zondag 14 oktober 2018

Over 'Het wolfgetal' van Laura van der Haar (Ons Erfdeel)

ZELFS HET VERZORGPAARD IS EEN CONCURRENT

Het Wolf-getal, zo legt Wikipedia uit, “is een grootheid die het aantal zonnevlekken en het aantal groepen van zonnevlekken meet die zich op het oppervlak van de zon voordoen”. Het is genoemd naar de Zwitserse astronoom Rudolf Wolf (1816-1893) die als eerste de methode van berekenen bedacht die astronomen meer dan anderhalve eeuw later nog steeds hanteren. De wiskundige notatie van het Wolf-getal is R– naar zijn voornaam.
In Het wolfgetal van Laura van der Haar wordt dit niet uitgelegd. Sterker: de eerste roman van de Nederlandse schrijfster die in 2014 debuteerde met de dichtbundel Bodemdrang, bevat er geen enkele verwijzing naar. Je moet bij gebrek aan sterrenkundige kennis zelf op zoek.
Als je eenmaal weet hoe en wat, kun je niet anders dan concluderen dat Het wolfgetal een treffende titel is. Het getal is een perfecte metafoor voor de roman – waarover verderop meer. Het onderstreept ook het taalgevoel dat Van der Haar vierhonderd pagina’s lang tentoonspreidt. Het wolfgetal: dat klinkt intrigerend, stoer, onvermijdelijk. Het is een titel die past bij een instant-klassieker die het in zich heeft om uit te groeien tot een bestseller die het enigszins verwante Het smelt van Lize Spit (ook een debuut) naar de kroon steekt.
Het wolfgetal gaat over een intense vriendschap tussen twee jonge meisjes in een dorp tussen de Hollandse plassen. De vertelster, die nergens een naam krijgt, is er een uit duizenden. Ze groeit op in een kerngezin: vader, moeder, jonger broertje. Ze gaat elke dag naar school. En ze heeft een paar hobby’s, zoals een “verzorgpaard” dat ze regelmatig in de manege gaat kammen. Ze is een meisje dat – zonder zich daarvan bewust te zijn – wacht tot ze naar de grote stad kan verhuizen om te studeren. Dan zal het leven voor haar beginnen.
Als de vertelster een jaar of elf is ontmoet ze echter Vikki. Zij is de verpersoonlijking van het imaginaire vriendje dat ze op een jongere leeftijd had kunnen hebben als wapen tegen het eindeloze voortslepen van steeds eendere dagen. Vikki is wild, avontuurlijk, ideeënrijk, vrij, enthousiast. En: volledig op haar gericht. Ze schrijft de vertelster elke dag briefjes, belt voortdurend op, sleept haar overal mee naartoe. Het leven wordt dankzij haar één grote belevenis. Alsof het, gevuld met oneindig veel sensaties, toch al eerder is begonnen.
Maar: Vikki heeft tal van problemen. Haar moeder is te druk met haar esoterische dromen om zich te bekommeren om haar of zelfs maar aandacht aan het huishouden te besteden. Haar vader is helemaal afwezig. Hij is dood, bezweert Vikki. Later blijkt hij met een nieuwe vrouw in de stad te wonen. Dat tekort aan ouderlijke liefde compenseert ze door met wilde, niet zelden seksuele uitspattingen de aandacht te trekken. In de eerste plaats van de vertelster, die Vikki volledig voor zich opeist. Ze duldt geen concurrentie. Niet van de vertelsters klasgenote Margje, zelfs niet van het verzorgpaard.
Het Wolf-getal is dus “het aantal vlekken en groepen van vlekken” op de zon die Vikki voor de vertelster is. Een aantal dat in de loop van de roman groeit – tot het onherroepelijk misgaat.

De kracht van deze roman zit in de spanning tussen de onbekommerde naïviteit van de vertelster en de levenswijsheid van de lezer. De ik-persoon is zo jong dat zij niet ziet dat de vriendschap met deze drop-out haar uiteindelijk meer slecht dan goed kan doen. De volwassen lezer wel. Wat onschuldig – in de allereerste scène – begint met Vikki’s aansporing om haar kutje te ontdekken, wordt steeds erger. Tot het punt dat Vikki haar vertelt met welke lelijke jongen ze moet oefenen in neuken. En al die tijd denk je: doe dat nou niet.
Van der Haar heeft dat schitterend uitgewerkt. De opeenvolging van losse scènes, geschreven in de tegenwoordige tijd, geven het boek een grote directheid. Juist het feit dat de scènes bij elkaar geen plot vormen, doet de spanning geleidelijk oplopen. De psychologische geloofwaardigheid van de personages wordt een aura van universaliteit verleend doordat er amper namen worden genoemd. En de talrijke details die een grondige research verraden, roepen de jaren 1990 levendig op, met de rages en muziek die het leven van de jeugd beheersten.
Helaas is de auteur een stap te ver gegaan door de scènes af te wisselen met zinsneden uit een forensisch rapport en, als het drama zich heeft voltrokken, een verslag van een intakegesprek voor psychodiagnostisch onderzoek. De zinsneden zijn misschien bedoeld om ritme aan de tekst te geven, maar komen over als onzekerheid. Alsof de auteur, die in de hele roman nooit te veel vertelt, er toch niet op durfde te vertrouwen dat de spanning tussen Vikki en de ik genoeg was. Alsof de lezer meteen moest weten dat het uiteindelijk grondig fout loopt.
En dat terwijl Van der Haar er wél knap in slaagt om de ware toedracht van het drama in het midden te laten. Zo wordt Het wolfgetal geen irrelevante whodunnit, maar blijft het een psychologisch portret van een even alledaags als kwetsbaar meisje. Het is hier niet de plaats om te onthullen wat er precies gebeurt, maar de auteur blijft haar gekozen perspectief trouw. Je krijgt alleen te weten wat de vertelster weet. Helemaal op het einde geeft een personage bijna enige toelichting, maar houdt zich toch in. En daar moet je het mee doen.
Het zij zo. Laat Het wolfgetal dan niet honderd procent geslaagd zijn, dat biedt ruimte aan de hoopvolle gedachte dat Van der Haar nog tot veel meer in staat is.

Zie ook:

Geen opmerkingen: