De media hebben steeds meer oog voor de statistieken van de shortlist van de AKO Literatuurprijs. Dankzij NRC Handelsblad weten we dat dit jaar de gemiddelde leeftijd van de genomineerde auteurs hoger is dan ooit: maar liefst 65 jaar. Interessant. Al ogen dat soort beweringen in een serieuze krant opeens triviaal, anders dan wanneer ik zelf wat gegevens op een rij zet op een verder weinig gelezen blog. Kennelijk vind ik dat toch de meest geëigende plek voor trivialiteiten. Enfin, hierbij enkele gegevens – mede omdat de krant fouten heeft gemaakt.
Voor het overzicht eerst de Toplijst:
Zeer helder licht - Wessel te Gussinklo
De bijbel voor ongelovigen (deel 2) - Guus Kuijer
Oorlog en terpentijn - Stefan Hertmans
Gelukkige slaven - Tom Lanoye
Voor jou - K. Schippers
Stikvallei - Frank Westerman
* 'Twee Vlamingen op AKO-shortlist', of iets dergelijks, schreven de Vlaamse media, die traditiegetrouw nergens anders op letten. Vlaanderen heeft maar twee keer beter gescoord. In 2006 en 2010 stonden drie Vlaamse schrijvers bij de laatste zes. Vier keer eerder waren het er twee. Het record is nog altijd in handen van de Librisprijs: de jury van die prijs zette in 2010 vier Vlamingen bij de laatste zes.
* 'Geen vrouwen op AKO-shortlist', of iets dergelijks, stond er op Teletekst. Maar bijzonder is dat niet. Het is de 7e keer in 27 edities. (NRC Handelsblad schreef: 5x sinds 1991 - dat moet zijn: 6x)
* Een debutant op de shortlist van een van de drie grote prijzen. Dat is – voor zijn jeugdboeken al zeer veel onderscheiden – Guus Kuijer, met het tweede deel van zijn 'Bijbel voor ongelovigen'. Voor Lanoye is het de 10e keer, voor Westerman de 8e keer, voor Hertmans de 6e keer en voor K. Schippers en Te Gussinklo de 3e keer. Daarmee zijn deze auteurs, na bekendmaking van deze lijst, gemiddeld 5,17 keer genomineerd. Dat moet ook een record zijn.
* Westerman staat voor de 5e keer op de Toplijst van de AKO. Dat is géén record. Arnon Grunberg stond daar al zeven keer, inclusief een keer onder zijn pseudoniem Marek van der Jagt.
* Tot slot: mijn persoonlijke favoriet is Stikvallei van Frank Westerman. Dat vond ik echt een schitterend boek. Wel zeg ik er meteen bij dat ik Kuijer en Te Gussinklo niet heb gelezen. Misschien vind ik die nog schitterender als het er ooit van komt deze boeken te lezen.
Zie ook:
- Nederlandse en Vlaamse jury's hebben dezelfde smaak
- Libris Literatuurprijs 2014: de statistiek
- Gouden Boekenuil 2014: de statistiek
Gepubliceerde en ongepubliceerde teksten van Maarten Dessing over boeken, schrijvers, bibliotheken, recensenten, het boekenvak en meer.
dinsdag 30 september 2014
maandag 29 september 2014
Etienne van Heerden gebruikt sociale media
De jonge Doris
Steyn maakt ruzie met haar oma en Ludo Loeloeraai, de hoofdpersoon van Etienne
van Heerdens Klimtol en ook al dik
over de zestig. Terwijl ze het ene verwijt na het andere op hen afvuurt, staat
er (op pagina 305): 'Ze schudt haar hoofd, pakt de telefoon en begint te
twitteren.' En zes regels naar beneden: 'Haar vingers flitsen over de telefoon'.
Zou het werkelijk?
Ik twitter niet. Ik zit niet op Facebook. Ik zoek op beide platformen alleen
wel eens informatie. Dus ik weet misschien nog minder van sociale media dan Van
Heerden, die twintig jaar ouder is dan ik. Toch roept de manier waarop Doris in
zijn roman twittert en facebookt de gedachte op dat Van Heerden de fenomenen
alleen uit de krant kent. Wie kan zo goed multitasken dat hij zelfs tijdens een
ruzie twitter blijft inzetten voor promotionele doeleinden, zoals Doris?
Er is heus wat goeds
te zeggen over Klimtol. De
geschiedenis van de personages reflecteert mooi de geschiedenis van
Zuid-Afrika. Dat schreef ik eerder hier. Ik waardeer ook de manier waarop Van
Heerden steeds nieuwe informatie toevoegt aan wat de lezer weet, zodat het effect
ontstaat dat hij langzaam de sluiers rond zijn verhaal wegtrekt. Daarom vul ik
de verhouding van Doris tot haar oma en Ludo ook niet verder in. Ontdek dat
vooral zelf. En dan de snelle, levendige, dynamische stijl, vol onvertaalbare
Afrikaanse begrippen die dan ook gelukkig onvertaald zijn gebleven.
Maar de moderne
media die in het tweede deel, met de opkomst van Doris, een grotere rol
krijgen, maken de roman ongeloofwaardig. Dan besef je opnieuw: een schrijver
moet schrijven over wat hij kent. Als je bijna zestig bent, moet je niet
geforceerd hedendaags gaan doen.
zaterdag 27 september 2014
Jan van Mersbergen: De vitaliteit van de kleine gemeenschap (Ons Erfdeel)
Ivan is een ontsnappingskunstenaar. De veertiger die in het
begin van de jaren 1990 met een vriend uit het met oorlog bedreigde Joegoslavië
is gevlucht, verdient in Amsterdam zijn geld door in een nachtclub een act op
te voeren waar Houdini zich niet voor zou schamen. Hij laat zich vastbinden
door iemand uit het publiek, waarna hij belooft zich los te maken binnen de
tijd die nodig was om hem vast te binden. Terwijl zijn jas in de fik staat en
de vlammen langzaam naar zijn nek kruipen.
Ook privé is de hoofdpersoon van De laatste ontsnapping, de jongste roman van Jan van Mersbergen,
een ontsnappingskunstenaar. Ivan schuwt iedere verantwoordelijkheid die hem zou
kunnen hinderen in zijn onbekommerde leven dat draait om drank, uitgaan, vrouwen.
Hij vlindert door het leven. Hij werkt en leeft 's nachts en verblijft overdag
in een huis dat niet van hem is. Vrouwen versieren gaat hem jaloersmakend
makkelijk af, maar hij gaat altijd mee naar hun huis, hij neemt ze nooit mee
naar zijn bed; en hij blijft uit principe nooit slapen.
Er is een telefoontje van een tienjarig jongetje voor nodig
om dit losbandig leven te beëindigen. Dat jongetje is Deedee, die zegt dat Ivan
zijn vader is – verwekt tijdens een van zijn vele slippertjes. Hoe moet Ivan
zich tot hem verhouden? Deedee lijkt bovendien sprekend op zijn jongere broer,
die hij in Joegoslavië achter heeft gelaten en die later is gesneuveld in de
burgeroorlog. Kan Ivan de schuld die hij daardoor voelt, goed maken door een
echte vader voor Deedee te zijn?
De laatste ontsnapping
vertelt het verhaal vanaf het moment dat Ivan met Deedee naar Zuid-Frankrijk
vertrekt. Samen met een bevriende vader – de verteller van de roman – en diens
zoontje, die Deedee's beste vriend is. Daar voert Ivan zijn act nog een laatste
keer op. Hij wil er liever mee stoppen, nu hij merkt dat hij zich er niet meer
op kan concentreren. Deze keer mislukt zijn act ook dramatisch, waarna hij een
radicaal besluit neemt. Voor het eerst neemt hij zijn verantwoordelijkheid.
Het oeuvre van Jan van Mersbergen wordt wel omschreven als
een opgaande lijn. Vanaf zijn debuut De
grasbijter (2001) zou de inmiddels 43-jarige auteur iedere roman steeds
beter zijn gaan schrijven – culminerend in zijn zesde roman Naar de overkant van de nacht (2011),
dat werd bekroond met de BNG Nieuwe Literatuurprijs, nominaties verzamelde voor
alle drie de grote commerciële prijzen (een keer shortlist, twee keer longlist)
en werd vertaald in het Spaans, Catalaans en Turks.
Waarom eigenlijk? Is De
laatste ontsnapping dan weer een stap vooruit? Of zou dat het moeten zijn?
Wie de roman naast De
grasbijter legt – of een willekeurige andere roman van Van Mersbergen –
vallen vooral de overeenkomsten op. In beide boeken deinst de auteur ervoor
terug gedachten en gevoelens van zijn personages te beschrijven. Nooit waagt
hij zich aan poëtische metaforen, aforismen of filosofische beschouwingen. Vrijwel
geen zin is de moeite van het citeren waard. Met een minimum aan bijvoeglijke
naamwoorden noteert hij in uitgebeende zinnen uitsluitend handeling en dialoog
(consequent zonder aanhalingstekens, wat de serene toon versterkt). Beschrijvingen,
van bijvoorbeeld de omgeving, zijn spaarzaam. Dat de hoofdstukken van De laatste ontsnapping titels hebben,
lijkt al frivool.
Tegelijkertijd slaagt Van
Mersbergen erin om met dat kale en soms staccato proza emotie los te maken. Hij
vertelt vaak precies zo veel dat de lezer feilloos kan aanvullen wat de
personages voelen. De frustratie en woede van Ronnie uit De macht over het stuur (2003), de eenzaamheid en liefdesverdriet
van Edward uit De hemelrat (2005), de
zorgen van de pas bevallen Evana in Zo
begint het (2009) – niet een keer benoemt de auteur die gevoelens en toch
voel je ze tot in je tenen.
Van Mersbergen doet dat door zijn
onderwerp van heel dichtbij te omsingelen en zo een web van verwijzingen en
betekenissen te spinnen. Neem De hemelrat.
Vanaf het moment dat Edward in het proefdierlaboratorium een rat redt, wordt op
talrijke manieren een parallel getrokken tussen het lot van die ene rat en dat
van Edward, die een relatie krijgt met Nora. Beiden zijn eenzaam, beiden denken
gered te worden – maar in beide gevallen is de redder op zijn eigen
geluk uit. Aan het einde is het web zo verfijnd dat de lezer niet anders kan
dan haarscherp Edwards pijn te voelen.
Het beste is de werkwijze toegepast in Morgen zijn we in Pamplona (2007). Terwijl de bokser Danny naar
Spanje lift, nadat hij in een café iemand tegen de grond heeft gewerkt, wordt
in flashbacks langzaam duidelijk wie hij heeft neergeslagen en waarom: zijn
liefje dat zijn liefje niet was, maar hem gebruikte om zwanger te kunnen
worden. Omdat die onthulling perfect wordt voorbereid door een vloed aan
verwijzingen naar een gelukkig gezinsleven, hoeft Van Mersbergen daarna niets
meer te zeggen. Het is wel duidelijk wat Danny voelt op het perron.
In De laatste ontsnapping werkt het niet anders. Vanaf de eerste
scène, waarin Ivan de gordel in zijn vliegtuigstoel vastklikt, draait alles om
de banden waarmee mensen zichzelf
ketenen. Op het niveau van het plot: zie de eerste scène, zie Ivans
beroep. Maar vooral op het niveau van het thema: Van Mersbergen brengt alles
terug naar de vraag welke banden de moeite waard zijn om aan te gaan. De band
met je familie? Met je werk? Je partner? Waarna je het boek alleen kan
dichtslaan als je een antwoord hebt geformuleerd op die vraag.
Ook in de keuze voor zijn thema is Van Mersbergen
opmerkelijk constant. De vragen uit De
laatste ontsnapping zijn een herhaling van kwesties die hij in eerder werk
centraal stelde. In elke roman opnieuw bezingt Van Mersbergen de vitaliteit van
de kleine gemeenschap – aanvankelijk het dorp, later het gezin. De gemeenschap
biedt geborgenheid, een kader om binnen te leven, een reden om voor te leven.
De personages die binnen de gemeenschap leven, tasten soms de randen af om er
veilig binnen te blijven. De personages die erbuiten leven, verlangen er hevig
naar.
Nergens wordt dat explicieter gemaakt dan in De macht over het stuur. Ronnie lijdt
onder het verlies van zijn beste vriend. Zijn frustratie uit zich in agressief
gedrag –niet naar de mensen uit zijn dorp, maar naar buitenstaanders: de witte
boorden in wiens kantoor hij de kelder verbouwt, de kermisexploitanten. De
inwoners van het dorp zijn juist de enige die het verdriet kunnen meevoelen.
Dat komt naar buiten tijdens een kermisavond, waarin iedereen via de muziek
Ronnie troost biedt.
In De hemelrat betreurt
Edward niets meer dan dat hij uit de gemeenschap is gestoten en naar Amsterdam
is verhuisd. Zo ervaart hij dat tenminste: omdat hij toevallig slim bleek,
dacht iedereen dat hij ging studeren, en omdat iedereen dat dacht, ging hij. Of
eigenlijk: zijn vriendin maakte het uit omdat ze dacht dat hij weg zou gaan, en
omdat zijn relatie voorbij was, ging Edward maar. In Amsterdam echter verlang
hij alleen maar terug, wanhopig zoekend naar een alternatief.
Vanaf Morgen zijn we
in Pamplona wordt het gezin het alternatief in Van Mersbergen werk. Danny
verlangt ernaar één te stichten. De dolende Ralf uit Naar de overkant van de nacht, die als schipperskind nergens kon
wortelen, vindt houvast in een pleeggezin dat hem als vader aanvaardt. En Ivan
uit De laatste ontsnapping ontdekt
dat zijn vrije bestaan minderwaardig is ten opzichte van een gedeeld leven: hij
aanvaardt zijn vaderschap en sluit vrede met zijn ouders.
Regelmatig voert Van Mersbergen een tweede persoon op die
als contrast met de hoofd-persoon dient en zo diens verlangen naar een
gemeenschap extra aanzet. In Morgen zijn
we in Pamplona rijdt Danny met een echte gezinsman mee, die hem doet inzien
dat hij zijn liefje niet in elkaar had moeten slaan, maar dat hij had moeten
proberen in een rol in haar leven te blijven spelen. Zij draagt tenslotte ook
zijn zoon. In De laatste ontsnapping is
de verteller blij dat hij is ontslagen. Eindelijk kan hij een leven leiden –
een leven zoals dat van Ivan. Omdat hij de vrije tijd niet besteedt aan zijn
zoon, maakt Van Mersbergen duidelijk dat Ivan de juiste keuze maakt.
Wel moeten de personages af en toe stoom afblazen. De
gemeenschap kan beklemmend woorden als je niet uit de band springt. Alleen als
je, eventjes, losgeslagen bent, kun je de vastheid van een geworteld bestaan
omarmen. Zoals Danny wordt verteld door de man die een keer per jaar naar het
stierenrennen in Pamplona gaat: 'Ik werk het hele jaar voor mijn gezin, maar de
helft van de tijd weet ik niet waarom ik dat doe.' Door drie minuten te rennen
is hij er weer een jaar van doordrongen.
Naar de overkant van
de nacht draait zelfs helemaal om de noodzaak uit de band te springen.
Tijdens het carnaval, hét feest van de omkering van alle waarden, herontdekt
Ralf de betekenis en waarde van het leven dat Sara en zijn vier kinderen hem
hebben gegeven – ook al bedankt ze hem er nooit voor en voelt hij zich van tijd
tot een tijd sloof. Het carnaval werkt als een reiniging van alle gevoelens van
sleur en tevergeefs die zich in hem hebben opgehoopt.
Terug naar de beeldvorming van Van Mersbergens oeuvre.
Waarom lijkt hij met zo'n consistent oeuvre met iedere roman beter te worden?
Misschien omdat het op zichzelf weinig spectaculaire romans zijn. De grasbijter, De hemelrat, Zo begint het –
het zijn goed geschreven, doordachte romans, mooi van toon, maar ook romans
zonder vuurwerk. Van Mersbergens werk heeft daarom tijd nodig gehad voor het een
kritische massa liefhebbers had die het propageren.
De laatste ontsnapping
is daarom geen stap vooruit of een stap terug na Naar de overkant van de nacht. Van Mersbergen lezen is eerder iets als
Modiano lezen: de boeken lijken zo op elkaar dat de eerste kennismaking de
indrukwekkendste leeservaring is. Hooguit kun je zeggen dat de aanpak van de
auteur in het ene boek beter werkt dan in het andere boek. Mijn persoonlijke
tip zou dan Morgen zijn we in Pamplona
zijn, omdat het subtiel geschilderde portret van twee zwijgzame mannen zo goed
samengaat met een plot. De laatste
ontsnapping is explicieter, daardoor rechtlijniger en eigenlijk ook te
ongeloofwaardig als pleidooi voor de familie.
(Eerder gepubliceerd in Ons Erfdeel 2, 2014)
JAN VAN MERSBERGEN, De
laatste ontsnapping, Cossee, Amsterdam, 2014, 219 p; Naar de overkant van de nacht, 2011, 176 p; Zo begint het, 2009, 266 p; Morgen
zijn we in Pamplona, 2007, 192 p; De
hemelrat, 2005, 175 p; De macht over het stuur, 2003, 176 p; De grasbijter, 2001, 192 p.
donderdag 25 september 2014
Stephen Fry ingezet voor de vernieuwing van de boekenindustrie (Knack)
De nieuwe memoires van Stephen Fry verschijnt donderdag.
Lezers worden nadrukkelijk uitgenodigd hun eigen versie van More Fool Me te
maken. Anything goes.
Zodra het boek in de winkels ligt, zijn ook enkele
hoofdstukken van More Fool Me en de voorganger The Fry Chronicles gratis te
verkrijgen op yourfry.com. In papieren, audio en andere vormen. Uitgeverij
Random House Penguin daagt wereldwijd iedereen uit om de tekst te bewerken –
tot een andere tekst, data visualisatie, film, 3D-model, app, experimenten met
geleidende inkt, wat dan ook. 'Neem deze metadata, dit audiobestand, deze
tekst. Knoeien ermee. Speel ermee. Vindt uit. Creëer. Verras jezelf. Verras ons.'
Het is bedoeld als reclame voor het nieuwe boek van Fry,
vooral bekend als komiek en acteur. Het is een ontwerpwedstrijd: een jury met
mensen uit de uitgeverij, gamewereld, technologie, investeringsmaatschappij én
Fry zelf bekroont het beste ontwerp na sluiting van de inzenddatum op 1
december aanstaande met de Penguin Fry Innovation Award. Maar het is boven
alles bedoeld om creatieve geesten de kans te prikkelen verrassende innovaties
voor het boek te bedenken.
'Ik ben ervan overtuigd dat een aantal ideeën die voor dit
project worden ingediend, de manier veranderen waarop wij als industrie kijken
naar 'het verhaal'', zegt directeur digital product developement Nathan Hull
van uitgeverij Random House Penguin. 'De gewoonten en wensen van het publiek evolueren
en dus moet ook de rol van uitgevers om onze auteurs te helpen om het verhaal
te vertellen veranderen. We moeten bereid zijn om kennis en inspiratie op te
doen met experimenten als deze.'
Het derde deel van Stephen Fry's levensverhaal – na Moab Is
My Washpot (1997) en The Fry Chronicles (2010) – concentreert zich op Fry's
kennismaking met roem in de jaren tachtig en negentig. Hij had het gemaakt,
maar hield zich alleen staande met enorme hoeveelheden cocaïne, bekent hij in
de interviews in aanloop naar verschijning van boek. 'Ik vond het, na vijftien
jaar, extreem makkelijk om te stoppen, maar het kostte me veel tijd om een in
positie te komen dat ik dat ook wilde.'
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 24 sep)
Meer innovatie:
- Taalapps
woensdag 24 september 2014
De schrijvers in Karl Ove Knausgards 'Schrijver'
De Noorse roman waar ik momenteel het meest naar uitkijk is
het zesde en laatste deel van de Mijn strijd-cyclus van Karl Ove Knausgard (gepland voor december 2015).
Groot was mijn genoegen toen ik onlangs, bij boekhandel Limerick in Gent, de
Zweedse editie daarvan in handen had: meer dan 1100 pagina's dik... Heerlijk.
Want ook na het lezen van Schrijver voelde
ik weer een leegte omdat ik afscheid moest nemen. Wat komt Knausgard toch
dichtbij. Je krijgt bijna het gevoel dat je hem bent. Of dat hij jou is. En wat
zijn zijn waarnemingen en analyses toch lucide.
Maar hoe lang duurt het nog voordat dat zeer omvangrijke
boek, inclusief een naar het schijnt vierhonderd pagina's tellend essay over Mein Kampf, is vertaald? En wat kan ik
in de tussentijd lezen dat me net zo dierbaar is?
Misschien een andere Noorse roman, bedacht ik me tijdens het
lezen van Schrijver. Karl Ove
Knausgard toont zich, juist in dit deel waarin zijn verwoede en lange tijd
tevergeefse pogingen om schrijver te worden centraal staan, een promotor van
Noorse literatuur. Hij verklaart meer dan eens zijn liefde voor sommige boeken
en auteurs. Het dagboek van Olav H. Hauge, dat hem ooit troost bood. Tor Ulven.
Jon Fosse. Lars Saabye Christensen. Agnar Mykle. Kjartan Fløgstad. Ragnar
Hovland. Zijn vrienden Espen Stueland en Tore Renberg. Dat stemt meer dan
nieuwsgierig.
Ik ben ooit uit liefde voor het werk van Charles Bukowski
zijn held gaan lezen: John Fante. En omdat ik dat óók goed vond, diens held:
Knut Hamsun. Dat als zo'n geweldig schrijver als Knausgard mij auteurs
aanraadt? Waarom niet?
Helaas zijn lang niet alle Noorse auteurs die in Schrijver worden genoemd in het
Nederlands vertaald. Van de hierboven genoemde auteurs bijna niemand. De
redacteur van Knausgard zegt – eind jaren negentig – over Tor Ulven dat iedere
jonge Noorse schrijver hem als voorbeeld noemt. Maar via de catalogus van de KB
vind ik niet één vertaling. Wat zou ik dan graag…
Hopelijk wordt dit stukje gelezen door iemand van het Senter for norsk skjønn- og faglitteratur i utlandet, ofwel de NORLA, de Noorse pendant van het Nederlands Letterenfonds. Als ze Schrijver uitdelen op de Frankfurter Buchmesse en andere vakbeurzen wereldwijd, zullen enthousiast geworden uitgevers ongetwijfeld meer vertalingen bestellen.
Hopelijk wordt dit stukje gelezen door iemand van het Senter for norsk skjønn- og faglitteratur i utlandet, ofwel de NORLA, de Noorse pendant van het Nederlands Letterenfonds. Als ze Schrijver uitdelen op de Frankfurter Buchmesse en andere vakbeurzen wereldwijd, zullen enthousiast geworden uitgevers ongetwijfeld meer vertalingen bestellen.
Zie ook:
dinsdag 23 september 2014
Remco Campert neemt afscheid van een dankbaar publiek (Knack)
De Nacht van de Poëzie was eindelijk terug op zijn vaste
locatie. De eenmalig terugkeer van Remco Campert maakt deze toch al uitmuntende
editie van de Nacht legendarisch.
Zelden zal een dichter zo’n warm welkom zijn bereid op de
Nacht van de Poëzie als ditmaal Remco Campert. Presentator Piet Piryns kon zijn
introductie over de laatste van de Vijftigers niet eens afmaken. Zodra de
ongelooflijk broos geworden dichter opkwam, barstte de zaal los in een
stormachtig applaus. Iedere grappige wending, hoe bekend ook, oogstte hartelijk
gelach. En na afloop probeerde de 85-jarige te buigen voor de staande ovatie
die hem ten deel viel.
Het was dan ook niets minder dan een afscheid. Eigenlijk
wilde Campert niet meer optreden. Nu las hij, met zijn ongebroken stem als een
fluisterende klok, toch nog een keer zijn allerbekendste gedichten: ‘Poëzie is
een daad’ (van bevestiging), ‘De eerste keer’, ‘Lamento’. Om te besluiten met ‘Licht
van mijn leven’ uit de gelijknamige, in 2012 verschenen bundel, waarin hij zijn
eigen dood beschreef: ‘waarna ik, mijn tijd opgeheven, / voor eeuwig uiteenval
(…) / en word meegenomen met de glimlach / en de dromen van het meisje / dat ik
eens op een tramhalte zag’.
Natuurlijk mocht Campert niet ontbreken op deze nostalgische
Nacht. De terugkeer, na zeven jaar, naar de gerestaureerde achthoekige zaal van
TivoliVredenburg werd gevierd met een terugblik op de eigen geschiedenis. Zo’n
beetje iedere nog levende dichter die tijdens de eerste editie in 1980 optrad
mocht terugkeren. Naast Campert onder meer Judith Herzberg, Jean Pierre Rawie
en zelfs Bart Chabot, die eigenlijk niet serieus meer wordt genomen als dichter
(zoals hij zelf ook leek te beseffen).
Ieder kreeg veel bijval. Ook het publiek leek dolblij te
zijn dat de jaren van de diaspora voorbij waren. Of het nu de anekdotische
poëzie met filosofische conclusie van Wim Brands, de bloedserieuze verwerking
van zijn langdurig verblijf in een Antwerps ziekenhuis van Leonard Nolens of de
van erotiek doordrenkte gekte van Els Moors was – in de ogen van de volle zaal
was het allemaal goed. Nolens kreeg zelfs applaus na ieder deel van zijn cyclus
‘De kuur’.
Maar de meeste viel er toch te genieten bij de groeiende groep
auteurs die ook als acteur talent hebben. De sadistische toonhoogte van Erik
Jan Harmens die soms alledaagse zinnen een heel eigen lading geven. Of het
meeslepende optreden, diep in de nacht, van Maud Vanhauwaert, die ook als
cabaretière succes heeft. ‘Ik ben vorige week bevallen’, zei ze – waarna weer
een stormachtig applaus door de zaal denderde. ‘Van mijn tweede bundel’, repliceerde ze gevat. Maar de fijnzinnige, rijke gedichten die ze er toen uit voorlas, riepen
het verlangen op ze ook te lezen.
Er komt een man naar mij toe
Hij zegt: ik zou je tegen het licht willen houden
als een geldbiljet
om te zien of je echt bent
Ik ga in het licht staan
en wacht; de man is alweer weg
Van de entr’actes was Rufus Wainwright het onbetwiste
hoogtepunt. Wat een stem heeft die Canadees, waarmee hij onder meer een sonnet
van Shakespeare en Leonard Cohens Hallelujah zong. Licht slissend, maar zo
Begrijpelijk dat er mensen waren die alleen voor hem een kaartje voor de Nacht
leken te hebben gekocht – na zijn optreden liep de zaal leeg. Aan Miriam
Van hee de ondankbare taak de achterblijvers weer op te poken. Haar subtiele,
wat brave poëzie bleek daar maar matig in staat.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 22 sep)
Zie ook:
maandag 22 september 2014
Lees eens een Afrikaanse roman – juist nu (Knack)
Iedere Nederlander of Vlaming met een beetje taalgevoel kan
Afrikaans begrijpen. De Week van de Afrikaanse roman probeert hen over te halen dat
ook te proberen. Juist nu.
De Week van de Afrikaanse roman ging vrijdag onder grote
publieke belangstelling van start. In het theater van de openbare bibliotheek
Amsterdam spraken vijf overgevlogen auteurs kort over hun werk en de Afrikaanse
taal: Kirby van der Merwe, Etienne van Heerden, Marita van der Vyver, Sonja
Loots en Irma Joubert. Nog tot en met zondag 28 september waaieren ze uit over
het hele taalgebied – inclusief Mechelen, Gent, Temse en Roeselaere.
Als een ding duidelijk werd uit de gesprekken van Jeroen van
Kan, spreekstalmeester van dienst, met de Afrikaanse auteurs, is het wel hoe
goed hun moedertaal te volgen is. Het klinkt net even anders als ze 'baie
dankie' zeggen in plaats van 'veel dank'. Vrolijker, poëtischer. Alsof ze
vindingrijker met het Nederlands om gaan dan enig dichter ooit durft. Maar meer
dan tachtig procent van de woorden zijn in wezen hetzelfde. En wanneer dat niet
het geval is, passen de auteurs zich aan. Zoals Irma Joubert, die 'plaas' direct
verving door het voor ons bekendere 'boerderij'.
Ieder voor zich vertegenwoordigen de uitgenodigde auteurs
een aspect van de huidige bloei van de Afrikaanse literatuur. Sinds het einde
van de apartheid in 1990 worden stemmen van vrouwelijke (Van der Vyver,
Joubert), bruine (Van der Merwe) en homoseksuele schrijvers beter gehoord. Is
een nieuwe blik op cruciale periodes uit het verleden, zoals de Boerenoorlog en
het aparheidsregime, mogelijk (Loots). En verrijken internationale trends zoals
het magisch-realisme van de Latijns-Amerikaanse auteurs uit de jaren 1960 en '70
de Afrikaanse literatuur (Van Heerden).
'Elke dag duiken momenteel nieuwe verhalen op', zei ook Bart
de Graaff. 'Of beter gezegd: nieuwe oude verhalen, die nooit eerder gehoord
zijn.' Hij schreef samen met de vermaarde vertaalster Riet de Jong-Goossens Nederlands als poort naar Afrika, dat
vrijdag werd gepresenteerd. Daarin bieden ze in een heel geslaagde mengeling
van reisverhaal en bloemlezing een staalkaart van wat voor soort verhalen er te
halen zijn. Van mooie anekdotes over de opgejaagde Nama's en Boesman – ook
Afrikaanssprekenden – tot gedichten van Marlene van Niekerk en Ronelda Kamfer.
'Het wonderlijke is vooral dat je die verhalen kunt horen
door gewoon in je eigen taal te praten,' zei De Graaff. 'Daarmee zijn
Nederlandssprekenden in de unieke positie dat zij toegang hebben tot een enorme
schatkist. We hopen dan ook met ons boek de toeristen – al is het maar een
fractie van hen – te verleiden om in Zuid-Afrika niet alleen om zich heen te
kijken, maar ook naar de mensen te luisteren.'
Toch boden de gesprekken nauwelijks een indruk van hoe je
het werk van de vijf auteurs moet positioneren. Van Kan interviewde hen over
het plezier van schrijven of het contact met je moedertaal als je al vijftien
jaar in Zuid-Frankrijk woont. Met Loots ging het wel over haar motivatie om
haar nog onvertaalde roman 'Cirkusboere' te schrijven. Zij voelde 'woede' toen
ze ontdekte dat een groep boeren in 1904 naar Amerika werden gestuurd om daar
de tweede Anglo-Boerenoorlog (1899-1902) na te spelen. Maar hoe ze dat heeft
aangepakt?
Alleen Van Heerden sprak inhoudelijk over zijn werk. Omdat
hij net een nieuw boek uit heeft in het Nederlands: Klimtol. Hierin
reflecteert het lot van jojo-speler Ludo Loeloeraai dat van het Zuid-Afrika. In
de jaren zestig reed hij door nadat hij een zwarte jongen doodreed. Sindsdien
probeert in het reine te komen met zijn geweten door de schuld op zich te nemen
van andermans misdaden. Maar: de zwarten in het moderne Zuid-Afrika dragen soms
ook zelf schuld aan de misère. Van Heerden bouwt zijn drama mooi op, maar
vertilt zich aan hedendaagse verschijnselen als Twitter.
Ook het rondetafelgesprek verruilde al snel de literatuur
als gespreksonderwerp voor politiek. Aanvankelijk probeerden de auteurs nog wel
de Afrikaanse roman te definiëren: een roman die, anders dan de Engelstalige
Zuid-Afrikaanse literatuur, is geschreven in een taal die op deze bodem is
ontstaan – en daarom geschreven is met een grotere innerlijke noodzaak. Maar
mede door de aangeschoven medewerker van de Zuid-Afrikaanse ambassade ging het
vooral over taalpolitiek. Moet er bijvoorbeeld meer Afrikaans gebruikt worden
in populaire 'zeepies' (soapseries)?
Desalniettemin werd duidelijk dat de Week van de Afrikaanse
roman daadwerkelijk als vliegwiel werkt voor de literatuur in de zo verwante
taal. De Week krijgt veel aandacht in boekhandels, bibliotheken en de media. Zo
kan het het publiek attenderen op de nieuwe mogelijkheden om Afrikaanstalige
boeken on demand te laten printen in Engeland. Hierdoor kan grossier Ingram het
boek in korte tijd tegen betaalbare prijzen leveren, terwijl liefhebbers
voorheen afhankelijk waren van de onbetrouwbare zeepost uit Zuid-Afrika. En een
vermogen aan porto betaalden.
Ook de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
(DBNL) speelt op de Week in door de zelfstandige afdeling Zuid-Afrikaanse
literatuur te lanceren. Hierin zijn tweehonderd boeken integraal opgenomen die
sinds 2008 zijn gedigitaliseerd: van de roman Di koningin fan Skeba van S.J. DuToit tot de verzamelde werken van
Eugène Marais (waaronder Die Siel van die
Mier, dat Maurice Maeterlinck plagieerde). Ook bevat de afdeling portretten
van 500 schrijvers, een overzicht van de winnaars van de belangrijkste
literaire prijzen en een lijst Afrikaanse literatuur in vertaling.
Als het publiek nu ook massaal Van Heerden gaat lezen, kan
de Week voor de organisatoren niet meer stuk. Of André Brink, Antjie Krog,
Ingrid Jonker, Louis Krüger, Riane Scheepers en zo velen meer.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 21 sep)
Meer Afrikaans:
zondag 21 september 2014
Zo lang Stefan Verwey erover tekent, blijft het boek bestaan (Knack)
Al twee decennia neemt Stefan Verwey met zijn literaire
cartoons het boekenvak op de hak. De jubileumuitgave en tentoonstelling doen
hopen dat de tekenaar nog twintig jaar doorgaat.
Neem deze cartoon. Een vrouw staat bij de informatiebalie in
een druk warenhuis. De ene werkneemster zegt tegen de ander: 'Mevrouw vraagt
naar de boekenafdeling. Hebben we die nog?' Of deze. Een sullige schrijver
staat op het punt zijn handtekening in een boek te zetten. Zegt de vrouw voor
wie hij het doet: 'Die botergeile passages heeft u zeker verzonnen'. Vooruit,
een derde voorbeeld: Een man met een grimmige blik zit in de huiskamer achter
zijn laptop. Verklaart tegen zijn vrouw: 'Mijn boek niet uitgeven... Ik leg nu
hun server plat'.
De cartoons van Stefan Verwey over het literaire leven brengen
je iedere keer weer aan het lachen – al zie je ze voor de zoveelste keer. Een
stuk of duizend maakte hij er sinds hij er in 1994 voor de boekenbijlage van de Volkskrant mee begon (enige tijd ook overgenomen door De Standaard der
Letteren). De beste zijn nu ter gelegenheid van zijn twintigjarig jubileum
gebundeld in Hoe open ik een boek. In het Persmuseum in Amsterdam is nog tot
28 september onder dezelfde titel een tentoonstelling te zien over Verweys
literaire cartoons.
Zelf verklaart de 68-jarige tekenaar het succes uit het feit
dat zijn prenten over het leven zelf gaan. De vernederingen én het succes van
de schrijver, die de ene keer lange rijen aan zijn signeertafel heeft en de
andere keer voor niets komt, weerspiegelen de vernederingen en het succes van
ieder mens. Daarom kon hij ook zo veel langer met deze serie doorgaan dan de
vier, vijf jaar die hij aanvankelijk voor ogen had. Maar de insider van het
boekenvak herkent vooral de pijnlijkste gedachten van schrijvers, uitgevers,
boekverkopers en lezers die Verwey haarfijn bloot legt.
Neem de cartoons uit de eerste alinea. De vrouw in het
boekloze warenhuis toont de grote vrees dat binnenkort nooit meer iemand een
boek ter hand neemt. De sullige schrijver die geen geloofwaardige seksscènes
heeft geschreven, speelt perfect in op de angst van vaak morsige auteurs dat ze
niet serieus worden genomen - én de angst dat hun werk als te autobiografisch
wordt gezien. Eigenlijk is het helemaal niet grappig. Alleen omdat het zo'n
pijnlijke uitvergroting is, moet je er tóch om lachen. En vaak onbedaarlijk
ook.
De kracht van de cartoons zit hem in zijn eenvoud. Heldere
zwart-witte tekeningen met hooguit enkele gearceerde kledingstukken – een stijl
die je onmiddellijk uit duizenden herkent. Maar ook in de anonimiteit van zijn
personages. Auteurs en uitgevers zijn nooit te herleiden tot bestaande
personen. Daardoor ontbreekt wellicht iets vileins dat sommige literaire
tekeningen van Peter van Straaten wel hebben, maar je wordt ook niet afgeleid
door overbodige informatie. De cartoons bevat niets anders dan de essentie van
waar het een grap over wil maken. Dat is onvervalst vakwerk.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 19 sep)
zaterdag 20 september 2014
Mary Go Wild nieuwe boekhandel en uitgeverij in Amsterdam (Boekblad)
Mary Go Wild kwam in
januari 2013 uit als boek over 25 jaar dance in Nederland. Geïnspireerd door
het werk aan de in eigen beheer verschenen uitgave zijn de makers van het boek
nu een winkel begonnen. Met boeken – ook weer van eigen makelij.
De winkel is sinds eind juli gevestigd aan de Zeedijk in
Amsterdam. Het soutterain is in gebruik als kantoor, waar de vier eigenaren
werken, maar ook geschikt voor bijvoorbeeld boekpresentaties. Daarboven is
zestig vierkante meter winkelvloeroppervlak, gevuld met muziek- en fotoboeken,
cd's, foto's, kleding en specials. Deze ruimte wordt ook gebruikt voor
evenementen zoals [donderdag 4 en vrijdag 5 september] het uitdelen van gratis kleding voor het
Valtifest – een dancefeest met strikte dresscode – met gratis adviezen van
stylisten, een dj en gratis drank.
De winkel heeft dezelfde uitstraling als het bonte,
zeshonderd pagina's dikke boek, vindt Arne van Terphoven, een van de vier
eigenaren. 'Als je binnenkomt, voel je dezelfde vibe. Als je daarna naar de
boekenhoek kijkt voel je ook: dat klopt, dat past bij ons. Het past bij de
lifestyle van het nachtleven. Die mensen hechten ook aan design, zijn zeer
progressief, richten zich op muziek, reizen, eten, waarderen creativiteit. Dat
zie je hier allemaal in één oogopslag. En is het wel eens eerder gebeurd dat
een boek een winkel is geworden?'
'Door het boek hebben we zo veel schatten bovengehaald,'
vertelt Van Terphoven over het ontstaan. 'Foto's, flyers, noem maar op. Slechts
een fractie staat in het boek. Ook hebben we veel mensen leren kennen uit de
fantastische mooie geschiedenis die Nederland kent op dancegebied. Daar zat
meer in. Toen we over een pand konden beschikken, waar we ook in het begin een
lage huur voor betalen omdat het onderdeel van een project is om De Wallen op
te kalefateren, hadden we binnen vijftien minuten zo veel ideeën dat we dachten:
we zouden gek zijn als we het niet doen.'
Het boekenaanbod is nog maar zo'n veertig titels groot, maar
zal zeker groeien. Alle titels gaan over muziek, het nachtleven, de lifestyle
en het totale assortiment is internationaal georiënteerd. 'Met CB kom je een
heel eind, ook voor buitenlandse titels. Daarnaast benaderen we uitgevers,
zoals van het Amerikaanse tijdschrift Mood,
rechtstreeks. Toen we het boek Mary Go
Wild maakten, hebben we CB overgeslagen. De voorwaarden om daar te liggen
waren te duur. Maar nu we als boekhandel met hen te maken hebben, moet ik
zeggen dat het systeem wel fantastisch werkt.'
Daarnaast 'begeeft' Mary Go Wild 'zich in de uitgeefsfeer',
zoals Van Terphoven het noemt. 'Ik zou onszelf geen uitgever willen noemen. Het
gaat er meer om dat we nog meer boeken op onze manier zelf op de markt brengen
óf mensen begeleiden om op het onze manier ook zelf te doen. Voor 2015 hebben
we de biografie van DJ Dano gepland. Dat doen we zelf. Voor 2016 komen met The
Sound of Belgium. Dat wordt zelf gemaakt door de mensen die daar ook een film
over draaien. Verder hebben we geen uitgeefprogramma. Het hangt ervan af wat we
tegenkomen en of dat in ons straatje past.'
Van Mary Go Wild –
uiteraard ook te krijgen in de winkel – is inmiddels iets meer dan de helft van
de tweede druk verkocht. De oplage van de eerste druk was 10.000 exemplaren. De
oplage van de tweede druk was 5.000 exemplaren.
(Eerder gepubliceerd op Boekblad.nl, 3 september 2014)
Zie ook:
- Het Colofon (Arnhem) bedruipt zichzelf al
- Het Colofon (Arnhem) bedruipt zichzelf al
vrijdag 19 september 2014
Jamal Ouariachi, 'Vertedering'
Laat ik voorop stellen: Vertedering
is een aanrader. Maar Jamal Ouariachi heeft in zijn tweede roman, inmiddels zo'n anderhalf jaar geleden verschenen, een verdomd lange aanloop
nodig. Als ik zijn roman te lezen had gekregen in een tijd dat ik als
AKO-jurylid zo'n beetje de volledige Nederlandstalige literaire productie moest
lezen, had ik het waarschijnlijk na een bladzijde of vijftig, zestig, zeventig
terzijde gelegd. Er stond immers nog zo'n hoge stapel boeken op mijn werkkamer
die liefst vandaag nog gelezen en beoordeeld moest zijn.
Aanvankelijk mist de hoofdpersoon consistentie. In het
eerste hoofdstuk lijkt hij een typische loser met grootheidswaan die denkt hij
meer in zijn mars heeft dan een eenvoudige baantje als postkamermedewerker van
een tijdschriftuitgeverij. Als hij – nog altijd geen dertig – vervolgens een
studie filosofie heeft afgebroken, een café heeft bezeten en de mooie Zerline
aan de haak slaat, komt dat dus ongeloofwaardig over. Maar goed, ik ben
welwillend, daar stap ik over heen.
Vervolgens ontspint zich een conventioneel liefdesverhaal.
Het werkt met Zerline. Ze doen dingen samen, zij maakt kennis met zijn familie,
hij vat de moed weer op te gaan studeren, enzovoorts. Tot hij onder druk van te
veel stress zijn irritaties steeds agressiever op haar afreageert. Een dramatisch
voorval betekent het definitieve einde. Hoe vaak zijn dat soort boy meets girl-verhalen niet eerder te
boek gesteld? Maar goed, ik wil weten hoe het verder gaat. De jury van de
Gouden Boekenuil zette Vertedering toch
niet voor niets op de shortlist?
Pas dan – we zijn voorbij pagina 150 – begint het
interessant te worden. De mislukking doet de hoofdpersoon realiseren dat zijn gewelddadige
drift geen incident is. Zijn vorige relatie ging daar ook al op stuk. Er is
iets fundamenteels mis met hem. Wat moet hij? In therapie gaan? Op een andere
manier het lek zoeken en dichten? Anders krijgt hij Zerline nooit terug.
Sterker: anders kan hij nooit meer een relatie aangaan, omdat hij juist een
vrouw van wie hij houdt zijn temperament niet aan wil doen. En hij staat nog
maar aan de voet van zijn dertigste verjaardag.
En dan – we zijn voorbij pagina 250 – wordt het werkelijk
interessant. Hij bedenkt, min of meer bij toeval, een experiment om te leren
omgaan met zijn agressie. Wat dat experiment inhoudt en hoe dat ook voor de
lezer verrassend afloopt, kan ik niet verklappen. Door de opzet van de roman
lijkt dat afbreuk te doen aan de leeservaring van toekomstige lezers. Maar
jammer is het wel dat er in de eerste hoofdstukken niets op wees welke kant dit
verhaal op zou gaan.
Ik snap wel dat Ouariachi alle informatie in de eerste delen
inhoudelijk en thematisch moest serveren om in het derde deel te kunnen
uitpakken, maar ik denk toch dat deze structuur hem lezers heeft gekost.
Zie ook: Jamal Ouariachi over zijn debuut, en: ikzelf over zijn debuut
donderdag 18 september 2014
Twee boeken over boekhandelsketen Polare vullen elkaar goed aan (Knack)
Doet de naam Polare nog een belletje rinkelen? Vorige week
verschenen twee boeken over de geruchtmakende ondergang van de
boekhandelsketen.
Polare is zo kort in de Vlaamse winkelstraten te zien
geweest dat de meeste mensen hem alweer zijn vergeten. Toen investeringsmaatschappij ProCures in 2012 De Slegte en de
Nederlandse boekhandelsketen Selexyz had gekocht, voegde het beide samen. Later
herdoopte het die tot Polare – bedoeld als verwijzing naar de Poolster:
zoals die zeelieden gidst, zo zou Polare de boekenliefhebber bij de hand nemen.
Een succes werd het niet. De vaste klanten van De Slegte kwamen niet voor het
groeiend aanbod nieuwe boeken. De kortingen die Polare bood concurreerden onvoldoende
met de stuntprijzen van supermarkten.
Afgelopen februari ging Polare onder veel publicitair rumoer
ten onder. Waarna de filialen, gedragen door opmerkelijk groot enthousiasme,
herrezen als onafhankelijke boekhandels. In Vlaanderen keerde alles bij het
oude terug: Oud-eigenaar Jan Bernard De Slegte kocht de zeven Vlaamse winkels
uit de boedel. Dat verhaal inspireerde twee auteurduo's om zich te verdiepen in
de geschiedenis van Polare en haar voorgangers. Siebe Huizinga en Jaap Broersmaschreven Boekenpaleizen of luchtkasteel,
Hanneke Chin-A-Fo en Toef Jaeger Hetboekenparadijs.
Beide boeken vullen elkaar wonderlijk goed aan. Huizinga en Broersma richten
zich op de hele geschiedenis vanaf het moment dat uitgeverij Kluwer de
boekhandels die zij bezit voor het eerst centraal gaat aansturen. Zo is mooi te
volgen hoe hoofdkantoor en filialen voortdurend botsen over de beste manier om
een keten van tot op zekere hoogte ongelijksoortige boekhandels te runnen. Moet
er bijvoorbeeld een gezamenlijke naam komen om landelijk reclame te maken? Of
dienen de winkels hun eigen naam te behouden omdat hun publiek zich daarin
herkent?
Het antwoord is natuurlijk: het laatste. Maar de vraag of
ketenvorming of lokaal ondernemerschap beter is, beantwoordt Boekenpaleizen of luchtkasteel gemengd.
Krachtenbundeling heeft evidente voordelen: grotere inkoopkracht of de
mogelijkheid om grote investeringen te doen. Zo dankt Nederland aan Selexyz een
van de mooiste boekhandels ter wereld: in de Dominicanenkerk in Maastricht.
Toenmalig directeur Matthijs van der Lely haalt zoete herinneringen op aan het
bezoek dat collega's van over de hele wereld hem daarom kwamen brengen.
Maar op de winkelvloer wordt het boek verkocht. Op de
winkelvloer wordt de band met vaste klanten gesmeed. Dus vaak als het
hoofdkantoor krachten centraal samenbracht en dacht zo meer omzet tegen lagere
kosten te maken, kwam het bedrogen uit. Zo had ieder filiaal contracten met
lokale kantoren en bedrijven. Toen de zakelijke markt landelijk werd geleid,
hielden men lokaal – grotendeels onbewust – op nieuwe klanten te werven.
Ze hadden immers geen band meer met hen. Het eindresultaat: de zakelijke markt
raakte in de versukkeling.
Maar ging Selexyz in 2012 en opvolger Polare in 2014 daarom
ten onder? Dat maakt Boekenpaleizen of
luchtkasteel niet duidelijk. De auteurs hebben alle belangrijke
hoofdrolspelers gesproken. Zij geven hen de gelegenheid openhartig hun verhaal
te doen. Maar aan waarheidsvinding doet het boek niet. Meer dan eens denk je:
hoe zit het nu precies? Hoe hoog was bijvoorbeeld de schuld van het bedrijf op
het laatst? Dan is het de moeite waard om ook Het boekenparadijs te lezen. Chin-A-Fo en Jaeger hebben wel hun
best gedaan de onderste steen boven te krijgen.
Uit hun helder geschreven ondergangsgeschiedenis rijst
vooral een beeld op van botsende culturen. Dat moest wel fout gaan. ProCures is
een puur financiële partij die instapte met het idee dat enkele harde ingrepen
genoeg zijn om de keten er weer bovenop te krijgen. Van retail hadden ze geen
verstand. Toch ging ProCures-directeur Paul Dumas de keten leiden. Andersom
dacht het boekenvak te simpel over een financiële partij. De grote uitgeverijen
en distributeur CB gingen er vanuit dat ProCures geld zat had om te kunnen
investeren. Wat niet het geval bleek.
Toen de verhoudingen onder druk van de inzakkende
boekenmarkt verslechterden, kwamen de verschillen des te scherper aan het
licht. ProCures stelde keiharde eisen: hogere kortingen, betere
leveringsvoorwaarden. Maar het boekenvak, een vak van heren, voelde zich door
de toonhoogte gebruuskeerd. En dus allerminst genegen om ProCures te helpen.
Ook begreep Polare niet dat het boekenvak veel collectief regelt, waardoor
Polares concurrenten de facto beslissen of ProCures de keten kon overnemen. Dat
leek Dumas te veel op kartelvorming.
Juist door Boekenpaleizen
of luchtkasteel krijgt de in Het
boekenparadijs beschreven botsing echter reliëf. Je beseft des te beter dat
het boekenvak een verleden meetorste. De voorganger van Polare had tien jaar om
meer marge en een bijdrage voor de marketinginspanningen gevraagd. Moesten ze
Polare nog meer korting geven? En dat terwijl het marktaandeel van de keten niet
meer zo groot was als vroeger. En de uitgevers hadden al gebloed bij het redden
van Selexyz. Moest dat weer toen Polare hen om offers vroeg? Er moest nu maar
een eind aan de keten komen, vonden ze.
(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 16 sep - onder een kop die ik niet voor mijn rekening wil nemen)
Abonneren op:
Posts (Atom)