woensdag 11 maart 2020

Interview: Hans Boland – 'Wat een abnormaal mooi boek!' (Bibliotheekblad)

Een zo goed mogelijke Nederlandse tekst schrijven. Dat is de eerste opdracht van een vertaler, vindt Hans Boland – en moeilijker dan het lijkt, omdat sommige vertalers elkaar willen bewijzen dat ze hun taal kennen. 'Dat is de kunst van vertalen: de juiste balans vinden.'

Hans Boland denkt er geregeld met plezier aan terug. Aan het einde van zomer liep hij 's avonds over straat. Een jonge twintiger, die stond te morrelen aan zijn fiets, keek hem op zo'n manier aan dat hij zich gedwongen voelde te vragen: 'Kennen wij elkaar?' Waarop de jongen antwoordde: 'U bent toch die vertaler? Ik heb net Anna Karenina gelezen. Wat een abnormaal mooi boek!'
Dáár doet Boland het voor. Gewone lezers overtuigen dat de Russen die hij heeft vertaald – Tolstoi, Poesjkin, Lermontov en anderen – zulke schitterende boeken schreven dat je er helemaal verslingerd aan kunt raken. 'Zelfs een roman in verzen als Jevgeni Onegin van Poesjkin. Mijn neef, helemaal geen lezer, pakte het een keer op een avond uit de kast en las het in één ruk uit.'
Hij bewerkstelligt dat effect door de oorspronkelijke tekst om te zetten in een Nederlands dat je doet vergeten dat het boek eigenlijk in het Russisch is geschreven. 'Iedereen weet dat de verhalen van Tsjechov zich in een ander land en in een andere tijd afspelen. Dat is genoeg. Je moet ook niet worden teruggeworpen door een Nederlands waarin een vreemde taal doorschemert.'
'Authentiek Nederlands' streeft hij na, in tegenstelling tot het Vertalersnederlands dat hij zo vaak aantreft in vertalingen uit het Russisch. 'In het buitenland is het vanzelfsprekend dat een vertaling in de eerste plaats onberispelijk Engels of Duits is. Hier niet. Hier is het alsof je bij de juf of meester de indruk wil wekken dat je weet wat er in de oorspronkelijke tekst staat.'

Het was Anna Achmatova die Boland (1951) als derdejaars student slavistiek tot vertalen aanzette. 'Dát was nog eens echte poëzie, dacht ik. Ik had er voortdurend mijn mond van vol. Maar niemand kende die gedichten. Ze waren tot het einde van de Sovjet-Unie ook taboe in Rusland. Daarom ontstond de wens ze te vertalen: om ze aan mijn vrouw en mijn vrienden te kunnen laten lezen.'
Acht jaar werkte hij aan deze teksten. Meestal tijdens lange fietstochten. 'Ik stopte eerst een gedicht in mijn hoofd: een paar keer lezen, en dan kende ik het. En onderweg dacht ik na: hoe kon ik alle elementen uit het Russisch omzetten in het Nederlands zonder een element toe te voegen of een element weg te laten? Ik wilde dus ook het rijm en metrum overbrengen.'
Dat gold in die tijd als hopeloos gedateerd. 'Rijm? Metrum? Dat was vies en achterhaald', smaalt Boland. 'Je vertaalde de inhoud – of zo nodig alleen de vorm, maar zeker niet allebei. Ik vind vorm en inhoud echter onlosmakelijk met elkaar verbonden. En ik merkte: hoe meer ik die in mijn Nederlandse tekst probeerde te krijgen, hoe preciezer ik ook de inhoud kon overbrengen.'
Na Achmatova wilde Boland nooit meer iets anders dan vertalen – zó verknocht was hij geraakt aan het oppoetsen van alle schoonheid en gruwel die in de rijke klassieke romans aantrof. 'Ik denk nog iedere ochtend als ik opsta: fijn, ik mag weer. Daarom ben ik blij, nu ik de zeventig nader, dat dit werk is dat je op mijn leeftijd net zo intens kan blijven doen.'

Sinds zijn debuut heeft Boland een reputatie opgebouwd als dé vertaler van de klassieke Russische literatuur. Dat komt boven alles vanwege de titels op zijn cv en de kwaliteit van zijn werk, maar ook omdat hij onomwonden kritiek spuit op collega's. Media smullen daarvan. De vertaler zat daarom tot twee keer toe bij verschijning van een nieuwe vertaling bij De Wereld Draait Door.
Boland verwijt zijn collega's te vertalen voor elkaar. Ze willen laten zien dat ze de tekst goed begrepen hebben. 'Dan krijg je zinnen zoals ik in een nieuwe Tsjechov-vertaling vond: "Door de hele kamer loopt van hoek tot hoek een waslijn." Niemand zegt dat zo. Waarom daar niet van maken: "Dwars door de kamer was een waslijn gespannen"?'
Bijna iedereen leest bij zulke zinnen gedachteloos door. Je begrijpt immers wat er staat. 'Maar onbewust werkt het door. Want als je na afloop een boek met zin na zin zulke taal dichtslaat, denk je sceptisch: is dit nou die geweldige Tsjechov? Dan ben je als vertaler toch je doel voorbij geschoten. Het doel zou moeten zijn dat de Nederlandse tekst net zo meeslepend is als het origineel.'
Neem Dostojevski, van wie Boland begin dit jaar de vertaling van Misdaad en straf publiceerde. 'Dostojevski schrijft prachtig Russisch, waarin je wordt meegesleurd als door een lawine, maar in het Nederlands had hij vaak iets onbeholpens. Daarom was hij bij ons ook nooit zo populair als in de rest van de wereld. Hij had gewoon zijn vertaler voor het Nederlands nog niet gevonden.'

Zelf gaat Boland tamelijk ver om een tekst in onberispelijk Nederlands te scheppen. Hij schroomt niet van het origineel af te wijken als dat nodig is. 'In het Russisch kun je in één zin de woorden "maar" en "echter" gebruiken, om een extra klemtoon te leggen. Maar in het Nederlands is dat fout. Stilistisch is het ook lelijk. Dus: weg met dat overbodige "echter".'
Dat levert hem op zijn beurt kritiek op van andere vertalers. Hij geeft als voorbeeld het Russische woord voor 'slank'. 'Ik vertaal dat als 'mager' of 'dun'. Dan zou ik een fout maken. Nee. Ik maak die keuze omdat dát het gevoel is dat Russen hebben bij dat woord. Ikzelf heet in Nederland ook slank, maar in Rusland ben ik zelfs een keer "uitgeteerd" genoemd.'
Ook verbetert hij fouten, schaaft hij kleine stilistische onvolkomenheden glad en gebruikt hij woorden die zijn vaak 19e eeuwse auteurs onmogelijk hadden kunnen gebruiken. Simpele woorden als: oké. 'Ik weet heel goed dat ze dat niet zeiden in 1878, maar als dat beantwoordt aan de bedoeling van de brontekst werkt dat beter dan een zogenaamd letterlijke vertaling.'
Krijgt een 19e eeuwse Russische roman dan geen anachronistische vertaling? 'Zeker niet. Sla Dostojevski of Tolstoi maar open. Het is 's nachts donker op straat. Ze reizen per koets. En zo zijn er nog honderden details waarmee je automatisch in die tijd bent. Natuurlijk moet het ook niet aanvoelen als een hedendaagse historische roman. Maar dat is de kunst van vertalen: de juiste balans vinden.'

Hoe dan ook hebben de meeste mensen geen idee van het werk van de vertaler, merkt Boland. 'In de tijd dat ik aan de universiteit werkte, hadden we een bolletjestypemachine van IBM, waarop ook het cyrillisch alfabet zat. Soms meldde zich dan iemand: of wij een tekst even in het Russisch konden vertalen? Alsof we de Nederlandse tekst tikten en er Russisch uitkwam!'
En waarschijnlijk denken in wezen veel mensen nog steeds zo. 'Tot je hen vertelt wat vertalen eigenlijk is. Ik geef vaak lezingen aan leken. Voor je het weet, hangen ze aan je lippen – totaal gefascineerd. Dat komt omdat vertalen gaat over taal. Iedereen gebruikt taal. Zonder zouden we niet kunnen leven. Taal is als zuurstof. En daarom is iedereen onbewust geïnteresseerd in vertalen.'
Eigenlijk zouden daarom meer vertalers lezingen over hun werk moeten geven – bijvoorbeeld in de openbare bibliotheek, die hun werk vaak uitgebreider en langer aanbieden. 'Vertalers zijn erg gedreven. Maar vertalen is ook nog meer dan schrijven een solitaire bezigheid, en dat trekt al gauw wat mensenschuwe types aan. Zet er vijf bij elkaar in een colloquium en er komt nog bijna niets uit.'
En dus zal het grote belang van vertalen wellicht altijd onzichtbaar blijven. 'Vertalers zijn nu eenmaal de postpaarden van de beschaving, zei Poesjkin. Zo vanzelfsprekend dat je nooit over ze nadenkt, maar van essentieel belang voor het functioneren van de maatschappij. Iets wat de computer nu is. Daarom heeft het mij altijd het gevoel gegeven bijzonder werk te doen.'
En als dan af en toe iemand zegt dat dat leidt tot 'abnormaal mooie boeken' in het Nederlands, is dat genoeg.
(Eerder verschenen in Bibliotheekblad, november 2019)

Geen opmerkingen: