zondag 4 oktober 2015

Interview: Wat heeft Simon van der Geest met de bibliotheek? (Bibliotheekblad)

De veelgelauwerde kinderboekenschrijver Simon van der Geest, auteur van het Kinderboekenweekgeschenk 2015, vindt toegang tot bibliotheken essentieel. Zelf kon hij dankzij de bibliotheek Noors leren toen hij een tijdje in Noorwegen woonde.

De Bibliotheek op school is een goed initiatief. Niet dat Simon van der Geest de pretentie heeft er alles van te weten. Maar wat de schrijver er van leerkrachten en bibliotheekmedewerkers over hoort, stemt hem positief. 'Het is goed dat iemand met bredere kennis naar de schoolbibliotheek kijkt. Iemand die echt het hele arsenaal kent en kan inspelen op wat een school nodig heeft. Je kan niet van alle leerkrachten en schooldirecties vragen om die kennis zelf in huis te hebben.'
De tweevoudig winnaar van een Gouden Griffel – in 2011 voor Dissus en in 2013 voor Spinder – heeft zelf een goede schoolbibliotheek gemist in zijn jeugd. 'Ik zat op zo'n klein plattelandsschooltje. Ze hadden wel wat, maar dat waren ouderwetse boeken waar geen reet aan was. Pim, Frits en Ida [van Godfried Bomans], herinner ik me dat we moesten lezen. Vergeelde exemplaren. Daarom was ik zo blij dat elke vrijdag de bibliobus kwam. Of was het eens in de twee weken?'
Of dergelijke schoolbibliotheken nu helemaal zijn verdwenen, durft Van der Geest niet te zeggen. Hij is doorgaans te kort op school om de bibliotheken ter plekke goed te bestuderen. En – belangrijker – hij wordt uitgenodigd door scholen met budget voor schrijversbezoeken, scholen die zoiets belangrijk vinden, scholen waarop mensen rondlopen die zich actief voor het lezen inzetten. 'Ik krijg alleen de goede dingen te zien. Toch denk ik dat de Bibliotheek op school begint te werken.'

De auteur van Per Ongelukt!, het kinderboekenweekgeschenk van dit jaar, was niet alleen afhankelijk van wat hij via school kon lezen. Thuis, in het dorp De Meije, hadden Van der Geest en zijn broertje boeken. En hij is altijd lid geweest van de bibliotheek. Korte tijd in zijn geboorteplaats Gouda: 'een magische plek, dat oude, monumentale, heel smalle pandje, dat ik me herinnerde als een enorm gebouw.' En vanaf zijn zesde in Bodegraven, dat op zo'n zes kilometer fietsen lag.
'Het was daarom een behoorlijk offer om erheen te gaan', herinnert hij zich. 'Soms was er wel een buurvrouw die zei: 'Ik ga naar de bieb, wie rijdt er mee?' We moesten ook zeggen dat we uit De Meije kwamen, dan kreeg je een zes weken-stempel. Maar hoe vaak kwam ik er? Dat herinner ik me niet meer. Ik was geen lezer die alles las wat los en vast zat, al staat me wel bij dat ik de bibliobus binnen de kortste keren uit had. Later gebruikte ik de bieb ook om af te spreken. Het was een fijne plek.'
Hij haalde uit de bibliotheek strips, die hij destijds veel las, of informatieboeken voor werkstukken. En een aantal auteurs waar hij wel bijna alles van las. 'Dan ontdekte ik een auteur, omdat ik daar een boek voor mijn verjaardag van had gekregen of omdat iemand me iets voorlas. Dat kon ik zó goed vinden, dan wilde ik méér. Dat kon dankzij de bibliotheek. Roald Dahl, Paul Biegel, veel Joke van Leeuwen. Auteurs als Thea Beckmann las ik juist niet omdat iedereen die al las.'

Van der Geest is niet zijn hele leven lid van de openbare bibliotheek geweest. Tijdens zijn omzwervingen door Nederland schreef hij zich niet na elke verhuizing opnieuw in. Maar vaak had hij een goede reden om het wél te doen. 'Ook in Noorwegen, waar ik een tijdje heb gewoond. Daar leende ik kinderboeken om Noors te lezen. Die zijn heel geschikt om een nieuwe taal te leren. Kleine beer en kleine tijger [van de overigens Duitse Janosch, md] vond ik in die tijd heel tof.'
Tegenwoordig woont hij in Haarlem, waar hij ook regelmatig naar de bibliotheek gaat. 'Dat is wel altijd werkgerelateerd, al is de grens tussen lezen voor werk en lezen voor plezier vaag.  Soms haal ik boeken van een collega van wie ik denk: daar moet ik eens wat van lezen. En soms boeken voor research. Ik ben maak nu een bewerking van Pudding Tarzan van Ole Lund Kirkegaard, dan leen ik daar bijvoorbeeld de verfilming van. Nu ze ook goede koffie schenken ga ik er af en toe ook werken.'

Dat er bibliotheken bestaan vindt Van der Geest 'essentieel'. Vooral voor kinderen. 'Ik moet gelijk denken aan Stephen Krashen [de Amerikaanse emeritus hoogleraar educatie die, net als Van der Geest zelf, sprak op het 25-jarig jubileumcongres van Stichting Lezen, md]. Hij toonde met allerlei statistieken aan hoe belangrijk het is om voor je plezier te lezen, met alle voordelen die het oplevert als je daardoor geletterdheid wordt. Dat plezier begint bij de bibliotheek.'
Hij merkt het alleen al aan zijn eigen kinderen van inmiddels drie en zes jaar oud. 'Wij lezen heel veel voor. Het is leuk om hen veel verschillende boeken aan te bieden. Om hen te laten proeven van wat er is en dan op hun voorkeuren in te kunnen spelen. Dan is een bibliotheek echt handig. We hebben ze gelijk lid gemaakt – met Boekstart, ook een hartstikke goed programma – en gaan regelmatig met hen naar de bibliotheek. Dat is echt een uitje voor ze.'
Dat desondanks overal filialen sluiten, noemt hij 'echt heel erg'. 'Ik weet nog dat ik een jaar of vier geleden in Den Haag was en ze me vertelden dat er acht filialen gesloten gingen worden. Acht! Verbijsterend. Straks staat er alleen in het gemeentehuis nog een kast boeken. Juist in de prachtwijken, waar veel sociale problemen zijn, moet de drempel van een bibliotheek zo laag mogelijk zijn. Gelukkig zijn er wel initiatieven als de Voorleesexpress. Dat is heel tof.'
Aan de andere kant: 'Ik hoor dat de nieuwe bibliotheek in Gouda het heel goed doet.' Inderdaad kreeg De Chocoladefabriek na een jaar 30 % meer bezoekers dan de vier voormalige vestigingen bij elkaar. Het aantal uitleningen steeg 25 %. 'Blijkbaar zijn er dus manieren om bezuinigingen te combineren met mogelijkheden om te vernieuwen. Doordat Gouda, voor zover ik begrijp, met een slim concept andere vormen vindt waardoor het meer wordt dan een gebouw alleen.'

Van der Geest hoort verhalen over schoolbibliotheken, bezuinigingen en nieuwe concepten meestal tijdens optredens. Hij doet het regelmatig – twee tot vier keer per maand en in de Kinderboekenweek dagelijks – en hij doet het graag. 'Het is een van de leukste dingen van het schrijver zijn. In contact komen met kinderen en de lol van het lezen te bezingen. Ik vertel vaak over het ontstaan van mijn boeken en probeer het dan over creativiteit: Wat is dat? Hoe kom je eraan?'
Niet zelden staat het meest recente boek centraal. Momenteel is dat Spijkerzwijgen, dat dit voorjaar verscheen: een verhaal over onverbrekelijke banden, gegoten in een spannend avontuur, dat speelt in de polders van zijn vaders jeugd. 'Ik vertel de verhalen van mijn vader die ik heb gebruikt voor het boek: de schijtbalk, of de keer dat een zwaan hem in de sloot sloeg. En vraag dan: wie heeft een opa die wel eens iets vertelt? En dan komt het los, hartstikke tof.'
Het liefst treedt hij daarom op in bibliotheken of scholen, waarbij vaak een bibliotheek betrokken is. Hij wil, in een rustige ruimte, voor een groep staan. 'Het is toch een soort van theater wat ik dan doe. In de boekhandel zit je vaak alleen te signeren. En de bibliotheek organiseert het altijd goed. Ze zorgen er bijvoorbeeld voor dat er een kistje met mijn boeken rondgaat zodat de klas iets van mij kan lezen en zich echt kan voorbereiden op mijn komst.'
Tijdens de komende Kinderboekenweek heeft hij er dan ook bij de CPNB op aangedrongen dat hij veel klassenbezoeken kan doen. Op school of in de bibliotheek.
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad.nl)

Zie ook:

Geen opmerkingen: