donderdag 30 januari 2020

Interview Dean Bowen: 'In taal vangen wat niet in taal te vangen is' (Bibliotheekblad)

Een van de opvallendste dichters uit het Poëziegeschenk 2020 is Dean Bowen. Een grote eer? De stadsdichter van Rotterdam is daar nuchter over. Een geslaagde 'heksenspreuk' maken is belangrijker. 'En toch wil ik met taal iets vangen wat zich nooit in taal laat vangen.'

Dean Bowen is niet in dienst van de Bibliotheek Rotterdam. De dichter voelt zichzelf ook geen werknemer van deze instelling, laat daar geen misverstand over bestaan. Maar als je hem hoort praten, zou je bijna denken dat hij wel degelijk op de loonlijst staat. Als marketeer bijvoorbeeld, zo warm praat hij over de bibliotheek. Of als naaste collega van medewerker programmering Renee van Randwijk, die het stadsdichterschap coördineert. Bowen – die deze functie in 2019 en 2020 vervult – werkt zeer nauw met haar samen.
'De bibliotheek is ongelooflijk belangrijk', zegt hij zonder enig voorbehoud. 'Vooral in een stad als Rotterdam, waar het meer dan in een kleine gemeenschap een heel specifieke functie heeft. Het is als huis van boeken, ideeën en verhalen een gemeenschappelijke plek waar heel veel mensen samen komen en waar ze van alles kunnen doen. De bibliotheek neemt volledig de verantwoordelijkheid voor de gemeenschap waarin ze zich bevindt. Ze geven ruimte aan andere instellingen, ze zoeken samenwerkingen met sociale en maatschappelijke partners en slagen er zo keer op keer in heel verschillende doelgroepen aan te spreken.'

Zelf komt Bowen al van jongs af aan in de bibliotheek. In die van Zoetermeer, waar hij opgroeide. 'Mijn moeder vond dat superbelangrijk. Als mijn zusje of ik vijf leuke boeken zagen, zei ze: "Neem je ze toch alle vijf mee"? Mijn ouders probeerden ook op alle vragen zo eerlijk mogelijk antwoord te geven. Maar als ze het niet wisten, wezen ze naar de bibliotheek. Dáár kun je de kennis en ervaringen van 10.000 verschillende mensen tot je nemen. Wees daarom bekend met de bibliotheek, voel je daar comfortabel.'
Dus toen hij in 2015 naar Rotterdam verhuisde, werd hij ook hier vanzelfsprekend lid. Niet meer om boeken te lenen. Die koopt hij wel. Bovendien: de nieuwste poëzie die hij leest, is niet altijd opgenomen in de collectie. 'Maar ik kom hier wel eens werken. Ik vind dat ook een bepaalde schoonheid hebben: al die scholieren en studenten die hier rust vinden voor hun huiswerk. Dat communale aspect daarvan. En ik drink hier soms een bakje koffie of kijk naar het schaken. Het is prettig om hier de doorsnee Rotterdammer te zien.'
En nu werkt hij zelfs samen met de bibliotheek. 'Ik ben als stadsdichter benoemd door het college van B&W, op voordracht van een externe commissie. Maar ik heb feitelijk alleen te maken met de bibliotheek. Ik heb continu gesprekken met Renee over mijn ideeën en de uitvoering ervan. Zo wilde ik een jeugdstadsdichter. Zonder haar was die er nooit gekomen. Ik vind dat heel logisch. Als stadsdichter wil ik verhalen over de stad aan de stad geven. Dat is precies wat de bibliotheek ook doet.'

Dankzij zijn stadsdichterschap is Bowen (1984) in de korte tijd dat hij in de stad woont een bekende Rotterdammer geworden. Tijdens de Poëzieweek 2020 zal zijn bekendheid in de rest van Nederland groeien. Zijn gedicht 'Apathy, de dagen' is een van de tien gedichten die de CPNB heeft opgenomen in de bloemlezing Nu, dat tijdens de actieperiode cadeau wordt gedaan aan iedereen die voor 12,50 euro aan poëzie koopt (zie kader). De oplage van de geschenkbundel is 10.000 exemplaren.
Een eer noemt Bowen het dat hij is geselecteerd bij de tien talentvolste dichters van een nieuwe generatie. Natuurlijk, 'het is altijd mooi als je werk wordt gezien en gewaardeerd'. Maar hij relativeert het ook. De bloemlezing bevat niet per se dé tien beste dichters. Het is een strategische keuze van de CPNB om een heel divers beeld van de poëzie te geven. De CPNB heeft niet voor niets het woord "propaganda" in de naam. Ik kan zo een paar jonge dichters noemen waar ik waanzinnig enthousiast over ben die er niet in staan.'
Bowen mocht zelf werk voor de bloemlezing aandragen. Dat was moeilijker dan het lijkt. 'Ik mocht er twee of drie opsturen en mijn voorkeur uitspreken. Maar het gedicht moest al zijn gepubliceerd, zodat iedereen die het mooi vindt makkelijk meer werk van dezelfde dichter kan vinden, en het mocht niet langer zijn dan een bladzijde. En dat ik maar een bundel heb gepubliceerd: Bokman, en ik de neiging heb om uitgebreider werk te maken. Dat maakte de keuze beperkt. Van mijn korte gedichten werkt deze het beste.'

'Apathy, de dagen' komt uit de derde en laatste afdeling van Bokman: Chansons van de diaspora. Het is na de ontroerende, pijnlijke, zoekende en boze gedichten uit de eerste twee afdelingen, waarin hij zijn eigen positie in de samenleving en geschiedenis probeert vast te leggen, het meest hoopvolle deel van de bundel – zoals Bowen ook zelf zegt. Het lijkt te laten zien hoe we, met vallen en opstaan, samen kunnen leven. Maar de reeks is ook moeilijk toegankelijk omdat hij zo veel andere talen door zijn Nederlands mengt. Oók in 'Apathy, de dagen', dat flarden Engels, Arabisch en Sranan bevat.
'Het Nederlands is ongelooflijk mooi,' zegt hij daarover, 'maar de taal is altijd in flux. Ik wilde daarom rommelen aan de puurheid van de taal. En de invloeden zijn nu eenmaal anderstalig, zeker in mijn stad. Rotterdam is een majority-minority stad, waar meer dan 50% van de inwoners een migratie-achtergrond heeft. Ik heb er ook bewust geen verklarende voetnoten bij gezet, omdat ik wil dat iedereen moeite doet om de gedichten te begrijpen – zoals iedereen moeite moet doen om elkaar te begrijpen, zelfs als we dezelfde taal spreken.'

Schrijven doet Bowen al sinds hij een jaar of negen was. Preciezer: sinds een dichter enkele weken in zijn klas van het Montessorischool met de kinderen kwam schrijven. 'Zo ontdekte ik hoe leuk schrijven is. Het is nog altijd het enige wat ik ooit heb gedaan zonder dat iemand zei dat ik het móést doen.' Maar dat betekende niet dat hij als vanzelf uitgroeide tot de dichter met een nominatie voor de C. Buddingh'-prijs voor beste debuutbundel op zak. Hij had geen idee hoe de literaire wereld in elkaar stak.
Zijn carrière kreeg vaart op het podium. Als rapper bij een hiphop-formatie was hij daar begin jaren 2000 mee vertrouwd geraakt. Maar belangrijker: hij voelde zich daar welkom. 'Als je kijkt naar wie wordt uitgegeven of publiceert in tijdschriften zie je daar ander soort demografie dan op het podium. Op het podium kan iedereen terecht die anders is. Het zou goed zijn als de letterensector daar het gesprek over voert, zodat ook de jongen van 15 die nu bezig is en ook de weg niet weet, op weg kan worden geholpen.'
Hijzelf is er ook alleen maar gekomen omdat, zoals hij zegt, hij geluk heeft gehad. 'Als je wil publiceren, helpt het om zichtbaar te zijn in Amsterdam. Het is een netwerk-ding. Maar dat wist ik ook niet. Ik ging daar optreden en programma's maken bij Perdu – niet als bewuste keuze, maar omdat het me interesseert wat er in de literatuur gebeurt. Ik had daarna ook steeds geluk: dat ik in gesprek raakte met een redacteur van uitgeverij Maas. Dat Bokmangoede recensies kreeg en werd de bundel genomineerd. Dat ik werd gevraagd voor de bloemlezing van de CPNB.'

Dat neemt niet weg dat het daar niet om gaat. 'Al die stappen in mijn ontwikkeling waren stippen aan de horizon', zegt Bowen. 'Het werkte als richtingaanwijzer. Maar het belangrijkst is de route die je aflegt: het werk dat je maakt.' Het ultieme doel is dan ook een gedicht te maken dat hij zelf herkent als 'heksenspreuk'. 'Een goed gedicht verandert fundamenteel iets aan de lezer of aan hoe hij de wereld waarneemt. Maar als schrijver zal ik er vrede mee moeten hebben dat ik zelf nooit weet of mijn werk dat bereikt.'
Kan 'Apathy, de dagen' dat effect hebben? Het gedicht geeft in ieder geval een indicatie van wat hem beweegt als dichter voor wie de poëzie het neefje van de filosofie is. 'Ik zoek naar de ruimte die de taal kan in nemen. Taal is een van de lastigste materialen voor een kunstenaar, omdat taal al iets betekent. Om ieder woord hangt een wolk van betekenis. En toch wil ik met taal iets vangen wat zich nooit in taal laat vangen. Daarom grijp ik op verschillende manieren in de taal in – bijvoorbeeld door woorden soms van het verkeerde lidwoord te voorzien. Ik probeer zo nieuwe betekenissen aan te boren.'
Het spijt hem dat dat aspect van zijn werk niet altijd wordt herkend. In recensies gaat het vaak over zijn achtergrond als zwarte dichter. Zeker: zijn eigen biografie resoneert in Bowens werk. En kunst van niet-blanke Nederlanders is momenteel salonfähig. 'Maar het feit dat de gedichten zijn gemaakt door iemand met een zwarte huid is niet het summum van wat je over mijn werk kan zeggen. Het gaat boven alles over taal, en de vragen die daarmee zijn verbonden: wie mag de taal claimen? Welke taal mag worden gehoord?'
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad)

Geen opmerkingen: