maandag 19 oktober 2020

Recensie: 'De nieuwe rivier' van Eva Meijer (De Lage Landen)

De vijfde roman van Eva Meijer is gebouwd op een krachtige metafoor voor onze omgang met de aarde. En haar ambitie om iets even origineels als urgents te brengen, is zonder meer te prijzen, maar Meijers taal en verbeelding zijn niet accuraat genoeg.

EEN PLUS EEN IS GEEN TWEE

De nieuwe rivier uit de titel van Eva Meijers vijfde roman verscheen uit het niets. Een paar jaar geleden was hij er opeens. Geen onaanzienlijke sloot of kalm voortkabbelend beekje. Nee, een echte rivier die de streek in het fictieve Latijns-Amerikaanse land dwars doormidden snijdt en die zo vaak van vorm verandert dat het geen zin heeft om een brug te bouwen. De rivier verwoestte iedere constructie. De sojaboer die stukken grond aan beide kanten van het bruine water bezit, restte niets anders dan omlopen.
Het is een fantastisch gegeven voor een roman. Een rivier die nergens begint en nergens eindigt, maar wel ieders leven dramatisch beïnvloedt, is een even eenvoudige als krachtige metafoor – in dit geval voor onze weinig duurzame omgang met de aarde. Alle verklaringen die Meijers personages voor de rivier geven, wijzen daarop: de wetenschappelijke van de geoloog, die wijst op boskap ten behoeve van intensieve sojateelt; de spirituele van de lokale bevolking, die denkt aan de voorspellingen van de goden; of nog andere.
Meijer heeft een thriller geschreven rond deze metafoor. De nieuwe rivier begint, heel klassiek, met de vondst van een lijk. Janet Stone, een Britse journaliste van The Guardian, ontdekt in het eerste hoofdstuk dat sojaboer Hugo Frys is vermoord. Kort daarvoor had ze hem nog gesproken voor haar reportage over het wonderlijke natuurverschijnsel. Nu hangt hij ondersteboven, met zijn enkels bij elkaar gebonden, aan een ring in het plafond die daar speciaal voor dit doeleinde lijkt te zijn bevestigd. Zijn hoofd reikt net tot de grond.
Die moord brengt alle personages bij elkaar vanuit wier perspectief Meijer alternerend het verhaal beschrijft: de journaliste natuurlijk; Frys’ huishoudster Petronella Crista-Galli; de geoloog Rafel Flores; politieagent Jor en zijn assistent Domino Muñoz; Jors dochter Maia; Beatriz Diaz, burgemeester van het dorp Koraalboom; milieuactivist Wotko, die de actiegroep Onze Aarde aanvoert; en zelfs de vermoorde Frys, via zijn gedichten die tussen zijn papieren opduiken en die meermaals een apart hoofdstuk krijgen toebedeeld.
Allemaal staan ze voor een andere visie op de nieuwe rivier. Janet Stone is bijvoorbeeld de archetypische westerling die de milieuproblematiek wel degelijk serieus neemt, maar voor wie de gevolgen van haar eigen consumentistische levensstijl uiteindelijk te ver van haar bed voelbaar zijn. Ze bekijkt haar werk dan ook in de eerste plaats in termen van wat het kan betekenen voor haar carrière. Typerend is haar reactie als ze de rivier voor het eerst ziet. “Ze verwachtte iets wilds, iets ruigs, maar het was een kalme bruine stroom.”
En zo kun je alle personages één voor één afgaan. Voor Jor is de rivier een gegeven. Als hij daardoor moet omrijden, dan zij het zo. De natuurlijke omstandigheden zijn nu eenmaal de natuurlijke omstandigheden, wat hij daarvan vindt doet er niet toe. Voor de burgemeester is het een bedreiging van haar macht. Aandacht voor haar dorp is potentieel gevaarlijk, zeker in een land dat nog maar kort geleden een dictatuur was, waarvan de aanhangers mogelijk nog altijd sleutelposities bezetten. Enzovoorts.
Meijer wilde alleen geen onderhoudende thriller schrijven die de lezer op een slimme manier ongemerkt aan het denken zet over het urgente probleem van het menselijke ingrijpen in de natuur. Het boek moest duidelijk boven alles een literaire thriller zijn. Daarom voegde ze allerlei elementen toe die van De nieuwe rivier een postmoderne variant van de magisch-realistische Latijnse-Amerikaanse roman maakt, in de traditie van Jorge Luis Borges, Julio Cortázar en Roberto Bolaño.
Dat vervreemdende zit onder meer in kleine dingen zoals niet-bestaande flora en fauna die worden opgevoerd. En het wordt het meest zichtbaar in de grote bibliotheek, ooit nog gebouwd door de Spaanse veroveraars, waar de journaliste en later anderen op zoek gaan naar informatie. Die bibliotheek lijkt rechtstreeks uit Borges’ werk te komen. De indeling is zo onoverzichtelijk dat niemand er een compleet beeld van kan krijgen. De bibliothecaris raadt Janet aan zich niet in duistere zaken te mengen. En even later blijkt niemand die man te kennen.
Het geeft de roman een nog sterkere symbolische lading. Zeker als de bibliotheek aan het einde een cruciale rol speelt in het verhaal. Wanneer de rivier overstroomt en iedereen dwingt uit zijn huis te vluchten, brengen de inwoners van Koraalboom de nacht door in de bibliotheek. En vlak daarna vangt Maia, die met haar vader is meegereisd na melding van een inbraak in de bibliotheek, hier een glimp op van de moordenaar van Frys en, tegen die tijd, een reeks andere personages.
Je zou kunnen denken: én thriller én metaforische roman, dat is in dubbel opzicht een puzzelroman. Maar helaas is in De nieuwe rivier één plus één geen twee. Het is eerder: één min één is nul. Meijers ambitie om iets even origineels als urgents te brengen, is zonder meer te prijzen, maar het unieke mengsel dat zij heeft gebrouwen, werkt niet. De whodunit liet me volstrekt koud. En er wordt zo expliciet gewezen op de aanwezigheid van een diepere laag dat het me de lust ontnam die te ontginnen.
De teleurstelling over deze roman zit hem in twee dingen. Ten eerste schiet Meijers vindingrijkheid te kort voor haar aspiratie. Het klinkt zo simpel: een wereld scheppen die net even anders is dan de bekende werkelijkheid. Maar dat vraagt de juiste dosis oorspronkelijkheid en geloofwaardigheid om lezers te kunnen meeslepen. Meijers Koraalboom doet evenwel onecht aan. Het gedrag van de personages, de leefomstandigheden in het dorp, de setting – het voelt allemaal te bedacht en te willekeurig.
In het verlengde daarvan is deze roman stilistisch op z’n best nogal vlak. Neem een – tamelijk willekeurig gekozen – dialoog als deze (op pagina 238):

“Wil je iets drinken? Of eten?”
Haar moeder kijkt verstoord op. “Wil je me wat vertellen of zo? Heb je iets goed te maken?”
“Ik wilde gewoon aardig doen”, zegt ze geïrriteerd.
“Hoeft niet.” Haar moeder draait zich weer naar de computer. De opmerking kan op het eten slaan of op het aardig doen.


Meijers kraakheldere, eenvoudige zinnen die, zoals in dit fragment, soms te weinig sjeu en te veel gemakzuchtige vaagheden (“of zo”) bevatten, kunnen prima functioneren als ze het klein houdt. Bijvoorbeeld in haar succesvolste roman, Het vogelhuis uit 2016, waarin ze inlevend het solitaire leven van muzikante en ornithologe Len Howard navertelt. Maar in een verhaal dat eerder groots, raadselachtig en exuberant wil zijn, vloekt de stijl met de inhoud. Dan is werkelijk meesterschap over de taal vereist. En dat heeft Meijer niet.

Geen opmerkingen: