar ik het erg naar mijn zin heb gehad. Maar ik had na bijna twintig jaar behoefte aan iets anders. Deze boekhandel is een heel welkome kans. Het ligt in het verlengde van wat ik deed en is toch iets heel anders. Ik word er blij van om hier te werken. Het is net als vroeger bij Roelants: de hele tijd het gesprek met mensen over boeken. “Heeft u dat boek gelezen? O, dan moet u dit boek proberen.” Heel leuk.’
FT: ‘En wij waren al langer met elkaar in gesprek over de toekomst van het boekenvak en hoe wij daarin verder kunnen. Daarin kwam de vraag boven of we een boekhandel zouden beginnen of overnemen. De overname zat dus al in het vat.’

Waarom?
FT: ‘Wat we net allemaal opsomden, waren oppervlakkige redenen om een boekhandel over te nemen. Er is een diepere reden. In onze branche is namelijk een mix van activiteiten – en de verbinding tussen de activiteiten natuurlijk – de enige manier om rond te kunnen komen. En om betekenis toe te kunnen voegen. Een boekhandel neemt een heel belangrijke positie in de keten van het boek in. Als podium voor literatuur, maar ook zelfstandig als cultureel object. Wij wilden daarom graag een boekhandel bij onze mix van activiteiten.’

En dan het liefst Hijman Ongerijmd?
FT: ‘Wij kennen deze winkel goed. We werkten met hen samen voor ons Arnhemse literatuurfestival Nieuwe Types. We gebruiken De Boeksalon op de eerste verdieping voor cursussen en presentaties. En vooral: er is een levendige uitwisseling met onze studenten van ArtEZ, die hier werken of recensies schrijven voor de site van de boekhandel.’
MW: ‘Dus toen we hoorden dat Theo en Hermien een opvolger zochten, vonden we het op z’n minst interessant om het gesprek aan te gaan.’
FT: ‘Dat gesprek was vanaf het begin heel aangenaam. We hebben als lezers affiniteit met dezelfde boeken. Het bleek al gauw dat Theo iemand zocht die de winkel in zijn geest wilde voortzetten. En in zijn toekomstvisie konden wij ons goed vinden.’

Wat voor winkel is Hijman Ongerijmd?
FT: ‘In de eerste plaats is het een klassieke boekhandel met een goed assortiment en een lange traditie – volgend jaar bestaat hij 125 jaar – op een prachtige plek. Het is een brede boekhandel, die toch een duidelijk herkenbare eigen identiteit heeft vanwege de nadruk op literatuur. De poëziecollectie vind ik goed, maar ook het aanbod kunstboeken en filosofie is van een hoog niveau. Het is een heel gezonde mix.’
MW: ‘Dat vertaalt zich in de klanten. Die groep is heel breed. Van mensen die een krantje komen halen tot mensen die met vijf nieuwe titels de deur uitgaan, iedereen komt hier.’
FT: ‘In de tweede plaats is Hijman Ongerijmd een cultureel instituut waar het boek en de schrijver centraal staan.’
MW: ‘Het is een winkel met een heel kundig team. Iedereen heeft een enorme expertise en veel hart voor de zaak.’
FT: ‘Voor elk genre is iemand. We hebben zelfs iemand die managementboeken leest en daar zinnig en met plezier over kan praten. Daardoor kunnen wij met onze klanten het gesprek aangaan over alle boeken – en niet alleen over romans en poëzie.’
MW: ‘Maar het is vooral een winkel met heel veel potentie. En dan kom ik op de ruimte voor activiteiten boven. De boekhandel biedt al veel plek aan allerlei organisaties uit de stad. Daar willen wij nog verder in gaan.’

‘Een heel gezonde mix’, hoor ik. In 2013 ging – toen nog – Hijman & Arends failliet.
FT: ‘De winkel staat er nu goed voor. Hij vaart scherp aan de wind, zoals veel boekhandels, maar de situatie is sterk verbeterd. Anders waren we er ook niet ingestapt.’

Hoe is de winkel erbovenop geraakt?
FT: ‘De concurrentiepositie is veranderd. Theo’s eerste winkel Ongerijmd is verdwenen toen hij Hijman & Arends redde en beide winkels samenvoegde. Het Colofon is erbij gekomen. Maar vooral het verdwijnen van Polare – de zichtbaarste boekhandel van de stad – heeft ons geholpen. Net als het aantrekken van de markt. Vlak ook het beleid van Theo en Hermien niet uit, het enorm betrokken team van de winkel en de rol van de zogeheten reddende engelen: de crowdfunders die destijds bij elkaar een ton als gift of lening in de winkel staken. Dat heeft een netwerk van klanten opgeleverd die nog steeds zeer nauw bij de winkel betrokken zijn.’
MW: ‘Door de opkomst van internet hoor ik mensen tegenwoordig zeggen dat ze bewust bij ons kopen. Dat was twintig jaar geleden bij Roelants niet. Een fysieke boekhandel bezoeken is bijna een activistische daad geworden. Je klanten – en echt niet alleen de ouderen, die nu eenmaal gewend zijn in een winkel te kopen – zijn je strijdmakkers geworden. Die moeten we koesteren.’

Toch legden jullie zojuist de nadruk op de bovenverdieping. Zonder hadden jullie Hijman Ongerijmd niet overgenomen?
MW: ‘Ik denk het niet. We zouden elders een ruimte kunnen vinden. We zouden een samenwerking aan kunnen gaan. Maar dat zou niet hetzelfde zijn.’

Waarom is de ruimte voor activiteiten zo belangrijk?
FT: ‘De status van het boek en van de auteur zijn aan het veranderen. We leven in het einde van de romantische periode, waarin het boek een middel voor de auteur is om zichzelf uit te drukken. We keren terug, zeg ik weleens, naar de tijd van voor de uitvinding van de boekdrukkunst, toen de auteur een middel voor de maatschappij was om zich uit te drukken. Dat betekent dat de status van het boek niet langer in het boek zelf of in de auteur ervan ligt, maar in de verbinding met de lezer. Het is zoals Alessandro Baricco zegt in De barbaren: “De betekenis van het boek is niet gelegen in het boek alleen, maar in de hoeveelheid wereld die door het boek heen kan waaien.” En hoe maak je die wereld zichtbaar? Met programma’s en ontmoetingen. En dus moet deze winkel een “plaats van ontmoeting” zijn, zoals nu al boven de toonbank staat. We beogen met de boekhandel daarmee eigenlijk hetzelfde als met al onze activiteiten.’

Want?
FT: ‘We hebben in 2004 productiehuis Wintertuin opgericht – een levendige organisatie waar momenteel achttien mensen werken. De missie daarvan zou je kunnen omschrijven als: literatuur inzetten als middel om te verbinden. Dat doen we met een agentschap en een kleine uitgeverij, die bedoeld zijn om auteurs en hun kunstenaarschap in iets groters in te bedden. En dat doen we met allerlei projecten, waarmee we literatuur en onderwijs verbinden, literatuur en andere kunstvormen, literatuur en ouderenzorg, auteurs hier en auteurs uit het buitenland.’

Jullie brengen je eigen ervaringen dus nadrukkelijk in bij de boekhandel.
FT: ‘Inderdaad. En niet alleen onze eigen ervaring. In ons netwerk zitten veel mensen die wij hebben opgeleid aan de ArtEZ of die we daarna via Wintertuin begeleidden, die we bij de winkel betrekken. Een deel van de activiteiten wordt georganiseerd door een jonge redactie. Ook zetten we onze alumni in als bijvoorbeeld interviewer.’

Als gratis of goedkope arbeidskrachten?
FT: ‘Zeker niet. Wij leren onze studenten juist dat ze geld kunnen vragen voor de kennis en de kunde die ze opdoen tijdens hun opleiding. Iedereen in dit vakgebied, zeker aan de producerende kant – als schrijver of als programmamaker –, moet betaald krijgen voor zijn of haar werk. Wat we straks wel doen, is de boekhandel en de activiteiten los van elkaar trekken. De activiteiten worden gefinancierd door een aparte stichting die we hebben opgericht: Writerswriters. Dat is een culturele stichting die zijn inkomsten niet alleen haalt uit wat hij voor de winkel doet, maar ook uit opdrachten voor derden: van het uitvoeren van cursussen tot het organiseren van debatten. En uit subsidies, wanneer de stichting cultureel beleid van de overheid of fondsen uitvoert.’
MW: ‘Een boekhandel moet zijn activiteiten wel organiseren via een aparte stichting. Als je activiteiten financiert vanuit de winkel, hebben je mogelijkheden een heel laag plafond. Dan gaan de activiteiten namelijk drukken op je winkel, terwijl ze juist bedoeld zijn om je winkel te versterken.’

Profiteert de winkel ook anderszins van jullie netwerk?
FT: ‘Ik denk het wel. We willen meer samenwerking van de grond krijgen rondom de standaardmomenten als de Boekenweek. Denk ook aan reeksen met het Filmhuis of Toneelgroep Oostpool, die tegenwoordig verdacht veel boekbewerkingen op de planken brengt.’

Is het ideaal dat jullie elke dag op de bovenverdieping een activiteit hebben?
MW: ‘Drie verschillende activiteiten per week is het mooist. En in de zomer en tijdens de drukke cadeauperiode wat minder vaak.’

De nadruk van Hijman Ongerijmd op programma’s in de boekhandel lijkt tegen de trend in te gaan. Ik zie andere winkels snoeien in hun activiteiten – als bezuiniging, of omdat het effect te gering is. Er komt te vaak hetzelfde kleine groepje opdagen.
FT: ‘Ik zie toch meer boekhandels in Nederland als een literair podium opereren. Bij Dekker van de Vegt in Nijmegen is programmering een steeds groter onderdeel van de winkel. Bij De Drvkkery in Middelburg ook. Van Piere in Eindhoven heeft met de Boekie Nights van Wim Daniëls iets heel moois neergezet. Maar het gevaar is wel dat een boekhandel het niet serieus genoeg neemt. Dan worden programma’s een soort add-on van je verkoopactiviteiten. Daar boor je geen nieuw publiek mee aan, dat op zoek is naar verdieping en inhoud. Bij Hijman Ongerijmd zullen we dan ook geen verkooppraatjes organiseren van een bekende auteur over zijn nieuw verschenen titel. De inhoud staat voorop. Wel moet er een duidelijke relatie tussen boven en beneden zijn. We zullen boven boeken en thema’s centraal stellen die we beneden verkopen.’

Halen jullie je inspiratie voor typische boekhandelsprogramma’s bij genoemde winkels?
FT: ‘De Boekie Nights zijn een voorbeeld. Maar ik haal ook inspiratie – en expertise – uit het Europese CELA-netwerk. Veel literaire organisaties met wie we daarin samenwerken, baten ook boekhandels uit. Passa Porta in Brussel, dat boekhandel, festival en residentie is. En organisaties in Óbidos (Portugal), Belgrado, Praag. Het is heel interessant om te onderzoeken hoe zij het financieren of nieuwe publieksgroepen aanboren.’

Kun je daar een voorbeeld van geven?
FT: ‘In Belgrado hebben ze een Blue Pen Café. Daar komen schrijvers, die elkaar feedback geven. Positieve feedback, vandaar die naam. Dat organiseren ze twee ochtenden per week. Wat vaak!, dacht ik. Maar het zit elke ochtend vol. Hoe kan dat? In Óbidos hebben enkele boekhandels gezamenlijk een heel interessant YA-festival. Hoe slagen zij er daarmee in om zich te verbinden met een nieuw publiek? Ik wil graag die successen vertalen naar de Nederlandse situatie. Ik ben in de gelukkige omstandigheid dat ik, anders dan de meeste boekverkopers, voor mijn werk door Europa reis en daar veel mensen ken.’

Eind deze maand is de 25e editie van het Wintertuinfestival, dat dit jaar het thema gastvrijheid heeft. Hoe gaat het daarmee?
FT: ‘Ook daar hebben we de gevolgen ondervonden van de veranderde status van het boek waar ik over vertelde. Toen wij bij het festival betrokken raakten was er nog geen internet: van Bol.com tot sociale media. De verbinding tussen schrijver en lezer was heel anders. Het ging ons er toen eerder om grote namen op het podium te zetten.’
MW: ‘Dat wij literatuur als podiumkunst wilden brengen, was toen nieuw. Nu niet meer. Wij zijn daarom – ook door de festivalisering van Nederland – de kant op gegaan van verdieping, het onderzoeken van de relatie tussen literatuur en maatschappij, verbinding.’
FT: ‘Wij zijn verschoven van presentatie naar inbedding, zou je kunnen zeggen. Niet meer: literatuur presenteren en verder niets. Maar: schrijvers stimuleren hun kunstenaarschap te verbreden.’

Er is veel publiek voor een dergelijk inhoudelijk festival?
FT: ‘Ons publiek is alleen maar gegroeid. Het is een divers publiek ook. Het is als een plein in een dorp aan de Middellandse Zee, waar allerlei soorten mensen bij elkaar komen. Vorig jaar hadden we amper grote namen op het Wintertuinfestival. Toch was het knal uitverkocht. Zeker bij een jong publiek zie je heel sterk de behoefte om via fictie de wereld te lezen, zoals Ali Smith dat noemt.’

Zie je ook andere partijen in het boekenvak inspelen op die verandering richting literatuur als middel om de maatschappij te begrijpen?
FT: ‘Zeker. Je ziet dat bij allerlei auteurs: van Zadie Smith en Valeria Luiselli in het buitenland tot Bregje Hofstede, Nina Polak en Alma Mathijsen bij ons. Er is echt een gemeenschap van lezers rond dit soort jonge schrijvers. Ook een auteur van onze generatie als Ilja Leonard Pfeijffer komt opeens met een pamflet over ironie. En uitgeverijen, die allemaal redacteuren hebben uit dezelfde leeftijdsgroep, sluiten daar als vanzelf bij aan. Das Mag. Pluim. Atlas Contact. De Bezige Bij. Ook andere.’

Beogen jullie hetzelfde met de Wintertuin-uitgeverij?
FT: ‘Nee. Wij geven alleen chapbooksuit, bedoeld om jong talent in een bepaalde fase van hun ontwikkeling te steunen. Daarna groeien ze door bij reguliere uitgeverijen. Lisa Weeda zit nu bij De Bezige Bij, Simone Atangana Bekono bij Lebowski. Je kunt hooguit zeggen dat het allemaal auteurs zijn van wie wij geloven dat ze een breder kunstenaarschap nastreven dan, bij wijze van spreken, alleen maar goed blokfluit kunnen spelen.’

En jullie zijn een agentschap begonnen om auteurs ook daarna te kunnen blijven ondersteunen?
FT: ‘We willen vooral een breder auteurschap ondersteunen, door ook opdrachten voor onze auteurs te regelen, hun werk in te bedden in lesprogramma’s, of het te internationaliseren. Commerciële agenten en uitgeverijen doen dat nauwelijks. Wij hebben bijvoorbeeld auteurs als Simone Atangana Bekono, Lotte Lentes en Joost Oomen via het CELA-project in het buitenland ondergebracht. Ze hebben zelfs contracten voor romans die hier nog niet verschenen zijn. Veel Nederlandse uitgeverijen zouden geen moeite voor hen doen omdat ze amper zijn gedebuteerd en nog niet een bepaalde status hebben in termen van verkoopcijfers. Wij doen die moeite wel, omdat het ons gaat om inbedding – via programma’s, tijdschriften, vertalers, óók in het buitenland. We hebben nu elf auteurs onder contract, van wie dit of volgend jaar ergens iets verschijnt. Auteurs die we anders dan met onze uitgeverij onder contract houden. Helaas heeft het agentschap wel tot aanvaringen geleid met sommige uitgeverijen.’

Aanvaringen?
FT: ‘Nou ja, dat is een sterk woord. Het zijn gesprekken met een glas wijn, niet met een advocaat. Maar neem de vertaalrechten in het standaardcontract als voorbeeld. In geval van verkoop wordt dat bijna volledig toegeschreven aan de moeite die uitgeverijen daarvoor hebben gedaan. Zij krijgen daar 80 procent voor. Maar als je ziet hoe jonge auteurs opereren in internationale netwerken, is hun bijdrage daaraan groter. Dus die verhouding moet anders. We zijn nu zover dat de auteur 40 procent krijgt, of soms 50 procent. Maar dat moet hoger.’

Je ziet dus wel dat uitgeverijen anders over de rol van auteurs gaan denken?
FT: ‘Jawel. Uitgeverijen zien ook dat auteurs zich steeds breder ontwikkelen en stellen zich dan bijvoorbeeld op als agent. Maar er is nog een wereld te winnen. Ik tekende laatst een contract voor een auteur met een uitgeverij. Toen zei de uitgever tegen die jonge auteur: “Goh, doe je verder nog iets.” Alsof het schrijven van een boek het enige is! Deze auteur leeft volledig voor het schrijverschap, maar doet van alles – ze leidt bijvoorbeeld een schrijfwerkplaats met nieuwkomers. Een auteur zou niet eens meer uitsluitend van royalty’s kunnen leven als hij zou willen.’

Misschien wel als jullie je in je eigen boekhandel voor hen inzetten.
MW: ‘Ha ha. Er is nog geen aparte plank met al onze chapbooks, zoals bij Dekker van de Vegt, maar die komt er zeker. Maar we zullen toch vooral in de volle breedte gebruikmaken van hun literaire expertise, zoals Frank eerder vertelde. Als programmamaker, als interviewer, noem maar op.’
(Eerder gepubliceerd in Boekblad Magazine, nov 2019)

dinsdag 24 december 2019

Recensie: 'Denkend aan Donner' – schrijven over hun boekhandel (Boekblad)

Ter gelegenheid van de heropening vroeg Donner schrijvers om een ode aan het lezen. Dankzij de brede opzet is Denkend aan Donner een ware schatkist geworden, waar iedere liefhebber van boekhandels van kan smullen.
  
Hoe komen wetenschappers aan hun boeken? Denk er eens een momentje over na. Je komt al snel tot de conclusie: via internet. Een academicus stelt een literatuurlijst van boeken rondom zijn thema samen, zet die online in zijn winkelmandje, afrekenen, klaar. Waarom zou hij naar de fysieke boekhandel gaan – anders dan om privéredenen: een cadeautje voor zijn partner, een boek voor op vakantie?
En toch begint iedere nieuwe studie van de filosoof Hans Achterhuis in de boekhandel. De kiem van zijn studie Met alle geweld (2008) lag bij de vondst van een fascinerend boek bij boekhandel Peeters in Leuven. En ook nadat hij besloot onderzoek te gaan doen naar het thema geweld, weigerde hij het systematisch aan te pakken. Nee, hij bleef boekhandels bezoeken – zoals de in filosofie gespecialiseerde Librairie Vrin te Parijs – om alles te kopen wat er toevallig over het onderwerp voorradig was.
Is dat efficiënt? Natuurlijk niet, Achterhuis geeft het onmiddellijk toe. Door zijn methode heeft hij boeken aangeschaft waar hij niets aan bleek te hebben. Maar 'de vreugde van de toevallige vondst' vergoedde veel, 'de verrassing van een onverwachte tekst die daar speciaal voor mij lag'. Sterker: zonder die ene vondst bij Peeters zou er niet zo'n persoonlijke betrokkenheid in Met alle geweld doorklinken, is zijn overtuiging.

Deze ontboezeming is een van de hoogtepunten uit Denkend aan Donner, dat eind oktober verscheen. Ter gelegenheid van de heropening van een jarenlange verbouwing vroeg de Rotterdamse winkel 52 auteurs om een 'ode aan het lezen', zoals de ondertitel van deze bundel luidt. Maar liefst 46 schrijvers, dichters en uiteenlopende wetenschappers gaven hieraan gehoor. 
Het eindresultaat is een bijzonder bont boeket. Je kunt een discussie lezen tussen Elvin Post en zijn dochter over papieren versus digitale boeken. De herinnering van uitgever jan Geurt Gaarlandt van Balans aan het bezoek van Bill Clinton aan Donner. De encyclopedische aanzet van planten en dieren wiens namen verwijzen naar papier of inkt, geschreven door bioloog Jelle Reumer. Een beschouwing van filosofe Marli Huijer over de kunst van het boekenschenken. En nog zo veel meer.
Het mooie is vooral dat het geen boek over Donner is geworden. Hoe voor de hand liggend zou het zijn geweest? Rotterdam is groot genoeg om voldoende schrijvers in het klantenbestand te vinden om over hun ervaringen met de winkel te schrijven – om nog maar te zwijgen van de honderden auteurs die er de afgelopen jaren werden geïnterviewd, lezingen gaven of signeersessies hielden.
Het zou een te particulier boek hebben opgeleverd, en door de herhalingen misschien een vermoeiend boek. Hoe interessant is het om steeds opnieuw te lezen over de pocketkelder, waarmee de winkel in de jaren zestig van de vorige eeuw transformeerde van een gereformeerde speciaalzaak tot een culturele ontmoetingsplaats, of de spijt om de teloorgang van het cultuurplein in de handen van Selexyz en Polare?
Nu wordt er precies genoeg aan de pocketkelder gerefereerd. Rien Vroegindeweij brengt een mooi gedicht over het afdalen naar de hemel. Awee Prins heeft een fraai stuk over de ontdekking van Jan Arends' Keefman, toen hij voor een spreekbeurt naar de pocketkelder werd gedreven. En Maria Heiden vertelt – als grappig tegengewicht – hoe ze destijds direct een collega op zolder belde om snel naar beneden te komen, zodra er een knappe klant de kelder had betreden.
Al deze herinneringen aan Donner blijven leuk om te lezen omdat je tussendoor steeds wordt verrast door een beschouwing die je aan het denken zet. Ik stipte al die van Post en Huijer aan. Maar ook de bijdrage van Arjen van Veelen is bijzonder prikkelend. Hij legt daarin uit waarom boeken een steeds kleinere rol in zijn leven zijn gaan spelen, en juist daarom belangrijker dan ooit lijken te zijn.
En laat ik natuurlijk de beschouwing van Achterhuis niet vergeten. De boekhandel als 'tempel van het toeval', zo had ik een op zich bekend verschijnsel tóch nooit eerder bekeken. 
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, nov 2019)

zondag 15 december 2019

Drie jaar geleden kocht Paul Vigeveno, organisator van reizen via Voyage & Culture, de Amsterdamse reisboekhandel Pied à Terre. Per 1 januari verkoopt hij de speciaalzaak door aan Scheltema.

Hoe was uw week?
'Tumultueus. Deze week [= inmiddels vorige week] tekenden wij officieel de overdracht van Pied à Terre aan Scheltema. En dus verstuurden Novamedia, het moederbedrijf van Scheltema, en wij het persbericht, lieten we het onze officiële relaties weten, mailden we onze achterban. Tot mijn verbazing leidde dat tot veel telefoontjes, ook van mensen die ik al een tijd niet had gezien. Naarmate je een persoonlijker band hebt met mensen, duurden de gesprekken langer. Tegen iemand als Fik Meijer, met wie ik al zó lang samenwerk, zeg je niet snel: "Ik verkoop de winkel" – en klaar.

Werd u niet moe om voortdurend hetzelfde verhaal te vertellen?
'Nee hoor. Ik vind het vooral belangrijk om voor zo iets echt de tijd te nemen. Als ik lang met iemand samenwerk en we daarom afhankelijk van elkaar zijn, is het essentieel dat die persoon precies weet hoe het in elkaar zit. Ik wil niet dat er verkeerde verhalen de wereld in komen.'

Hoe reageerde iedereen?
'"Ik had het wel verwacht." Dat hoorde ik veel.'

O ja? Dat suggereert dat het niet zo goed ging met Pied à Terre.
'Het gaat best goed met de winkel. Alleen: er speelt een aantal economische ontwikkelingen. Ten eerste zijn de huren in Amsterdam dramatisch. Veel hoger dan het landelijke gemiddelde. Als je bedenkt hoeveel Michelin-kaarten je moet verkopen om terug te verdienen wat wij moeten betalen. Ten tweede kun je een winkel van 485m2 niet in je uppie doen. Ook omdat we specialistische kennis nodig hebben, hadden we zeven, acht fulltime-krachten. Op de lange termijn wegen die kosten zwaar. Aan de andere kant staat de vraag onder druk. Als ik in Boekbladlees dat het instellen van gratis roaming in Europa zo'n invloed heeft op de omzet van ANWB – ik had me niet eens gerealiseerd dat zo iets kleins zo'n enorm effect kan hebben. Tegen die achtergrond was het beste om nu, vanuit een positie van kracht, te zoeken naar een grotere partij die een beroemde, specialistische boekhandel als Pied à Terre binnenboord wil halen.'

U bent bewust op zoek gegaan naar een grotere partner?
'Natuurlijk heb ik eerst met allerlei mensen gesproken. Zo gaat dat in de snuffelfase. Maar al gauw bleek dat kleinere organisaties niet de financiële draagkracht hebben voor zo'n overname. Novamedia heeft die wel, en investeert bovendien uit ideële motieven in het boekenvak. Zij vinden de rol van lezen en boeken belangrijker dan puur winst maken. In gesprekken heb ik de kracht van het bedrijf kunnen merken. En deze week nogmaals aan de power waarmee zij hun marketing kunnen inzetten.'

Aan de andere kant: willen klanten van een gespecialiseerde boekhandel, met zijn heel eigen sfeer, wel naar een grotere, algemenere en daardoor anoniemere winkel?
'Het uitgangspunt is daarom om de sfeer en kennis van Pied à Terre zo veel mogelijk te behouden. Het wordt een shop-in-shop met een eigen identiteit. Dat blijkt uit de naam: Scheltema-Pied à Terre. Ons uithangbord komt daar te hangen: een omgekeerd café-ding met een wereldbol in het midden. Er gaan twee mensen mee, om de continuïteit qua kennis te waarborgen. En Scheltema heeft een aanzienlijk deel van het assortiment overgenomen. De winkel heeft straks misschien niet vier, vijf wandelseries compleet. Er zal een zekere voorselectie plaatsvinden. Maar de reisafdeling, straks twee keer zo groot als de huidige reisafdeling van Scheltema, heeft wél een veel groter assortiment dan een gemiddelde boekhandel. Dus niet alleen de Lonely Planet en ANWB-gidsen, maar ook bijvoorbeeld de Cicerone-gidsen: echt bijbeltjes voor de liefhebber. Nergens in Amsterdam vind je zoveel bij elkaar. En niet te vergeten: de mogelijkheid om kaarten te printen blijft behouden. Zo kun je op iedere gewenste schaal een kaart laten maken met jouw vakantiehuis precies in het midden.'

Stanley & Livingstone maakt precies dezelfde beweging als Pied à Terre. Wat betekent dat?
'Dat is opmerkelijk. Ik hoorde dat pas donderdagavond. Er blijft nu nog maar een gespecialiseerde reisboekhandel over: De Zwerver in Groningen. Dat is de enige organisatie die al vroeg heeft ingezet op internet. Dat is een wijs besluit geweest.'

U heeft ook geïnvesteerd in een nieuwe webshop van Pied à Terre.
'En die voldoet qua vormgeving en omzet aan onze verwachtingen. We zijn ook nog bezig om te kijken hoe die voortgezet kan worden. Maar ja: de online omzet schiet niet opeens naar 50%. Dat zou te optimistisch zijn. Die omzet is nu 20%. En dat is wel iets anders dan de online omzet van De Zwerver, die al midden jaren negentig in internet heeft geïnvesteerd en een heel net van affiliates daaromheen heeft gespannen. Dat haal je niet zomaar in.'

Met de verkoop komt een einde van drie jaar in het boekenvak. Hoe kijkt u daarop terug?
'Het was een ongelooflijk enerverende periode, waarin ik veel heb geleerd. Maar ik heb ook ontdekt dat ik minder een winkelman ben dan ik dacht. Altijd als ik in een vreemde stad ben, is het eerste wat ik doe een boekenzaak opzoeken. Winkels als Daunt Bookshop in Londen, prachtige tempels zijn dat. Het leek me geweldig met de synergie van boekverkoop, activiteiten in de winkel en reizen organiseren zelf zoiets uit te bouwen. Maar het kost bijzonder veel tijd om dat op een sprankelende manier te doen. Je moet er fulltime mee bezig zijn. Nu vind ik het niet erg om hard te werken. Ik ben ook energieker dan veel leeftijdsgenoten om me heen. Ik ben met mijn 66 jaar alleen niet meer zo piepjong dat ik én reizen wil blijven organiseren én die energie in de winkel kan steken.'

Dan blijft de vraag waarom u er dan voor kiest om door te gaan met reizen organiseren.
'Misschien is het de verslaving van het reizen? Ik was anderhalve week geleden in Washington om voor NRC Handelsblad een reis op te zetten rond de presidentsverkiezingen. Je probeert dan bij denktanks binnen te komen, gaat bij de ambassade langs, bezoekt de Wereldbank, spreekt met de correspondent van de krant. Dat vind ik zó leuk en spannend.'

Een reisboekhandelaar werkt om zijn klanten op reis te kunnen sturen. Maar u prefereert werk waarbij u zelf op reis kunt?
'Precies, dat is het. Een boekhandel runnen is toch ook een geregeld leven. Ik hou van het avontuurlijk ongeregelde, dat je – om een reis op te zetten – vier dagen ergens heen gaat, bij organisaties probeert binnen te komen, met mensen contact legt.'

Tot slot: wat gaat u vandaag doen?
'Ik vertrek straks naar Schiphol. Ik ga voor een klant een reis opzetten in Cyprus. Een reis met een aantal culturele aspecten, maar het wordt ook een reis met een politiek-historische dimensie, die dus aandacht besteedt aan de Turkse inval van 1974 en de gevolgen daarvan. Dat vind ik – historicus van opleiding – altijd het leukste: geschiedenis laten doceren op locatie, met de bus als rijdende collegezaal en de plek zelf het verhaal laten doen.'
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 8 dec)

dinsdag 3 december 2019

Ook toen al. Godfried Bomans over de mening van BNers

'Wat mij altijd weer verbaast, is de veronderstelling dat iemand die een zekere bekendheid geniet, over mijn aalles een mening moet hebben. Het feit dat ik een liefhebberij heb om met woorden te spelen, wettigt blijkbaar het vermoeden dat ik over zaken als rassendiscriminatie en de buitenlandse politiek van De Gaulle iets zinnigs te vertellen heb. De mensen vragen je dat rustig. Waarom? Omdat men schrijft. Hier schijnt iets magisch van uit te gaan.'
(uit: Godfried Bomans, De brandmeester, Van Oorschot, 2019)

Wanneer hij dit schreef, weet ik niet. De verantwoording in de recent verschenen bloemlezing eh... schiet wat tekort. Laat ik het daarop houden. Het zal ergens in de jaren 1960 zijn geweest. Nederland had nog maar twee televisienetten. Tot 1964 zelfs nog maar één. Er waren nog geen tientallen talkshows per dag. Ook waren er minder radiostations. Wel waren er aanzienlijk meer kranten dan tegenwoordig. En ook toen al gold de wet: een scheet van een BN-er is interessanter dan een doordachte opinie van een terzake deskundige specialist. Het enige verschil is dat in de tijd van Bomans schrijvers blijkbaar BN-er konden zijn. Dat is niet meer zo. Of gold Bomans in zijn tijd ook als de uitzondering: de schrijver die wél op tv mocht komen omdat hij niet saai over zoiets als 'literaire verbeelding' wil praten?