zondag 24 januari 2021

'Tekens van leven' - Frederik Willem Daem (De Lage Landen)

Met zijn debuutroman Tekens van leven bevestigt Frederik Willem Daem het beeld dat ook uit zijn verhalenbundel uit 2015 sprak: hij heeft onmiskenbaar talent, maar wil te veel tegelijk.


“Hoe het te zeggen?” Zo luidt de gewaagde openingszin van Frederik Willem Daems eerste roman Tekens van leven. Ja zeg, ben je geneigd te denken, ik lees dit boek omdat jij wel weet hoe “het’” te zeggen. Het voelt alsof de auteur zijn lezer begroet met een voorzichtige waarschuwing om niet te veel te verwachten. Misschien blijkt het lezen een teleurstellende ervaring. Hij weet het ook allemaal niet. Maar Daem is slimmer dan dat. De openingszin past – uiteraard – wonderwel bij het karakter van zijn hoofdpersoon: Andreas.

In het eerste fragment, dat functioneert als proloog, verwijst de zin naar de teloorgang van Andreas’ relatie. Hij was altijd zo dol op Hertjes sproetjes. “Ronduit schattig” waren ze. Maar: met de loop der jaren is door gewenning de betovering ervan gesleten. Hoe kan hij dat precies uitleggen? Het traditionele tellen van haar sproeten loopt uit in seks, maar met tegenzin. Hertje geeft alleen maar toe omdat dit nu eenmaal hun manier van doen is. De volgende ochtend is ze verdwenen. Hoe kan Andreas precies uitleggen wat er is gebeurd?

En hij weet het niet. Dat is de reden waarom Andreas in café De Kauw belandt. Hij voelt de intense pijn van het liefdesverdriet, maar kan er niet over praten. Niet met Hertje, niet met vrienden, niet met zijn collega’s van het reclamebureau. De enige manier waarop hij toch enige verlossing van zijn sores krijgt, is rondhangen in de kroeg. Beetje ouwehoeren over ongevaarlijke onderwerpen als sport, eten, het weer. Biertje erbij. En zo vooral nergens aan denken, tot sluitingstijd je dwingt de echte wereld onder ogen te komen.

Toch gaat Tekens van leven niet over Andreas. Niet echt. Hij is als personage in de eerste plaats een vehikel waarmee Daem zijn eigenlijke verhaal wil vertellen: de teloorgang van cafés als De Kauw, die geleidelijk aan uit het straatbeeld verdwijnen. Kroegen van om de hoek waar een toevallig mengsel van mensen uit de buurt aanspoelt omdat ze – zoals Andreas – op een of andere manier behoefte hebben aan zo’n plek, waar niemand iets van hen verwacht. Kroegen die worden verdrongen door concept bars, grand cafés en hippe tentjes.

Iedereen kent wel zo’n café. Een wat doorrookt hol waar het interieur bestaat uit aftandse meubels, verouderde posters en reclame voor biermerken aan de muur, en soms een biljart of een dartbord. Een tent ook waar alle stamgasten – de een nog verslaafder aan de drank dan de ander – elkaar van haver tot gort lijken te kennen. Het voortdurend herhalen van dezelfde gesprekken, het spelen van dezelfde spelletjes en het maken van dezelfde grappen, geeft hen de illusie deel uit te maken van een gemeenschap. Met de barvrouw als voorganger.

Daem heeft vaker de lof van zulke plekken bezongen. In zijn debuutbundel Zelfs de vogels vallen (2015) merkt de hoofdpersoon van het titelverhaal zijdelings over de Crown Victoria op: “Sommige mannen houden van [dit] soort kroegen waar lauw bier een garantie is, de aanwezigen nooit verrassen. Vaste klanten van de Vic zien zo wie er ontbreekt en laat de Vic nu enkel vaste klanten hebben. Zo’n keet waar stoelen worden opgeëist en er heringericht lijkt als hun eigenaars ontbreken. In de Vic kon je gemist worden als je nergens anders werd gemist.”

Daem zet dit type kroeg ditmaal centraal door Andreas – als snelle reclamejongen een atypische stamgast – uitgerekend hier een plek te laten veroveren. Stap voor stap wint hij het vertrouwen van de andere stamgasten en barvrouw Patricia. Hij doet fanatiek mee aan de eindeloze poolcompetitie, ook al verliest hij iedere keer. Hij springt een keer bij als Patricia hulp nodig heeft achter de tap. Hij neemt haar in vertrouwen. Tot hij het hoogste verwerft wat een stamgast kan verwerven: een uitnodiging voor het kerstfeest.

De sfeertekening van De Kauw en de mooi klein gehouden plot zijn fraai uitgewerkt. Het probleem met Tekens van leven is alleen dat Deam tegelijkertijd meer wil, zoals de proloog onbedoeld illustreert. Want Andreas is, in de tweede plaats, als personage wel degelijk opgezet als een zo realistisch en rond mogelijk psychologisch karakter, die in het reine probeert te komen met het einde van zijn relatie en de schuld die hij daar ook zelf aan heeft, door een ongelukkig slippertje met een collega van het reclamebureau.

Andreas’ verovering van De Kauw gaat daarom gepaard met uitgebreide flashbacks en zijsprongen. Hoe hij Hertje heeft leren kennen. Over de kat die vanaf het balkon naar beneden is gevallen. De webcamseks waar een collega hem wegwijs in maakt. De uitstap naar het internationale reclamefestival in Cannes. Enzovoorts. Maar het gekke is: beide verhaallijnen mengen niet met elkaar. Hoe meer je van Andreas te weten komt, hoe meer je je afvraagt wat iemand als hij in De Kauw te zoeken heeft. Het is als olie en water.

Misschien is het een gevolg van mijn vooroordelen over zulke kroegtijgers. Daem waakt ervoor om de stamgasten van De Kauw te veel achtergrond te geven. Daar praat niemand over. Het punt van vergetelheid zoeken is immers dat je niet wilt worden herinnerd aan de persoon die je bent. De enige over wie je meer te weten komt, is dan ook die ene stamgast die zijn gezicht al maanden niet meer heeft laten zien. Misschien hebben alle zatlappen daarom een vergelijkbare achtergrond als Andreas. Maar toch. Zou Daem Andreas’ aanwezigheid in de kroeg niet geloofwaardig moeten maken?

De onbalans die dat veroorzaakt, wordt versterkt door enkele korte verhalen die de auteur de afgelopen jaren in verschillende literaire tijdschriften heeft gepubliceerd en nu in zijn roman heeft gemonteerd. Ik herkende een verhaal over een zelfmoordterroriste die in het vliegtuig stapt dat ze zal opblazen. En een verhaal over twee Albanese broers die in Brussel doen alsof ze uit Italië afkomstig zijn, om hun pizzeria geloofwaardiger te maken. Geen slechte verhalen. Maar in deze context zijn het waterhoofden zonder relatie met de plot of de personages.

Tekens van leven bevestigt daarmee de indruk die Daems met de Debuutprijs bekroonde verhalenbundel al gaf: een schrijver die onmiskenbaar kan schrijven, maar zichzelf nog niet helemaal heeft gevonden. Zelfs de vogels vallen bevatte een reeks van tien verhalen – sommige intens en intrigerend (‘Kort bij de zon is het warm’), andere onevenwichtige probeersels (‘As seen on tv’) – die onderling zó anders van toon, idioom, reikwijdte en thematiek waren, dat je je afvroeg of de echte Frederik Willem Daem wilde opstaan.

Iets vergelijkbaars kun je zeggen over zijn eerste roman. Tekens van leven bevat fraaie passages. De seksscène in de proloog bijvoorbeeld, waarin mooi de subtiele aarzeling en lichte tegenzin voelbaar worden gemaakt die je ervan doen doordringen: dit is de laatste keer. Maar als geheel is de roman onevenwichtig, omdat de auteur er te veel in heeft willen stoppen: én een toogverhaal én een teloorgang van een liefde én een reeks kortverhalen Als het niet zo flauw had geklonken, zou ik hebben gezegd dat Daem nog niet weet “hoe het te zeggen”.

Geen opmerkingen: