Hoe ontstaan verhalen? Aan de hand van een
mysterieuze ramp in West-Afrika probeert Frank Westerman in Stikvallei die vraag te beantwoorden. ‘Feiten
veranderen de wereld niet, dat doen alleen verhalen.’
Van het ene op het andere moment was al het
leven in de vallei bij het Nyosmeer in Kameroen weggevaagd. In de avond van 21
augustus 1986 stierven 1746 mensen en meer dan tienduizend dieren. Ze hebben
zichtbaar gevochten voor hun leven. Toch was er geen schade. De met lijken
bezaaide nederzettingen lagen er vredig bij toen in de dagen daarna
missionarissen uit de omgeving en wetenschappers uit de hele wereld naar de
dodenvallei trokken. Wat was er gebeurd?
Frank Westerman weet nog goed dat hij,
destijds 21 jaar oud, het onbegrijpelijke nieuws zag op het NOS Journaal. ‘Ze
lieten luchtfoto’s zien’, vertelt hij. ‘Een confetti van koeienkadavers in het
gras op de hellingen. Opgezwollen lijken van zeboes. Niemand wist wat de
oorzaak was. Normaal krijg je informatie van het journaal, dit keer gaven ze me
een cryptogram. De dag erna heb ik alle kranten gekocht. Ik wilde alles weten. Massasterfte.
Geen ravage. Het dal in quarantaine. Hoezo?’
Zes jaar later was zijn fascinatie voor de
raadselachtige gebeurtenis nog zo groot dat hij er een documentaire voor de
radio maakte. Directe aanleiding was de ontmoeting met een oude studiegenoot
uit Wageningen. Zij had tijdens een stage in Kameroen gelogeerd bij pater Jaap
Nielen, die als een van de eerste na de ramp bij het Nyosmeer was gearriveerd.
Toen Westerman, inmiddels freelance journalist, dat hoorde – een Nederlander
die er zo nauw bij betrokken was! – wilde hij direct daarnaartoe reizen.
‘Zij zat bij het radioprogramma Argos. Daarom wilden we een radiodocumentaire
maken. Ik had alleen geen enkele ervaring met het medium. De VPRO bood 500 gulden
als wij ervan af wilden zien. Zodat zij er een ervaren journalist heen konden sturen.
Ik was zó verontwaardigd. Daarop mochten we het toch maken. Maar wel na een
proefreportage, over de missionarissen in het Mill Hillklooster in Roosendaal.
Die mislukte jammerlijk, omdat we de volumeknop te laag hadden gezet. Iedereen
was onverstaanbaar.’
De vallei bij het Nyosmeer markeert twee
keerpunten in Westermans schrijverschap. De catastrofe was het onderwerp van
zijn debuut als schrijver: ‘Het goede meer’, een lang artikel op basis van zijn
documentaire dat verscheen in het literaire tijdschrift Atlas. Dat richtte zich op literaire non-fictie en was in 1991
opgericht vanwege de aanzwellende belangstelling voor dit genre, waarvan
Westerman in de jaren daarna misschien wel zijn prominentste vertegenwoordiger
werd.
‘Al wil ik niet dat mijn werk een label draagt
dat aangeeft wat het níet is,’ haast Westerman zich te zeggen. ‘Non-fictie is een
non-label.’ Vandaar dat hij bij het winnen van de Gouden Uil in 2005 voor El Negro en ik pleitte voor een
onderscheid tussen frictie (boeken die aan je wereldbeeld wrikken) en
non-frictie (boeken die dat niet doen). ‘Of maak desnoods een vergelijkbaar onderscheid
als tussen crime en true crime: verzonnen verhalen en waargebeurde verhalen.’
En nu is hij teruggekeerd naar de Nyosvallei
voor een boek dat je kunt lezen als een diepgravende beschouwing over zijn
eigen schrijverschap. Westerman besefte dat de ramp de perfecte gebeurtenis was
om de vragen te toetsen die hij al zo lang had: Hoe ontstaan mythen? En hoe
spelen zij een rol in de werkelijkheid? Hoe concurreren tegenstrijdige verhalen
met elkaar? De geheimzinnige sterfte was een oerknal, die niemand kon – en kan
– verklaren en daarom onderwerp is geworden van speculaties, fabels, theorieën
en verzinsels.
In Stikvallei
neemt hij drie standpunten in van waaruit je een verhaal over de feiten kan
vertellen. Allereerst is dat het perspectief van wetenschappers – of zoals
Westerman ze noemt: mythedoders. De geologen en vulkanologen kwamen zo snel
mogelijk onderzoek doen. Een uitbarsting van kooldioxide dat zich had opgehoopt
in het Nyosmeer, concludeerden zij, was oorzaak van de sterfte. Maar gaf
vulkanische activiteit de stoot tot de uitbarsting of niet? Daarover bestaat
tot op heden onenigheid.
Daarna komen de missionarissen aan bod – de
mythebrengers. Zij probeerden al sinds het begin van de kolonisatie zieltjes te
winnen voor hun ‘verhaal’. Zij gaven de dood van zo veel mensen een plaats
binnen dat christelijke verhaal van beproeving en eeuwige zielenheil. Maar
opnieuw: niet allemaal. Waar een jonge Kameroener die de ramp overleefde, zich
hierdoor uitverkoren voelde door God, viel een missionaris bij het zien van zo
veel zinloos sterven juist van zijn geloof.
Tot slot kijkt Westerman naar de Kameroeners
zelf, die als schrijver of sjamaan nieuwe verhalen over de ramp scheppen.
Mythemakers, noemt hij ze, die met hun toneelstukken, roddels of eigen
geloofsinterpretaties proberen uiting te geven aan het immense verdriet van de
nabestaanden die in sommige gevallen hun hele familie hadden verloren. Of de grieven
van de Engelstalige bewoners van het gebied verwoorden die worden achtergesteld
door de Franstalige meerderheid.
Gezamenlijk zetten deze drie perspectieven je
aan het nadenken over de betekenis en functie van verhalen. Is de waarheid
kenbaar of bestaan er alleen verhalen over de waarheid? En kunnen mensen daarom
onmogelijk zonder? ‘Door drie verhalen uiteen te trekken schep ik vanzelf een
vierde,’ zegt Westerman. ‘Die zin – in hoofdstuk 48 van deel twee – bedacht ik
pas toen ik de drukproeven van Stikvallei
corrigeerde, maar dat geeft precies aan wat ik met dit boek nastreef.’
Hij maakt dat vierde verhaal niet expliciet.
‘Ik wil geen essayist zijn. Ik wil niet betogen of prediken. Ik ben uit op het
vertellen van verhalen. Daarom schrap ik in de laatste fase, in de drukproeven,
soms nog hele hoofdstukken waarin ik bij nader inzien als een voice-over
allerlei toelichtingen geef. De drie verhalen moeten op zichzelf staan – en
daarna gaan gisten het hoofd van de lezer. Als je op mijn boek al een label moet
plakken, laat het dan zijn wat in het Engels essay by reportage heet.’
Wat is
het essentiële verschil tussen de twee boeken over de onverklaarbare sterfte in
de Nyosvallei?
‘De eerste keer ging ik erheen om te
onderzoeken wat er was gebeurd. De tweede keer ging ik terug om te horen wat
erover wordt verteld. Voor het eerste verhaal was ik eerder een journalist, die
primair de feiten weergeeft. Nu was ik er als schrijver die de feit voor feit
uitlicht en rangschikt tot een nieuw verhaal – mijn eigen subjectieve verhaal.’
Hoe lees
je twintig jaar later ‘Het goede meer’ terug?
‘Ik zie mezelf het ene fonkelende edelsteentje
op het andere stapelen. Maar een edelsteentje komt natuurlijk het best tot zijn
recht als hij niet omringd wordt door andere edelsteentjes. Ik wilde te veel
vuurwerk afknallen. De spectaculaire feiten buitelen over elkaar. Overigens is
‘Het goede meer’ in 2008 onder de titel Stikvallei
verschenen als Literair Juweeltje. Dat werkt verwarrend, maar de titel past te
goed om hem nu te laten schieten.’
Van jongs af aan is Westerman gefascineerd
geweest door verhalen. Wie niet, zou hij zelf bijna zeggen. ‘Eten, drinken, een
dak boven je hoofd en een verhaaltje voor het slapen gaan. Daarmee voeden we,
waar ook ter wereld, onze kinderen op’, vindt hij. Maar Westermans nieuwsgierigheid
ging verder. Hij was ook benieuwd naar de achterkant van verhalen. Hoe beïnvloeden
die in de werkelijkheid? Een van zijn eerste pogingen tot schrijven, als
middelbare scholier, ging daar al over.
‘Ik was geschokt door het idee dat de mens
nooit op de maan is geweest. Dat de maanlanding was geënsceneerd door deskundige
mensen uit Hollywood. Niet dat ik daarin geloofde, maar het gegeven dat het in
theorie zou kunnen om de mensheid zo’n verhaal op de mouw te spelden. Dát
fascineerde me. Ik heb dat uitgewerkt in een roman – meer dan twintig pagina’s
zijn het nooit geworden – dat ging over het wantrouwen tegenover de dingen om
ons heen: is alles wel wat het lijkt?’
Ook als correspondent op de Balkan voor de Volkskrant en Moskou voor NRC Handelsblad had hij er nooit vrede
mee om simpelweg door te geven wat hij zag of meemaakte. ‘Je kan in de krant
maar het halve verhaal vertellen. Wat zeg ik? Een kwart! Een flinter! Het is
schieten uit de heup, heet van de naald. Goed, in de bijlagen is een hoop
mogelijk. Soms kreeg ik daar twee pagina’s. Maar ik had nooit het gevoel dat
die stukken hét verhaal waren over de Balkan of Rusland.’
Daarom nam hij bij beide kranten ontslag. De
eerste keer om De brug over de Tara
te schrijven. ‘Een boek, geschreven met een onbevangenheid die me nog steeds
aanstaat, waarin ik onder woorden probeer te brengen wat ik écht had gezien.’
En de tweede keer om Ingenieurs van de
ziel te schrijven, over de worsteling van naar artistieke autonomie
strevende schrijvers in de totalitaire, communistische Sovjet-Unie. ‘Daarin kon
ik veel kwijt wat ik niet in de krant kwijt kon: de adem, het gevoel van
Rusland.’
Maar waarom wilde hij die ‘echte verhalen’
vertellen? In Ararat onderzocht hij de
universele behoefte aan verhalen – in de vorm van een zoektocht naar het verlies
van zijn geloof, het grootste verhaal van allemaal, en wat daarvoor in de
plaats is gekomen. ‘De wetenschap ontdekt steeds kleinere deeltjes. De
elementen van het periodiek systeem. Atomen. Het Higgs-deeltje. En toch blijft
het bestaansraadsel intact. Een raadsel dat we alleen met onze verbeelding en verhalen
kunnen proberen te beantwoorden.’
En nu gaat Westerman in Stikvallei nog dieper in op het fenomeen verhaal. ‘Waar Ararat ophoudt, begint Stikvallei’, zegt hij.
Welke
conclusie heb je getrokken na je onderzoek naar de oorsprong van verhalen? Zelf
dacht ik na het lezen: er is geen kenbare waarheid, er zijn alleen verhalen
over de waarheid. En verhalen zijn er omdat we alleen zo met elkaar kunnen
communiceren.
‘Prettig dat je het zo formuleert. Ikzelf heb,
al schrijvende, een hele reeks nieuwe inzichten gekregen. Kennelijk ligt het er
niet te dik bovenop welke dat zijn.’
Wat is
jouw conclusie dan?
‘We verhouden ons eerder tot de voorstelling
van de werkelijkheid dan tot de werkelijkheid zelf. Ons kompas daarbij is onze
verbeelding – of dat nu onze individuele verbeelding is, of een collectieve,
zoals het geloof. En ons enig uitdrukkingsmiddel is taal, waarmee we verhalen
scheppen die weer deel uit gaan maken van de werkelijkheid en dus rechtstreeks
ingrijpen in ons handelen en denken. Zo bekeken kunnen we niet zonder verhalen.
Als je dan toch hét molecuul zoekt van ons bestaan, is dat het verhaal.’
Zelfs de
mythedoders, moet je concluderen, kunnen de waarheid niet blootleggen. Voor
beide wetenschappelijke theorieën over de sterfte van Nyos is geen sluitend
bewijs. Toch wordt één theorie als waarheid geaccepteerd en als basis genomen
voor beleid om herhaling van de ramp te voorkomen.
‘Ja. Dat is onthutsend. Het onderlinge geruzie
van de vulkanologen brengt de beperkingen van de wetenschap pijnlijk aan het
licht. Maar ik ken, door mijn achtergrond, de wetenschappelijke mores. Wat ik
echt schokkend vond, is te zien hoe ver de wetenschappers gaan om hun eigen verhaal
te laten triomferen. Ze maken elkaar uit voor racist. Ze lopen weg bij elkaars
congressen. Zo bikkelhard kan de strijd tussen concurrerende verhalen zijn.’
Toch zoeken
wetenschappers tenminste naar de waarheid. De mythebrengers en mythemakers
lijken daar niet in geïnteresseerd.
‘Die staan compleet anders in het leven. Zoals
de toneelschrijver Bole Butake zegt: ik weet niet wat er is gebeurd, maar ik
stel die vraag ook niet. Ik stel andere vragen. Zoals: wat is de reden dat de
ramp heeft plaatsgevonden? Wie heeft er belang bij? Wat zijn de motieven voor
de moord op 1700 mensen? Die vragen sluiten dan aan bij het gegeven dat de
inwoners van West-Kameroen Engelstalig zijn en daarom worden achtergesteld door
de Franstalige meerderheid. De ramp zou dan een aanslag op hen zijn.’
Zo komen
dus mythes in de betekenis van verzinsels in de wereld.
‘Ik wierp ook tegen: waarom verzin je een
complottheorie? Waarop Bole zegt: het is niet onverstandig om dat te doen, het
is juist verstandig – als je weet wat je hier dagelijks over je heen krijgt.
Kameroen is een dictatuur, vergeet dat niet. Overigens is het toneelstuk dat
hij schreef schitterend. Daarin heeft Bole ook het verhaal verwerkt dat een
ziener de ramp had voorspeld. Dat vertelt iedereen in de streek rond Nyos.’
Nog een
mythe die over de ramp in omloop is gebracht.
‘Voor mij als schrijver stellen die verhalen
mij in de gelegenheid om te laten zien hoe de meest fantastische voorstellingen
toch reëel je lot kunnen bepalen. Want je kunt verhalen wel analyseren – in
termen van nut: zo hebben de mythes van Bole het nut dat ze de plaatselijke
bevolking handvaten geeft om met het onbevattelijke verlies van 1700 dierbaren
om te gaan – maar je kunt ze nooit uit de wereld helpen. Dat lukt je nooit.’
Waarom?
‘Mensen zoeken altijd naar betekenis. Ergens
diep van binnen kunnen we wel beredeneren dat er misschien geen bedoeling is
van ons leven of van het bestaan van deze wereld. Maar toch zoeken we naar
patronen die betekenis geven: verhalen. De hunkering daarnaar is te groot.’
Kun je
die verhalen waarin mensen geloven ook niet veranderen door waarheidsvinding –
zoals wetenschappers of een schrijver als jij proberen te doen?
‘Feiten veranderen de wereld niet, dat doen
alleen verhalen. Dat is een van de inzichten waartoe ik ben gekomen. Niemand
verandert zijn mening zomaar als hij wordt geconfronteerd met een nieuw feit. Waarom
niet? Omdat een mening bestaat uit een complex verhaal, opgebouwd uit hoe je de
wereld ziet, hoe je bent opgegroeid, wie je bent. Een feit ketst daarop af. Je
ontkent het, je past het in, je maakt het onschadelijk. Pas als het verhaal
waarin je gelooft op langere termijn begint te veranderen – door inzichten of
ervaringen die je opdoet – verandert je mening.’
Toch
lijkt het me soms noodzakelijk om verhalen te veranderen. Verhalen kunnen ook gevaarlijk
zijn. De complottheorieën van Bole Butake over ‘de massamoord in Nyos’ kunnen tot
nieuw bloedvergieten leiden.
‘Er zijn verhalen die de loop van de geschiedenis
hebben verlegd, ja. Positief: De negerhut
van Oom Tom heeft de afschaffing van de slavernij versneld. Negatief: De
mythe van het superieure Arische ras in combinatie met Mein Kampf heeft hele volksstammen tot moorden opgezweept. Maar wat
hun effect ook is, ik wil pleiten vóór verhalen, omdat een verhaal je in staat
stelt je te verplaatsen in anderen. Via een verhaal kun je je inbeelden hoe een
ander dingen ondergaat. Een verhaal doet een beroep op je empathisch vermogen.’
De conclusie van Stikvallei zou kunnen zijn dat Westerman klaar is met waargebeurde
verhalen. Hij heeft blootgelegd dat de kern van alle verhalen niet bloot te
leggen is. Voor een schrijver van waargebeurde verhalen moet dat zijn werk
zinloos maken. Van alles wat hij in de toekomst gaat opschrijven – al gaat dat
over de levensloop van een opgezette neger, zoals in El Negro en ik, of de geschiedenis van een paardengeslacht in Dier, bovendier – weet hij nu: het is
maar een interpretatie. Een verhaal.
Maar zo zit Westerman niet in elkaar. ‘Ik vier
juist de relativiteit van verhalen’, zegt hij gretig. ‘Door de werkelijkheid te
benoemen herschep je haar, dat vind ik eindeloos fascinerend.’ Hij hoeft ook
niet dat ene verhaal vast te leggen dat voor altijd de werkelijkheid vastlegt.
‘Verhalen evolueren. Er zijn sterke die overleven. Andere sterven uit. Ze
planten zich voort en ze muteren. Ik heb het journalistieke streven naar
objectiviteit daarom verruild voor een openlijk najagen van subjectiviteit. Het
is mijn verhaal, waarin ik met mijn verbeelding van de feiten gestalte geef aan
de taal. In de werkelijkheid zijn nog genoeg onderwerpen te vinden die ik niet
begrijp, tot op het punt waarop het me irriteert, en waarin ik me dan in wil
verdiepen. Ik heb al lang een idee voor mijn volgend boek, dat in het verlengde
van Stikvallei ligt.’
Hij voelt dus ook geen enkele aandrang om meer
fictie te gaan schrijven – zoals het kinderboek Larski slaat alarm dat hij onlangs samen met zijn dochter Vera
schreef. ‘Fictie is hartstikke leuk. Ik heb het ook langer geleden wel eens
gedaan – een hoax die ik als correspondent ooit opzette. Maar waarom zou ik? De
werkelijkheid is nog altijd een veel minder ontgonnen terrein dan fictie. Dat
maakt het veel spannender om te doen. Zoals Michelangelo zei: het beeld is er
al, ik moet het alleen nog uit het steen bevrijden.’
(Eerder verschenen in BOEK 6, 2013)
Zie ook: