woensdag 29 november 2017

Iemand die zich in dezelfde stroom bevindt als jij. Over 'De mensengenezer' van Koen Peeters (Ons Erfdeel)

Zoals zo veel andere auteurs besluit Koen Peeters zijn roman De mensengenezer met het bedanken van de personen die hem behulpzaam zijn geweest bij het schrijven, het verantwoorden van de bronnen die hem ten dienste stonden en het noteren van enkele slotopmerkingen. Alleen: dit noemt de auteur geen ‘dankwoord’ of ‘nawoord’, dat volgt op de vertelling. Nee, deze tweeëneenhalve pagina vormen hoofdstuk veertig. Het maakt integraal onderdeel uit van de roman.
Peeters onderstreept hiermee dat De mensengenezer draait om de bemiddelaar. Alleen via anderen kun je de kluwen van gedachten en gevoelens in jezelf ontwarren en zo jezelf en je bestemming vinden. Dat geldt voor de hoofdpersoon Remi die zijn lange zoektocht van de Vlaamse Westhoek naar een kleine nederzetting in de Congolese brousse uit de doeken doet. Dat geldt voor de verteller van De mensengenezer voor wie Remi zo’n bemiddelaar is. En dat geldt voor Peeters zelf, die zonder de hulp van mensen en boeken nooit tot de kern van deze roman had kunnen komen. Die ook hij heeft geschreven om zichzelf en zijn bestemming dichter proberen te naderen.
‘Voor iedereen die deze Congoroman goed wil begrijpen,’ waarschuwt hij in het laatste hoofdstuk, ‘ik wil met dit verhaal geenszins het zogenaamd zwarte, het primitieve, het hart van de duisternis in hen, in Afrika aanduiden, maar veeleer wil ik het scherp aanwijzen in ons. Dat betekent: in de lezer en in de schrijver. Want eenieder zoekt op elk moment van de tijd, op elke plaats ter wereld, zijn eigen duistere raadsels uit.’

Wat het duistere geheim van Remi’s leven is en wie hem op welke manier helpt om het richting te geven, maakt Peeters niet expliciet duidelijk. Een mens en zijn levenswandel zijn daar te ongrijpbaar voor. Niet voor niets benadrukt de verteller, die Remi’s verhaal optekent terwijl hij tegelijkertijd na veertig jaar alsnog de scriptie schrijft voor de man die ooit zijn professor was, herhaaldelijk dat hij de vinger niet achter de abstracte ‘grote gedachten’ krijgt die zijn leermeester op apodictische toon kan vertellen.
Het enige materiaal waar je betekenis aan kunt ontlenen – als lezer van deze roman, maar ook wanneer je andere mensen probeert te begrijpen – is zoals altijd de opsomming van kale feiten. Peeters beschrijft hoe boerenzoon Remi opgroeit in de Westhoek, intreedt bij de jezuïeten, zijn vorming ontvangt in de abdij van Drongen en het seminarium van Heverlee, als missionaris naar Congo vertrekt en eindigt in een dorp van de Yaka, waar hij de enige blanke is. Daar weet hij dat zijn zoektocht ten einde is. Hij kan terug naar België, uittreden en zijn werkelijke roeping volgen – als antropoloog en psychoanalist.
Wat hem heeft weggejaagd was een stem die hem aanspoorde mensen te gaan genezen. Hij groeide op in een zwijgzaam gezin, waar geheimen onbesproken bleven om zich te kunnen concentreren op het werk, te midden van de restanten van de Grote Oorlog: de bommen die werden opgegraven, de kerkhoven, de verhalen daarover. Hij voelde zich omringd door verwonde mensen, ook al waren die die al enkele decennia geleden gestorven. Aan zo’n stem moet een mens gehoorzamen. Maar hoe? Door het kader van katholiek Vlaanderen waarin Remi opgroeit kon hij de roeping om mensen te genezen maar op een manier invullen: als dienaar van god.
In werkelijkheid was er veel dieper in hem een ander zaadje geplant die hij moest laten ontkiemen om zijn leven nut en betekenis te geven. Dat zaadje kreeg hij van zijn oom Marcel, toen die hem vertelde over de Congolese soldaat Pius die hij had leren kennen tijdens de oorlog. Als Remi last had van kwade dromen, moest hij het geheime woord uitspreken dat Marcel van Pius had geleerd: carabouya. Het was een bezwering die hem genas: de eerstvolgende nacht had hij nergens last van. Korte tijd later wijst Marcel hem op de globe aan waar Pius vandaan komt.
Het is dit spoor dat Remi uiteindelijk volgt. Het begint met een zoektocht naar het onvindbare graf van Pius, het eindigt met een reis naar diens wortels. Hoe ouder Remi wordt, hoe meer hij te weten komt over Congo, de inwoners, hun in zijn ogen zo mysterieuze gewoonten. Pas als hij bij de Yaka is en tegelijk met de dood van zijn moeder een crisis doormaakt waarvan hij zelf moet worden genezen doordat de medicijnmannen in het dorp contact leggen met het onzichtbare en onzegbare, begrijpt hij op een even onzegbaar niveau de kracht van de bezwering.

Zoals in al zijn werk schuwt Peeters in De mensengenezer heldere richtingaanwijzers om het verhaal te duiden. Maar het verhaal zit vol spiegelingen, parallellen en verwijzingen die minstens zo veel aanleiding geven om te interpreteren als de beroemdste roman over een reis naar de binnenlanden van Congo: Joseph Conrads Heart of Darkness. Wat is bijvoorbeeld de verhouding tussen de zogenaamd troebele magie van Afrikaanse waarzeggers en de schijnbaar onwrikbare zekerheden van westerse priesters?
Peeters legt Remi ook meerdere fraaie theorieën in de mond waarmee je je eigen afkomst kunt begrijpen. Die over de geest, genius en daimon bijvoorbeeld. De geest is ‘de familiegeest die jou je leven beïnvloedt, genetisch maar ook door gesprekken en oude familiehistories.’ De genius is de plaatsgeest: de plek waar je vandaan komt en die je pas begrijpt als je ervan wegtrekt. En de daimon is natuurlijk de bemiddelaar die je op weg helpt. Iemand die, zoals Remi zegt, zich in dezelfde stroom bevindt als jij en je daarom kan aanraken.
De rijkdom van de gebeurtenissen en grote gedachten maakt De mensengenezer tot een wijs boek over afkomst en bestemming, dat zonder twijfel een hoogtepunt is in het oeuvre van Peeters. Het is de roman die daarom zélf de rol van bemiddelaar kan spelen. Want is niet iedere geslaagde roman – of werk van non-fictie, zoals blijkt uit Remi’s levensverhaal – een middel waarmee de lezer zijn eigen duistere raadsels onderzoekt? De mensengenezer deed dat in ieder geval voor mij.
(Eerder gepubliceerd in Ons Erfdeel 2017/4)

Zie ook:

Geen opmerkingen: