zondag 26 februari 2012

Des romans français: Jean-Baptiste Del Amo, 'Le sel'


Het zout dat blijft en bijt

Een goede schrijver kruipt in de huid van zijn personages, beleeft door hun ogen het verhaal en laat de lezer mensen van vlees en bloed zien. Dat is Jean-Baptiste Del Amo gelukt in Le sel (Het zout). Heel goed zelfs. Hij verdiepte zich niet in één personage, maar heeft een heel gezin binnenstebuiten gekeerd. Of het nu gaat om de dochter die een kind verloor, de homoseksuele zoon die zich altijd buitengesloten heeft gevoeld of de moeder die haar leven lang onderdrukt werd door haar man, elk karakter is levensecht neergezet.

Het boek werkt toe naar een diner dat Louise, de moeder van het gezin, georganiseerd heeft. Haar man Armand, visser van beroep, is overleden. Ze heeft drie kinderen van wie er twee ook weer kinderen hebben. Ze zullen samenkomen in het ouderlijk huis, vlakbij de zee, die een belangrijke rol in elk van de levens heeft gespeeld.
De drie delen van het verhaal dragen de namen van de Parcae, de drie schikgodinnen uit de Romeinse mythologie. Nona hield het spinrokken vast, Decima spon de levensdraad en Morta knipte deze weer af.
In het eerste deel worden in de aanloop naar het diner door elk van de gezinsleden afwisselend herinneringen opgehaald aan de tijd dat de kinderen nog klein waren. Louise beseft dat het toen verre van harmonieus was, vooral door het dictatoriale gedrag van Armand. Fanny, de oudste en het enige meisje, heeft zich altijd achtergesteld gevoeld en verachtte haar moeder omdat die zich niet tegen hem verzette. Albin, de tweede, moest aan de verwachtingen van zijn vader voldoen en werd zo in een keurslijf gedrukt. En de jongste van het stel, Jonas, werd door zijn vader weggezet als mietje en trok zich terug in zijn eigen wereld.
Het is knap hoe Del Almo zulke verschillende personages weet neer te zetten, elk met een eigen karakter, dat natuurlijk voor een deel gevormd is door hun gemeenschappelijke verleden. Als door de vlakken van een geslepen diamant ziet de lezer de kern waaruit deze mensen zijn voortgekomen, steeds weer met een andere belichting en andere invalshoek. Neem bijvoorbeeld het moment waarop Albin naar zichzelf kijkt in de spiegel terwijl hij zich scheert en dan ziet waartoe hij is voorbestemd. De afkeer voor zijn vader op diens sterfbed, maar ook de angst dat hem hetzelfde lot te wachten staat spelen door zijn hoofd.

‘Albin se rasa et s’observa dans le miroir. Il vit le reflet de son père, tel qu’il avait connu quand il était enfant: un homme sec, au visage rigoureux, boucané par les embruns. À ses traits se superposaient ceux du moribond qu’ils avaient veillé a la fin de sa vie. Son corps déversait alors dans la chamber une saveur âcre, exsudait une agonie qui les drapait, les suffoquait, les obligeant à quitter la pièce pour inspirer un air que les chairs d’Armand n’avaient pas corrompu. Albin se voyait dans se miroir comme la promesse d’être un jour à l’image de ce corps déchu.’

In het tweede deel, Decima, wordt de periode na de kindertijd beschreven, waarin elk van hen zich probeert lost te maken van het gezin. Jonas geeft zich als puber over aan anonieme en vluchtige seksuele contacten met mannen, daarna gaat hij studeren en krijgt hij een serieuzere relatie met een jongen. Albin, die is voorbestemd om zijn vader op te volgen, besluit geheel tegen diens wil in iets anders te gaan doen. En Fanny keert zodra het kan haar geboorteplek de rug toe om zich over te geven aan een man en met hem een eigen leven op te bouwen. Maar het zal ze maar moeilijk lukken om zich af te zetten, zozeer heeft hun jeugd bij elk van hen een litteken achtergelaten
Het laatste deel, Morta, staat dan geheel in het teken van doorgeknipte ‘levensdraden’. Die van Fabrice, de eerste liefde van Jonas, die aan aids overlijdt; Lea het dochtertje van Fanny dat noodlottig aan haar einde komt op het strand en de dood van Armand.
Aan het diner komen we uiteindelijk niet toe in het verhaal. Daardoor zullen we niet weten of het hen dichter bij elkaar brengt of juist leidt het tot heftige confrontaties.
De stijl van Del Amo is vol, met veel woorden wordt het verhaal geschilderd, nauwkeurige pennenstreken geven de sfeer en de gemoedstoestand van de karakters weer. Zoals wanneer Fanny terugdenkt aan de zee bij het ouderlijk huis:

‘… mais il y avait pour elle deux mers: celle qu’elle côtoyait depuis toujours, parsemée de bleu et de vert, aux odeurs d’algues et de sable; puis celle que son père taisait et qui, pourtant, régnait sur la famille, cette mer sans horizon de terre et sans fond, noir et froide, généreuse ou impitoyable.’

En de titel? Is dat het zout dat je niet met één wasbeurt van je huid krijgt, diep in je poriën kruipt en blijft bijten in open wonden? Dan zou het symbool staan voor het verleden van Louise en haar kinderen. Het verleden dat hen nooit loslaat en van tijd tot tijd pijnlijk opspeelt. Dankzij de schikgodinnen.

(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 12 oktober 2010)

Geen opmerkingen: