woensdag 27 juli 2016

Recensie: De grenzeloze mogelijkheden van P.F. Thomése – 'Verzameld nachtwerk' (Athenaeum.nl)

Het Verzameld nachtwerk van P.F. Thomése is niet zomaar een verzameling teksten die hij op uitnodiging schreef naast zijn reguliere scheppende arbeid. De belangrijkste teksten uit de bundel bieden niets minder dan de sleutel tot zijn oeuvre, schrijft Maarten Dessing. De schrijver verklaart eindelijk de eenheid daarvan.

P.F. Thomése een grillig auteur die keer op keer een geheel ander boek schrijft? Die indruk krijg je niet als je zijn Verzameld nachtwerk leest. Uit de hier bijeengebrachte lezingen, opiniestukken, essays, toespraken en inleidingen die hij de afgelopen jaren schreef, rijst een opmerkelijk consistent wereldbeeld en poëtica op. Of hij nu een hilarische schelmenroman (De J. Kessels-boeken) of een ontroerend onderzoek naar schuld en boete (De onderwaterzwemmer) publiceert – de Haarlemse auteur kijkt altijd met dezelfde blik naar het wonder dat een geschreven tekst is.
Een schrijver verdwijnt achter het boek dat hij aflevert, een lezer maakt zich het boek zo eigen dat het van hem en van hem alleen is. Keer op keer komt Thomése er in steeds andere, maar steeds fraaie bewoordingen op terug. Zo merkt hij in de causerie 'Antischrijver’ op:

Schrijven is de taal van het lichaam losmaken zodat de bevrijde woorden dat lichaam kunnen overleven. Literatuur is taal die zich van het lichaam heeft losgemaakt. (...) Lezen is: je woorden eigen maken, Je past het boek en kijkt of het je staat. Soms is het 't hele boek, soms een hoofdstuk, soms zelfs enkel een losse zin. Je dwaalt rond in die taaltuin en je zou schrikken als er plotseling zo'n ijdel iemand, zo'n schrijver, vanachter een boom tevoorschijn trad en sprak: ja, ventje, dit is allemaal van mij, hoe vind je het? Eh, heel mooi, meneer, zou je mompelen en je vervolgens uit de voeten maken, sneller dan een appeltjesdief. Want wie leest, wordt niet graag betrapt.

Voor Thomése is de tekst autonoom. Er zit geen schrijver achter die hem construeert en zijn enig mogelijke betekenis geeft. Maar de tekst heeft ook geen bestaansrecht zonder schrijver. Er is iemand nodig die de woordenbrij ontvangt, vormgeeft en aan de wereld geeft. 'De schrijver moet kunnen vergeten wie hij is. Vergeten dat hij iemand is. Schrijven is immers niet: je zelf uitdrukken. Het is geen 'zelfexpressie'. Het is: afwezig zijn en de woorden tevoorschijn dromen, ze vervolgens hun gang laten gaan. Het is verdwalen in het huis dat je blijkt te bouwen.'
Vervolgens hangt het van de individuele lezer en van hem alleen af wat de tekst precies betekent. Er bestaat geen rechtstreeks communicatie tussen schrijver en lezer, zoals Thomése al beweerde in zijn Albert Verweylezing van 2011 die ook in Verzameld nachtwerk is opgenomen. De lezer brengt zijn eigen 'herinneringen, kennis, verlangens en verwachtingen, angsten, smaak, stemming van het moment en tijd' mee, zoals Thomése elders opsomt. Hij roept lezers dan ook op zich niet af te vragen: 'wat geven die boeken mij? Maar: wat heb ik die boeken te bieden? Wat heb ik voorhanden, wat stop ik erin?'
De auteur maakt wel één belangrijk voorbehoud. Hij heeft het alleen over literaire teksten, niet over verhaaltjes-in-romanvorm die volgens hem het gros van de Nederlandse 'literatuur' uitmaken. Deze verhaaltjes laten zich 'door een docent of recensent keurig samenvatten in een paar zinnen met een komma en een punt' en worden 'er in de navertelling over het algemeen zelfs beter op'. Literatuur gaat verder. 'Waar het navertellen ophoudt, daar begint de literatuur'. Pas wanneer je niet meer precies wát je leest, wordt het interessant. 
Hoe doet een schrijver dat? Dat legt Thomése uit in zijn Abraham Kuyperlezing van 2014, die eveneens in deze bundel is opgenomen. Een schrijven van literaire teksten volgens zijn enge definitie doet afstand van conclusies, doelmatigheid en 'angstig moralisme, dat steeds uitsluit en buitensluit'. Hij beschrijft niet dé werkelijkheid, maar probeert te vatten hoe de werkelijkheid zich aan ons voordoet. Hij beschrijft niet hoe we móéten kijken, maar hoe we kúnnen kijken. Een schrijver stelt zich daarom open voor 'de mogelijkheden' die per definitie eindeloos zijn.

Waar het in de kunst, dat vreemde geloof waar we zelf de god van zijn, om gaat is niet het onthullen van dé werkelijkheid, maar juist het protest daartegen, tegen die gedeelde voorstelling van zaken. Tegen alles waar 'we' hetzelfde over denken – en dus níét meer over nadenken.

Deze inzet van Thomése's schrijverschap verklaart waarom zijn oeuvre zo veelzijdig is. Er zijn zo veel mogelijkheden dat het niet anders dan zonde zou zijn om, zoals zo veel van zijn collega's, iedere keer hetzelfde boek te schrijven. Een volledig andere toonzetting, locatie, thematiek, plot, mate van maatschappelijke betrokkenheid enzovoort – door daar maximaal mee te variëren staat Thomése zichzelf toe om vanuit een veelvoud aan invalshoek te onderzoeken hoe de werkelijkheid zich aan hem voordoet. Het verrijkt hem zelf als de verwonderde lezer van de teksten die hij onafhankelijk van zichzelf blijkt te schrijven.
(Eerder gepubliceerd op Athenaeum.nl, 25 jul)

Zie ook deze stukken over Vladiwostok, De weldoenerHet bamischandaal en echte literatuur.

Geen opmerkingen: