Vorig jaar brak Johan Fretz met Onder de paramariboom door naar een groter publiek. Dit jaar is hij een van de auteurs van 3PAK, het geschenk voor de Boekenweek voor Jongeren. Een gesprek over zijn schrijverschap, leesbevordering en de openbare bibliotheek.
Als het aan hem lag, was Johan Fretz al op zijn dertiende gedebuteerd als schrijver. 'Toen had ik mijn eerste boek af. Dieper duiken dan de duisternis, over twee hackende pubers. Ik dacht heel naïef: het is klaar, nu wordt het uitgegeven,' vertelt hij in zijn Amsterdamse woonkamer, vlak voor hij de stad verruilt voor Haarlem. Hij gaf het manuscript aan Wim Daniëls, die – toen vooral bekend als jeugdboekenschrijver – was uitgenodigd op zijn middelbare school in Almere. 'Superbrutaal. Maar hij heeft het wel gelezen.'
Een paar weken later kreeg hij een reactie. 'Ik had talent, schreef hij me, maar dit zou niet worden uitgegeven. Het was nog niet rijp genoeg. Daar moest ik niet verdrietig over zijn. Ik was pas dertien, dus ik moest vooral doorgaan en dan kwam het vanzelf. Hij stuurde een boek mee over taal dat hij had geschreven. Heel aardig van hem.'
Uiteindelijk duurde het tot 2012 voor het eerste boek uitkwam van de inmiddels 34-jarige Fretz. Toen verscheen Fretz 2025, waarin de naar de auteur vernoemde hoofdpersoon op het punt staat minister-president van Nederland te worden en hij terugblikt op de weg daarnaartoe. In 2018 volgde Onder de paramariboom. In deze roman reist een 'dubbelbloed', zoals de half-Nederlandse, half-Surinaamse Fretz er zelf een is, voor het eerst naar het land van zijn moeder en zo beter grip krijgt op zijn identiteit.
Lang was hij zelfs niet eens in de eerste plaats schrijver. Na zijn studie aan de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunst Academie, afgerond in 2010, maakte hij jarenlang avondvullende voorstellingen met Marcel Harteveld. Dat had het effect dat hij als schrijver werd gezien als 'de cabaretier die ook schrijft' en als cabaretier als 'de schrijver die ook op het podium staat.' Het deed ook hemzelf twijfelen. Tien jaar lang deed hij zeer uiteenlopende dingen. Maar wat ben ik eigenlijk? Wat wil ik precies?
Onder de paramariboom veranderde alles. Aanvankelijk was de respons beperkt. Grotendeels genegeerd in de pers, matige verkoop. Maar Fretz was zelf erg blij met het boek. Dit was het verhaal dat hij wilde vertellen. En de mensen die de roman wel lazen, werden er echt door geraakt, bleek hem uit reacties. 'Vaak van mensen die zelf dubbelbloed zijn. De mensen uit mijn eigen linksige, elitaire bubbel begrepen juist niet dat onder lichtvoetigheid een serieus verhaal over identiteit schuil gaat – een thema dat nog steeds zeer actueel is.'
En toen kreeg hij, begin vorig jaar, voor de roman de Nederlandse Boekhandelsprijs. De verkoop schoot de lucht in: naar bijna 17.000 verkochte exemplaren. Hij werd overal uitgenodigd. En de filmrechten zijn verkocht. 'Soms vertelt het leven zelf je wel welke kant je op moet. Wat ik schrijf, lijkt steeds meer vanzelf zijn publiek te vinden. Terwijl mijn shows eigenlijk al jaren niet echt lekker liepen. Cabaret wordt gezien als "lachen, gieren, brullen", terwijl het niet is wat ik wil maken. Voor mij is de humor meer de bonus bij het verhaal dat ik op het podium wil vertellen.'
Hij heeft zichzelf daarom geherdefinieerd als 'toriman': iemand die 'tori's' wil vertellen, een begrip uit de Surinaamse cultuur dat verwijst naar verhalen die worden verteld bij het kampvuur. Verhalen die zijn gestoeld op de werkelijkheid, maar tot leven zijn gewekt met de verbeelding. 'De basis is voor mij nu het schrijven, maar in wezen doet het er niet toe in welke vorm je een verhaal vertelt. Het kan ook een podcast, film, theatervoorstelling of column worden.'
Door zijn eigen ervaring met Wim Daniëls weet Fretz hoe belangrijk het is als jongeren in aanraking komen met schrijvers. Hij zegde daarom direct toe toen hij door de CPNB werd gevraagd om een bijdrage te leveren aan 3PAK van dit jaar, het geschenk van de Boekenweek voor Jongeren. 'Zo breng je jongeren in aanraking met literatuur. Je laat zien dat schrijver zijn ook een optie is als beroepskeuze. Maar ook heel simpel: hoe tof het is om je onder te dompelen in literatuur. Dat kan hele werelden voor je openen.'
Daarbij, merkt hij terecht op, 'leent mijn werk zich wel voor een jong leespubliek. Het is beweeglijk en filmisch en er zit humor in. Het heeft een bepaalde lichtheid die verleidelijk werkt voor jongere mensen, die vaak het idee hebben dat literatuur alleen maar zwaar is. Tegelijk snij ik wel degelijk serieuze thema's aan. Dat komt bij jongeren ook meer binnen. Sowieso komen veel dingen bij jongeren veel directer en puurder binnen. Hun openheid maakt ze eigenlijk het eerlijkste publiek.'
Ook zijn verhaal Naar Mancora – ondertitel: 'een tori voor 3PAK' – getuigt van deze toon. Fretz geeft het woord aan de 21-jarige Benjamin die voor het eerst in zijn leven door Zuid-Amerika backpackt. 'Of backpacken nog steeds een dingetje is voor jongeren, weet ik eigenlijk niet. Maar mij sprak reizen op die leeftijd enorm aan. Het prikkelde mijn verbeelding. Op reis, dacht ik, kan ik lol beleven, nieuwe dingen zien, maar vooral de ultieme versie van mezelf zijn. Om dan natuurlijk te ontdekken dat die niet bestaat.'
Fretz' inzet voor de Boekenweek van Jongeren wil niet zeggen dat hij zich zorgen maakt over de ontlezing. 'En dan zeker jongeren voorhouden dat lezen goed voor je is? Ik heb niet zo'n affiniteit met die redenering. Jongeren die lezen toch al zien als "iets wat moet" – zelfs, destijds, door mij, die de hele tijd met schrijven en boeken bezig was – overtuig je daar ook niet mee. En het is onoprecht. Je wordt al gauw verdacht van dezelfde commerciële motieven als wanneer een slager zich zorgen zegt te maken over de ontvlezing.'
Voor hem is het veel simpeler: 'Lezen is gewoon te gek. Alleen niet voor iedereen. Sommigen hebben nu eenmaal meer met andere vormen van kunst. Prima. Het is alleen zonde als het wél iets voor je is, maar je wordt nooit gewezen op het bestaan ervan. Daarom moet je literatuur alleen maar aanbieden en verder niets. Dat is zo aardig aan het idee achter 3PAK. Je vraagt een paar relatieve jonge auteurs om een verhaal te schrijven. Dat laat je ze lezen. En dan komen ze ook nog langs om erover te vertellen.'
Zelf bewaart hij goede herinneringen aan die ontmoetingen. 'Ik vertel vaak over de weg die ik zelf heb afgelegd. Na Fretz 2025 kwam ik veel op tv. Totdat ik er heel ongelukkig van werd, omdat het niet langer over mijn werk ging, en ik er rigoureus mee stopte. Dat spreekt tot de verbeelding van jongeren, merk ik. Ze leven in een tijd waarin succes – het aantal volgers! – allesbepalend lijkt te zijn voor wie je bent. En ik vertel dat het helemaal geen vervulling geeft om op tv te komen. Dat alleen doen wat je echt wil, je je vervulling geeft.'
Het is tegen deze achtergrond niet verrassend dat Fretz op dezelfde nuchtere toon praat over de openbare bibliotheken van zijn jeugd. Ze waren de plek waar hij vond wat hij toevallig zocht. Niets meer, niets midner. 'Ik hield van lezen en daar had je boeken. Kopen was geen optie, wij hadden niet veel geld thuis. Je kon er ook tips krijgen: probeer dit eens, lees dat is. Het is natuurlijk een briljant concept: dat je alle boeken die uitkomen gewoon kunt lenen. Maar op je tiende of elfde ben je daar niet bewust van.'
Tot zijn tiende kwam hij in de bibliotheek van Dordrecht, daarna die van Almere. 'Het waren allebei fijne plekken. Als een soort huiskamers. Ik kwam er graag en veel. Niet alleen om te lenen, ook om te bladeren en een tijdje om te typen. Ik had een typdiploma gehaald, maar wij hadden geen computer thuis. De bibliotheek wel. Zat ik daar te typen terwijl op de computer alleen maar een catalogus had.'
Die tijd hield na zijn jeugd op. Sinds hij is verhuisd is hij nooit meer lid geweest. 'Ik kwam er nog wel om te werken. De Pintobibliotheek, de OBA op het Oosterdokseiland. Het was lekker om tussen de boeken achter je laptop te zitten. Maar dat hield na enige tijd ook op. Ik kom er nu alleen nog om op te treden. Het zijn vaak leuke plekken, zeker als ik na sluitingstijd of in een afgesloten ruimte kan optreden. En meestal wordt je hartelijk ontvangen en is het goed georganiseerd. En er komen opvallend veel mensen op af.'
Fretz vermoedt dat de jeugd nu niet meer op dezelfde intensieve manier gebruik maakt als hij destijds. 'Ik ben van de laatste generatie die zich nog kapot verveelde. Niets te doen, niets op tv – en dan ging je naar de bibliotheek om prikkels te vinden. Nu hoef je niet meer van je luie reet op te staan om prikkels te krijgen. Gelukkig zijn bibliotheken heel veel meer gaan doen. Sommige zijn echt cultuurcentra. Onderschat niet dat nog steeds veel mensen weinig geld hebben en daarom geen boeken kunnen kopen. Dan is een bibliotheek voor hen nog steeds een uitkomt om echt te kunnen lezen. Toch zal de bibliotheek minder populair worden dan hij was.'
(Eerder gepubliceerd in Bibliotheekblad)
zie ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten