dinsdag 28 februari 2012

Tijdens zijn stadsdichterschap ontdekte Bart Moeyaert de noodzaak van engagement (Knack)

Bart Moeyaert legde een lange weg af voor hij de verantwoordelijkheid kon nemen voor wat hij schreef, vertelde hij in de Frans Kellendonklezing over het engagement van de schrijver.


Een schrijver moet zich de macht van het woord toe-eigenen. Hij moet, als hij zichzelf respecteert, volledige verantwoordelijkheid nemen voor wat er op de pagina staat en literatuur schrijven die ‘tegelijkertijd moet omhelzen en verontrusten, omdat een schrijver, ook een kinderboekenschrijver, juist omdat hij de grenzen van zijn schaamte verkent, aan de lezer niet alleen de gekende, vertrouwde wereld laat zien, maar ook een onbekende, soms zelfs gevreesde of onaangename wereld.’

Dat betoogde Bart Moeyaert gisteren in Nijmegen in de Frans Kellendonklezing [hier integraal te lezen]. De titel van zijn lezing luidde ‘Bestaan kan iedereen’ – een citaat uit zijn gedicht Kies. Niet voor niets was dat een gedicht dat hij in 2006 schreef als stadsdichter van Antwerpen. Het was deze periode dat hij besefte dat het woord van een schrijver ertoe doet. En dat een schrijver de macht die hij daardoor krijgt, moet gebruiken. In zijn geval: om te pleiten voor nuance. Of zoals hij doet in Kies: voor de grijstinten van het potlood, tegen de dikke strepen van de pen, de stift of de kwast.

In een zeer persoonlijk getint betoog beschreef Moeyaert de lange weg die hij moest afleggen. Lang bezat hij niet de moed om ‘er te zijn’, zoals hij het in Kies verwoordt. ‘De eerste jaren na mijn debuut drong er heel weinig van de buitenwereld tot me door. Wat ik schreef betekende niks, vond ik, want de tekst was afhankelijk van de lezer, zoals een baby van zijn moeder afhankelijk is. Schrijvers dichtte ik amper macht toe. De hegemonie was aan hen die beslisten of ze de woorden betekenis zouden geven.’

De ontmoeting met Aidan Chambers gaf Moeyaert houvast. De Britse jeugdboekenschrijver op wie Moeyaert afstudeerde, legde hem het verschil uit tussen een schrijver en een auteur. Een schrijver levert op bestelling, zoals ambachtslieden, en meet zijn succes af aan zijn verkopen. Een auteur richt zich alleen op de tekst en de eisen die de tekst stelt. Maar na een discussie met een studente, halverwege de jaren nul, gaf hij deze theorie op: ‘schrijver’ en ‘auteur’ zijn maar labels, je moet een tekst goed lezen, je ervoor openstellen.

En zo was Moeyaerts in staat om als Antwerps stadsdichter zijn taal te gebruiken voor engagement – niet met ideologieën, maar met mensen. Cruciaal was de drievoudige racistische moord die Hans Van Temsche pleegde. Die aanslag sloopte alle veilige muren van zijn werkkamer. Toen hij het gedicht dat hij daarover móést schrijven, voorlas bij de rouwplechtigheid voor de slachtoffers en de reactie van zijn gehoor ervoer als een mokerslag, besefte hij dat hij als schrijver moest kiezen voor ‘er zijn’.

Dat betekent niet dat Moeyaert een voorvechter wil zijn die ‘al op de barricade [staat] als er nog maar een vermoeden is van een wantoestand, een hiaat in het bestel, een politiek schandaal’. Hij wil een deel van de gemeenschap zijn. Hij wil de plek innemen die hij had tijdens de dienst voor Van Themsches slachtoffers: tussen tweehonderd verschillende mensen, ‘met allemaal hun onhebbelijkheden, goede kanten, huid, inhalig geloof, lievelingseten, lievelingsdier’, maar op een meer zichtbare plaats.

Of misschien wil Moeyaert wel zijn wat Kellendonk over zichzelf zei tijdens een ontmoeting op een zomerdag in 1987: ‘een wolf in schaapskleren’.


(Eerder gepubliceerd op Knack.be, 28 feb 2012)

Geen opmerkingen: