Voor het eerst op de markt: een handboek dat helder en bondig alle aspecten van het literair vertalen uiteen zet. Alle? Alles verandert altijd, geschreven door een grote groep vertalers, lijkt één aspect over het hoofd te hebben gezien.
Een vertaler levert zijn tekst in bij de uitgeverij, bekijkt de correcties, later ook de drukproeven en dan is het lange wachten op de presentexemplaren. Is het een verstandige houding om zich verder niet te bemoeien met de strategieën van een uitgeverij? Niet volgens Janny Middelbeek-Oortgiesen, vertaalster Zweeds-Nederlands van Marianne Fredriksson, Henning Mankell en Barbara Voors. Vanaf het aanvaarden van de opdracht tot lang nadat het boek is verschenen, moet een vertaler zich zo betrokken mogelijk opstellen. Bijna alsof hij de auteur zelf is. Alleen de toon die een vertaler daarbij moet aanslaan, verschilt daarbij.
Ze heeft daarom tips voor haar (aankomende) collega's om ervoor te zorgen dat a) een uitgever het boek niet onzorgvuldig op de markt dumpt, en b) het boek kans maakt op maximale aandacht van pers en publiek. 'Je kunt ook aanbieden de tekst van de achterflap en de aankondiging op de website te lezen voordat deze openbaar worden gemaakt om te voorkomen dat er feitelijke onjuistheden in komen te staan of dat er misschien te veel van de clou van het verhaal wordt weggegeven', meent ze bijvoorbeeld. 'Zelf heb ik zo eens kunnen voorkomen dat op de achterflap van een thriller al vermeld stond wie de moordenaar was.'
De suggesties zijn te vinden in Alles verandert altijd. Perspectieven op literaire vertalen. Dit boek, in oktober verschenen bij de Leuven University Press, is bedoeld als 'een onmisbaar instrument voor de literair vertaler in opleiding en de beginnende en gevorderde professional bij het vertalen in en uit het Nederlands', zoals het op de achterflap heet. Voor het eerst hebben de samenstellers Lieven D'hulst en Chris Van de Poel, beide verbonden aan de KU Leuven, alle aspecten van het literair vertalen in 23 hoofdstukken bij elkaar gebracht. Middelbeek-Oortgiesens stuk over de omgang met promotie, prijzen en recensies is er daar een van.
Het boek is een initiatief van het Expertisecentrum Literair Vertalen (ELV). Uiteraard, zou je bijna zeggen. Sinds het ELV in 2001 werd opgericht door de Taalunie, heeft het met steun van het Nederlands Letterenfonds, Literatuur Vlaanderen, Universiteit Utrecht en de KU Leuven tal van initiatieven genomen om – de naam zegt het al – de expertise van literair vertalers te vergroten. Denk aan het opzetten van cursussen en opleidingen, het uitwerken van een Europees referentiekader voor de competenties van deskundige vertalers, en het opzetten van een online kennisbank. Een handboek hoort daar gewoon bij.
In eerste instantie lijkt Alles verandert altijd vooral bedoeld te zijn voor studenten of anderen die van het literair vertalen hun beroep willen maken. Het valt immers moeilijk voor te stellen dat gelouterde vertalers iets opsteken van de uitleg over de zakelijke aspecten van het vak, de manier waarop je on- en offline naslagwerken gebruikt of de problemen bij het vertalen van realia (cultuurspecifieke begrippen). De opsomming van wat in een vertaalcontract hoort te staan is tamelijk basaal. Wel: een inleverdatum en het aantal gratis auteursexemplaren. Niet: verplichte afname of het verzorgen van gratis lezingen.
Aan de andere kant: door de brede scope en heldere indeling in vier overkoepelende categorieën kunnen sommige hoofdstukken een nuttige inleiding bieden. Dat geldt zeker voor de hoofdstukken over afzonderlijke genres. Wie – voor het eerst – de opdracht krijgt een kinderboek te vertalen, via via wordt benaderd om een toneelstuk om te zetten of voor de uitdaging staat om een ook in het Nederlands bekende klassieker opnieuw te vertalen, treft in dit boek goed uitgelegd wat die genres uniek maakt. Zulke teksten staan ook wel in vertalerstijdschrift Filter of de Kennisbank van het ELV. Maar vindt maar eens snel iets even algemeen en bondigs.
Ook voor buitenstaanders kan het boek interessant zijn. Dan denk ik niet zozeer aan mezelf, die het puur uit een brede liefde voor het boek en het boekenvak interessant vind om te weten dat je bij het vertalen van filosofische teksten stuit op allerlei begrippen die een vast Nederlands equivalent kennen en je dus wel moet begrijpen. Het is weer een dimensie waar ik na al die jaren nooit bij stil heb gestaan. Nee, ik denk eerder aan redacteuren en uitgevers die bijvoorbeeld in het stuk van Middelbeek-Oortgiesen op ideeën kunnen komen van het verdere nut dat vertalers voor hun kunnen hebben.
Alles verandert altijd is dus een compleet handboek voor de literair vertaler van alle rangen en standen? Dat ook niet. Er is één aspect waarvan ik het onbegrijpelijk vind dat D'hulst en Van de Poel daar geen apart hoofdstuk over hebben laten schrijven. Dat is een beschouwing over de relatie met de opdrachtgever, die in vrijwel alle gevallen een uitgeverij is – alleen wie toneelstukken vertaalt, heeft te maken met de wensen en verlangens van een theatergezelschap. Of kent die relatie zo veel dimensies dat de samenstellers hebben gedacht dat die onherroepelijk in ieder hoofdstuk vanuit een andere invalshoek zou worden belicht?
Want in de praktijk is dat gebeurd. Nicolette Hoekmeijer, vertaler Engels-Nederlands, schrijft over het contact met de auteur dat uitgevers 'steeds vaker' willen dat dat via hen en de agent verloopt: om te vaak mailende vertalers af te remmen, en zelf op de hoogte te zijn van eventuele fouten die de vertaler heeft ontdekt. Jeanne Holierhoek, vertaler Frans-Nederlands, stipt in haar stuk over het vertalen van filosofie aan dat haar uitgeverij doorgaans zorgt voor deskundige meelezers, die voor dit genre zo belangrijk zijn. Luk van Haute, vertaler Japans-Nederlands, verzucht dat een uitgever het laatste woord over de titel heeft.
En zo is er meer. Maar een overkoepelend hoofdstuk? Helaas. Twee hoofdstukken komen in de buurt. Dat is het al genoemde stuk van Middelbeek-Oortgiesen dat ondanks de bescheiden lengte een veel bredere invalshoek heeft dan de titel suggereert. En het artikel van Laura van Campenhout en Ine Willems, beide vertaler Engels-Nederlands, over (zelf)revisie. Daarin beschrijven beide het gehele redactieproces vanaf het moment dat de vertaler zijn tekst inlevert en deze zijn gang begint langs persklaarmaker, corrector en bureauredacteur, inclusief uitleg over hoeveel tijd iedere fase in beslag neemt.
Maar beide stukken schetsen in wezen een ideaalbeeld. Middelbeek-Oortgiesen door op te sommen wat een vertaler allemaal zou kúnnen doen om het resultaat van zijn arbeid optimaal de wereld in te helpen, Van Campenhout & Willems door het redactieproces te behandelen zonder rekening te houden met tijdsdruk als gevolg van te laat inleverende vertalers, blunderende persklaarmakers of de concurrentie van de oorspronkelijke Engelstalige uitgave die uitgevers dwingt de tekst nóg sneller op de markt brengen. In werkelijkheid is de relatie met uitgevers – bijna – net zo weerbarstig als die tussen auteur en uitgever.
De enige die daar een glimp van geeft is Goedele De Sterck, vertaler Nederlands-Spaans van voornamelijk kinder- en jeugdliteratuur, in haar bijdrage over het vertalen van dit genre. Zij wijst op de voortdurende strijd met uitgevers die ten onrechte denken dat kinderboeken makkelijker te vertalen zijn en de tarieven per woord dus lager kunnen zijn. Daarbij ontstaat, specifiek voor dit genre, regelmatig een spanning tussen de intentie van vertaler, die de (literaire) waarde van de tekst intact wil houden, en die van de uitgever, die soms andere, vaak educatieve doelen heeft met de vertaling. Ook dat staat garant voor op z'n minst discussie.
Het is dus maar goed dat Alles verandert altijd is bedoeld als een handboek. Zulke titels krijgen na verloop van tijd bij gebleken belangstelling of verplicht voorschrijven door een docent vaak een herziene uitgave. Laat dit hoofdstuk dan niet weer ontbreken.
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine, okt 2019)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten