vrijdag 6 september 2019

Interview: Alex Boogers over het boekenvak – de veranderingen van twintig jaar (Boekblad)

In twintig jaar schrijverschap heeft Alex Boogers het boekenvak flink zien veranderen. 'De uitgever neemt nu het zwaard in eigen hand om het landschap van de sociale media te veroveren.' Een gesprek over uitgeverijen, boekhandels en leesbevordering met de juryvoorzitter van de verkiezing voor Boekverkoper van het jaar.

Wat is er in twintig jaar eigenlijk niet veranderd in het boekenvak? Alleen al de manier waarop hij destijds bij uitgeverij Podium binnenkwam, barst Alex Boogers in een Rotterdams restaurant direct los. 'Ik benaderde [uitgever] Joost Nijsen met een brief. Een brief! Ik stelde mezelf voor als het meisje M.L. Lee dat haar manuscript níét toestuurde omdat hij niet zat te wachten op de verhalen die zij te vertellen had. Natuurlijk wilde Joost dat manuscript toch lezen, waarna zich een bloeiende correspondentie ontwikkelde. Dat leidde tot mijn debuutHet boek Estee. Maar tot aan de publicatie had Joost geen idee met wie hij te maken had. In deze tijd zou dat onmogelijk zijn.'
Ook het belang van typecasting is gegroeid. 'Het waanzinnige van sneeuw – mijn tweede roman – is een klassiek liefdesverhaal, maar tegen de achtergrond van zwetende kleedkamers, kickboksen en rauw geweld. Toen werd ik prompt de kickboksende schrijver. In die tijd was dat een diskwalificatie. De schrijvers uit het elitaire milieu hadden weinig op met vechtsport. Nu zou je zeggen: geweldig, een unique selling point, daar moet je iets mee. Want dat is hoe schrijvers tegenwoordig bekend worden: om het verhaal dat ze zíjn, en dan hebben ze ook nog een boek. Ik vond de kwalificatie vijftien jaar geleden vervelend, ik wilde die werelden aanvankelijk scheiden. Maar nu omarm ik het als mensen mij "de bokser" noemen. Dat ben ik immers óók.'
En vergeet de opkomst van de pr-machine niet. 'Ik heb nog meegemaakt dat Joost recensies voor me uitknipte en opstuurde met in de kantlijn opmerkingen als: "Eentje om in te lijsten". Soms had ik ook een interview. Maar daarna was het: op naar het volgende boek. Nu neemt de uitgever het zwaard in eigen hand om het landschap van de sociale media te veroveren, en dan zie je je naam en je boek op al die platformen overal terugkomen. Ik heb het allemaal: Twitter, Facebook, Instagram. Dat werd me een jaar of tien geleden aangeraden door mijn toenmalig redacteur. Ik doe er eerlijk gezegd weinig mee. Ik zet er foto's op van jongeren bij mijn lezingen op scholen, om te laten zien: je kan ze opgeven, want ze lezen toch niet, maar je kunt ze óók benaderen.'

Een constante daarentegen is dat je altijd bij Podium bent gebleven.
'Maar dát is juist veranderd. In de tijd dat ik de literatuur ontdekte, waren schrijvers nog vaak honkvast. Ze waren trouw aan hun uitgever. Sterker, ik wist niet eens dat dat kon: overstappen. Pas toen ik andere schrijvers leerde kennen, bleek dat zij vanuit hun ontevredenheid over het uitblijven van succes of de gang van zaken dachten: bij die uitgeverij kan ik dit doen, krijg ik dat, beloven ze me zus of zo. En steeds vaker stappen ze daadwerkelijk over. Ook omdat de generatie na mij veel meer gewend is om zelf via sociale media reclame voor hun eigen werk te maken, en daarom met meer recht van spreken dan vroeger een uitgeverij kan aanspreken als ze niet actief genoeg hun werk aan de man brengen.'

Jij zult toch door andere uitgeverijen aanbiedingen hebben gekregen?
'Natuurlijk. Maar ik heb een ongelooflijk gevoel van loyaliteit. Podium is toch de uitgeverij die niet na twee boeken tegen me zei: jammer, dit gaat niet lukken. Hoewel ik nooit voor een groot verlies heb gezorgd, begon het pas bij mijn vijfde boek De tijger en de kolibrie te lopen. Ten tweede: als iets niet gaat zoals het hoort, steek ik eerst mijn hand in eigen boezem. Ik vraag me af: welke steken heb ik zelf laten vallen? Vanuit die houding heb je zinvolle gesprekken met je uitgever over wat zij kunnen en moeten doen. Ook denk ik dat iedere uitgeverij, als je het over twintig jaar bekijkt, het netto ongeveer even goed heeft gedaan, met wisselende accenten. Dan scoort die ene met promotie, omdat ze een lijntje met een tv-programma hebben. Dan heeft die andere een sterke redactie, waar de schrijvers in dat fonds zich prettig bij voelen. Maar na zoveel jaar komt het bij allemaal onderaan de streep op hetzelfde uit.'

Podium heeft goed gereageerd op jouw klachten?
'Het is zeker niet alleen pais en vree geweest, ik schaam me niet om dat te zeggen. Ik ben ook weleens gefrustreerd geweest dat de uitgeverij niet alles deed wat ik had gewenst. Maar wat moet je dan? Wegrennen? Nee. Ik ben niet van de school dat het gras aan de andere kant groener is. Ik wil redelijk zijn, altijd denkend: wat is er mogelijk? Ik begrijp dat Podium klein is en daarom scherp moet schieten. Ze kiezen zorgvuldig hun strategie uit. Als het dan mislukt, zijn er verder weinig middelen, terwijl grote uitgeverijen er dan nog een bak geld tegenaan kunnen smijten. Maar die schieten juist weer met hagel. Is het daar dan beter? Ik weet dat niet. Zo hebben de uitgeverij en ik steeds gesprekken over de mogelijkheden in een altijd veranderende markt, met – tot nu toe – altijd bevredigend resultaat. Joost is in ieder geval een uitgever die niet roept: "kan niet! mag niet!", maar denkt in oplossingen.'

Wat betekent het precies dat je 'redelijk' wil zijn?
'Ik heb altijd meegedacht met de uitgeverij. Ik heb in de beginjaren nooit het hoogste voorschot bedongen, omdat ik me er niet prettig bij voel als een uitgeverij er zelf bij inschiet. Dat is mijn achtergrond. Mijn vader zei altijd: "Wordt jij een jongen die later zijn handje ophoudt of ga je werken voor je geld?" Een voorschot dat niet wordt terugverdiend voelt als een gift waar ik geen recht op heb. Iets soortgelijks geldt voor marketingbudgetten. Ook dat moet redelijk zijn. Ik weet nog dat Joost voorstelde om te adverteren op de voorpagina's van kranten. Hij vond het daar het moment voor. Ik reageerde sceptisch: "Wat voor effect heeft dat eigenlijk?" Hij moest toen héél hard lachen. Zo vaak als hij was gebeld door een auteur die wilde dat er voor hem werd geadverteerd en hij de boot af moest houden met precies dezelfde zin: "Maar wat voor effect denk je dat dat heeft?"'.

'Geen idee. Joost belde mij vlak voor de bekendmaking – als eerste, omdat ik inmiddels de oudstgediende ben – en legde uit dat de slagkracht van de uitgeverij wordt vergroot en hij meer tijd zal hebben voor zijn schrijvers. Hij vond de overname goed nieuws. Ik ga ervan uit dat het dat is.'

Zelf viert Boogers zijn schrijversjubileum bescheiden. Op 2 november staat hij er – op verzoek van Podium – bij stil tijdens een middag in boekhandel Donner, waar enkele collega's hem toespreken. 'Ik hoop dat ze me niet alleen pauwenveren in de reet steken. Het mag ook een ouderwetse roast zijn. Maar ik hoop nog meer dat het niet alleen over mij gaat, maar dat het een viering van het boek en van de literatuur wordt.' Daarnaast is het jubileum een mooie aanleiding om de verkiezing voor Boekverkoper van het jaar in goede banen te leiden. Ook dat is immers een manier bij uitstek om het boek in de breedte te promoten.
'Daar werk ik heel graag aan mee', zegt hij dan ook. 'Ik vind het van het grootste belang om zo vaak mogelijk de boekverkoper een duwtje in de rug te geven. Dat móét je gewoon doen. Je kan wel fijn de schrijver willen uithangen, maar uiteindelijk moet iemand lijfelijk jouw boek overhandigen aan de lezer. Iemand moet tegen hem zeggen: "Weet je wat geweldig is? Dít boek." Boekhandelaren staan met de poten in de modder, elke dag weer. Mede door het pittige arbeidersmilieu waar ik vandaan kom, heb ik daar diep respect voor.'
Hij laat de keuze voor de winnaar aan de jury. De jury bezoekt alle genomineerde boekverkopers, hij kan slechts een dag met hen mee. Maar hij kent genoeg boekhandels – als klant en als schrijver die overal te gast is geweest – om er een mening over te hebben. 'Ik was vorig jaar in Amerika. De boekwinkels in San Francisco waren zo'n onderdeel van de gemeenschap. Er was van alles voor kinderen beschikbaar: alsof het mini-speeltuinen waren, maar dan met boeken. Actuele onderwerpen kregen veel aandacht: een hele kast over Black Lives Matter bijvoorbeeld. De buurt werd sterk bij activiteiten betrokken. In de koffiehoeken kun je er echt afspreken. Daar werd ik heel enthousiast van.'

Dat vind je even belangrijk voor Nederland?
'Zeker. Een boekhandelaar moet een duidelijk beeld hebben van wat hij wil met het boek. Hij moet het onderdeel van de gemeenschap maken. Niet alleen een bepaalde laag bedienen: de senioren die nog altijd lezen, maar ook die groepen die weinig lezen en niet snel boekhandels bezoeken. Hij moet ook aan anderen dan de elitaire bovenlaag tonen: het boek is van en voor iedereen. Dat klinkt idealistisch, vind je niet? Dan is de belangrijkste vraag: waarom klinkt het idealistisch? Omdat het in de praktijk achterblijft – de vele goede boekverkopers niet te na gesproken, die dit daadwerkelijk proberen. Ik snap dat er geld moet worden verdiend. Dus als er een populair sportboek of een nieuwe thriller verschijnt, legt een boekverkoper er stapels van neer en maak hij daar flink reclame voor. Maar dat mag nooit het enige zijn. Geef mensen de boeken die ze zoeken. Maar ook: bied aan. Voed op. Maak lezers die nog niet weten dat ze het zijn.’

Kun je een voorbeeld geven?
'Een winkel als Coelers in Rotterdam schiet me te binnen. Die werd gerund door een paar lieftallige dames. Ze deden veel voor de gemeenschap. Nodigden schrijvers uit – ja, mij ook – en hadden op die avonden naast een justje en een wijntje allerlei lekkernijen. Heel leuk. Dat ging lang goed, maar toch zijn ze dit jaar omgevallen. Dat bewijst dat je, nu het leesklimaat veranderd en het lokaal publiek is gekrompen, ook moet uitreiken naar iedereen in de omgeving. Dat je moet weten wat er leeft onder jongeren, wat er speelt op scholen, waar bibliotheken mee bezig zijn. Je moet weten wie wel en niet leest, met welke schrijvers je welke groepen aanspreekt, debat- en discussieavonden organiseren, een koffietafel verzorgen. Daarmee wil ik niet zeggen dat Coelers heeft gefaald. Het is ook ontzettend moeilijk om iedereen in dit dorp of in deze buurt aan het lezen te krijgen.'

Welke boekhandel doet wat jij beoogt?
'Ik was eens in Zutphen bij een avond van Someren & ten Bosch die ze hadden georganiseerd met een school. Daar zaten gewoon 150 jongeren. Te gek. Op zulke momenten denk ik altijd: het kán dus wel. En zo heb je meer boekverkopers die hun enthousiasme echt weten te verspreiden. Margreet de Haan [van 't Spui]. Arno Koek [van Blokker]. Monique Burger [van De Nieuwe Boekhandel], die jammer genoeg weggaat. Remco Houtepen [van Venstra]. Monique van Oosterhout [van v/h Van Gennep]. En dat zijn echt niet de enigen.'

In hoeverre hebben boekhandels bijgedragen aan jouw succes?
'Veel. Als iemand als Remco Houtepen achter je boek staat, staat hij er ook écht achter. Over mijn roman Alleen met de goden uit 2015 zei hij nog net niet tegen zijn klanten: "als je dit niet meeneemt, doe ik je wat aan." Maar hoe groot de rol precies is? Ik denk wel groter dan in het begin van mijn carrière, toen mijn werk ook goed verkrijgbaar was en steun van boekverkopers kreeg. Toen was de rol van de recensent belangrijker. Sinds het boekverkoperspanel van De Wereld Draait Door is de invloed van boekverkopers echter gegroeid. Begrijpelijk ook. Een recensent kan prachtig verwoorden waarom een boek wel of niet goed is, maar een boekverkoper praat de taal van de gemiddelde lezer die een winkel binnenstapt en argeloos vraagt: "Goed boek?" Lezers moeten worden aangejaagd. Daarom is het panel zo aangeslagen. Vlak daarna begon Gerda Aukes ook met de Boekhandelsprijs. Boekverkopers namen steeds meer het heft in eigen handen.’

Zijn boekverkopers in deze tijd noodgedwongen ook beter geworden in het aan de man brengen van boeken?
'Ik ging als jongen naar de boekhandel om de nieuwste boeken te kunnen lezen. Ik kocht niets, daar was ik te arm voor. Maar ik pakte iets wat me aansprak, ging op de trap zitten en verdween in andere werelden. Ik ben de boekverkoper nog dankbaar dat hij dat me liet doen – na even te hebben gecontroleerd dat ik de boeken heel voorzichtig opengeslagen hield. Nu zou diezelfde boekverkoper naar die jongen gaan om hem een boek aan te reiken: "Probeer dit eens". Die hulp is nog beter.'

Je hebt zelf inmiddels twee boeken geschreven over het belang om iedereen, maar met name jongeren, het boek te bezorgen dat voor hem of haar lijkt te zijn geschreven. Waarom?
'De lezer is niet dood is ontstaan uit een lezing over – met een vreselijk woord – ontlezing. Ik kreeg daar een vreemd applaus op. Zo van: "Yes! Eindelijk wordt het eens gezegd." Ik liet de tekst aan Joost lezen. Begreep hij dat enthousiasme? Hij zei toen dat deze discussie enorm leeft en dat we de lezing moesten uitgeven. Vorig jaar werd dat schotschrift opgevolgd door het pamflet Lang leve de lezer. Maar de emotie erachter heb ik al lang. Ik verzet me sterk tegen het cultuurpessimisme. Van die cynische artikelen waarin staat dat jongeren niet meer lezen, of dat een journalist ineens valt over een woord als ‘leesplezier’, alsof jongeren geen plezier aan lezen mogen hebben, enzovoorts. Dat cynische geluid steeds. Journalisten die zulke stukken voor een paar honderd euro schrijven zouden voor dat geld scholen moeten bezoeken en moeten proberen van jongeren lezers te maken. Want dat kan wel. Ik merk het iedere keer als ik er ben. En ook al breng je daar maar één jongere in aanraking met het boek, waardoor hij voortaan iets anders tegen de dingen aankijkt, dan heb je in mijn ogen het hoogste bereikt wat je kunt bereiken. Je hebt iemand bewogen.’

Geven steeds meer mensen de strijd voor het boek op?
'Het is een carrousel. Er zijn altijd mensen die het boek dood verklaren. Altijd wijzen ze daar er een andere oorzaak voor aan. Maar je het ziet verhaal gewoon voortleven – soms alleen in een andere gedaante, zoals nu het luisterboek.'

Ik bespeur juist een tegenbeweging. Een recent rapport van de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad zegt bijvoorbeeld net als jij dat de strijd voor het boek begint met leesplezier en dat je dat vergroot door ervoor te zorgen dat iedereen het juiste boek voor zichzelf vindt.
'Ik ken dat rapport niet. Maar het is waar, het begint in eerste instantie toch vooral met begrijpend lezen en leesplezier. Voor iedereen is er één boek. Je moet het zoeken en toe-eigenen. Voor mij als puber was dat de autobiografie van Mohammed Ali, die ik zag staan toen ik bij toeval in de bibliotheek kwam. Ik kende hem van zijn partijen op tv, was nieuwsgierig en er ging een wereld voor mij open. Zijn stem kwam tot leven. Dát is leesplezier: de ontdekking dat je jezelf in een boek herkent, waarna je op verkenning durft uit te gaan. Het onderwijs moet ruimte bieden aan zo’n verkenningstocht. Dat kan als het gedeelte voor literatuur zwaarder meetelt en een aanzienlijk percentage van het totale cijfer voor het vak Nederlands beslaat, zodat leerlingen, die vooral praktisch zijn ingesteld, aangemoedigd worden om het belang van hun inspanningen in te zien. De docenten zouden meer tijd aan literatuur moeten kunnen besteden. Het vakgebied, kortgezegd, moet op de schop.'

De docent moet zich net als de boekhandelaar opnieuw uitvinden?
'Ja. Ik heb veel docenten gesproken die aanhoudend met vuur en bevlogenheid de literatuur brengen. Bewonderenswaardig, zeker. Maar dat gebeurt wel in de marges van hun dichtgetimmerde lesprogramma. Moet dat niet anders? Waarom is literatuur niet het belangrijkste onderdeel? Het lijkt er bijna op of je niet van de Nederlandse literatuur mag houden. Dat voelt als een eigenaardig soort zelfhaat. We bestaan immers uit de verhalen die we maken, die we lezen, die ons raken. Vraag maar aan de boekhandelaar die als een fanatieke geloofsboodschapper het woord verspreidt. Je moet uitreiken.'
(Eerder gepubliceerd in Boekblad magazine 7/8, 2019)

Geen opmerkingen: